Het klatergoud van een huwelijk
WO
H
Jüfi
m
;01
VI
jj
Het „oja-effect”
bij jonge vaders
w
I
.7
ra
3
door dr, P> H. Schröder
Aflandig
Een lichte schaduw
Verleden van Napoleon III
De revolutie van 1848
E7
Rij mannetjes
Hollandse steek
Poëziekritiek door Jack J. Brokaar
Aan de man die op 30 januari 1853, nu 125 jaar geleden,
in de Parijse Kathedraal van Notre Dame in het huwelijk
trad, was eigenlijk niet veel echt Hij droeg de uniform van
generaal-majoor, maar in het leger had hij nimmer gediend,
zelfs niet als soldaat. Wat erger was: behalve een uniform
droeg hij ook een naam die hem niet toekwam, de naam
Bonaparte. Het is immers wel zeker dat zijn biologische
vader niet Lodewijk Napoleon, de Koning van Holland en
broer van de Keizer was, maar de minnaar van zijn moeder,
de Hollandse admiraal Verhuell. Door zijn aderen stroomde
geen droppel Bonapartistisch bloed. Voorts had de man die
nu voor het altaar stond de campagne voor zijn verkiezing
gevoerd onder de leuze: L 'empire e est la paix, het Keizer
rijk betekent vrede, maar een jaar later verklaarde hij de
oorlog aan Rusland en dat nog wel om roem te behalen,
zoals hij zelf zei. En tenslotte waren de pogingen van de
bruidegom een bruid van vorstelijke bloede tot keizerin te
verheffen op niets uitgelopen en had hij genoegen moeten
nemen met een bruid die wel beeldschoon maar niet meer
dan een gravin was, de Spaanse Eugénie de Montijo.
Onecht, klatergoud leek het allemaal. En er was nog meer
vreemds aan en om deze bruiloft, al scheen niemand daar
aan te denken op die zonnige winterdag van 1853. De man
die hier met pracht en praal in het huwelijk trad was dezelfde
die nauwelijks dertien jaar voordien door de Franse regering
eerst was verbannen en daarna tot levenslange vestingstraf
was veroordeeld wegens zijn aanslagen op de veiligheid
van de Staat. Het kan vreemd lopen in de politiek.
c
Ha?
tafe
pap
hee
mo<
Eer
Is v
r/
h—
van een zwerver tot
Keizer van Frankrijk
V
■[■■at
De Keizerin en haar hofdames
Van zestig tot zeventig’
I
;"Ws
Lodewijk, Koning van Holland met zijn zoon Lodewijk-Napoleon
i
naar revolutie streefden. En dat waren er
nogal wat in de jaren tussen 1815 en
1848. Tweemaal heeft Lodewijk Napole
on, appellerend aan altijd aanwezige Bo-
napartistische gevoelens in het leger, ge
probeerd een staatsgreep te plegen en
tweemaal mislukte dat grandioos. In 1836
poogde hij het garnizoen in Straatsburg
tot opstand te brengen, maar hij werd
onmiddellijk gevangen genomen en de ko
ning van Frankrijk, Louis Philippe, die
geen enkele behoefte had aan Bonapartis-
tische reclame, liet de prins op een schip
zetten met bestemming New York. Daar
kreeg hij 15.000 francs en werd hem verbo
den ooit weer voet op Franse bodem te
zetten. In de Amerikaanse „smeltkroes
van volkeren, dat laboratorium ener wor
dende democratie” heeft Lodewijk Napo
leon veel geleerd. Op de Amerikaanse ja
ren volgden de Engelse, gewijd deels aan
avonturen met vrouwen, deels aan studie,
deels aan plannen tot een nieuwe en beslis
sende aanslag. Het doel was ditmaal Bou
logne en de onderneming, even dilettan
tisch opgezet als die tegen Straatsburg,
mislukte even snel en even volkomen.
kwallen aan op het strand. De tragiek daarvan
treffen wij ook aan in de gedichten van de bundel
Ditmaal kwam het wel tot een rechts
zaak. Toen een der rechters op bitse toon
aan de beklaagde vroeg op grond waarvan
hij de versierselen droeg behorend bij het
Legioen van Eer, antwoordde deze rustig
en hooghartig: „Die heb ik in mijn wieg
gevonden”. Het antwoord maakte wel in
druk, maar verzachtte het vonnis niet. Dat
luidde: levenslange vestingstraf in de Cita
del van Ham, een oud kasteel in de buurt
van St. Quentin. Zes jaar heeft Lodewijk
Napoleon daar doorgebracht, hij schreef
er een brochure over De uitbanning van
de armoede en peinsde hoe kan het
anders over middelen om te vluchten.
Zijn denkbeelden over de opheffing van
dè ellende in Frankrijk waren helemaal
niet gek en een deel ervan heeft hij als
keizer ook in de daad omgezet. De opzet
was de verpauperde plattelandsbevolking
die naar de steden was getrokken en daar
geen werk had kunnen vinden als kolonis
ten naar weinig vruchtbare en onbenutte
delen van Frankrijk te verplaatsen en hen
te laten meedelen in de opbrengst. In ieder
geval won Bonaparte er de sympathie mee
van massa’s hongerende werkwilligen in
de industrie-steden.
„Aflandig" van J. W. Gerlemans. Elementen eruit
zijn de wind, de bladeren, de zon en de dood.
Eigenlijk gaat de bundel niet over mensen maar
over de relatie die mensen hebben met de natuur.
Oerlemans kiest daarbij voor de natuur. Je zou
misschien kunnen stellen, dat hij de mens ervaart
als een inbreuk op die natuur, veel meer dan een
onderdeel daarvan. Z’n gedichten zijn kort, heel
zorgvuldig samengesteld. Nergens is in de compo
sitie sprake van toevalligheid. De wereld in de
gedichten van Oerlemans is een doodstille wereld,
verlaten door mensen. Hooguit is de mens nodig
om de eenzaamheid te kunnen beleven, te kunnen
beschrijven. Niet dat je zou kunnen zeggen, dat het
een fatalistische bundel is of een bundel die tegen
de mens gericht zou zijn, maar veel eer een oerwe
reld, die zo ver in de vorm is gekomen, dat de
spanning van het binnenkorten van de mens in
alle regels voelbaar is. Hij verandert het beeld van
Het is wel zeker dat de grote massa van
de arbeiders Cavaignac „de moordenaar”
haatte en Bonaparte had zich een vriend
van het volk getoond, ook door zijn bro
chure. En natuurlijk deed de naam Napo
leon zijn invloed gelden. Zo was opeens de
kans gekeerd en de nu veertigjarige zwer
ver, samenzweerder, banneling, gevange
ne en vluchteling had de eerste schrede
gezet op de trap die hem snel, in vier jaar,
tot de hoogste macht zou brengen. Spreek
koren in de straten van Parijs scandeer
den: Nous Vaurons, nous l’aurons! Quoi?
Poléon, Poléon! En zij kregen hun zin: in
1852 werd aan Bonaparte de titel Keizer
der Fransen opgedragen en gedurende
twintig jaar berustte het lot van Frankrijk
en dus van Europa in zijn handen. Droom
de hij daarvan, op die stralende 30 januari
1853, terwijl hij voor het altaar in de
Notre Dame stond, de hand van Eugénie
vasthield en het jawoord uitsprak?
Nico Scheepmaker heeft die slim
migheid nooit verloren. Het feit, dat hij
dit boekje heeft gemaakt en de manier
waarop, spreekt voor zich. Hij schreef
in zijn kolom (de Trijfel-rubriek o.a.) al
over het boek, toen hij er nog aan
beginnen moest. Al doende verzamelde
hij steeds meer gegevens. En als hij
alles uitgeprobeerd heeft moet hij da
gen en nachten doorgewerkt hebben.
Zo zal hij waarschijnlijk lang gezocht
hebben naar celluloid fietshandvatten
om daar aan met het al genoemde
brandglas die afschuwelijk heerlijke
walm te ontfutselen.
Naast dat „o ja-effect" bij het lezen
ontstaat ook een begeerte om zich za
ken te herinneren, die niet in het boek
je staan, maar die wel naar boven ko
men borrelen uit de krocht van het
verleden. Zoals daar bijv, zijn (en we
zien Scheepmaker zich al weer fijntjes
de handen wrijven, denkend aande
tweede herziene en aangevulde druk):
het schrik aanjagen met een poot van
een geslachte kip; het poffen van beu-
kenootjes (niet te veel want dat schijnt
niet gezond te zijn); het op straat spe
len van „stille pantomime”; het punni
ken van een paardeleidsel; het roepen
van de burgemeester van Wezel in een
echoput; het aantal levensjaren tellen
aan de hand van het blazen van een
uitgebloeide paardebloem; het vinger-
spelletje om aan te wijzen wie het eerst
zijn spelers mag kiezen bij een potje
voetbal (olifant, muis, mens) enz. enz.
Je zou dit boekje dan ook onder een
noemer als bewegingstherapie kunnen
laten vallen: alles is bezig: de geest om
je weer van alles te herinneren en je
handen om te kijken of je nog weqt hoe
een trucje gedaan moet worden. U ziet
het, ik heb deze verzameling als vader
bekeken. Hoewel eigenlijk meer
als oud kind. En het een is nog leuker
dan het ander. De aantrekkelijkheid
(en het nut) van Het jonge vadersboek
is nog vergroot door de duidelijke teke
ningen van Jos Houweling. Het boek
werd uitgegeven door Thomas Rap.
HANS ROMBOUTS
Aflandig betekent van het land af. De term
wordt o.a. gebruikt om de richting van de wind aan
te duiden. Bij een aflandige wind spoelen er veel
vergaan tot rust, licht
tot lucht verbleekt, dagen en nachten
in elkaar weggevloeid. Een aarde zonder
magnetische kracht, dode dwaalster
in een grensgebied van het heelal.
De verzamelbundel „Gedichten van zestig tot
zeventig”, is uitgegeven bij De Bezige Bij, Amster
dam en kost 27,50.
Eén teleurstelling werd op deze stralen
de huwelijksdag het bruidspaar en in het
bijzonder de bruid niet bespaard. Toen
Napoleon de keizerstitel aangenomen had
Het Wener Congres dat na de val van
Napoleon de Europese zaken regelde, had
met de wensen van vorsten wel, met die
van volkeren geen enkele rekening gehou
den. Een der slachtoffers van die politiek
was Italië, dat in stukken en brokken ver
deeld werd. Daartegen ontstond natuur
lijk verzet. Een der geheime genootschap
pen die nationale eenheid nastreefden
noemde zich het genootschap der Carbo
nari, der Kolenbranders. Zij wilden van
Italië een republiek maken en tot die repu
bliek zou ook de Kerkelijke Staat behoren,
het gebied waarover de Paus regeerde. Die
zag dus in de Carbonari zijn gezworen
vijanden en het ontging hem niet dat een
jonge Franse prins, een zekere Lodewijk
Napoleon, voor het streven der Carbonari
duidelijk sympathie gevoelde en zelfs aan
hun geheime bijeenkomsten deelnam. Die
argwaan is van Paus op Paus overgegaan
en was er de oorzaak van dat Pius IX in
1853 bij het huwelijk van Napoleon II
ontbrak. Succes hebben de Carbonari niet
gehad, maar de jonge Bonaparte deed bij
hen tenminste wat ervaring op in onder
grondse activiteiten, ervaring die hij zich
later ten nutte maakte, toen hij in Parijs
omgang zocht met de elementen die, onte
vreden met de regering, naar ommekeer,
de wereld zoals die is, zet die wereld naar zijn
hand; vernietigt daardoor de wereld. Bij Oerle
mans is dat moment allang voorbij of moet nog
aanvangen. Wat ik bedoel wordt duidelijk in het
gedicht „Paard".
Een paard hoort niet los in het koren
maar het stond er toch
het hoofd geheven boven de halmen
en dan doodstil alsof het wist:
hier mag niet worden gelopen.
Ik vindt dit gedicht net ’n vervreemdend schilde
rij, het is zo geladen met stilte, dat er iets op moet
volgen. Het grote begrip op het grote einde. Alle
gedichten uit deze bundel staan in de spanning van
deze stilte. En als er over dood gesproken wordt is
dat nauwelijks een stilstand, eigenlijk het tegeno
vergestelde. Zoals in het gedicht „Sterker”, waar
staat „zal geen dood je ooit nog treffen”. In het
laatste gedicht, dat de titel draagt van de hele
bundel, wordt dit nogmaals duidelijk, als we lezen:
„je staat daar maar en je bent er niet”.
De bundel „Aflandig’ van J. W. Oerlemans is
uitgegeven bij Bert Bakker, Amsterdam en kost
17,50.
ik]
be<
An
al
dir
Of
wa
erj
me
eei
da
mi
de
Ti
196f
H. J
lem;
vies
beg:
sch<
een
kerl
V<
mae
sem
gebi
prie
vaa:
die
ged
Kor
mer
de 1
biss
baa
verl
na
dev
beg
B
Wat
con
gen
we
ten
stae
van
S
nel<
daa
bed
del
lijk
wa;
ma
de
wei
tus,
ver
ge
de
ar
vr
be
m
kt
Et
W:
bc
is
la
ee
st
m
la
ai
da
be
pij
sei
br
ge
scl
Fr
ge
m<
ze:
ka
B
Mok schrijft veel over mensen. Hij heeft er veel
gekend en herkend en heeft er veel begraven. Veel
in memoriams heeft hij geschreven, b.v. voor
Hoornik, Van Vriesland, Evert Straat, Paul Roden-
ko, Piaf etc. Mok is dicht bij ’t gewone leven
gebleven en laat alleen maar zien en leert ons zien
in een taal die niet afgrendelt, niet isoleert, niet
wegdrijft in z.g. alternatieve hoogvliegerij, maar
de warmte doorlaat van springlevend mens die
veel heeft meegemaakt en een beetje wijzer is
geworden. Dat is zijn authenticiteit. Het gedicht
„Bijna niet meer” is uit de bundel De tijd gaat
over.
Bijna niet meer. Wat lichaam was
wordt luisteren en kijken
naar amper merkbare verschuivingen.
Voor het huis staan de bomen
met hangende schouders te wachten
tot alles over is, angst
Relativerende poëzie zou een goede omschrij
ving zijn van het werk dat Maurits Mok al jareh
schrijft. Vaak korte zinnen met woorden die el
kaar niet verdringen of trachten op te heffen, niet
samengebald tot geweldige erupties, maar naast
elkaar staand zonder springende beelden, verbeel
dend wat ieder gewoon mens kan zien op straat, in
de stad, in de bergen. Wat mij opvalt altijd, is de
ontspannen wijze waarop Mok de aandacht ves
tigt. Hij trekt je niet plotseling aan je mouw maar
laat je rustig kijken, totdat je ineens en verbaasd,
in dat heel gewone, onaangedikte, het bijzondere
herkent. Het eenmalige. Wat Mok schrijft over
Evert Straat, een knap vertaler van Oudgriekse
poëzie, is in hoge mate karakteristiek voor hem
zelf. „Taal van hier en nu doet zich open, vangt
oude passies in spiegels en brengt de hartslag van
het mensdom zo dichtbij het gehoor, dat men hem
niet meer van het suizen achter alle gebeuren
onderscheiden kan.” In het jaar dat Mok 70 wordt,
verschijnt de bundel „Gedichten van zestig tot
zeventig”, die een verzamelbundel is van zijn werk
in 10 jaar. De bundel uit 1970 „Avond aan avond”,
„Met Job geleefd” 1972, „Grondtoon” 1975 en het
J meest recente werk in „De tijd gaat over” uit 1977.
I
Hoe dit alles ook zij, Parijs verkeerde in
januari 1853 in een feestroes. De huizen
waren versierd, de rue de Rivoli met haar
mooie colonnades werd ingewijd door de
bruiloftsstoet, honderdduizenden waren
samengestroomd om een glimp van het
bruidspaar op te vangen. Zo betoverend
mooi was de bruid in haar gewaad van wit
atlas dat, zegt een tijdgenoot, het publiek
bij haar aanblik het juichen vergat. Na
tuurlijk was de gehele plechtigheid zorg
vuldig voorbereid en men moet eerbiéd
hebben voor de vondsten van de regisseur.
De huwelijksvoltrekking van Napoleon I
had als voorbeeld gediend, men had de
galakoets waarin generaal Bonaparte in
1796 Josephine de Beauharnais naar het
altaar had gevoerd, tevoorschijn gehaald
en opgefrist, maar ook op nog geraffineer
der wijze de herinnering aan de eerste
keizer verlevendigd. Tussen de regimen
ten in hun kleurige uniformen en wuiven
de vaandels ontwaarden de toeschouwers
plotseling een kleine groep vergrijsde
mannen in verschoten tunieken, het hoofd
gedekt met de klassieke berenmuts: de
laatste overlevenden van de grande armee.
Napoleons leger, dat zoveel overwinnin
gen had bevochten. Menige toeschouwer
moest een traan van ontroering wegwissen
en velen liep één rilling over de rug bij de
herinnering aan die grootse tijden. En dat
was natuurlijk de opzet. Het roemrijke
verleden werd gesymboliseerd in de fami
lie Bonaparte en daarin paste ook dat de
nieuwe keizer zich Napoleon de Derde
noemde: hij wilde daarmee als het ware te
kennen geven dat hem de keizerskroon
van rechtswege toekwam en dat de zoon
van Napoleon I, de hertog van Reichstadt,
l’Aiglon, het Arendsjong, haar al als Na
poleon II had behoren te dragen. Zo was
alles gericht op de sentimenten van het
volk en op zijn kinderlijke wil ondanks
alles toch weer te geloven in een belofte
van roem en eer. Schone schijn, klater
goud ook hier.
In 1846 werd de vesting Ham gerestau
reerd, het wemelde er van werklui, van
metselaars en timmerlieden. De kamer
dienaar van Bonaparte kocht arbeiders-
kleren, een muts, een paar klompen. De
prins schoor met tranen in de ogen zijn
heldhaftige snor af, verkleedde zich, nam
een plank over zijn schouder, stal een
stenen pijpje in zijn mond en verliet zon
der herkend te zijn de vesting. In het bed
van de vluchteling had men een pop gelegd
en zijn arts vertelde rond dat de gevangene
ernstig ziek was. Inmiddels was Lodewijk
Napoleon in een daarvoor gehuurd rijtuig
gestapt en twaalf uur later was hij over de
Belgische grens op weg naar Ostende,
waar een schip gereed lag dat hem naar
Engeland bracht. Daar wachtte hij op
nieuw betere tijden af.
dat was in 1804 nodigde hij de Paus
dat was toen Pius VILuit naar Parijs
te komen en de kroning te verrichten. Een
uitnodiging van Napoleon was een bevel
en de Paus gehoorzaamde. In feite was de
gehele plechtigheid een belediging van het
hoofd der Kerk, want toen het ogenblik
van de kroning was aangebroken, plaatste
Napoleon zichzelf de gouden lauwerkrans
op het hoofd en daarna een kroon op het
hoofd van zijn gemalin. Alleen de zalving
liet hij aan de Paus over. Maar toch ver
leende natuurlijk de aanwezigheid van het
Hoofd der Kerk bijzondere glans en luister
aan de plechtigheid. Vandaar dat het een
hartewens van Eugénie was haar huwelijk
met Napoleon III óók door een Paus te zien
sluiten. Maar Pius IX die nu in het Vati-
cadn zetelde was een andere man dan Pius
VII. Hij weigerde, weliswaar zich veront
schuldigend wegens zijn leeftijd en zijn
zwakke gezondheid hij was 61 en heeft
tot 1878 de ring van Petrus gedragen
maar in werkelijkheid omdat hij een goed
geheugen had en zich de rol van een zekere
prins Lodewijk Napoleon in Italië herin
nerde.
In februari van het jaar 1848 brak in
Parijs een opstand uit die een einde maak
te aan het koningschap in Frankrijk. De
republiek werd uitgeroepen, maar de rust
keerde pas weer toen een paar arbeider-
sbetogingen met bruut geweld door gene
raal Cavaignac waren neergeslagen. Daar
op volgde weldra de verkiezing van een
president. Er waren vier kandidaten en
niemand verwachtte dat een van hen dade
lijk meer dan twee miljoen stemmen zou
halen. Maar dat pakte anders uit. Met 5'A
miljoen stemmen was Lodewijk Napoleon
de volkomen overwinnaar. Cavaignac was
tweede met l’A miljoen.
Het alleraardigste van „Het jonge
vadersboek” is vind ik dat je je
praktisch op elke bladzijde weer aller
lei prettige momenten uit je jeugd her
innert. Om dat te verklaren moet ik
natuurlijk onmiddellijk uiteenzetten,
wat de inhoud van dat boekje dan wel
is. Het bevat allerlei handigheidjes en
spelletjes, die kinderen elkaar doorge
ven dan wel van ouders of oudere
broers en zussen krijgen doorgespeeld.
Als u het leest zult u zeggen: o ja.
Om wat voorbeelden te noemen: het
vouwen van papieren mutsen, bootjes,
vliegtuigjes vooral, een „spreeuwe-
bek”; het verschuiven van spulletjes op
een tafel door onder de tafel stiekem
met een magneet te manipuleren; het
vervaardigen van een schrikenveloppe;
het uithollen van kastanjes en eikels
voor een pijpje; je zakdoek tot muis
omtoveren; (gele) letters in de sneeuw
piesen (auteur Nico Scheepmaker van
het boek merkt terecht op dat dat jon
gens beter lukt dan meisjes); meisjes
kunnen andere dingen weer beter dan
jongens trouwen?. Het snijden van
fluitjes uit riet, vliertakken; het maken
van een brilletje van kastanjebladste-
len; het opkruipen van een gras- of
korenhalm in je mouw; het met een
vergrootglas veters aansteken; boter,
kaas en eieren. Kortom, je kunt zo hele
ritsen kindergrappen en kinderslim-
migheden opsommen, die in het boek te
vinden zijn.