L] j sia F MM r/ nan LI f I SW rlll «211 4-6 tna INK i i week oJ m. f 74511 77S r „ER GEBEUREN ECHT NOG WEL DINGEN’’ s door Frans Nypels Verleden Winst en verlies jsel M Cultuurbeleven Achter de gevels Vereenzaming kT te PB 11KR iRli F 2ö I „Gelukkig hebben we veel bewaard hier „Ik zie die stad soms teveel in het donker" *1 i i: JUW ties M it t f a K'H f"' I 'd. z g.t ’Haarlem is een lieve stad es tei i mij was die oorlog een breukvlak tussen twee werelden”. We gaan op pad. Van het monument naar het terrein van In de auto naar de Raaksgarage in de Bid met de bevolking. Het gevoel van ifdeling tdiensi i op Telef deren veling. ur en ieb zo’n jaar of zeven in het eerste ge peeld, in het doel. Samen met Kick Smit. 1 zit nog in de ledenraad. Cricket was echter mijn favoriete sport. Dat deed ik teerd. Ambtenaren die hun leven riskeer den. Zij toonden karakter toen het erop aankwam. Soms denk ik wel eens die mensen hadden toen iets, is dat nu biet bruikbaar meer, niet inpasbaar? In mijn persoonlijke omstandigheden en in de sa menleving is toen zoveel overhoop ge haald. dat ik na de oorlog heb gezegd, dat moet veranderen „Of de idealen uit die tijd zijn ingevuld? Ik heb altijd het gevoel gehad dat als je ergens iets kunt aanwijzen waarop jij je stempel hebt gedrukt, dat je dan gelukkig In de aut,o op weg naar de Haarlemmer Hout. Praten over zijn hang naar de ro mantiek uit het verleden, met name opge doken tijdens de wandeling over de klas sieke Bakenessergracht. Voogd: „Het is even de rottigheid vergeten, een reactie op het jachten in deze tijd. Het stemt me gelukkig dat ik het af en toe kan doen”. De Amsterdamse Poort geeft hem hetzelfde gevoel, maar Joop Voogd vindt „het ver schrikkelijk, dat er zo’n kantoor achter staat. Dat is toch zonde”. Dan komt het gesprek op de Barteljoris- straat, die we kruisten op onze terugweg naar de Raaks. Hier ben ik gearresteerd, zei hij toen. „Ik heb toen geboft”, vertelt Joop Voogd. „Ze hebben me vijf weken vastgehouden, daarna lieten de Duitsers me vrij. Vreselijk veel geluk gehad natuur lijk”. De auto op het Houtplein geparkeerd. Het verkeer suist om ons heen, op de takken van de bomen aan de Dreef zit sneeuw vastgevroren. Joop Voogd beent met lange passen naar het monument van Mari Andriessen. Man voor het vuurpelo ton, heet het. Hij zwijgt. In de serre bij Van Aken zegt Joop Voogd: „En daarmee is de cirkel gesloten. Alles wat ik verteld heb, alles wat ik ge daan heb, ligt daarbinnen besloten. De oorlog, dat heb ik je bij mij thuis gezegd, is het breekpunt geworden in mijn leven. Ik ben opgevoed in een beschut milieu. Vrij besloten ook. Mijn vader had een goed inkomen. Dat milieu is door de oorlog opengebroken, m’n moeder was joods. In die tijd heb ik meegemaakt dat vanzelf sprekende waarden en normen kelderden. Naast negatieve, want die waren er, deed ik ook positieve ervaringen op. Ik leerde mensen kennen, die vroeger anoniem wa- Op het station nemen we afscheid van elkaar. We vonden het beiden een boeien de voettocht. Op de valreep vraag ik: is de stad veranderd en hoe? Joop Voogd: „Ja, de stad is jachtiger geworden. Daar kleven veel nadelen aan. Een streven naar meer, beter, groter. Je ziet het in het verkeer en bij de woningbouw. Dat is een verlies. Aan de andere kant is de stad kleiner gewor den. Dat vind ik weer een geweldige winst. Een lieve stad. Veel levendiger dan vroe ger. En de mensen zijn meer bij het wel en wee van de stad betrokken”. g, W. ij. IW 950. moet zijn. Echt, je kunt nooit iets met je handen mee naar huis nemen. Als er maar ergens een plek is waar iets is gebeurd door jouw toedoen, dat is voldoende. „Die verzetsmonumenten zijn voor mij symbolen. Het verzet bepaalde mijn poli tieke keuze. Het oorlogsgeweld brak die rustige burgerlijke samenleving waar ik uit kwam en ik wist dat ik die nooit meer terugwilde. Dat die samenleving nooit meer terug mocht komen. Het zijn symbo len van verzet tegen gezag. Het was geen toeval dat ik op de Jan Gijzenkade begon en eindigde bij het monument van An driessen. Ik was er ook niet op uit om het zo te rangschikken. Maar die oorlog is zo bepalend geweest voor mijn verdere leven dat het kennelijk niet anders kon dan zo. „Vlakbij dat monument op de Dreef ben ik na de oorlog ook eens gearresteerd omdat ik meeliep in een Vietnamdemon- stratie. Elders in het land werden de deel nemers opgepakt, in Groningen liet de politie een hoogleraar vrij gaan. Dat stak mij. Toen voelde ik weer dat verzet kriebe- lep tegen dat gezag dat onderscheid maakt tussen mensen. Die wel, die niet, omdat hij prof is. Ik liep alleen in die optocht mee om te laten zien aan de mensen dat er niet gediscrimineerd werd in het 'Nederland van na de oorlog. Ze hebben me opgepakt op de Dreef en proces verbaal opgemaakt. En toen ik maar steeds niets hoorde, ben ik zelfs naar justitie-minister Polak gegaan. „Je verpest m’n zaak, zei ik hem, doe wat”. Polak was een man met veel humor. Je krijgt een brief van mij, zei hij. Die kwam. Hij had, zo schreef hij, besloten om dit soort gevallen te seponeren. Wegens voort gezet goed gedrag” De Zonnevechter op de Grote Markt, het beeldje Eva dat weggedrukt staat bij de Hema, het Frans Halsmuseum. Joop Voogd praat er bewogen over. We staan stil bij de „overgang” van de zakelijke economie, waarvoor hij gestudeerd heeft, naar de cultuur, de zachte „zachte sector” in feite. Hij merkt op: „Wat ik geprobeerd heb in Haarlem en elders is om cultuur, die voor de oorlog vrijblijvend was, een soort hobby-isme was, tot onderwerp van poli tiek gesprek te maken. Evenwaardig aan de bouw van woningen. Ik weet beslist niet of ik er iets van terecht gebracht heb, of het gelukt is om de cultuur tot iets te maken dat niet alleen voor de zondag is. Het is iets dat volgens mij in alle mensen leeft. Om het te ontdekken moeten ze er mee geconfronteerd worden. Ik koester de hoop dat ik er iets toe bijgedragen heb ook en vooral in deze stad dat cul tuurbeleven, de vertolking van wat je van kunstenaars ontvangt, in politieke formu les is gevangen”. Maar Joop Voogd doet meer dan alleen maar gestalte geven aan een cultuurbeleid. Samen met de PvdA-kamerleden Piet Stoffelen en Harry van den Bergh buigt hij zich over de economische problemen van het district dat hij in de Tweede Kamer vertegenwoordigt. Vandaar zijn betrok-' kenheid met de werkgelegenheidsituatie bij Hoogovens en Conrad-Stork in Haar lem, die op de tocht staat. Joop Voogd: „Mensen in comfortabele posities, zoals ik onder andere, praten soms te gemakkelijk over het feit dat je met werkloosheid moet leren leven. Ik heb van zeer nabij meege maakt hoezeer ’t aan de mensen vreet als ze werkloos zijn. Ik geef toe dat het niet meer zo verschrikkelijk wreed is als vroe ger, maar moreel wordt werkloosheid nog altijd als een vernedering ervaren. Dat komt mede doordat de omgeving een stem pel van minderwaardigheid op je drukt”. Eleganter, zou ik haast willen zeggen. Mijn dochter was toen wethouder van milieuza ken van de kabouters. De Grote Markt was schouwtoneel voor veel ludieke acties. Het bruiste om je heen van de activiteiten. Dat is verdwenen, raar. Waarom ging dat stuk? Ik ben het eens met wat Louis Ferron, met wie jullie de vorige keer door Haarlem wandelden, erover zei. Het is een andere tijd. En het geldt voor heel Nederland. Overal is het verdwenen. Toch moeten we niet al te somber doen, want er gebeuren in Haarlem echt nog wel dingen. Ik ben te veel weg, ik zie die stad soms teveel in het donker”. Toch ook wat treurig: „Toen ik er mid denin zat, veel met cultuur bezig was, toen voelde je die tinteling van vernieuwing. Neem de Schouwburg, dat was een cen trum waaruit iets nieuws geboren werd. Centrum was een gezelschap dat ver nieuwend bezig was. Jammer, dat is er niet meer. De Haarlemse bevolking zit kenne lijk in een periode die niet inspirerend werkt. Aan de andere kant zie je nu de bloei van de Toneelschuur. Van daaruit zijn nieuwe publiekslagen aangeboord. Dat loopt fantastisch, ’t Is allemaal anders nu. Alles moet kleinschalig zijn. De bistro in plaats van het grote restaurant, een koffieshop. Daar vindt men de jeugd. Daar voelen zij zich thuis. Daar maken ze ook veel gemakkelijker contact met elkaar”. Wandelen over de Bakenessergracht. De zon zet de oude huisjes in een gouden gloed. Er hangt een onwezenlijke stilte. Geparkeerde auto’s aan beide zijden vor men een storend element. Voogd: „Soms, als ik hier loop, dehk ik die auto’s weg. Dan zit ik helemaal in het verleden. Dan laat ik me ook helemaal wegdrijven. Wat zou ik zijn? Geen koopman, geen lid van het gilde. Ik zou werken op bestuurlijk terrein, dat weet ik zeker. Hoe dat komt weet ik niet. Ik kijk naar de gevels, hoor een klok, ’t is een beetje mistig. Dan zie ik een stuk geschiedenis van de stad aan mij voorbij rollen. Het is een sfeertje dat me soms overweldigt. Dan voel ik me vreselijk bij de stad betrokken. Ik zou proberen het eigene van de stad te bewaren De stille plekjes vasthouden. Straatjes met keien behouden, conserveren. Dat zeg ik nu, anno 1978. En ik besef donders goed dat de mensen toen uit waren op groei, op vernieuwing, op uitbreiding, op verbete ring. Kijk, water in een stad vind ik van groot belang. Ik weet dat er wel eens gediscussieerd is over dempen van de Ba kenessergracht. Dat zou ik een misdaad hebben gevonden Water in een stad is een onmisbaar element het doorbreekt een dreigende monotonie. Bij mij wekt het nostalgie o'p. Het is een weelde om door oude wijken te wandelen Gelukkig heb ben we veel bewaard hier Wat veranderd is doet soms pijn Het Stationsplein bij voorbeeld" ak, cent en cai beeldhouwer Theo van Rhijn en eindigen bij het verzetsmonument van Mari °'rfeC& ^nclr'essen aan de Dreef. „Ik doe dit omdat ik getekend ben door de oorlog. Voor a, tei l mij was die oorlog een breukvlak tussen twee werelden”. We gaan op pad. Fijn, zeg ik, dat je zulke mooie gedach ten aan vroeger kunt hebben. Maar kijk nu eens door die mooie geveltjes heen en denk aan de mensen die er toen woonden. Voogd: „Het sociale leed, bedoel je. Ja, natuurlijk, je zult maar in die tijd geleefd hebben. Ik weet het zeker: ik zou in op stand gekomen zijn tegen het beleid”. Hij legt meteen de verbinding naar nu en lucht zijn hart over zijn zorgen over de werkge legenheid bij Hoogovens. De oliecrisis. De ommekeer. „Natuurlijk had Joop den Uyl gelijk toen Hij wilde de mensen duidelijk maken dat de tijd van voor de oliecrisis nooit meer terug zou komen Maar dat overweldigt mensen toch, zoiets" Zwijgend verder Hij vertelt over zijn studententijd in Amsterdam, waar hij ook geboren is, in het hart van de stad, in de Kinkerstraat. Economie van de befaamde het Spaarne waar een vliesje ijs op drijft, houdt de pas in. „Die vereenzaming”, zegt hij nuchter, „is er. Dat valt niet te ontken nen. De samenleving, ook die van Haar lem, lijkt er soms geen oog voor te hebben. Daarover kan je teleurgesteld wezen, maar ik zie toch op veel plekken die ouder wetse burenhulp weer opkomen. De men sen helpen elkaar en zien elkaar weer. Komt ook door dat verlangen naar klein-, schaligheid. Kleine gebouwen. Jongeren verzetten zich tegen massale gebouwen. Je merkt het om je heen, dat doemt steeds meer op. Dat voedt bij mij de hoop dat men straks, net als in de jaren zestig, weer in beweging komt. Dat vind ik nodig. Als je mij vraagt: wat mis je in Haarlem? Ik mis de impulsen vanuit de bevolking, gewoon de pressie van onderop. Er gebeurt wel wat, maar dat is zo incidenteel”. De mensen willen best, maar ze hebben tegenwoordig niet meer het gevoel dat ze echt invloed op het gebeuren in de stad kunnen uitoefenen. Joop Voogd aarzelt. Hij wijst naar De Waag. Een juweel, vindt hij. „Weet je dat hier vroeger een riviertje heeft gelopen, langs de Spekstraat, de Groenmarkt zo het Spaarne in Dat moet mooi geweest zijn”. Even genieten. Een groet naar een passant. „Invloed uitoefenen, de mensen hebben het gevoel dat het niet meer kan, tja, dat is misschien waar. Maar alles is ook allemaal zo ingewikkeld geworden. En alles moet altijd even snel bedisseld worden. De tijd om keuzen af te wegen is er dikwijls niet. Omdat alles zo met alles te maken heeft, omdat alles in elkaar grijpt, ’t is overweldi gend gecompliceerd allemaal. We spraken net over Schalkwijk. We hebben ons laten overrulen destijds, want we zaten met dat probleem van die woningnood. Vergeet niet: de mensen uit het Rozenprieel zaten te janken op het bureau huisvesting. Ze konden het niet meer aan” die er gaan wonen, je moet ook kunste naars inschakelen. Niet voor dat beeldje daar op een plein, dat kan belangrijk zijn, maar meer nog voor z’n ideeënrijkdom. Een kunstenaar voelt wat er onder de huid van de mensen gebeurt hij brengt iets in waar een ander niet aan denkt. „Maar niet vergeten: toen we Schalkwijk op tafel kregen, was het denken in de stad gericht op wonen Een zwaar accent lag daarop, Er was zoveel woonellende, zoveel verkrotting, zoveel onhoudbare situaties. Er moest eenvoudigweg gebouwd worden. Huizen, huizen en nog eens huizen. Je hebt gelijk als je tegen mij zegt, dat we niet gedacht hebben aan zoiets simpels als een bruine kroeg. Die ontbreekt. Dat is ook jammer, want zo’n kroeg heeft een functie. „Railverbindingen, zeg je. Ja, noem het ren, die geweldige dingen hebben gepres- maar een gemiste kans. Maar nogmaals, we zijn toen overspoeld met de ellende van de woningnood Van mezelf zeg ik: ik heb te weinig beseft wat de sociaal-culturele gevolgen konden zijn van een dergelijke bouw" De mensen vereenzamen in de steenmas sa, terwijl ze op eikaars lip wonen bij wijze van spreken. Bedoel je dat met wat je zojuist zei over de sociaal-culturele gevol gen’ Joop Voogd, vol bewondering voor Dalil azda 81 3 bj. 191J alsnid 75, 40.M 0 000 kn] 74 50. W •apri 1M jensvaiJ een Ka bedrijf j ie wenst 52. Inri nkele 1250; ari 2300 50; Pei Ie F.C. Haarlem. Voogd is in gedachten radio, 'erzonken. Voor het hek aangekomen: 450; 8 (Hier begonnen vroeger de weilanden. Ik re uit 16 met a type 1 )0, Rem J Golft 00. Citn 'gro, t. 6500;! 3 de U pel Re» 00; To, ina Ca 7, /58 1900.1e 'antie I» yja ^e Jacobijnestraat, het Prinsenhof laar de Grote Markt. Voor het stadhuis H l6lFllen herinneringen op uit een recenter wieden. Wijzend naar het inmiddels ont- ruimde Brinkmann waar de slopers druk a de weer zijn: „Daar resideerde Teister- bant. In de catacomben had de sociëteit laar tenten opgeslagen. Vond het wel een vat elitair gezelschap, maar je ontmoette crtoch ook veel mensen die je anders nooit togenkwam. Daar liep je er vanzelf tegen- >p. Juist daarom is dat een plek die ik erg nis. En dan die discussies over de auto op ie Grote Markt. Veel emoties. Veertig au to’s konden er staan. Het is nu stil, dat geef i toe. Er zou ’s-zomers eigenlijk een terras Weten komen. Dat geeft leven. Fleurige prasols, mensen die even genieten van dit Jlein. Waar vindt men zoiets?” De roerige zestiger jaren komen aan de >rde als we achter de koffie zitten in fenerwald aan de Grote Markt. Het stu dentenprotest, de kabouterbeweging, het kunstenaarsverzet. „Speels verzet was et”, aldus Joop Voogd. „In Haarlem ge beurde veel, maar ’t ging er veel vriéndelij ker toe dan bijvoorbeeld in Amsterdam. hoogleraren Limpcrg en Frijda. Dat is allemaal weggegleden toen hij zich inten sief met de sociaal-culturele sector ging bezighouden. Ik breng Schalkwijk ter discussie. Pro voceer hem een beetje. Mislukte zaak, Schalkwijk is een geïsoleerd stadsdeel. Is hij mede-verantwoordelijk voor geweest. Voogd: „Vorige week moest ik er heen Ik heb een uur gedwaald eer ik het adres vond. Het is inderdaad een geïsoleerd ge bied. Zeggen de mensen ook. De kinderen kunnen er spelen, maar wij zijn in feite van alles afgesloten. Toch hebben we er als gemeenteraad veel over gepraat toen. Een geweldige opgave hoe integreer je de nieuwe wijken bij de oude stad? Het is niet gelukt. Maar, terwijl het onder mijn handen gebeurde, heb ik het niet gezien. Ik kan alleen mfaar zeggen dat we toen kenne lijk te weinig beseft hebben wat het bete kent om een nieuwe stad te bouwen. Want het is een stad, 40.000 inwoners. We hebben verzuimd er een hart in te planten en we hebben te weinig oog gehad voor de reali teit dat je goede verbindingen mët de stad nodig hebt Ik beschuldig daarmee niemand, behalve mezelf Ik had dat toen moeten zien Achteraf zeg ik als je met zoiets begint, moet er een team van men sen zijn uit verschillende disciplines, dat zo’n plan voorbereidt en begeleidt Mensen W’ In zijn huis aan de Heussensstraat 18, met uitzicht op een uit hout opgetrokken watermolen en met sneeuw bedekte weilanden, zegt Joop Voogd: „Dit is typerend en» voor Haarlem je hebt het gevoel dat je buiten woont, maar je zit binnen een kwartier in het hartje van de stad. Haarlem, dat is n rustpunt tussen de zee en de woelige grootstad Amsterdam". Koffie. Praten over zijn drukke bestaan. Hoog ovens houdt hem vreselijk bezig. Dat verlies aan arbeidsplaatsen. „En dan te Pal* bedenken dat we een paar jaar terug over uitbreiding van Hoogovens zaten te bekvechten. Te gek toch. Hebben ze dit hier niet zien aankomen toen ze die grootse investeringsplannen op de rails zetten?” Op een papiertje staat onze voettocht door Haarlem uitgezet. Joop Voogd wil starten bij het verzetsmonument aan de Jan Gijzenkade van de Haarlemse In ka ratie h e stukj 1 lang, Tel 02 Wat is er nog over van de beko ring van Haarlem? Wat maakt deze stad nog tot een bakermat van be kende artiesten, schrijvers en poli tici? Deze en andere vragen staan centraal tijdens een maandelijkse wandeling met een bekende Haar lemmer. Na Robert Long, de ro manschrijver Louis Ferron is nu het woord aan de politicus Joop Voogd, met wie Frans Nypels een voettocht door Haarlem maakte. Start en eindpunt van de wandeling waren verzetsmonumenten, sym bolen voor zijn leven. Daartussen bezoekjes aan de Bakenesser gracht, het Spaarne, de Grote Markt en het terrein van profclub Haarlem. deren )c* h*er’ want Haarlem had een cricketaf- '4 f 52 Ming Toen het op deze plek te lawaaierig Ne bai i'erd, zijn we als club overgestapt naar pookvi Jloemendaal. Cricket kan namelijk geen 1(ergT( awaal verdragen" pee. vi 4 met mde binnenstad overpeinzingen over de e besti gemeentepolitiek waar Joop Voogd zich oi f 11 leteen na de oorlog met grote gedreven- 70 b l e'd an stortte zegt: „Hier heb ik 26 Simca i aar van m n 'even liggen. Ik ben ermee cort 110 lestopt toen ik in de Raad van Europa L Auta «landde. Dat kon allemaal niet samen, itationa jaar mjs het wel. Ik mis die verbonden- Fiat a bjdec Mazdal ™J te horen. Zon begrotingsbehande- 50,-. 2C ing van de gemeenteraad. Dan geniet ik 72/171 dit”. te’- W Jr M’ IM.HM Gr' Mr: H llfPU 'i \A\i H

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 21