muziek levend houden I BOTTOM UgJ, IM v Horslips wil Ierse ZACHT GEKNETTER LAAIDE OP TOT ENORME RUZIE .130 v ■i ta aa aa I a 3 1 I door Hans van Straten door John Oomkes Vuurwerk Onvriendelijk? Rekenschap i Lijkenpikker 20 If? B I BB Zachtjes knetteren de letteren, maar soms slaat de vlam in de vermolmde hooischuur van de Nederlandse literatuur en dan heb je opeens een pracht van een brand. Zoiets beleven we ook nu weer. Er woeden vreselijke ruzies in schrijversland. Het lijkt wel of we weer in het jaar 1955 zijn, toen Willem Frederik Her mans zijn Mandarijnen op zwa velzuur” lanceerde, of in 1962, toen A. Marja door middel van een vervalste circulaire Garmt Stuiveling liet aftreden als voor zitter van de Vereniging van Let terkundigen. Wel komt de agressie nu uit een heel andere hoek, maar het patroon van de gebeurtenissen vertoont treffende gelijkenis: de toon van de polemiek wordt snel giftiger, sluimerende haatgezwel- len barsten open, mensen die met het eigenlijke conflict niet te maken hebben, vliegen elkaar onverhoeds naar de strot. Kor tom, de burgeroorlog is compleet. I: ■W LA At Je zult in London, Parijs of Amsterdam tevergeefs zoeken naar een club als The Bottom Line in New York. Het is een keurig etablissement, waar de service naar Amerikaanse maatstaven gerekend meevalt en aan huisregeltjes strak de hand wordt gehouden. Zo moet en zal elke bezoeker plaatsnemen aan een van de tafeltjes, is het gebruik van de garderobe verplicht en bevindt zich aan de overkant van de straat een soort parkeervak voor bezoekers die op de wachtlijst staan. Maar een ieder die er in slaaot naar binnen te komen, heeft er graag het licht ongemak van allerlei formaliteiten voor over. Voor zo n 450 bezoekers treden er avond aan avond veelbelovende of gevestigde namen uit de wereld van de lichte muziek op. JU nWhTiïV V s B •X Gerrit Komrij Kees Fens rWWW"“7f Charles O'Connor York Horslip in New i'J In bedekte termen gaf hij ook eni ge schuld aan de redactie van De Volkskrant, in nog bedekter termen kondigde hij zijn vertrek als recen sent aan. Inderdaad is hij er eind december mee gestopt. In De Tijd van 4 januari komen enkele mensen aan het woord die dit diep betreuren of zich er woedend over maken. Een vreemd schouwspel voor wie zich herinnert hoe indertijd H A. Gom perts (naar mijn idee een heel wat spitser en belangrijker criticus dan Fens) zonder gedruis Het Parool heeft verlaten. Nog weer twaalf dagen later rea geerde Fens met een artikel, „De kritiek in het dagblad”. Hij ging niet rechtstreeks in op de sommatie van Ten Berge, maar betoogde dat de taak van de dagbladcriticus zo lang- zamherhand een onmogelijke was geworden. En wel voornamelijk door een economische oorzaak: de omloopsnelheid van het boek is de laatste jaren zodanig opgevoerd dat een boek óf al een succes óf al verge ten is tegen de tijd dat de bespreking in de krant komt. generatie, die beïnvloed werd door de opkomst van de rock and roll in Ameri ka, zoals die overal van belang is ge weest. Aan de andere kant putten wij uit onze eigen cultuur, de Ierse erfenis, uit dat wat is overgeleverd. Logisch, im mers? Osibisa doet hetzelfde: in hun mu ziek hoor je de Afrikaanse ritmen; bij Santana de Latijns-Amerikaanse percus sie. Maar je moet iets met het verleden Schrijver Sybren Polet (rechts) kreeg in 1974 uit handen van de toenmalige Am sterdamse wethouder Han Lammers een prijs van de stichting Amsterdam Fonds voor de Kunst willen doen. Je moet zorgen dat het le vend blijft. Daarmee trappen we de liefhebbers van traditionele Ierse muziek misschien op hun hart, ik weet het, maar het kan niet anders”. „De Chieftains, in het buitenland een van de bekendste Ierse groepen, groeit niet meer, terwijl ze er wel de mogelijk heden toe heeft. De groep is beïnvloed door Sean O’Riada, dankzij wie de oude Ierse muziek ook na de Tweede Werel doorlog weer meer werd gespeeld, maar ze heeft er niets meegedaan. Elk volgend album dat de uitbracht, was hoogstens beter omdat de opnametechnieken ver beterden. Maar de kracht was eraf”. Dat roept de vraag op hoe Horslips dan te werk gaat. O'Connor: „Onze inspiratie halen we uit? oude teksten, die we gewoon uit de gemeentelijke bibliotheek in Dublin ha len. Het is ongelooflijk, maar de ge schiedenis en de legenden liggen er me ters hoog opgestapeld. Jim Lockhart spreekt Gaelic, dus hij vertaalt het zodat de rest aan het werk kan. We gebruiken veelal bestaande wijsjes, zoals Eamon en John die nog uit hun jeugd kennen. We lenen de akkoorden, de wisselingen en de overgangen, proberen het in te kleuren en er een nieuwe spontaniteit in te leg gen. Dat moet omdat het als je het maar vaak genoeg puur zou brengen, zoiets wordt als het drinken van een verschaald glas bief”. „Aliens is niet gebaseerd op oud tekst materiaal, maar we wilden eigenlijk The Book of Invasions passend afronden, en de geschiedenis van de vorige eeuw leek daartoe het meest inspirerend. We ken den immers allemaal die verhalen die van vader op zoon waren overgebracht, over de honger, de mislukte oogsten, de armoede. Hoe het halve dorp emigreerde naar de Nieuwe Wereld om daar overnie uw te beginnen. Toen we halverwege de opnamen waren, kregen we tè horen dat we zelf Amerika snel zouden aandoen. Alles wat we daarna met het onderwerp deden, kreeg er een dubbele bodem door. van 6 januari een vraaggesprek met Harry Mulisch, Jan Blokker en H. J. A. Hofland uitwalste tot twaalf pa gina’s. Boekenbijlagen blijken een enorm succes. Als VN, HP OF De Tijd zo’n bijlage bevatten, is het nummer bij mijn tijdschrifthandelaar in één dag uitverkocht. Kloterig klimaat? Als Sybren nou de jaren dertig bedoel de, of de situatie in Oost-Duitsland of Tsjechoslowakije. Maar nee, hij schrijft over Nederland en nu. donderpreek voor de afgescheiden gemeente. Alleen wij bezitten het ware geloof, alle anderen zijn horig aan de duivel. Zijn grootste grief is het in gebre ke blijven van de kunstredacties, die door „corrigerend optreden” ervoor moeten zorgen dat zijn boeken meer aandacht krijgen. Tja, dat is natuur lijk een pijnlijk punt. Als medewer kers worden geconfronteerd met een boek van Polet, barsten ze uit in een soort gekerm. Hoezeer ten onrechte, blijkt uit zijn nieuwste werk „Droom van een oplichter: werkelijkheid”. Deze bun del korte verhalen, schetsen, dialo- gen en prozagedichten (bij hem sa mengevat onder de noemer „emble men”) is een kostelijk boek, waarin Polet zich van zijn leesbaarste kant laat zien. Wie zijn werk niet kent, vindt hier een aantrekkelijke intro ductie. Ach, het zou allemaal zo mooi kunnen zijn in de letteren, maar de schrijvers werpen elkaar liever met rotte vis. Fens is door Poll in NRC- Handelsblad „een soort Van Agt in de literatuur” genoemd en Gerrit Komrij neemt, in dezelfde krant, in column na column op de meest dras tische wijze wraak op Polet, die hij uitmaakt voor „de mannekino van Kampen” en „deze experimenteren de Kamperui”. Het wachten is op alarmfase III. >rn en 023- iuwen lur tot t 120, of Ijvend öedrijf I voor 18.00 In de lezersrubriek van de Volks krant werden nog een paar zeven klappers en luchthuilers afgestoken en net toen we dachten dat het vuur werk afgelopen was, kwam een dag voor Kerstmis in ditzelfde blad Syb ren Polet aan de beurt met een Ja panse kanonslag, getiteld Halflitera- osse- '0 m., I0 uur ijkhe- let of Van ag en Of is het klimaat misschien speci aal onvriendelijk voor hém? Ook niet waar. Telt u maar even mee: 1. Hij heeft een uitgever. Hij hoeft niet te leuren met zijn „moeilijke” manuscripten, want De Bezige Bij geeft alles van hem uit. Hetzelfde misschien houdt dat ons wel overeind. Plus het feit dat we graag reizen; vooral op het continent kun je je hart ophalen wat kunst en musea betreft. Als dat er niet aan vast zat, zouden we er allang mee uitgescheden zijn, maar gelukkig hebben we de mentaliteit van de oude Ierse ketellappers: pik overal je graantje mee”. De sfeer die je er aantreft is formida bel. Het is een publiek van kenners, mu ziekliefhebbers en mensen die op de een of andere manier een binding hebben met de muziekwereld. Bij toeval zag ik er een drietal maanden geleden het Ameri kaans debuut van Horslips, een vijf man sterke Ierse groep, die in kringen van zowel folk- als rockliefhebbers afwisse lend geroemd en verguisd wordt. Geen wonder want Ierse volksmelo- dietjes krijgen bij hen een rockachtig tempo, waardoor de mengvorm een grote zeggingskracht bezit, maar puristen ver afschuwen het en rockfans zien er op hun beurt snel een folkgroep in, getuige het gebruik van oude teksten. Op het podium hetzelfde verwarrende beeld: gi taar, bas, orgel en drums afgewisseld door de fiddle, de tinwhistle (hoog Iers fluitje), mandoline en concertina. Niettemin maakte de groep op het kieskeurige publiek in The Bottom Line een overdonderende indruk, niet in de laatste plaats omdat hun aanpak geba seerd is op het toonzetten van de Ierse geschiedenis. Vooral naar het meest re cente materiaal (onder de titel Aliens, vreemdelingen), dat de emigratie van grote groepen Ieren naar Amerika in de tweede helft van de vorige eeuw be schrijft, werd scherp geluisterd. Het be- Schrijvers en critici steken vuurwerk af De aanleiding is in dit geval uiterst onbeduidend geweest: een boekbe spreking van Kees Fens in De Volks krant van 17 september jl., waarin zowel Raster II werd besproken als de nieuwe dichtbundels van H. C. ten Berge, Va-Banque, en Jacques Hamelink, Stenen voor mijzelf. Iedereen was het stuk al weer verge ten toen H. C. ten Berge er nota bene zeven weken later op terugkwam in een nijdige open brief aan diezelfde Volkskrant. geldt voor Schierbeek en Vogelaar; 2. Hij heeft een publiek, dat zijn boeken koopt. Ik heb nog nooit iets van hem bij De Slegte zien liggen. Een enkel boek heeft zelfs een derde druk gehaald; 3. Hij kan misschien niet van de opbrengst van zijn boeken leven, maar hij krijgt een „toelage” uit het Fonds der Letteren; 4. Hij heeft een tijdschrift: Polet behoort tot de vaste medewerkers van het vorig jaar heropgerichte tijdschrift Raster; 5. Hij heeft althans één weekblad dat hem goed gezind is: De Groene Amsterdammer. Je zou zeggen, zo’n schrijver mag zich in zijn handen knijpen. De gó den hebben het goed met hem voor. Toch is er iets wat Sybren Polet ontbreekt: succes. Het laaiende suc ces van schrijvers als Wolkers, Her mans, Mulisch en Reve is hem tot dusver voorbijgegaan. Is hij daar afgunstig op? Zou hij het literaire klimaat minder kloterig vinden als zijn boeken ook met 90.000 tegelijk de deur uit gingen, als HP en VN hém interviewden in lappen van acht of twaalf pagina's? Daar zie ik hem niet voor aan, maar hij wekt wèl de indruk. Er valt mij trouwens nog iets an ders op. Hoe experimenteel Polet ook mag zijn, in één opzicht past hij precies in de vaderlandse traditie: hij is een geheide sektarist. In zijn stuk beluister ik een echo van de in alle s 023- Ó/AR- sani- lood- iplete ngen Wille- Jmui- stijl wel eens wat beter verzorgen. „Twee punten uitlichten en deze ver vólgens in een wat wijder perspec tief plaatsen”, of critici „die op een benijdenswaardige wijze leesbaar heid aan diepgang paren” - zulke barre gemeenplaatsen kom je bij de jongere critici allang niet meer tegen. Wat hij de dag- en weekbladrecen- senten vooral verwijt, is dat zij „door hun luiheid, bevooroordeeld heid en gemakzucht bijdragen aan het kloterige literaire klimaat in Ne derland”. Hier verliest Sybren alle redelijk heid uit het oog. Want hoe is dat literaire klimaat in Nederland? De literaire uitgevers plegen geen cij fers te publiceren, maar je hoort af en toe wel dat hun omzet van jaar tot jaar met sprongen omhoog gaat. Er is sprake van een uitgesproken lees honger bij het publiek en waar komt die vandaan? Voor een belangrijk deel toch uit de aandacht die dag- en weekbla den, radio en tv aan literatuur beste den. Die aandacht breekt momen teel alle records. HP-Magazine pu bliceerde in december een interview met Jan Wolkers van acht pagina’s, maar werd royaal geklopt door Vrij Nederland, dat in het kleurkatern s akers. t, Ro- 6035 schrijft Amerika niet alleen als het land van de onbegrensde mogelijkheden, maar ook als het land waar je je ellebo gen moet gebruiken als je je tenminste handhaven wilt. Heel onverwachts be greep men dat die boodschap ook autobi ografische waarde had. Horslips bracht ook immers voor het eerst een bezoek aan de VS. De belangstelling was gewekt. Het eer ste van de beide laatste albums van Hors lips is The Book of Invasions genaamd, met A Celtic Symphony als ondertitel (Een Keltische symfonie). Het verhaalt op een haast Tolkien-achtige wijze de geschiedenis van de Tuatha de Danann, een half mythisch volk uit de Ierse pre historie, waarover een lijvige twaalfde- eeuwse kroniek in gedragen verzen ver telt en het bovenmenselijke gaven toe dicht. Het bleek dankbaar materiaal voor Charles O’Connor (fiddle, mandoli ne, concertina en zang), Jim Lockhart (fluit en orgel), Barry Devlin (bas en zang), John Fean (gitaar en zang) en Eamon Carr (percussie). De symfonie kreeg de driedelige vorm van het oude Ierse lied, eerst sprankelend en levendig, dan klagend en tenslotte dromerig. Kortgeleden werd de kennismaking met Horslips vernieuwd. Bij die gelegen heid reageerde Charles O’Connor - de enige niet-geboren Ier in de groep - op de kritiek van volksmuziekpuristen ener zijds en rockfans anderzijds. „Aan de ene kant behoren wij tot de na-oorlogse „Conventies van een uitgebluste criticus” stond er boven. Op hoge toon kwam Ten Berge rekenschap vragen - nee, niet voor wat Fens over hém of het door hem geredigeerde Raster had geschreven, maar voor de bespreking van Hamelinks bun del, die Fens in drie zinnen had afgedaan. Ten Berge herinnerde er aan dat Fens in 1962 als redacteur van het tijdschrift Merlijn de beginselver klaring van het blad had onderte kend, waarin werd gezegd dat kriti sche uitspraken „controleerbaar" moeten zijn en dat „loze bewerin gen... zoveel mogelijk vermeden (zullen) worden" Fens had over Hamelinks poëzie geschreven: „Te retorisch vaak, te krampachtig soms, helaas”, zonder deze uitspraak nader toe te lichten. Blijkbaar waren zijn maatstaven veranderd. Wilde hij maar even tekst en uitleg geven? Ss® Als we een lied opnamen dat beschreef dat de immigranten al snel merkten dat in Amerika de straten ook niet met goud bedekt waren, keken we elkaar ook maar eens veelbetekend aan”. O'Connor vertelt hoe slopend het trek ken is, hoe moeilijk het is om gedegen te blijven werken, hoe snel je af kunt stom pen. „Maar wij zijn een stel pietlutten, W' ten, onpiepels en andere critici. Daarmee was alarmfase II ingeluid. Het stuk van Polet maakt vooral een getergde indruk. Mijn hemel, die man moet zich jarenlang hebben zitten opvreten, zoveel gif komt hier ineens naar buiten. Het is volkomen duidelijk: hij voelt zich door de kri tiek achteruit gezet en te kort gedaan. Öe boekbesprekers negeren het experimentele proza van hem en zijn medestanders Schierbeek, Yvo Michiels en Jacques Firmin Voge laar (over Ten Berge spreekt hij niet!) en dat zullen ze bezuren. Het wordt tijd om nu maar eens „terug te trappen”. Let wel, niemand heeft naar Sybren Polet getrapt. Welnee, drie jaar geleden heeft hij nog een Amsterdamse literatuurprijs gekre gen en iedereen vond dat leuk voor hem. Maar een prijs is niet genoeg. Hij wil aandacht. En daar gaan ze dan. Gerrit Kom rij heet „nationale lijkenpikker nummer twee”, na Hermans (waar dat op slaat is duister, misschien stempelt het schrijven van een boek over Multatuli iemand al tot „lijken pikker”) Zijn zachtaardigste scheld woord is „half literaat”, een uit Duitsland afkomstige term waar mee Aad Nuis en K. L. Poll worden bedacht. Intussen mag Polet, die zicnzen kennelijk een héle literaat vindt, zijn '.Of lWi

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 21