I ices JFHONDERD JAAR GELEDEN GEBOREN door dr. P. H. Schröder Koolhaas Maarten ’t Hart De rijzende ster De huwelijkskwestie Leven van More Heiligverklaring 24 NIEUWE BOEKEN VAN SAL SANTEN, A. KOOLHAAS EN MAARTEN ’T HART: >ten. een eze 4edi- its is Op die wijze gaat de brief verder, ons een volledig beeld tekenend van een scherpzinnig, opgewekt en edel mens en een waar humanist. ’ge en/ ;bo- 75,- „De kunst is voor de kunstenaar een smart waardoor hij zich bevrijdt voor een nieuwe smart. Hij is geen reus, maar een min of meer bonte vogel in de kooi van zijn bestaan Het citaat is van Kafka, en Sal Santen koos het als motto voor zijn nieuwe roman, Brand in Mokum (uitgegeven door De Arbeiderspers). Of Santen met het citaat het „centrale pro bleem’’ van zijn boek wilde verhelderen, weet ik niet, wel is de hoofdpersoon, hoewel geen kunstenaar, een gevangen vogel Wij zijn in het gelukkige bezit van een brief die „onze” Erasmus heeft gericht tot een beroemde Duitse humanist, Ulrich von Hutten. Die brief, vervat in fraai Latijn, de universele taal der geleerden, handelt over Sir Thomas More, ook een humanist en Erasmus’ vertrouwde vriend. More werd geboren op 9 februari 1478, nu 500 jaar geleden. Hij werd in 1535 onthoofd en was toen dus 57. Toch wordt hij 'door iemand die de terechtstelling bijwoonde, beschreven als een afgelegde trijsaard die reeds met één voet in het graf stond. De mensen werden toen nog niet oud. Zijn grootste vermaardheid kreeg More tijdens zijn leven door zijn boek Utopia. Ons woord utopie voor onbereikbaar ideaal, hersenschim is aan de titel van dit werk ontleend. In 1935 is hij door de Katholieke Kerk heilig verklaard Dit zijn enkele feiten over een man over wie Erasmus bladzijden lang zijn bewonde- iring uitspreekt. Men moet even wennen aan de stijl van zo’n brief: de humanisten hielden ervan mooie zinnen te bouwen. „Ik hoop”, zegt Erasmus, dat mijn kracht om een beeld van More te ontwerpen even groot zal zijn als uw verlangen waarnaar onstuimig is". Hij beschrijft More s uiterlijk en gaat dan door: „Zijn gelaat komt met zijn geest overeen, het openbaart altijd een vriendelijke en beminnens- waardige opgewektheid en toont graag een glimlach. Hij neigt meer tot vrolijkheid dan tot ernst, maar weet zich verre te houden van laffe grappen. Ik zag nog niemand die ten opzichte van spijzen minder kieskeurig was. Hij houdt van eenvoud, draagt zijde noch purper, tot vriendschap schijnt hij geboren, hij heeft een tegenzin in dobbel- en kaartspel maar in gezellig verkeer is hij opgewekt en geestig. Hij is het die mij heeft aangezet de Lof der Zotheid te schrijven A tefi homas More was tijd Kaart van het door Thomas More beschreven Utopia Een scala van emoties Maarten 't Hart Anton Koolhaas ■i DINY SCHOUTEN Evenals in het versje is er ook voor Jules „geen Brand in Mokum, brand in Mokum, Zie daarginder, zie daarginder, Brand, brand, brand, En daar is geen water. De gebeurtenissen, die de „stijve sommenmaker” Kampe van zijn stuk brengen, zijn een stuk minder overzichtelijk dan een simpele operatie. Koolhaas haalt als altijd, een kennelijk genoegen in om de meest vreemdsoortige, welhaast symbolische, inci denten te laten samenvloeien, met steeds ongeloof lijk ingrijpende gevolgen, en hij loopt er, als steeds, nog netjes mee weg ook! Een volstrekt eigenzinnig mengsel, met delen Kafka en Ibsen erin, dat misschien het best te omschrijven valt als „moderne sprookjes”. Zijn dagenlange beklimming van de toren con fronteert hem met zoveel leed, elkaar door mensen bewust aangedaan, dat ook zijn eigen, tot dan toe emotieloze, bestaan erdoor geschokt wordt. Karei was een neelje van Catharina. Er zullen zeker ook andere overwegingen zijn geweest maar in ieder geval bleef de paus onwrikbaar. En even onwrikbaar bleef Catharina. Nu scheidde Hendrik Engeland van de katholieke hiërarchie af en stichtte een nationale kerk, waarvan hij zelf het hoofd werd. Een rechtbank van geestelij ken sprak de onwettigheid van het huwe lijk uit en Hendrik trouwde met Anna Boleyn. „Laatste zomernacht” is zeer sfeervol, zeer mooi geschreven. De beschrijvingen van de geuren en geluiden van het moeras, waarin naar vlinders en vuurpadden wordt gezocht, roepen perfect de be doelde en herkenbare stemmingen op. Een klein (dat slaat dan op de omvang, 94 pagina’s) meester werk! wel een soldaat om te kopen het haar af te staan en zij heeft vaders hoofd haar hele leven bewaard, ja het is met haar begra ven. Lief, maar ook wel griezelig. In de jaren die volgden op de Utopia zijn De huwelijkskwestie is ingewikkeld. Bondgenootschappen en vriendschapsver dragen tussen staten werden vroeger dik wijls bevestigd door een huwelijk tussen vorstelijke personen. Daarom vertrok de vijftienjarige Catharina van Arragon in 1501 naar Engeland om er te trouwen met de troonopvolger Arthur. Het huwelijk werd gesloten maar een jaar later stierf Arthur, 16 jaar oud. Om de vriendschaps band tussen Spanje en Engeland te besten digen besloten de regeringen dat Cathari na nu zou trouwen met de nieuwe troonop volger, Arthurs jongere broer Hendrik. roem en eer het aanaeéi van More gewor den. Eingelijk'tegen zijn zin. Het eigenaar dige is dat hij nooit naar ambten of onder scheidingen heeft gestreefd. Ze werden hem veeleer opgedrongen. Jarenlang heeft hij overwogen of hij kloosterling zou wor den en zijn verlangen ging daarbij uit naar de strenge orde der Kartuizers. Vier jaar heeft hij met de Londense Kartuizers ge leefd en hun regels gevolgd, maar toen koos hij toch de wereld. En de koning bond hem gaarne aan zich. Hij had grote sympa thie voor More, eerbied voor zijn kennis en integriteit, hoewel daaruit nu juist de bot sing zou voortkomen. In 1521 werd More onder-thesaurier, vier jaar later kanselier van Lancaster, in 1529 lord-kanselier, een functie die te vergelijken is met die van een huidige minister-president. Maar dan treedt de verandering in, verandering die zou leiden tot zijn val, maar die begon in het gezin van zijn koning. More stamde uit een gezeten Londense familie. Zijn moeder overleed jong zoals zovele vrouwen vroeger en de twaalfjarige Thomafe kwam als page in dienst van de aartsbisschop van Canterbury, van wie hij zoveel leerde dat hij twee jaar later in Oxford een universitaire opleiding kon volgen. In 1501 werd hij als advocaat tot de balie toegelaten, een paar jaar later werd hij Parlementslid, trouwde, zat weldra in de kleine kinderen, verloor zijn jonge vrouw, hertrouwde met een weduwe en werd door de City of London tot onder- sheriff benoemd. In 1509 stierf de koning Op het ogenblik verstaan wij onder een lumanist in de eerste plaats iemand die buitenkerkelijk is, die niet gelooft aan het bestaan van een persoonlijke god. Maar historisch genomen, als een met de renais sance gelijktijdig optredend verschijnsel, is het humanisme iets geheel anders. Het uitleent zijn naam aan zijn belangstelling zoor de res humanae, de menselijke zaken, het aardse in al zijn breedheid. Het ont stond in Italië uit het verlangen het grootse verleden, dus de Romeinse oudheid, beter ie leren kennen, zijn taal, het Latijn, in de oude luister te herstellen en zich de helder heid eigen te maken waarin de klassieke schrijvers uitblonken. Langs smalle en [brede paden heeft dit Italiaanse humanis me zijn weg over de Alpen gezocht en op ■die reis verandert zijn karakter. In noorde lijker streken wordt het hoofdkenmerk de vereniging van het christendom met de denkbeelden van de grote filosofen der oudheid, Plato voorop. De bestudering van hun werken zou, meenden deze humanis ten, bijdragen tot vernieuwing en verster king van het christelijk geloof. Zo’n huma nist was Erasmus die het Nieuwe Testa ment in het Latijns vertaalde, zo’n huma nist was ook Thomas More. De architect ir. Aernoudt Kampe, hoofdpersoon in Koolhaas’ nieuwe boek Een kind in de toren (G. A. van Oorschot) zit al evenzeer gevangen in zijn bestaan als Jules uit Brand in Mokum. Hier is het zelf-opgelegd verbod op emoties nog sterker, en ook hier wordt het wankele evenwicht verbroken. en zijn zoon volgde hem als Hendrik VIII op. Met het optreden van deze jonge huma- nistenvorst, vriend van geleerden en kun stenaars, leek de gouden eeuw aangebro ken. Het is de tijd dat Erasmus langdurig Engeland en zijn vriend More bezocht in wiens huis hij De Lof der Zotheid schreef, de tijd ook waarin More als gezant een kwestie tussen Hendrik en Karel V oplos te. Hij bracht toen een half jaar in Antwer pen door, toonde zich een behendig diplo maat en vond bovendien nog de tijd om het tweede deel te schrijven van het boek dat hem wereldberoemd zou maken: Utopia, de beschrijving van een vrijwel ideale sa menleving op een eiland dat hij Nergens- land noemde. Het Griekse woord ou bete kent: niet en topos betekent: plaats. Later voegde hij er een eerste deel aan toe waar in hij met scherpe pen de toestanden be schreef op een ander eiland, dat helemaal niet gefantaseerd was maar dat Engeland heette. Voor de lezer van nu is het tweede deel verreweg het belangwekkendst. More stelt het voor dat hij in Antwerpen kennis maakte met een Portugese zeeman die onder Amerigo Vespucci - aan wie Amerika zijn naam dankt - de hele wereld had rondgèzworven en overal zijn ogen goed de kost had gegeven. Hij heet Rap hael Hytholdaens, een vreemde naam, maar het Griekse woord hythlos betekent spotterij, grap, scherts. More zal, dunkt mij, deze naam gekozen hebben om te laten doorschemeren dat wat de zeeman vertelt niet op werkelijkheid, maar op fan tasie berust. Deze Raphael nu zegt vijf jaar te hebben doorgebracht op Utopia en de Utopiërs dus goed te hebben leren kennen. Zij leven in een soort communistische gemeen schap, communistisch dan in de zin die de eerste christenen eraan gaven. Geld ken nen zij niet, privaat bezit evenmin. Ieder werkt voor de gemeenschap en omdat al len werken is een arbeidstijd van zes uur per dag voldoende. De vrije tijd kan ieder naar goeddunken besteden, maar om acht uur gaat iedereen onder de wol. Zinloze spelen als dobbelen en kaarten kennen zij Dr. M. van der Zeyde: Thomas More Th. Maynard: Heiligen voor onze tijd. N de Rooy: Utopia Karl Kantsky: Thomas More en zijn utopi Deze boeken zijn aanwezig in de Stadsbiblio theek. Het is op deze weg dat Thomas More zijn koning niet kon en niet mocht volgen. Hij weigerde standvastig de scheiding tussen Hendrik en Catharina goed te keuren, hij was het volkomen oneens met de afschei ding van Rome en kon natuurlijk de ver bintenis met Anna Boleyn niet als een wettig huwelijk beschouwen. En nu is het merkwaardige dat More, eigenlijk een wei nig Weegbaar man, een man van het com promis, in ieder geval van het overleg, hier een vastberadenheid, een zedelijke moed heeft getoond die hem, zoals hij met zeker heid wist naar het schavot zou voeren en - wat hij niet wist - naar de onsterfelijkheid. Op de dag dat de Engelse geestelijke Hendrik VIII erkenden als Supreme Head of the Church legde More al zijn officiële functies neer. Hij werd weer de eenvoudi ge ambteloze burger van vroeger. Hij wei gerde de kroning van Anna Boleyn bij te wonen. Hij weigerde de eed op de nieuwe toestand af te leggen. Daarop volgden zijn arrestatie, een verblijf in de Tower en in 1535 zijn dood op het schavot. En dat alles omdat hij geloofde in de ondeelbaarheid van zijn kerk en gehoorzaam was aan haar verordeningen. Naar gewoonte dier tijden werd zijn hoofd op een piek gestoken op London Bridge. Zijn dochter Margaret wist even- Ook Maarten ’t Hart geeft in zijn nieuwste ver haal Laatste zomernacht (De Arbeiderspers) het verslag van een „crisis in het bestaan”. De geurige warmte van een zeer mooie zomeravond, de laatste avond van een excursie van een kleine groep jaargenoten-biologiestudenten, brengt de ik-fi- guur, George, in een zwaarmoedige stemming. Hij raakt door dat onverwachte en onwelkome hu meur uit z’n evenwicht. Zijn verwarde gevoelens behelzen twee medestudentes, Ingeborg, met wie hij een jaar lang een relatie had, die hij verbrak om een principe-kwestie, en Marijke, op wie hij bijna tegen z’n wil verliefd wordt. De reacties van Marij ke op zijn gedrag kwetsen hem, hij wil haar uitleggen, dat ze ongelijk heeft met hem te wan trouwen, dat het terecht was dat hij het uitmaakte met Ingeborg. Het lukt hem niet Marijke te over tuigen, wel wordt George erdoor gedwongen over zichzelf na te denken, en het valt hem dan in, dat zijn „gelijk” in zijn verhouding tegenover Inge borg maar heel betrekkelijk is. Die was toen twaalf. Maar het kerkelijk recht verbood op bijbelse gronden het huwelijk met de weduwe van een broer, een verbod waarvan alleen de Paus dis pensatie, ontheffing kon verlenen. Julius II was daartoe bereid. Een overweging zal daarbij geweest zijn dat het huwelijk tus sen Arthur en Catharina wel was gesloten maar niet voltrokken, dat zij dus nog maagd was. Toch duurde het nog tot 1509 voor Hen drik en Catharina trouwden. Hij was toen juist als Hendrik VIII koning geworden, toonde zich een veelbelovend vorst en een ijverig katholiek. In 1521 schreef hij zelfs een felle aanklacht tegen Luther, waar voor hij van de Paus de titel defensorfidei, verdediger des geloofs kreeg. Maar helaas was Catharina ongelukkig in het kraam bed. Zes kinderen, waaronder twee jonge tjes stierven vlak vopr of vlak na de ge boorte, één dochtertje slechts bleef leven. Hendrik, die hevig verlangde naar een zoon - er had nog nooit een vrouw over Engeland geregeerd - begon zich af te vragen of hij niet in zonde leefde met de weduwe van zijn broer. Strafte God hem niet duidelijk dóór de dood van twee zoontjes? Was de Paus wel gerechtigd ge weest dispensatie te verlenen? Daar kwam allerlei bij: Catharina was zes jaar ouder, weinig aantrekkelijk en nu, zeiden de art sen, onvruchtbaar. De verstandhouding met Spanje was sterk verkoeld en bovenal: Hendrik was tot over zijn oren verliefd geworden op Anna Boleyn. Dus vroeg de koning aan de paus de dispensatie in te trekken. Maar Clemens VII weigerde. Hij stond op goede voet met Karel V die in 1516 koning van Spaiije was geworden. En is gevoelens als „liefde” en „tederheid” tot zich toe te laten. Wat heeft de bevrijding van anderen, van de bevolking van St. Maris voor zin gehad, als het hem zelf niet mogelijk is, om iets van het leven te maken? „Het is dan broddelwerk”, concludeert Kampe, en Koolhaas begeleidt die conclusie met fraaie filosofische overpeinzingen, waarin het lijkt alsof hij het probleem dat hij aandraagt, niet al te serieus wil nemen. Bijna als epn negentiende- eeuwse romancier, die boven zijn personages troont, voorziet Koolhaas de gebeurtenissen van irotiisch commentaar. Soms maakt hij het daarbij naar mijn smaak wel wat erg bont, hij bedient zich van een zeer archaïserend woordgebruik, dat doet denken aan wat onder corpsstudenten jolig gevon den wordt: „ongemeen interessant” en „bijaldien” naast „verdomd” en „ja maar Jezus”, bijvoor beeld. Maar wat doen de middelen ertoe, als Kool haas er blijkbaar toch in slaagt iets op papier te zetten, dat je, na lezing, nog dagen bezighoudt? ver vooruit met ’Utopia’ niet, wel een soort schaakspel waarin deugden en ondeugden elkaar bestrijden. Hun maaltijden gebruiken zij gemeen schappelijk, zij kennen dus het begrip cën- trale keuken. Niemand werkt om vooruit te komen, want dat begrip is bij de Uto piërs onbekend. De welvaart van alle be woners is het doel van aller arbeid. Luxe is uit den boze, goud wordt gebruikt om „het nederigste vaatwerk” de po van te maken en edelgesteenten zijn kinderspeelgoed. Iedereen krijgt wat hij nodig heeft, dus waarom zou iemand iets stelen? Op de markt en in de magazijnen kan hij koste loos datgene halen waaraan hij behoefte heeft. De wetten der Utopiërs zijn gering in aantal en duidelijk van taal. „Ieder burger wordt geacht de wet te kennen”, is daar dus geen loze kreet zoals bij ons. Tegen hun zin worden de bewoners van Utopia wel eens tot een oorlog gedwongen. De krijgsgevangenen die zij dan maken worden tot slaven gemaakt, maar hun kin deren zijn weer vrije burgers. Merkwaar dig is wat ons over de zieken wordt verteld. Men verpleegt ze met grote zorg, maar als de kwaal ongeneeslijk, langdurig en pijn lijk is kunnen de priesters de lijder de raad geven zich het leven te benemen. Maar de beslissing blijft aan de patiënt. Op het eiland bestaan verschillende gods diensten, maar niemand mag om zijn gods dienstige overtuiging worden lastigge vallen. Het is natuurlijk onmogelijk meer dan een uiterst vluchtige schets te geven van een werk dat zo boordevol originele ge dachten en denkbeelden is. De rijke ver beeldingskracht van More heeft een maat schappij geschapen waarvan sommige grondslagen in onze tijd in enkele Israëli sche kiboetsim zijn verwezenlijkt. Die as sociatie maakte ik tenminste onder het lezen, maar de vergelijking gaat slechts gedeeltelijk op In ieder geval is More met zijn totaal nieuwe ideeën zijn tijd ver vooruit. Toch sprak zijn werk als uiting van misnoegen over de toestanden rondom hem duizen den aan. De Latijnse edities volgden el kaar snel op en al heel gauw kwamen de vertalingen in alle talen van de beschaafde wereld. Ook in het Nederlands is de Utopia natuurlijk verkijgbaar en werkelijk: het is een boeiend boek, een wijs boek, een fasci nerend boek zelfs. Waard om gelezen te worden. Ook nu. redden meer aan”. Toch is het geen deprimerend boek, misschien omdat zo’n crisis in het bestaan zo zuiverend, opluchtend werkt? Ir. Kampe, een befaamd architect, krijgt een opdracht om een toren te restaureren. Tot zover klinkt alles gewoon en ordelijk. Aan de opdracht zit echter een luchtje, niemand heeft ooit van „St. Maris” gehoord, en over de toren ervan, dat toch een opmerkelijk bouwwerk moet zijn, is in de vakliteratuur nooit iets geschreven. Als Kampe eens poolshoogte gaat nemen in St. Maris, blijkt de „commissie van torenwerken”, die de opdracht heeft gegeven, te bestaan uit een op z’n zachtst gezegd sinister gezelschap heren. De commissie blijkt er alles aan gelegen, Kampe af te houden van restauratieplannen, in plaats van hem met open armen te ontvangen, de toren is bouwvallig en instortingsgevaar bedreigt de onmiddellijke omge ving. Geleidelijk wordt het ir. Kampe duidelijk, dat de toren, die, qm het allemaal nog sprookjes- achtiger te maken, voor het grootste deel van het jaar door nevels aan het zicht onttrokken wordt, al Brand in Mokum is het eerste boek van Sal Santen dat niet een stukje van zijn eigen ge schiedenis verhaalt. De voorgaande romans en verhalen waren sterk autobiografisch, en het was dat heel persoonlijke, waarom ik die verhalen (o.a. Een geintje, Stormvogels en de politieke herinne ringen Adios Companeros! erg sympathiek vond. Santen is pas na zijn vijftigste, na een leven vol politieke activiteiten, beginnen te schrijven, en zijn eerste boeken bezitten de charme van het onge compliceerde, ze zijn „rechtuit” verteld, wars van literaire pretenties, en je bent bereid om het ge brek aan elegantie of genuanceerdheid in de uit drukking te accepteren, omdat de eerlijkheid je ontwapent. In Brand in Mokum is merkbaar dat het boek „literairder" is opgezet, dat er geprobeerd is vanuit een ingewikkelder schema te werken dan in de voorgaande het geval was. Is Sal Santen nu ook door „academisme” geïnfecteerd? Dat toch ook weer niet, er hoeven gelukkig nog geen „betekenis niveaus” in zijn werk te worden onderzocht. Dat Santen op zoek is naar indringender technieken kan ik me levendig voorstellen, er zijn voor een schrijver meer middelen mogelijk om wat hij te zeggen heeft voorstelbaarder te maken dan waar toe de methode van het „rechtuit", zonder omhaal, vertellen in staat stelt. Santen heeft zich in zijn eerste poging in de richting van een subtieler vertelwijze wel aan iets heel moeilijks gewaagd: de angsten en fantasieën van een man die na een zware operatie wakker wordt. Er zitten stukken in het boek die ik niet erg I overtuigend vind, maar er is zeker sprake van winst. De hallucinaties van Jules zijn zeer direct, eeuwenlang dienst doet als lucratief afpersings- middel op de gelovige gemeente van St. Maris. De bevolking is opgegroeid met het dreigement, hun door opeenvolgende meer en vooral minder vrome bisschoppen voorgehouden, dat God de toren zal doen instorten als de zonde zich in St. Maris zou vestigen. Door de bereidheid van de kerkelijke leiders, God daarbij een handje te helpen, en de toren alvast te voorzien van tonnen kruit, bleef de legende voldoende werkzaam om de inwoners hun zonden te doen afkopen. Aanvullende terreurac ties en effectieve tegenwerking van elke restaura- tiepoging deden de rest; ook nog als Kampe arri veert, slaagt de „commissie voor torenwerken” erin de eigen beurs met deze mafia-praktijken te spekken. Kampe neemt, door zijn restauratieplan nen door te zetten, de uitdaging op zich, St. Mapis te bevrijden van de collectieve godsdienstwaanzin. In de toren treft hij een kind aan, dat daar door roofvogels is gebracht. De confrontatie met het schuldeloze kind maken bij Kampe gevoelens los, die hij voor altijd afgesloten dacht te hebben. Hij begint te dromen over zijn twee kinderen, en over zijn vrouw, die hij alledrie verloren heeft. Pas dan dringt het besef door hoezeer hij hen tekort heeft gedaan door zijn weigering, zijn gevoelens te to nen Als hij weer terug is na zijn nachtmerrie achtige avontuur, dreigt hij zich, uit onmacht, weer even ontoegankelijk op te stellen als daar voor. Die houding blijkt nu onmogelijk geworden, hij raakt ditmaal in paniek, omdat hij niet in staat Bijna op de dag vierhonderd jaar na zijn dood is Thomas More heilig verklaard. Vierhonderd jaar, je wrijft je ogen uit. De kerk gaat niet over een nacht ijs, dat blijkt alweer. Het is natuurlijk bekend dat een heiligverklaring veel geld en veel tijd kost maar waar het een man betreft van wie zoveel bekend is, is enige verwondering toch wel gewettigd. Een katholiek auteur heeft dan ook de vraag gesteld of er mis schien tijdens het proces bezwaren zijn gerezen en hij acht dat mogelijk, waar schijnlijk zelfs. In de eerste plaats was More zeer bevriend met Erasmus en van Erasmus is wel eens gezegd dat hij het ei gelegd 'heeft dat Luther heeft uitgebroed. Maar er is meer: als men alles wat over de opvattingen der Utopiërs wordt verteld beschouwt als strokende met More’s eigen opvattingen, moet men wel twijfelen aan zijn rechtzinnigheid. De, Utopiërs staan onder bepaalde omstandigheden echt scheiding en zelfs zelfmoord toe. Maar wie vertelt ons dat allemaal? Niet More, maar Hythlodaens en wat betekent die naam ook weer? Juist, grappenmaker. Hoe dit alles ook zij, de Kerk heeft na lang beraad More tot de eer der altaren verheven, dat wil zeggen dat hij vereerd mag worden. Erf dat verdient hij, hoe men dat woord ook opvat. „van binnenuit” beschreven, zodat je zeer betrok ken raakt bij de gevoelens van de hoofdpersoon. Het lukt niet overal even goed, soms geeft San ten te veel commentaar op zijn hoofdpersoon, commentaar dat achterwege had moeten blijven. Zo hoeft ons niet te worden uitgelegd, hoe Jules zich voelt, en vooral niet in termen die hij zelf niet zou gebruiken. De beginzinnen geven een voor beeld van die onhandigheid „Word eens wakker, hoorde Jules fluisteren, zonder de kracht te bezitten zich te bewegen of zijn ogen te openen. Zijn hele lichaam was doordrenkt van een verlammende vermoéidheid”. Het is te mooi gezegd, te beeldrijk: „doordrenkt van een verlammende vermoeidheid”, Santen schept er, waarschijnlijk ongewild, afstand mee tussen de lezer en de hoofdpersoon. De joodse jdles, de hoofdpersoon om wie hei gaat, is in alle opzichten gekooid in zijn bestaan Er is veel dat hem bedrfeigd en dat hij onderdrukken wil: de herinneringen aan de oorlog, angst voor ontslag, angst voor ziekte, angst om dood te gaan, angst om in alle opzichten een „kneusje” te zijn. De angsten worden tenslotte toch geuit, in nachtmer- rie-achtige fantasieën, die soms zo komisch zijn, dat ze bevrijdend werken. De titel verwijst naar „een bekende canon”: Sal Salten i *k^*«>^*^'***«- Ss. Thomas More •R

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 25