TERUGBLIK OP
RAMP
s
Herstel materiële schade boeren vlot verlopen
VOOR ZESTIG PERCENT SAFE BIJ STORMVLOED
ZUIDWESTEN VAN NEDERLAND
De tol van de
watersnood
door Kees van der Maas
door Ben Jansen
1
Dammen
Duizend kilometer
door Kees van der Maas
istitie
jne
ind
is
ge-
wone
iing)?
ders.
nden
Er is
s: als
riing-
la de
•ank-
reekt
schts
trek-
an 't
smer.
loten
er 4,
25 jaar na de ramp van 1 februari 1953 nu eigenlijk bij? Het Deltaplan de
afsluiting van de zeegaten met uitzondering van de Westerschelde en de Nieuwe
Waterweg was het „antwoord” waarmee regering en parlement kort na de
ramp in het oeffensief gingen tegen stormvloeden die in de toekomst het
Nederlandse kustgebied kunnen bedreigen. Op 5 november 1957 nam de Tweede
Kamer de Deltawet aan, waarin aan de bevolking van vooral Zuidwest-Nederland
en het hoge noorden van het land garanties voor een afdoende beveiliging werden
gegeven. Er zou ongeveer 20 jaar met de uitvoering van dat Deltaplan zijn
gemoeid. Heel lang is er dan ook rekening mee gehouden, dat dit jaar 1978
het sluitstuk van de Deltawerken, de afsluiting van de Oosterschelde, zou worden
opgeleverd.
Landbouwer Van Putte uit Stavenisse was een van de velen
die aan de dood ontsnapte in de nacht waarin de dijken het
begaven. Hij had als dijkgraaf van het waterschap Stavenisse
machteloos moeten toezien hoe grote gaten vielen in „zijn"
dijken en hoe het water de polders in liep. Teruggekomen bij zijn
boerderij, waar ook al water stond, besloot hij het vee en de
paarden in de schuur maar los te snijden. Op dat moment moet
de dijk van de Stavenissepolder het hebben begeven. De
watermassa die vernietigend door Stavenisse kolkte, zorgde
voor een razendsnelle stijging van het water bij de boerderij van
Van Putte. Binnen een paar minuten stond hij tot aan zijn borst in
het water.
hm overstroomd
inundated
p 5 20 km
IT-
R.P.
o
NOEN
sn
>P
het waterstaatkundige „antwoord” op de
gebeurtenissen, ging het erom duizend ki
lometer zeewering op de zogenaamde „del
tahoogte” te brengen, of een andere oplos
sing te kiezen: die van de kustverkorting,
afsluiting van een aantal grote, gevaarlijk
gebleken zeegaten. Het werd het laatste.
En daarmee werd Rijkswaterstaat voor de
opgaaf gesteld die aanzienlijk verder ging
dan de kennis en ervaring waarover men
in die dagen beschikte.
Vrijwel tegelijk begon in het Zuidhol-
landse en Zeeuwse eilandengebied volgens
strak schema de aanleg van de ene delta-
dam na de andere, niet alleen in de mon
dingen van rivieren en zeegaten maar om
waterstaatkundige redenen ook in de „ac-
terhoede.” Grevelingendam en Volkerak-
dam zijn van dat laatste de sprekende
voorbeelden.
Aan de kust waren het achtereenvolgens
de dam door het Veerse Gat, die door het
Haringvliet (met het enorme spuisluizen-
complex voor de afvoer van het Rijnwater)
iet
e.
ijs
De stroom was te sterk om de zes a zeven
meter tussen schuur en woonhuis, waar
zijn vrouw en zijn zoon al veilig op de
zolder zaten, door het water, te worstelen.
Van Putte liet zich meedrijven. Hij was
zich ervan bewust dat dit zijn enige kans
was. Zo’n 2,5 kilometer verder spoelde hij
verkleumd aan op een ook al aangetaste
dijk, vanwaar hij de volgende dag Sint
Maartensdijk kon bereiken. Zijn vrouw en
zijn zoon bleken ook gered te zijn.
Voor Van Putte viel er niet veel te pieke
ren over de ruim 150 inwoners van Stave-
nisse die bij de ramp waren omgekomen of
over de schade aan zijn bedrijf. Rijkswa
terstaat had weliswaar de leiding over het
Dat bepaalde de volgorde van de afzon
derlijke onderdelen van het Deltaplan: er
zou worden gewerkt van „klein naar
groot”, de sluiting van het voormalige
Veerse Gat (2,8 kilometer) eerst en de
dichting van de Oosterschelde (ruim 9 kilo
meter) het laatst. Tegelijk stond in dat
werkschema vast welke (schier)eilanden
in het deltagebied al vrij snel achger veili
ge deltadammen zouden komen te liggen
vendien waren de wortels en de stoppels
van de gerstplanten van belang voor het
herstel van de bodemstructuur. Het voor
jaar van 1953 was uitzonderlijk droog. Dat
had het voordeel dat de ondergelopen
gronden spoedig droogden, maar het na
deel was dat het zout niet meer uit de
bodem spoelde. De oogst stelde dat jaar
dan ook niet veel voor.
Als gevolg van de overstroming waren
de drainagebuizen in de polders dicht ge
slibd. Daardoor was de grond op sommige
plaatsen moeilijk droog te krijgen en bo
vendien kon het zout niet via het drainage-
stelsel en de sloten worden afgevoerd. De
ontwatering van de bodem was er na de
inundaties in de oorlog toch al op achteruit
gegaan. Na bijna tien jaar waren sommige
percelen nog steeds zout. De verbetering
van de afwatering en de daarmee samen
hangende verbetering van de bodemstruc
tuur waren enkele aanleidingen om te be
ginnen over een herverkaveling op Tholen.
„Aanvankelijk voelden een heleboel
boeren er niet zo veel voor, maar ik geloof
dat niemand er achteraf spijt van heeft”,
vertelt Van Putte. „Er waren natuurlijk
mensen die beweerden dat ze goede gron
den hadden ingeleverd en er slechte voor
terugkregen. Maar dergelijke geluiden
hoor je bij iedere herverkaveling. Ik ben
ervan overtuigd dat het de beste oplossing
was: een totaal plan om de Thoolse bodem
zorg voor de agrarische bedrijfstak die
door de ramp toch al zo zwaar getroffen
was. 25 jaar later constateert Van Putte
(68 jaar) dat het herstel van de materiële
schade van de boeren vlotter is verlopen
dan men in 1953 had durven hopen. Uit het
rampenfonds werden de bouw van ver
woeste en de reparatie van beschadigde
boerderijen betaald en de vervanging van
verdronken paarden, koeien en varkens.
Eh op vrijwel alle gronden kon na vijf of
zes jaar weer net zo veel worden verbouwd
als voor de ramp.
De Thoolse boeren hadden in 1953 het
twijfelachtige genoegen om te kunnen bo
gen op ervaring met zout water op hun
grond. Nog geen tien jaar eerderin 1944
hadden de Duitsers het eiland onder
water gezet. Toen Tholen na de oorlog
weer was droog gemaakt waren de boeren,
zo bleek naderhand, meteen te diep gaan
ploegen. Daarom werd de grond nu maar
luchtig losgewerkt. Voor dat ploegen kwa
men boeren uit de Haarlemmermeer naar
Tholen. Ze brachten hun trekkers mee
omdat de meeste machines op het eiland
niet meer op gang waren te krijgen na hun
langdurige zoutbad.
Op de gronden die het snelst droog wa
ren werd in de periode van april tot en met
juni gerst gezaaid. Gerst is een van de
weinige landbouwgewassen die het nog
enigszins willen doen in zoute grond. Bo-
sinds 1975 een tijdelijke verhoging van de
bestaande dijken in uitvoering, die moet
dienen om het gebied een stukje extra
veiligheid te geven voor de periode van
uitstel (van 1978 tot 1985) bij de afslüi-
tingswerkzaamheden. Om ongeveer hon
derd kilometer dijk langs Schouwen-Dui-
veland, Tholen, Goeree-Overflakkee, de
Brabantse wal, Zuid-Beveland en Noord-
Beveland gaat het daarbij. Verhogingen
en verbeteringen die het achterliggende
gebied moeten beschermen tegen een
stormvloed van een kracht en een omvang
die slechts één keer in de 500 jaar voor
komt. Wanneer in 1985 de half open dam
in de monding van de Oosterschelde ligt,
zal het deltagebied in zijn geheel
stormvloed kunnen weerstaan die maar
één keer in de 4000 jaar voorkomt. Volgens
de statistieken en de ervaringscijfers ten
minste. Want die ene keer kan natuurlijk
ook altijd nog morgen zijn.
Intussen is het zuidwesten van Neder
land voor zo’n 60 procent van het achter
dijken en duinen gelegen territoir storm-
veilig tegen een stormvloed zoals die zich
op de eerste februari 1953 voordeed. In de
eerste jaren na de catastrofe, toen de Del
tacommissie onder leiding van ir. A. G.
Maris aan het werk toog om te zoeken naar
herstel van de dijken, maar in zijn hoeda
nigheid als dijkgraaf moest Van Putte toch
steeds beschikbaar zijn, al was het alleen
maar om urenlange tochten langs de gaten
in de dijken en de stroomgeulen te maken
met ingenieurs die de strategie moesten
opstellen waarmee het water teruggedron
gen zou worden. Toen op 10 maart het
laatste gat was gedicht, kon hij zich pas
weer echt aan zijn bedrijf wijden. Het
woonhuis kon worden hersteld; voor de
vrijwel geheel verwoeste schuur moest een
nieuwe in de plaats komen.
Net als zoveel andere boeren in Zuid-
west-Nederland was het voor Van Putte de
vraag hoe snel de grond zich zou herstellen
nadat er enige tijd in sommige streken
een week, in andere langer dan een maand
zout water op had gestaan. Een extra
en welke op dat moment enkele tientallen
jaren zouden moeten wachten.
Aan de sluiting van de zeegaten ging
vooraf de bouw van een beweegbare
stormvloedkering in de Hollandse IJssel.
Daar was het in de rampnacht van 1953
kantje boord geweest met de rivierdijken.
In geval het daar werkelijk mis was ge
gaan, zou een bijzonder groot, sterk geïn
dustrialiseerd en dicht bevolkt (1,5
miljoen mensen) gebied van het Hol
landse polderlandschap m een binnenzee
zijn veranderd. Om zich tegen een herha
ling van zo’n kritieke situatie te wapenen,
werd besloten bij Krimpen aan de IJssel
een beweegbare kering in de rivier te bou
wen, die bij stormvloeden voortaan de zee
moest kunnen buitensluiten. In 1958 was
het project klaar en kon Zuid-Holland
boven Rotterdam als afdoende beveiligd
worden beschouwd.
weerkaartjes van de fatale schokkende 1
stormdepressie. De wèl t>e- boet. Ze wekken begrip voor
kende foto's van de ver- diegenen, die gevochten
woesting, die de losgebro- hebben voor hun standpunt,
ken zee in zuid-west Neder- dat de Oosterschelde pot-
wassen geworden. Ze heeft „de ramp
van 1953” uit de tweede hand. Van horen
zeggen, van de verhalen thuis, uit boe
ken en films. Precies zoals dat eerder I
ging met de Tweede Wereldoorlog. De
nieuwe generatie heeft er vaak moeite
mee om die duidelijke scheiding in de
tijd aan te leggen (vóór en na de ramp)
die vooral in Zeeland zoveel betekent
bij wie het zelf destijds hebben meege-
maakt. Monumenten in dorpen en ste
den van het voormalig rampgebied, die
naar de datum van 1 februari 1953 wij
zen, hebben zelf al een geschiedenis.
Vijfentwintig jaar terug in de tijd. Het
is de stap naar een datum, die iedereen
weer anders heeft beleefd. De niets ver
moedende kerkganger m Utrecht of
Maastricht, die het eerste nieuws van de
dominee of de pastoor op de kansel
vernam. De boer in de polder Vierban
nen op Schouwen-Duiveland, die alleen
de helft van zijn gezin nog op het dak
van zijn schuur had weten te hijsen toen
hij de anderen zag verdrinken. De wan
hopige telefoniste in het postkantoor
van Zierikzee, die midden in de nacht al
haar verbindingen naar buiten zag weg
vallen. De zendamateur ergens op Goe
ree-Overflakkee die met oplopend onge
duld in de lucht probeerde te komen om
de radionieuwsdienst duidelijk te ma
ken dat men in de berichten heel lang de
indruk wekte alsof er op de eilanden in
het Zuidwesten niets was voorgevallen.
De vissers uit Yerseke, die door de dijk-
bressen de Schouwse polders binnen
voeren om mensen te redden. De militai
ren die uit hun kazernes of van hun
weekend naar het rampgebied waren
opgetrommeld voor het ondoenlijke kar
wei om met zandzakken kolkend water
in dijkbressen tegen te houden. Die jon
ge moeder in het Brabantse Fijnaard die
zonder iets te zeggen minuten lang met
haar dode baby in de armen stond.
Dit was de tol van de watersnood op 1
februari 1953: 1835 mensen kwamen om
het leven (in Zeeland 873, met als
zwaarst getroffen gebied Schouwen-
Duiveland, in Zuid-Holland 686, met
Goeree-Overflakkee als zwaartepunt, in
Noord-Brabant 254 en in de rest van het
land 22); 72.000 inwoners uit het rampge
bied moesten evacueren, van hen waren
er op 1 mei ruim £4.000 en op 1 oktober
ongeveer 11.000 nog niet teruggekeerd;
200.000 hectare oppervlakte van Zuid-
west-Nederland kwam onder water te
staan en 500 kilometer zeedijk werd ge
heel of nagenoeg geheel vernield; het
duurde tot de nacht van 6 op 7 november
1953 voordat het laatste stroomgat in de
zeewering (bij Ouwerkerk) was gedicht
en tot na de jaarwisseling eer alle over
stroomde polders weer waren droogge
malen.
De klap in de Nederlandse veestapel
was enorm: er verdronken 20.000 koeien,
12.000 varkens, 165.000 stuks pluimvee,
1750 paarden en 2750 stuks kleinvee zo
als schapen en geiten; meer dan 47.000
woningen, scholen, kerken en boerde
rijen werden beschadigd, waarvan een r
vijfde deel zeer ernstig of onherstelbaar.
dam die kan worden beschouwd als
dicht zou moeten worden
afgesloten. De argumenten,
die tenslotte hebben geleid
tot het belangrijkste besluit
van het kabinet Den Uyl: de
waterdoorlatende dam, zijn
evenmin vergeten. Achterin
het boek is een hoofdstuk
opgenomen over de rijke na
tuur van de Oosterschelde
en de onmisbare kringloop
van eb en vloed. „Nederland
en de zee” is daarmee een
document, dat zeker zal bij
dragen tot begrip van de
jongste geografische ge
schiedenis van ons land,
juist ook voor al diegenen-
,die na de ramp zijn gebo-
weer gezond te maken. Wanneer de boeren
het zelf hadden gedaan dan was het maar
half gebeurd en dan had je op sommige
plaatsen misschien nu nog met de proble
men gezeten.” „Het is allemaal gelopen
zoals het moest lopen. We kunnen weer
werken alsof er niets aan de hand is ge
weest”, aldus Van Putte.
Maar dat er wel iets aan de hand is
geweest, blijkt wanneer het stormt. Dan
lopen veel inwoners van Stavenisse even
naar de dijk om te zien hoe hoog het water
staat. De havendijk, die het in 1953 op
enkele plaatsen begaf, wordt nu door een
keersluis beschermd.
Maar de werkzaamheden in het kader
van de partiële dijkversterkingen aan de
dijken nabij Stavenisse moeten nog begin
nen. Vandaar dat er in Stavenisse niet
altijd even goed wordt geslapen wanneer
het stormt. Van Putte is dan ook altijd op
de dijk. Tot 1 januari was dat zijn plicht als
gezworene van het waterschap Tholen (hij
kwam in 1959 bij de concentratie van de
Thoolse waterschappen in het dagelijks
bestuur van het nieuwe waterschap). Die
plicht is er nu niet meer Van Putte
moest in verband met zijn leeftijd aftreden
als gezworene maar de vergrijsde wa-
terschapsbestuurder kan zijn vrouw toch
niet garanderen dat hij bij de eerstkomen
de storm niet even een kijkje gaat nemen
op de dijk.
waarmee de zeewering in de jaren tussen
1960 en 1970 met enige honderden kilome
ters werd bekort. Veel oude zeedijken zijn
op die manier in de tweede linie terecht
gekomen en zullen misschien ooit nog eens
dienst kunnen doen wanneer een super-
storm Zuidwest-Nederland bespringt
waarop zelfs in het Deltaplan niet is gere
kend.
Een hoofdstuk apart was de verhoging
en verzwaring van de zeedijken langs de
Westerschelde, de route voor de zee
scheepvaart naar Antwerpen. De bestaan
de zeeweringen tussen het Land van Saef-
tingen en Vlissingen aan weerskanten van
de rivier over een afstand van zo’n tachtig
kilometer moesten op „deltahoogte” wor
den gebracht. Een kwarwei dat heel wat
minder vlot tot stand is gekomen (vaak bij
gebrek aan voldoende middelen) en dat
nog tot in de jaren '80 zal doorlopen.
En dan is er op aandrang van de Zeeuw-
Maar het is anders gelopen. De strijd om
het behoud van eb en vloed in diezelfde
t Oosterschelde (vooral in het belang van
natuur, milieu en visserij) heeft ervoor
gezorgd dat er in de laatste fase wijzigin-
- gen zijn aangebracht die ook hun invloed
hebben gehad op het tijdschema. De „half
open dam” die nu in de monding van deze
zeearm zal worden gebouwd en waartoe in
het najaar van 1974 met een extra investe
ring van ongeveer 3 miljard gulden in
principe werd besloten, zal pas in 1985
klaar zijn. Het stuk van het deltagebied
rond de Oosterschelde zal dus zeven jaar
langer moeten wachten op de beloofde
afdoende veiligheid dan aanvankelijk de
bedoeling was. Maar dan ligt er ook een
een
monument van een compromis tussen te
genstellingen die in de afgelopen tien jaar
vooral zijn gerezen over de vraag of dat
Deltaplan van destijds nu eigenlijk de bes
te oplossing was.
„Nederland en de zee” is
de titel van een boek, waar
in de geschiedenis van de
ramp en wat er uit voort
kwam óverzichtelijk
weergegeven. Met de
beurtenissen van de ramp
nacht als centraal thema,
belichten de auteurs de vele
historische overstromingen,
die daaraan vooraf gingen
en de ontwikkeling van het
Deltaplan, die er op volgde.
Oude prenten, foto’s (in
kleur en zwart-wit), kaart
jes en tekeningen zijn daar
bij een onmisbare onder- land heeft aangericht, heb-
steuning. In het boek staan ben, 25 jaar na de gebeurte-
nog nimmer gepubliceerde nissen, nog niets aan hun yK„u
werking inge- ren.Het boek is uitgegeven
bij Zomer en Keuning. Het
kost 17,50.
die
ROTTERDAM
is Zeeland nu?
Hoe veilig
en die door het Brouwershavense Gat,
se waterschappen rond de Oosterschelde
Foto’s en filmbeelden van overstro
mingen, waar ook in de wereld (of dat nu
India is, de westkust van de Verenigde
Staten, Zuid-Engeland of de Filippij
nen) veroorzaken in het deltagebied van
ons land bij veel mensen nog altijd een
flits van herkenning. Doden en gewon
den, wanhopig geïsoleerden op daken en
achter hoog gelegen ramen, evacuees in
bootjes en op laadbakken van vrachtau
to’s, kadavers van vee en huisdieren,
wrakhout, kapot gebeukte huizen, scho
len en kerken, reddingsploegen, puinrui
mers en de onwezenlijke stilte waarin
alles achterblijft.
Die flits van herkenning zegt: „Zo was
het bij ons op I februari 1953 in Zeeland,
in West-Brabant, op de Zuidhollandse
eilanden”. Volgende week 25 jaar gele
den, het kwart van een eeuw.
Si