0
K
5
k
^otiffNVRyr
Wie wil Manusama op zijn kop slaan? Niemand!”
figuur’
Tamaela
een circus-
.Nederland
wil jullie
kwijt’
M V/ i .a.
WlKSEmuTIOMRCK
I
I
door Bob Mantiri
6
Prins Bernhard
Klaagbrieven
Bedelaars
Gevangenkampen
ZUIDMOLUKKERS
MEWRENZULLEN100O-.W
It
19
4
iedl
1
hoofdpijn van ,die RMS-kerels’
k
Theo Thenu (links) en Noes Solissa
■ld
Generaal Lopulisa krij gt
Een dialoog met de RMS ziet hij
niet zitten. „Wat moet je dan, je gaat
jullie praten als mens, als persoon.
Jij als een jonge man, ik als een oude
man. We kunnen praten als broer,
als vader en als neef”.
„Als jullie hier komen met de be
doeling om formeel over de RMS te
gaan praten, dan kunnen jullie beter
het eerste het beste vliegtuig naar
Nederland pakken. Zet dat maar uit
je hoofd. Wij praten niet over de
RMS. Die bestaat niet”.
over de RMS praten. Wat dan? Komt
er een RMS-vlag op Ambon. Nee
toch”. Na dertig jaar kun je volgens
hem niet meer spreken van een poli
tiek probleem. „Het is een menselijk
probleem. De oudere Ambonnees
wil terug naar zijn stamland; daar
sterven. Dat kan. De jongeren zijn
ook welkom, als ze maar de RMS
opgeven en bereid zijn om mee te
helpen aan de opbouw van het land.
Op die basis kunnen we gaan pra
ten. Maar niet over de RMS. Die is 25
jaar gaan slapen in Holland. Tamae-
la is een circusfiguur. Ik heb hem in
Rotterdam zien optreden. Mooi, met
zoveel strepen op zijn mouw. Als hij
zich een echte generaal voelt, moet
hij naar Ambon gaan en er vechten
voor de RMS. En niet in Holland
gaan zitten schreeuwen”.
Generaal Tamaela in het middelpunt van
de belangstelling op een bijeenkomst ter
herdenking van het 25-jarig bestaan van
de Vrije Republiek der Zuid-Molukken.
Nogmaals benadrukt Lopulisa te
genover Noes en Theo dat hij graag
om de tafel wil zitten met de broe
ders en zusters in Nederland. „Pra
ten van Molukker tot Molukker, niet
van RMS’er tot Indonesiër. Dan
gaan wij op de vuist. En wie lacht er
in zijn vuistje”, zegt Lopulisa. „De
belanda’s, ze lachen zich kapot wan
neer de inlandse Ambonnees gaat
vechten met de Hollandse Ambon-
Over de Nederlandse maatschap
pij heeft de generaal zo zijn beden
kingen. „Ik kijk wel uit om mijn
zoon voor zijn studie naar Neder
land te sturen. Ik stuur hem liever
naar Zuid-Amerika. Kijk maar naar
prins Bernhard, met wie ik onlangs
nog heb gegolfd. Hij zegt tegen mij,
„ik ben een gevangene in mijn eigen
land. Het hele militaire apparaat
staat paraat wanneer ik wil gaan
golfen. Overal waar ik ga, lopen
agenten van de veiligheidsdiensten
mij voor de.voeten. Die prins is ook
niet happy met de vrijheid-blijheid
mentaliteit in Nederland”.
De militair salueert. Dat is de taal
van de militair. We hebben hier oefe
ningen gehad met belanda’s, Neder
landers. Het was erg moeilijk voor
ons”.
Nu valt de zwijgzaamheid van de
twee Molukkers de generaal pas op.
„Waarom zeggen jullie niets. Waar
om praten jullie niet”, vraagt hij
hun, maar moest toch nog even een
opmerking kwijt voor hij ze aan het
woord wilde laten. „Als jullie stre
ken willen uithalen, kunnen jullie
het liever hier in Indonesië doen.
Dat is veel lolliger dan in Holland. In
Holland heb je de ballen”.
Theo begint voorzichtig een vraag
te formuleren. „Het RMS-probleem
is er nu eenmaal”, zegt hij wat
schuchter. „Al dertig jaar. daar kun
nen wij nu niet omheen. Misschien,
misschien dat een dialoog een bij
drage kan zijn om elkaar weer wat
beter te leren begrijpen?”.
„Kijk”, zegt Lopulisa, „een dia
loog is natuurlijk wel leuk, maar het
lost het probleem niet op. Het pro
bleem is technisch. Wat is de status
van de Ambonnees na dertig jaar in
Nederland. Is hij nog Indonesiër, of
voelt hij zich Hollander. Wat wil hij?
Indonesiër worden, of Nederlander.
Wil je Indonesiër worden, dan is dat
geen probleem, maar een admini
stratieve kwestie. Maar als je je
RMS’er voelt, ja dan wordt het moei-
lijker”.
Lopulisa stelt het bezoek van Noes
en Theo als voorbeeld van een begin
van een dialoog. Je hoeft er niet
speciaal voor om de tafel te gaan
zitten, meent hij. De Molukkers in
Nederland kunnen als toerist Indo
nesië bezoeken en met andere Am-
bonnezen hier gaan praten. Als ik in
Nederland ben, dan praat ik met
mijn familie niet over de RMS; er
zijn zovele gemeenschappelijke din
gen om over te praten. Waarom gaat
Manusama niet op die basis met
Manuhutu (de eerste president van
de RMS, red.) praten, vraagt hij.
nog maar één gevangenis en die
staat in Ambonstad”, zegt hij. „Is er
wel een gevangenkamp geweest?”,
vraagt Noes. „Ja, vroeger. Maar
„Kijk”, zegt Lopulisa tegen de
twee radicale Molukkers uit Boven-
smilde, „ik weet precies wat er alle
maal in Nederland gebeurt. Wij wor
den op de hoogte gehouden; niet
alleen via de officiële kanalen, maar
ook van de kant van de RMS. Van
jongens die mij vragen: wat moeten
wij doen?”.
Uit zijn bureaulade haalt de gene-
Als de RMS-topmannen in Indo
nesië waren gebleven, hadden zij
volgens Lopulisa misschien carrière
gemaakt. „Kijkt u maar naar me
neer Tahya. Hij was vroeger adju
dant van de Koningin, rechterhand
van generaal Spoor. Wat is hij nu?
Topman bij Caltex. Van de RMS’ers
in Holland, wie heeft het zo ver
geschopt in de Nederlandse maat-
nees”. Lopulisa, een karate-expert,
waarschuwt dat hij er als eerste op
los zal slaan wanneer de Molukkers
het in hun hoofd zouden halen om
„rotzooi te trappen in Indonesië”.
Honderd gulden, elke week. Hier
in Indonesië gaat een Ambonnees
dood aan de kant van de weg. Liever
dat, dan te gaan bedelen. Al hebben
de Ambonnezen het hier beroerd, zij
zullen zich niet verlagen tot bede
laars. Daar zijn wij te trots voor”. De
Ambonnees is niet alleen trots, maar
ook loyaal. Heeft hij eenmaal trouw
gezworen aan de Koningin, dan
blijft dat tot zijn dood. „Al kent hij
die hele Koningin niet”.
Noes en Theo horen het verhaal
van generaal Lopulisa zwijgend
aan. Ze vertrekken geen spier, lijken
weinig onder de indruk van de
krijgshaftige woorden van de gene
raal. Wij hebben Lopulisa al eerder
ontmoet. Dat was in Menado, in het
Kawanua-city hotel. Lopulisa lo
geerde daar in een suite tegenover
onze kamers. Toevallig liep ik in de
gang toen de generaal, geëscorteerd
door twee lijfwachten, langs de ka
mer liep van Noes en Theo. Ik ving
de woorden op: „Ini anak jang bron-
tak-brontak” (zijn dit nou de jon
gens die zoveel moeilijkheden ver
oorzaken?).
Wij vragen de generaal wat er
waar is van de berichten over een
gevangenkamp voor RMS’ers in
Waay, op het eiland Ambon. Lopuli-
Voor de Nederlandse legerleiding sa ontkent dat ten stelligste. „Er is
is het volgens hem een probleem dat
soldaten lang haar dragen en met
haarnetjes lopen. Dat ze niet meer
salueren. „Vrijheid, blijheid”, zegt
Lopulisa schamper. „Zelfs in de vroeger was heel Ambon een kamp,
burgermaatschappij zeg je goede Het hele eiland was één gevangenis
morgen als men ergens binnenkomt, kamp toen ik daar garnizoenscom-
schappij. Wie? Noem mij een gene
raal, noem mij een minister, noem
mij ,een klootzak die daar carrière
heeft gemaakt. Ze leven er allemaal
van de steun. Er wordt voor hen
daar een situatie gecreëerd waarin
zij niet meer hoeven te werken,
maar alleen maar herrie trappen.
Wat is er geworden van de trotse
Ambonnees? Het zijn bedelaars ge
worden in Nederland. Ik word
kwaad als ik dat zie. Sinds wanneer
moet de Ambonnees zijn handje op
houden?
Generaal Leo Lopulisa, een van de drie Molukkers die militair
commandant zijn geweest op Ambon (voor de rest vertrouwt Jakarta
die gevoelige taak alleen toe aan Javanen), was van het begin af
aanhanger van Soekarno, republikein. Nu is hij bevelhebber van het
strategische commando van de Indonesische strijdkrachten (Kostrad).
de functie die generaal Soeharto bekleedde voordat hij president werd
Het gesprek met deze generaal, die een belangrijke rol speelde bij
het oprollen van het RMS-verzet, was het laatste gesprek dat Noes en
Theo hebben voor ons vertrek naar Nederland. We spraken met
Lopulisa in Jakarta. Hij is een „Ambon-kaart”, zoals dat op Ambon
wordt genoemd. Hij kan Ambon op de kaart aanwijzen, maar heeft er
nooit gewoond. Behalve gedurende de weken dat hij Soumofil en zijn
aanhangers kwam bestrijden.
Lopulisa, die binnenkort bevor
derd wordt tot luitenant-generaal (3-
sterrengeneraal), meent dat de Ne
derlandse regering erop uit is de
Zuidmolukkers het land uit te wer
ken. „Nederland wil jullie kwijt. Ze
vinden jullie schreeuwlelijkerds,
vechtersbazen en moordenaars.
Weg met die Ambonneesjes, weg,
weg, weg. Ze zitten nog met een
ander probleem in hun maag: die
Surinamers. En om jullie kwijt te
raken, wil de regering daar graag
voor betalen”.
Uiteindelijk is generaal Lopulisa
ook voorstander van de dialoog met
het in zijn ogen wat zielige
'groepje Molukkers dat in Nederland
is terechtgekomen. Voor hun poli-
tieke ideeën heeft hij echter niet veel
sympathie. „Ik krijg hoofdpijn van
die kerels”, zegt hij. „Als jullie over
politiek willen spreken, forget it.
Maar verder, natuurlijk, ik kan met
i Kort voor ons gesprek hebben we
uit Nederland gehoord dat ir. Manu-
I sama in het voetspoor van Theo
en Noes ook Indonesië wil bezoe
ken, mits zijn veiligheid kan worden
gegarandeerd. Lopulisa is de hoog-
ste Molukker in Indonesië. We vra
gen hem wat hij vindt van een derge
lijk bezoek. „Wie is hij, dat hij dat
eist”, zegt Lopulisa verontwaardigd.
„Wat denkt hij dat hij is? Wie kent
hier, in Indonesië, Manusama? Hij
I interesseert mij geen bal. Wat is Ma-
nusama, deze ouwe heer, dan wel?
i Wie wil hem op zijn kop slaan?
I Niemand!” Hij wil politieke ge-
I vangenen opzoeken, vertel ik. „Hij
gaat zijn gang maar”, zegt Lopulisa.
„De meeste politieke gevangenen,
die zitten gevangen door dat geou-
I wehoer van de RMS, die mensen die
I al hun familieleden brieven sturen
als RMS-mensen. Aan de hand daar
van worden ze opgepakt. Ze krijgen
brieven: je bent aangesteld als lid
van de RMS, om het RMS-verzet te
gaan organiseren. Zo’n vent is daar
mee toch genaaid? Er zijn er niet
veel, maar die mensen zijn toch
slachtoffer van de politieke flauwe
kul van zijn familieleden in Neder
land? Als ik dus een brief krijg, een
of andere aanstelling van een of
andere gekke Tamaela, die mij
I schrijft: je wordt commandant daar
I en daar, wil je even het hele verzet
op de Molukken organiseren, dan
ben je toch genaaid. En dat is echt
gebeurd!”.
j raai een map vol brieven uit Hol
land. De inhoud blijkt, voor zover
we kunnen zien, voornamelijk te be
staan uit klaagbrieven over pensi-
oenproblemen van voormalige
KNIL-soldaten. „Dat is van jullie
mensen, RMS’ers in Nederland”,
zegt hij tegen Theo en Noes. „Hier
bijvoorbeeld, uit Opheusden. Alle
maal klaagliederen waar ik niets
mee kan doen”.
Generaal Lopulisa pakt een map vol brieven uit Holland. „Dit is van jullie mensen RMS’ers in
Nederland" zegt hij tegen Noes en Theo
mandant was. Maar ik kan met de
hand op mijn hart verklaren dat er
nu beslist geen RMS-gevangenkamp
is.
Worden er wél mensen opgepakt
die RMS-sympathiën hebben, vra
gen wij voorzichtig. De generaal
lacht. Zo zij er zijn, dan zullen zij dat
toch niet uiten. Ze worden niet opge
pakt, neen. Zij krijgen een pak ram
mel van een andere Ambonnees.
Men wil over het algemeen niet over
de RMS praten, want, ik heb het al
eens gezegd, de RMS bestaat niet.
Ja maar, zo werpen we hem voor
de voeten, je kunt misschien je
RMS-sympathieën niet uiten, maar
dat wil niet zeggen dat het daar niet
leeft? Niemand durft er openlijk
voor uit te komen uit vrees in de cel
te belanden of in mekaar te worden
geslagen door de buurman?
Lopulisa: „Ja, als je dat niet durft
te uiten, dan kun je ook niet zeggen
dat het leeft. Dit is nou het onlogi
sche, de irrelevantie. Men praat over
de RMS, maar er is geen RMS in
Indonesië. Al zegt men dat men hier
niet gelukkig is, men ontevreden is
omdat men niet genoeg verdient, of
wat dan ook. Dat is wel mogelijk.
Maar over de RMS praat men niet.
Men moet deze twee dingen goed uit
elkaar houden”.
Denkt u dat er grote ontevreden
heid is onder de mensen op de Mo
lukken, vraagt Noes.
„Politieke ontevredenheid? Nee,'
ik geloof het niet. Wel ontevreden
heid over de sociaal-maatschappe-
lijke situatie. Maar dat vind je niet
alleen op Ambon, maar overal in
Indonesië.
Waarom is er op de Molukken
geen Ambonese goeverneur? Lopu
lisa: „Zoek er maar een die daar
geschikt voor is. Iedereen wil dat
wel, je hebt er zoveel in Jakarta die
denken goeverneur te kunnen zijn
op de Molukken. Ze hebben alleen
de ambitie om dat te worden, maar
niet de kwaliteiten”.
Generaal Leo Lopulisa geeft toe
dat de Indonesische regering al die
jaren het Zuidmolukse vraagstuk
verkeerd heeft benaderd. „Dat komt
ook door de vele vooroordelen aan
beide kanten, de verkeerde informa
ties die men van elkaar kreeg. Toen
ik in 1972 in Nelderland was, heb ik
dat tegen de ambassadeur verteld.
Jullie stellen je te wantrouwig op.
Maar de situatie is nu gelukkig ver
anderd. Net als in het Midden-Oos-
ten. Het is toch idioot dat de Egypti
sche president naar Israel gaat om
er met de Israëlische regering te
praten. Het gevolg is dat alle Arabie
ren boos zijn op Sadat. Dat zal jullie
straks, als jullie in Nederland terug
zijn, ook overkomen. Jullie zullen
voor verraders worden uitgemaakt.
Maar is het verraad wanneer je zelf
hier komt om je eigen mening te
vormen aan de hand van eigen
waarnemingen?
Z-MOLUKKEN
ulnan
In 1950 werd de Zuidmolukse repu
bliek uitgeroepen en begon een
guerilla legen Indonesië Ca 12 500
Molukkers kwamen naar Nederland
Nu wonen er ca. 40.000.
CtaULD EN w
fiaosifSTrouwEN
»'j I1N ONZ,
TbCiST H.niwcu
(Borneo/ /v-?
INDONESIË v, f