I
ices
JFHONDERD JAAR GELEDEN GEBOREN
door dr. P. H. Schröder
Koolhaas
Maarten ’t Hart
De rijzende ster
De huwelijkskwestie
Leven van More
Heiligverklaring
24
NIEUWE BOEKEN VAN SAL SANTEN, A. KOOLHAAS EN MAARTEN ’T HART:
>ten.
een
eze
4edi-
its is
Op die wijze gaat de brief verder, ons een volledig beeld tekenend van een
scherpzinnig, opgewekt en edel mens en een waar humanist.
’ge
en/
;bo-
75,-
„De kunst is voor de kunstenaar een smart waardoor hij zich bevrijdt
voor een nieuwe smart. Hij is geen reus, maar een min of meer bonte
vogel in de kooi van zijn bestaan Het citaat is van Kafka, en Sal Santen
koos het als motto voor zijn nieuwe roman, Brand in Mokum (uitgegeven
door De Arbeiderspers). Of Santen met het citaat het „centrale pro
bleem’’ van zijn boek wilde verhelderen, weet ik niet, wel is de
hoofdpersoon, hoewel geen kunstenaar, een gevangen vogel
Wij zijn in het gelukkige bezit van een brief die „onze” Erasmus heeft gericht tot
een beroemde Duitse humanist, Ulrich von Hutten. Die brief, vervat in fraai Latijn,
de universele taal der geleerden, handelt over Sir Thomas More, ook een
humanist en Erasmus’ vertrouwde vriend. More werd geboren op 9 februari 1478,
nu 500 jaar geleden. Hij werd in 1535 onthoofd en was toen dus 57. Toch wordt hij
'door iemand die de terechtstelling bijwoonde, beschreven als een afgelegde
trijsaard die reeds met één voet in het graf stond. De mensen werden toen nog
niet oud. Zijn grootste vermaardheid kreeg More tijdens zijn leven door zijn boek
Utopia. Ons woord utopie voor onbereikbaar ideaal, hersenschim is aan de titel
van dit werk ontleend. In 1935 is hij door de Katholieke Kerk heilig verklaard Dit
zijn enkele feiten over een man over wie Erasmus bladzijden lang zijn bewonde-
iring uitspreekt. Men moet even wennen aan de stijl van zo’n brief: de humanisten
hielden ervan mooie zinnen te bouwen. „Ik hoop”, zegt Erasmus, dat mijn kracht
om een beeld van More te ontwerpen even groot zal zijn als uw verlangen
waarnaar onstuimig is". Hij beschrijft More s uiterlijk en gaat dan door: „Zijn gelaat
komt met zijn geest overeen, het openbaart altijd een vriendelijke en beminnens-
waardige opgewektheid en toont graag een glimlach. Hij neigt meer tot
vrolijkheid dan tot ernst, maar weet zich verre te houden van laffe grappen. Ik zag
nog niemand die ten opzichte van spijzen minder kieskeurig was. Hij houdt van
eenvoud, draagt zijde noch purper, tot vriendschap schijnt hij geboren, hij heeft
een tegenzin in dobbel- en kaartspel maar in gezellig verkeer is hij opgewekt en
geestig. Hij is het die mij heeft aangezet de Lof der Zotheid te schrijven
A
tefi
homas More was tijd
Kaart van het door Thomas More beschreven Utopia
Een scala van emoties
Maarten 't Hart
Anton Koolhaas
■i
DINY SCHOUTEN
Evenals in het versje is er ook voor Jules „geen
Brand in Mokum, brand in Mokum,
Zie daarginder, zie daarginder,
Brand, brand, brand,
En daar is geen water.
De gebeurtenissen, die de „stijve sommenmaker”
Kampe van zijn stuk brengen, zijn een stuk minder
overzichtelijk dan een simpele operatie. Koolhaas
haalt als altijd, een kennelijk genoegen in om de
meest vreemdsoortige, welhaast symbolische, inci
denten te laten samenvloeien, met steeds ongeloof
lijk ingrijpende gevolgen, en hij loopt er, als
steeds, nog netjes mee weg ook! Een volstrekt
eigenzinnig mengsel, met delen Kafka en Ibsen
erin, dat misschien het best te omschrijven valt als
„moderne sprookjes”.
Zijn dagenlange beklimming van de toren con
fronteert hem met zoveel leed, elkaar door mensen
bewust aangedaan, dat ook zijn eigen, tot dan toe
emotieloze, bestaan erdoor geschokt wordt.
Karei was een neelje van Catharina. Er
zullen zeker ook andere overwegingen zijn
geweest maar in ieder geval bleef de paus
onwrikbaar. En even onwrikbaar bleef
Catharina. Nu scheidde Hendrik Engeland
van de katholieke hiërarchie af en stichtte
een nationale kerk, waarvan hij zelf het
hoofd werd. Een rechtbank van geestelij
ken sprak de onwettigheid van het huwe
lijk uit en Hendrik trouwde met Anna
Boleyn.
„Laatste zomernacht” is zeer sfeervol, zeer mooi
geschreven. De beschrijvingen van de geuren en
geluiden van het moeras, waarin naar vlinders en
vuurpadden wordt gezocht, roepen perfect de be
doelde en herkenbare stemmingen op. Een klein
(dat slaat dan op de omvang, 94 pagina’s) meester
werk!
wel een soldaat om te kopen het haar af te
staan en zij heeft vaders hoofd haar hele
leven bewaard, ja het is met haar begra
ven. Lief, maar ook wel griezelig.
In de jaren die volgden op de Utopia zijn
De huwelijkskwestie is ingewikkeld.
Bondgenootschappen en vriendschapsver
dragen tussen staten werden vroeger dik
wijls bevestigd door een huwelijk tussen
vorstelijke personen. Daarom vertrok de
vijftienjarige Catharina van Arragon in
1501 naar Engeland om er te trouwen met
de troonopvolger Arthur. Het huwelijk
werd gesloten maar een jaar later stierf
Arthur, 16 jaar oud. Om de vriendschaps
band tussen Spanje en Engeland te besten
digen besloten de regeringen dat Cathari
na nu zou trouwen met de nieuwe troonop
volger, Arthurs jongere broer Hendrik.
roem en eer het aanaeéi van More gewor
den. Eingelijk'tegen zijn zin. Het eigenaar
dige is dat hij nooit naar ambten of onder
scheidingen heeft gestreefd. Ze werden
hem veeleer opgedrongen. Jarenlang heeft
hij overwogen of hij kloosterling zou wor
den en zijn verlangen ging daarbij uit naar
de strenge orde der Kartuizers. Vier jaar
heeft hij met de Londense Kartuizers ge
leefd en hun regels gevolgd, maar toen
koos hij toch de wereld. En de koning bond
hem gaarne aan zich. Hij had grote sympa
thie voor More, eerbied voor zijn kennis en
integriteit, hoewel daaruit nu juist de bot
sing zou voortkomen. In 1521 werd More
onder-thesaurier, vier jaar later kanselier
van Lancaster, in 1529 lord-kanselier, een
functie die te vergelijken is met die van
een huidige minister-president. Maar dan
treedt de verandering in, verandering die
zou leiden tot zijn val, maar die begon in
het gezin van zijn koning.
More stamde uit een gezeten Londense
familie. Zijn moeder overleed jong zoals
zovele vrouwen vroeger en de twaalfjarige
Thomafe kwam als page in dienst van de
aartsbisschop van Canterbury, van wie hij
zoveel leerde dat hij twee jaar later in
Oxford een universitaire opleiding kon
volgen. In 1501 werd hij als advocaat tot de
balie toegelaten, een paar jaar later werd
hij Parlementslid, trouwde, zat weldra in
de kleine kinderen, verloor zijn jonge
vrouw, hertrouwde met een weduwe en
werd door de City of London tot onder-
sheriff benoemd. In 1509 stierf de koning
Op het ogenblik verstaan wij onder een
lumanist in de eerste plaats iemand die
buitenkerkelijk is, die niet gelooft aan het
bestaan van een persoonlijke god. Maar
historisch genomen, als een met de renais
sance gelijktijdig optredend verschijnsel,
is het humanisme iets geheel anders. Het
uitleent zijn naam aan zijn belangstelling
zoor de res humanae, de menselijke zaken,
het aardse in al zijn breedheid. Het ont
stond in Italië uit het verlangen het grootse
verleden, dus de Romeinse oudheid, beter
ie leren kennen, zijn taal, het Latijn, in de
oude luister te herstellen en zich de helder
heid eigen te maken waarin de klassieke
schrijvers uitblonken. Langs smalle en
[brede paden heeft dit Italiaanse humanis
me zijn weg over de Alpen gezocht en op
■die reis verandert zijn karakter. In noorde
lijker streken wordt het hoofdkenmerk de
vereniging van het christendom met de
denkbeelden van de grote filosofen der
oudheid, Plato voorop. De bestudering van
hun werken zou, meenden deze humanis
ten, bijdragen tot vernieuwing en verster
king van het christelijk geloof. Zo’n huma
nist was Erasmus die het Nieuwe Testa
ment in het Latijns vertaalde, zo’n huma
nist was ook Thomas More.
De architect ir. Aernoudt Kampe, hoofdpersoon
in Koolhaas’ nieuwe boek Een kind in de toren (G.
A. van Oorschot) zit al evenzeer gevangen in zijn
bestaan als Jules uit Brand in Mokum. Hier is het
zelf-opgelegd verbod op emoties nog sterker, en
ook hier wordt het wankele evenwicht verbroken.
en zijn zoon volgde hem als Hendrik VIII
op. Met het optreden van deze jonge huma-
nistenvorst, vriend van geleerden en kun
stenaars, leek de gouden eeuw aangebro
ken. Het is de tijd dat Erasmus langdurig
Engeland en zijn vriend More bezocht in
wiens huis hij De Lof der Zotheid schreef,
de tijd ook waarin More als gezant een
kwestie tussen Hendrik en Karel V oplos
te. Hij bracht toen een half jaar in Antwer
pen door, toonde zich een behendig diplo
maat en vond bovendien nog de tijd om het
tweede deel te schrijven van het boek dat
hem wereldberoemd zou maken: Utopia,
de beschrijving van een vrijwel ideale sa
menleving op een eiland dat hij Nergens-
land noemde. Het Griekse woord ou bete
kent: niet en topos betekent: plaats. Later
voegde hij er een eerste deel aan toe waar
in hij met scherpe pen de toestanden be
schreef op een ander eiland, dat helemaal
niet gefantaseerd was maar dat Engeland
heette. Voor de lezer van nu is het tweede
deel verreweg het belangwekkendst.
More stelt het voor dat hij in Antwerpen
kennis maakte met een Portugese zeeman
die onder Amerigo Vespucci - aan wie
Amerika zijn naam dankt - de hele wereld
had rondgèzworven en overal zijn ogen
goed de kost had gegeven. Hij heet Rap
hael Hytholdaens, een vreemde naam,
maar het Griekse woord hythlos betekent
spotterij, grap, scherts. More zal, dunkt
mij, deze naam gekozen hebben om te
laten doorschemeren dat wat de zeeman
vertelt niet op werkelijkheid, maar op fan
tasie berust.
Deze Raphael nu zegt vijf jaar te hebben
doorgebracht op Utopia en de Utopiërs
dus goed te hebben leren kennen. Zij leven
in een soort communistische gemeen
schap, communistisch dan in de zin die de
eerste christenen eraan gaven. Geld ken
nen zij niet, privaat bezit evenmin. Ieder
werkt voor de gemeenschap en omdat al
len werken is een arbeidstijd van zes uur
per dag voldoende. De vrije tijd kan ieder
naar goeddunken besteden, maar om acht
uur gaat iedereen onder de wol. Zinloze
spelen als dobbelen en kaarten kennen zij
Dr. M. van der Zeyde: Thomas More
Th. Maynard: Heiligen voor onze tijd.
N de Rooy: Utopia
Karl Kantsky: Thomas More en zijn utopi
Deze boeken zijn aanwezig in de Stadsbiblio
theek.
Het is op deze weg dat Thomas More zijn
koning niet kon en niet mocht volgen. Hij
weigerde standvastig de scheiding tussen
Hendrik en Catharina goed te keuren, hij
was het volkomen oneens met de afschei
ding van Rome en kon natuurlijk de ver
bintenis met Anna Boleyn niet als een
wettig huwelijk beschouwen. En nu is het
merkwaardige dat More, eigenlijk een wei
nig Weegbaar man, een man van het com
promis, in ieder geval van het overleg, hier
een vastberadenheid, een zedelijke moed
heeft getoond die hem, zoals hij met zeker
heid wist naar het schavot zou voeren en -
wat hij niet wist - naar de onsterfelijkheid.
Op de dag dat de Engelse geestelijke
Hendrik VIII erkenden als Supreme Head
of the Church legde More al zijn officiële
functies neer. Hij werd weer de eenvoudi
ge ambteloze burger van vroeger. Hij wei
gerde de kroning van Anna Boleyn bij te
wonen. Hij weigerde de eed op de nieuwe
toestand af te leggen. Daarop volgden zijn
arrestatie, een verblijf in de Tower en in
1535 zijn dood op het schavot. En dat alles
omdat hij geloofde in de ondeelbaarheid
van zijn kerk en gehoorzaam was aan haar
verordeningen.
Naar gewoonte dier tijden werd zijn
hoofd op een piek gestoken op London
Bridge. Zijn dochter Margaret wist even-
Ook Maarten ’t Hart geeft in zijn nieuwste ver
haal Laatste zomernacht (De Arbeiderspers) het
verslag van een „crisis in het bestaan”. De geurige
warmte van een zeer mooie zomeravond, de laatste
avond van een excursie van een kleine groep
jaargenoten-biologiestudenten, brengt de ik-fi-
guur, George, in een zwaarmoedige stemming. Hij
raakt door dat onverwachte en onwelkome hu
meur uit z’n evenwicht. Zijn verwarde gevoelens
behelzen twee medestudentes, Ingeborg, met wie
hij een jaar lang een relatie had, die hij verbrak om
een principe-kwestie, en Marijke, op wie hij bijna
tegen z’n wil verliefd wordt. De reacties van Marij
ke op zijn gedrag kwetsen hem, hij wil haar
uitleggen, dat ze ongelijk heeft met hem te wan
trouwen, dat het terecht was dat hij het uitmaakte
met Ingeborg. Het lukt hem niet Marijke te over
tuigen, wel wordt George erdoor gedwongen over
zichzelf na te denken, en het valt hem dan in, dat
zijn „gelijk” in zijn verhouding tegenover Inge
borg maar heel betrekkelijk is.
Die was toen twaalf. Maar het kerkelijk
recht verbood op bijbelse gronden het
huwelijk met de weduwe van een broer,
een verbod waarvan alleen de Paus dis
pensatie, ontheffing kon verlenen. Julius
II was daartoe bereid. Een overweging zal
daarbij geweest zijn dat het huwelijk tus
sen Arthur en Catharina wel was gesloten
maar niet voltrokken, dat zij dus nog
maagd was.
Toch duurde het nog tot 1509 voor Hen
drik en Catharina trouwden. Hij was toen
juist als Hendrik VIII koning geworden,
toonde zich een veelbelovend vorst en een
ijverig katholiek. In 1521 schreef hij zelfs
een felle aanklacht tegen Luther, waar
voor hij van de Paus de titel defensorfidei,
verdediger des geloofs kreeg. Maar helaas
was Catharina ongelukkig in het kraam
bed. Zes kinderen, waaronder twee jonge
tjes stierven vlak vopr of vlak na de ge
boorte, één dochtertje slechts bleef leven.
Hendrik, die hevig verlangde naar een
zoon - er had nog nooit een vrouw over
Engeland geregeerd - begon zich af te
vragen of hij niet in zonde leefde met de
weduwe van zijn broer. Strafte God hem
niet duidelijk dóór de dood van twee
zoontjes? Was de Paus wel gerechtigd ge
weest dispensatie te verlenen? Daar kwam
allerlei bij: Catharina was zes jaar ouder,
weinig aantrekkelijk en nu, zeiden de art
sen, onvruchtbaar. De verstandhouding
met Spanje was sterk verkoeld en bovenal:
Hendrik was tot over zijn oren verliefd
geworden op Anna Boleyn. Dus vroeg de
koning aan de paus de dispensatie in te
trekken. Maar Clemens VII weigerde. Hij
stond op goede voet met Karel V die in
1516 koning van Spaiije was geworden. En
is gevoelens als „liefde” en „tederheid” tot zich toe
te laten. Wat heeft de bevrijding van anderen, van
de bevolking van St. Maris voor zin gehad, als het
hem zelf niet mogelijk is, om iets van het leven te
maken? „Het is dan broddelwerk”, concludeert
Kampe, en Koolhaas begeleidt die conclusie met
fraaie filosofische overpeinzingen, waarin het lijkt
alsof hij het probleem dat hij aandraagt, niet al te
serieus wil nemen. Bijna als epn negentiende-
eeuwse romancier, die boven zijn personages
troont, voorziet Koolhaas de gebeurtenissen van
irotiisch commentaar. Soms maakt hij het daarbij
naar mijn smaak wel wat erg bont, hij bedient zich
van een zeer archaïserend woordgebruik, dat doet
denken aan wat onder corpsstudenten jolig gevon
den wordt: „ongemeen interessant” en „bijaldien”
naast „verdomd” en „ja maar Jezus”, bijvoor
beeld. Maar wat doen de middelen ertoe, als Kool
haas er blijkbaar toch in slaagt iets op papier te
zetten, dat je, na lezing, nog dagen bezighoudt?
ver vooruit met ’Utopia’
niet, wel een soort schaakspel waarin
deugden en ondeugden elkaar bestrijden.
Hun maaltijden gebruiken zij gemeen
schappelijk, zij kennen dus het begrip cën-
trale keuken. Niemand werkt om vooruit
te komen, want dat begrip is bij de Uto
piërs onbekend. De welvaart van alle be
woners is het doel van aller arbeid. Luxe is
uit den boze, goud wordt gebruikt om „het
nederigste vaatwerk” de po van te maken
en edelgesteenten zijn kinderspeelgoed.
Iedereen krijgt wat hij nodig heeft, dus
waarom zou iemand iets stelen? Op de
markt en in de magazijnen kan hij koste
loos datgene halen waaraan hij behoefte
heeft. De wetten der Utopiërs zijn gering
in aantal en duidelijk van taal. „Ieder
burger wordt geacht de wet te kennen”, is
daar dus geen loze kreet zoals bij ons.
Tegen hun zin worden de bewoners van
Utopia wel eens tot een oorlog gedwongen.
De krijgsgevangenen die zij dan maken
worden tot slaven gemaakt, maar hun kin
deren zijn weer vrije burgers. Merkwaar
dig is wat ons over de zieken wordt verteld.
Men verpleegt ze met grote zorg, maar als
de kwaal ongeneeslijk, langdurig en pijn
lijk is kunnen de priesters de lijder de raad
geven zich het leven te benemen. Maar de
beslissing blijft aan de patiënt. Op het
eiland bestaan verschillende gods
diensten, maar niemand mag om zijn gods
dienstige overtuiging worden lastigge
vallen.
Het is natuurlijk onmogelijk meer dan
een uiterst vluchtige schets te geven van
een werk dat zo boordevol originele ge
dachten en denkbeelden is. De rijke ver
beeldingskracht van More heeft een maat
schappij geschapen waarvan sommige
grondslagen in onze tijd in enkele Israëli
sche kiboetsim zijn verwezenlijkt. Die as
sociatie maakte ik tenminste onder het
lezen, maar de vergelijking gaat slechts
gedeeltelijk op
In ieder geval is More met zijn totaal
nieuwe ideeën zijn tijd ver vooruit. Toch
sprak zijn werk als uiting van misnoegen
over de toestanden rondom hem duizen
den aan. De Latijnse edities volgden el
kaar snel op en al heel gauw kwamen de
vertalingen in alle talen van de beschaafde
wereld. Ook in het Nederlands is de Utopia
natuurlijk verkijgbaar en werkelijk: het is
een boeiend boek, een wijs boek, een fasci
nerend boek zelfs. Waard om gelezen te
worden. Ook nu.
redden meer aan”. Toch is het geen deprimerend
boek, misschien omdat zo’n crisis in het bestaan zo
zuiverend, opluchtend werkt?
Ir. Kampe, een befaamd architect, krijgt een
opdracht om een toren te restaureren. Tot zover
klinkt alles gewoon en ordelijk. Aan de opdracht
zit echter een luchtje, niemand heeft ooit van „St.
Maris” gehoord, en over de toren ervan, dat toch
een opmerkelijk bouwwerk moet zijn, is in de
vakliteratuur nooit iets geschreven. Als Kampe
eens poolshoogte gaat nemen in St. Maris, blijkt de
„commissie van torenwerken”, die de opdracht
heeft gegeven, te bestaan uit een op z’n zachtst
gezegd sinister gezelschap heren. De commissie
blijkt er alles aan gelegen, Kampe af te houden van
restauratieplannen, in plaats van hem met open
armen te ontvangen, de toren is bouwvallig en
instortingsgevaar bedreigt de onmiddellijke omge
ving. Geleidelijk wordt het ir. Kampe duidelijk,
dat de toren, die, qm het allemaal nog sprookjes-
achtiger te maken, voor het grootste deel van het
jaar door nevels aan het zicht onttrokken wordt, al
Brand in Mokum is het eerste boek van Sal
Santen dat niet een stukje van zijn eigen ge
schiedenis verhaalt. De voorgaande romans en
verhalen waren sterk autobiografisch, en het was
dat heel persoonlijke, waarom ik die verhalen (o.a.
Een geintje, Stormvogels en de politieke herinne
ringen Adios Companeros! erg sympathiek vond.
Santen is pas na zijn vijftigste, na een leven vol
politieke activiteiten, beginnen te schrijven, en zijn
eerste boeken bezitten de charme van het onge
compliceerde, ze zijn „rechtuit” verteld, wars van
literaire pretenties, en je bent bereid om het ge
brek aan elegantie of genuanceerdheid in de uit
drukking te accepteren, omdat de eerlijkheid je
ontwapent.
In Brand in Mokum is merkbaar dat het boek
„literairder" is opgezet, dat er geprobeerd is vanuit
een ingewikkelder schema te werken dan in de
voorgaande het geval was. Is Sal Santen nu ook
door „academisme” geïnfecteerd? Dat toch ook
weer niet, er hoeven gelukkig nog geen „betekenis
niveaus” in zijn werk te worden onderzocht. Dat
Santen op zoek is naar indringender technieken
kan ik me levendig voorstellen, er zijn voor een
schrijver meer middelen mogelijk om wat hij te
zeggen heeft voorstelbaarder te maken dan waar
toe de methode van het „rechtuit", zonder omhaal,
vertellen in staat stelt.
Santen heeft zich in zijn eerste poging in de
richting van een subtieler vertelwijze wel aan iets
heel moeilijks gewaagd: de angsten en fantasieën
van een man die na een zware operatie wakker
wordt. Er zitten stukken in het boek die ik niet erg
I overtuigend vind, maar er is zeker sprake van
winst. De hallucinaties van Jules zijn zeer direct,
eeuwenlang dienst doet als lucratief afpersings-
middel op de gelovige gemeente van St. Maris. De
bevolking is opgegroeid met het dreigement, hun
door opeenvolgende meer en vooral minder vrome
bisschoppen voorgehouden, dat God de toren zal
doen instorten als de zonde zich in St. Maris zou
vestigen. Door de bereidheid van de kerkelijke
leiders, God daarbij een handje te helpen, en de
toren alvast te voorzien van tonnen kruit, bleef de
legende voldoende werkzaam om de inwoners hun
zonden te doen afkopen. Aanvullende terreurac
ties en effectieve tegenwerking van elke restaura-
tiepoging deden de rest; ook nog als Kampe arri
veert, slaagt de „commissie voor torenwerken”
erin de eigen beurs met deze mafia-praktijken te
spekken. Kampe neemt, door zijn restauratieplan
nen door te zetten, de uitdaging op zich, St. Mapis
te bevrijden van de collectieve godsdienstwaanzin.
In de toren treft hij een kind aan, dat daar door
roofvogels is gebracht. De confrontatie met het
schuldeloze kind maken bij Kampe gevoelens los,
die hij voor altijd afgesloten dacht te hebben. Hij
begint te dromen over zijn twee kinderen, en over
zijn vrouw, die hij alledrie verloren heeft. Pas dan
dringt het besef door hoezeer hij hen tekort heeft
gedaan door zijn weigering, zijn gevoelens te to
nen Als hij weer terug is na zijn nachtmerrie
achtige avontuur, dreigt hij zich, uit onmacht,
weer even ontoegankelijk op te stellen als daar
voor. Die houding blijkt nu onmogelijk geworden,
hij raakt ditmaal in paniek, omdat hij niet in staat
Bijna op de dag vierhonderd jaar na zijn
dood is Thomas More heilig verklaard.
Vierhonderd jaar, je wrijft je ogen uit. De
kerk gaat niet over een nacht ijs, dat blijkt
alweer. Het is natuurlijk bekend dat een
heiligverklaring veel geld en veel tijd kost
maar waar het een man betreft van wie
zoveel bekend is, is enige verwondering
toch wel gewettigd. Een katholiek auteur
heeft dan ook de vraag gesteld of er mis
schien tijdens het proces bezwaren zijn
gerezen en hij acht dat mogelijk, waar
schijnlijk zelfs. In de eerste plaats was
More zeer bevriend met Erasmus en van
Erasmus is wel eens gezegd dat hij het ei
gelegd 'heeft dat Luther heeft uitgebroed.
Maar er is meer: als men alles wat over de
opvattingen der Utopiërs wordt verteld
beschouwt als strokende met More’s eigen
opvattingen, moet men wel twijfelen aan
zijn rechtzinnigheid. De, Utopiërs staan
onder bepaalde omstandigheden echt
scheiding en zelfs zelfmoord toe. Maar wie
vertelt ons dat allemaal? Niet More, maar
Hythlodaens en wat betekent die naam
ook weer? Juist, grappenmaker. Hoe dit
alles ook zij, de Kerk heeft na lang beraad
More tot de eer der altaren verheven, dat
wil zeggen dat hij vereerd mag worden. Erf
dat verdient hij, hoe men dat woord ook
opvat.
„van binnenuit” beschreven, zodat je zeer betrok
ken raakt bij de gevoelens van de hoofdpersoon.
Het lukt niet overal even goed, soms geeft San
ten te veel commentaar op zijn hoofdpersoon,
commentaar dat achterwege had moeten blijven.
Zo hoeft ons niet te worden uitgelegd, hoe Jules
zich voelt, en vooral niet in termen die hij zelf niet
zou gebruiken. De beginzinnen geven een voor
beeld van die onhandigheid
„Word eens wakker, hoorde Jules fluisteren,
zonder de kracht te bezitten zich te bewegen of zijn
ogen te openen. Zijn hele lichaam was doordrenkt
van een verlammende vermoéidheid”.
Het is te mooi gezegd, te beeldrijk: „doordrenkt
van een verlammende vermoeidheid”, Santen
schept er, waarschijnlijk ongewild, afstand mee
tussen de lezer en de hoofdpersoon.
De joodse jdles, de hoofdpersoon om wie hei
gaat, is in alle opzichten gekooid in zijn bestaan Er
is veel dat hem bedrfeigd en dat hij onderdrukken
wil: de herinneringen aan de oorlog, angst voor
ontslag, angst voor ziekte, angst om dood te gaan,
angst om in alle opzichten een „kneusje” te zijn. De
angsten worden tenslotte toch geuit, in nachtmer-
rie-achtige fantasieën, die soms zo komisch zijn,
dat ze bevrijdend werken. De titel verwijst naar
„een bekende canon”:
Sal Salten
i
*k^*«>^*^'***«-
Ss.
Thomas More
•R