BELANGRIJKSTE
BOEKEN SINDS
HONDERD JAAR
II
r 1
J!
a
a
■o»
I
I
Ti
8
e
i
li
i
tfii
i.v
4
BH
I
±1
^>3
3?
jR
igen
ma
LOUIS
ten
WS
z
m
c
i?
4
N
lijk.
I
<1
l-UC L.AST
Onze zaterdagbijlage
staat deze week in het
teken van het boek.
Ter gelegenheid van
de Boekenweek stel
den we nagenoeg de
gehele Erbij samen
uit beschouwingen o-
ver en vraaggesprek
ken met mensen uit
de wereld van het ge
schreven woord.
y
5
z
x
r
o
r
J H
s
s-
3
g
r
2
r
5
o
z
3
x J
m
(o
U
tl
5 4
■JM
X
fi
P
I
ruimte
sen
,ch
i
Lode wijk van Deysel
1931
Herman Heijermans
Eenzaam
Ina Boudier-Bakker
Max Dendermonde
van Tjeenk Willink Zn.
Willem Elsschot
Louis Couperus
Annie Romein-Verschoor
Signalen
uit de
bij
le
geving
□nder-
heren-
jlegen.
jssen-
itertuin
)E BOUW-
IT MET DE
„Hij kusse mij met de kussen van zijn mond.' Want kostelij
ker dan wijn is uw liefde, heerlijker van geur zijn uw oliën, als
uitvloeiende olie is uw naam. Donker van huid ben ik, doch
bekoorlijk
„Bekoorlijk zijn uw wangen tussen de sieraden, is uw hals in
de snoeren. Uw beide borsten zijn als tweelingjongen van
gazellen, die te midden van de leliën weiden. Alles is schoon
aan u, liefste, zonder gebrek zijt gij”.
Mijn geliefde stak zijn hand door de opening en mijn hart
werd onstuimig over hem Mijn handen dropen van mirre op de
greep van de grendel”
A&SAHAM
ouwde
r goed
len van
9.500,-
woonkam
eikehout
jime, lichte
douche, 2t
>t 4e gr
en berging
azing zal
□nom-
20 m.-
R
„Want zie, de winter is voorbij, de regen is verdwenen, de
bloemen vertonen zich op het veld, de zangtijd is aangebroken.
Sta op mijn liefste, kom, mijn schone, kom! Laat mij uw
gedaante zien. Mijn geliefde is van mij en ik ben van hem
De lijst van Peter Coebergh is na
diens overlijden aangevuld door
In mijn boekenkast rust tussen banden die zelden ter hand
worden genomen, een lijvige gedichtenbundel, die alle sporen
van zijn hoge leeftijd vertoont. Toch heb ik al die gedichten niet
zorgvuldig of herhaaldelijk gelezen, want het boek ontleent zijn
enige waarde aan een geschreven tekst aan de binnenkant van
het schutblad, in gestileerd onderwijzersschrift met een kroon
tjespen aangebracht, luidende: „Tracht een flink mensch te
worden”.
Het boek was een afscheidsgeschenk van een onderwijzer in de
hoogste klasse van mijn lagere school aan zijn beste leerling. Ik
ben altijd zeer trots op dat boek geweest, in de eerste jaren was ik
trotsch en later gewoon trots. Maar nu en.dan heb ik, bij het ter
hand nemen van het boek, bedacht dat ik blijkbaar op het
moment waarop ik het verwierf in genen dele een flink mensch
was, vermits mijn pedagoog mij adviseerde te proberen er een te
worden.
Met eerbied voor alle goede intenties van de milde gever heb ik
ervaren dat zijn goede raad volkomen verspild was. Men kan
namelijk niet proberen een flink mensch en later een flink mens
te worden men wordt het of men wordt het niet. Dat hij zijn
dringend verzoek schreef in een boek dat alle tot destijds
bekende gedichten van de Vlaamse priester Guido Gezelle
bevatte, zou bij mij al aanstonds het misverstand hebben kunnen
wekken dat ik een flink mens zou kunnen worden door het
oeuvre van Gezelle aan mijn geestelijke bagage toe te voegen.
Inderdaad een misverstand, omdat men noch in de intenties van
Guido zelf, noch in zijn gedichten iets bespeurt van een wens om
de mensen flink te maken. Zijn oeuvre, uitstekend van metrum
en rijm, romantisch en lyrisch als kerkzangen, geurend van
bladgroen en ozon, gaat volstrekt voorbij aan elk argument tot
flinkheid. Als ik nooit iets anders zou hebben gelezen dan zijn
gedichten, zou ik flinkheid als een menselijke ondeugd zijn gaan
beschouwen en de Leeuw van Vlaanderen als een misdadiger.
Toch is mij de zoete tale van Guldo levenslang bijgebleven al
was het alleen maar door de herinnering aan die enorme flater
van de toen nog zeer jeugdige W. L. Brugsma op school, die de
opdracht had om een gedicht van Guido Gezelle in het front van
de hele klas te reciteren en daarvoor „Het Wafeleterke” had
gekozen. Hij maakte een buiging en begon met de titel, maar hij
zei „Het Wafele-terke”. Waaruit al meteen bleek dat hij van het
gehele rijm geen snars had begrepen. „Eterke” had op hem niet
de indruk gemaakt van een klein jongetje dat wafels eet, maar
van een volkomen onbekend chemisch bestanddeel van Vlaamse
wafels.
O, lieve deugd, die boeken en dat lézen, lézen, lézen! Mijn vader
had gelijk, toen hij, uit eigen ervaring puttend, zeide: „De enige
mogelijkheid om wijs te worden is volledig leven en alles lezen
wat leesbaar is”. Boeken en geschriften zijn
signalen uit de ruimte, waarin de geest zich beweegt de
schrijvers komen op mij af met openliggende gemoederen en
hun heilige geheimen publiekelijk omhooggeheven. Zij denken
dat zij mij iets te vertellen hebben, welnu, wij zullen zien. Soms
treft hun woord die snaar in mijn binnenste die erom smeekt,
geroerd te worden. Dan is het boek, waarin dat woord gedrukt
staat, een goed boek. De schrijver kan God zelf zijn of Jan
Cremer, en allen tussen hen in, het gaat om het woord.
Het begon als een spel, maar
het werd al spoedig een inten
sieve studie. De ruim twee jaar
geleden overleden Haarlemse
boekhandelaar, antiquair en bi
bliograaf Peter G. M Coebergh
was op het idee gekomen eens
na te gaan, welke boeken uit de
afgelopen honderd jaar een blij
vende waarde kregen, of hun
stempel op een bepaalde periode
drukten.
Hij ging op speurtocht in biblio
grafieën en periodieken, liet te
vens zijn eigen inzicht een
woordje meespreken en stelde zo
een lijst samen, bestaande uit
een of meer belangrijke boeken
voor ieder jaar vanaf 1877,
waarbij hij uitging van oorspron
kelijk Nederlands werk in eerste
druk.
Voor deze boeken-Erbij heb
ben wij een keuze gemaakt uit die
verrassende lijst waarbij u dient
te bedenken, dat hij puur is geba
seerd op het inzicht van de auteur
en dus in geen geval op verkoop
cijfers. De volledige lijst werd eer
der gepubliceerd in de Ambo-
uitgave „Het lam voor de glazen -
opstellen over een eeuw boeken
bedrijf’.
Voor echte, onverholen liefdesgedichten moet men in de eerste
plaats de Bijbel lezen, want deze citaten zijn genomen uit het
Hooglied van Salomo. En aangezien ik in een boeiende verhande
ling van prof. Steenkamp heb gelezen dat de Q ij bel de bron van
alle evangelische politiek is, lijken de mannelijke en vrouwelijke
bewindslieden van het CDA mij jongens en meisjes waar wat
mee aan te vangen moet zijn, zo tussen het regeren door.
Die ernstige, lijnrecht in de verte starende politici van de PvdA
en de VVD zouden de Bijbel eens ter hand moeten nemen en niet
alleen de Bijbel. Want wie alles leest wat leesbaar is kan
onmogelijk nog langer lijnrecht in de verte staren.
Waarom grijp ik in verwarrende en bedrukkende ogenblikken
toch altijd weer naar de stukgelezen Dickens en Timmermans?
Dickens omdat hij in al zijn gezapigheid en epische uitvoerigheid
een warmvoelend mens blijkt, niet zeer gelukkig met zichzelf en
met de wereld en Timmermans omdat hij van nature een
schilder is die in plaats van het penseel naar de pen heeft
gegrepen en toen tot de ontdekking kwam dat woorden beter
hanteerbare materie vormen dan verf. In beiden echter vind ik
de humor van de betrekkelijkheid, het milde belachelijke in de
mens zowel als in de menschen aller tijden. De litteratuur is een
onophoudelijk en altijddurend hooglied met valse en talentvolle
zangers in één koor. De auteurs maken mij bewust van het
vergelen feit dat ik tranen heb en lachen kan en dat de kosmos
vol van boodschappen, vragen en antwoorden is. „Wordt wijzer
door volledig te leven en alles te lezen wat leesbaar is Nooit
wordt men wijs genoeg.
Een lief maar gruwelijk dom familielid gaf mij op mijn
dertiende verjaardag een prachtig boek cadeau: „Tropenwee”
van Henri van Booven. Het is de bijna eindeloze beschrijving van
alle deliriumtoestanden die een door malaria geteisterd lichaam
aan de geest van de zieke opdringt. Ik beminde het boek om zijn
prachtig linnen uiterlijk en omdat het het eerste „volwassen”
boek was dat ik het mijne mocht noemen. En daarom las ik het
ook. Het was afgrijselijk. Nu nog word ik bleek, als ik hoor dat
iemand een malaria-aanval te doorstaan krijgt. Het voor zijn tijd
schandalige sex-boek „Malle Gevallen” van Hans Martin ont
snapte ongeveer in die tijd al evenmin aan mijn aandacht, al
moest ik het lezen met de omslag van mijn wiskundeboek ter
camouflage er omheen. Zo kwam ik vroegtijdig méér te weten
van malaria dan van sex, want Hans Martin, zo is mij later
duidelijk geworden, verzweeg in zijn „Malle Gevallen” de malste
gevallen zorgvuldig, wat van Henri van Booven onmogelijk
gezegd kan worden. Maar malaria is niet in strijd met het zesde
gebod, hoe vervelend die ziekte ook is.
Dat zesde gebod in de litteratuur te betrekken, is eigenlijk
absurd. Wie zulk een gebod uitvaardigt en tegelijk een Hooglied
schrijft, is aan één kant ontstellend misverstaan. Ook de gebo
den zijn signalen uit de ruimte, maar als ik mag kiezen leef ik
liever volgens het Hooglied. Het leven is immers te kort om alles
te lezen, en nog te leven’bovendien.
1877 P. R. Bos - Schoolatlas der ge-
heele aarde
1878 J. H Gunning jr - Het Leven van
Jezus
1879 B van Meurs - Kriekende Kriekse,
Betuwsche gedichten
1880 C. Vosmaer - Amazone
1881 M, Emants - Jong Holland
1882 J. Perk - Gedichten
1883 A. S C. Wallis - Vorstengunst
1884 Cd Busken Huet - Het land van
Rembrandt
1885 Mr. C. Asser - Handleiding tot de
Beoefening van het Nederlandsch
Burgerlijk Recht
1886 J van Maurik - Uit één Pen
1887 Lodewijk van Deyssel - Een liefde
1888 Johanna van Woude - Hol-
landsch Binnenhuisje
1889 H. Gorter - Mei
1890 Multatuli - Brieven, uitgegeven
door Mimi Hamminck Schepel
1891 C. Joh. Kieviet - Uit het Leven van
Dik Trom
1892 P J. Blok - Geschiedenis van het
Nederlandsche Volk
1893 Guido Gezelle - Tijdkrans
1894 W Kloos - Verzen
1895 H. Bavinck - Gereformeerde Dog
matiek
1896 Henriette (Roland Holst-) van der
Schalk - Sonnetten en Verzen, in
terzinen geschreven
1897 C Goekoop-de Jong van Beek en
Donk - Hilda van Suylenburg
1898 Koos Habbema - Kamertjes
zonde
1899 H. Borel - Een Droom
1900 H. Heijermans - Op Hoop van
Zegen
1901 Louis Couperus - De Boeken der
Kleine Zielen
1902 Frans Coenen - Zondagsrust
1903 Augusta de Wit - Orpheus in de
Dessa
1904 Jacob Israel de Haan - Pijpelijntjes
1905 Jac. P. Thijsse - Het Vogeljaar
1906 August Vermeylen - De wandelen
de Jood
1907 Stijn Streuvels - De Vlaschaard
1908 P C. Boutens - Beatrijs
1909 Herman Teirlinck - Het ivoren Aapje
1910 C. J Wannée - Kookboek van de
Amsterdamsche Huishoudschool
1911 A. Roland Holst - Verzen
1912 Henriëtte Roland Holst - Thomas Ernest Lefebvre, oud-dlrecteur
More
1913 Arij Prins - De heilige Tocht
1914 Chr van Abcoude - Pietje Bell
1915 Ada Gerlo - Herinneringen van een
onafhankelijke Vrouw
1916 Felix Timmermans - Pallieter
1917 Ivans - De Man uit Frankrijk
1918 Nescio - Dichtertje, de Uitvreter,
Titaantjes
1919 J. Huizinga - Herfsttij der Middel
eeuwen
1920 Ernest Claes - De Witte
1921 Paul van Ostaijen - Bezette Stad
1922 C. S. Adama van Scheltema - Kun
stenaar en Samenleving
1923 Theo Thijssen - Kees de Jongen
1924 Willem Elsschot - Lijmen
1925 A. M. de Jong - Merijntje Gijzens
Jeugd (I)
1926 Th van der Velde - Het volkomen
Huwelijk
1927 Aart van der Leeuw - Ik en mijn
speelman
1928 Antoon Gooien - Kinderen van ons
Volk
1929 Albert Helman - Hart zonder Land
1930 Ina Boudier-Bakker - De Klop op de
Deur
J. Fabricius - Komedianten trokken
voorbij
1932 J. W F Werumeus Buning - Maria
Lecina
1933 Jan Engelman - Tuin van Eros
1934 J en A. Romein-Verschoor - De
Lage Landen bij de Zee
1935 Anne de Vries - Bartje
1936 A. Roothaert - Doctor Vlimmen
S 1937 Godfried Bomans - Memoires of
Gedenkschirften van mr Pieter Bas
1938 F Bordewijk - Karakter
1939 De Zwerftochten van Belcampo
1940 Jan de Hartog - Hollands Glorie
1941 Piet Bakker - Ciske de Rat
1942 F. van der Meer - Catechismus, dat
is Onderrichting in het ware Geloof
1943 Jan Campert - De achttien Doden
1944 C. Buddingh - Vier Gorgelrijmen
1945 K. H. Miskotte - Hoofdsom der
Historie
1946 Bertus Aafjes - Een voetreis naar
Rome
1947 Anne Frank - Het Achterhuis
1948 Anna Blaman - Eenzaam Avontuur
1949 W. F Hermans - De Tranen der
Acacia's
1950 S. Vestdijk - De koperen Tuin
1951 Marnix Gijsen - Klaaglied om Agnes
1952 H. Mulisch - Archibald Strohalm
1953 L. P Boon - De Kapellekensbaan
1954 Max Dendermonde - De Wereld
gaat aan Vlijt ten onder
1955 Hugo Claus - Een bruid in de
Morgen
1956 J. H. van den Berg - Metabletica of
de Leer der Veranderingen
1957 Marga Minco - Het bittere Kruid
1958 A. Koolhaas - Er zit geen Spek in
de Val
1959 Prinses Wilhelmina
maar niet alleen
1960 A. Roland Holst - Omtrent de Grens
1961 Sybren Polet - Breekwater
1.962 Heere Heeresma - Een Dagje naar
het Strand
1963 G. K. van het Reve - Op weg naar
het Einde
1964 J. Cremer - Ik, Jan Cremer
1965 J. Presser - Ondergang
1966 Neeltje Maria Min - Voor wie ik
liefheb wil ik heten
1967 H. Hoving - Juf, daar zit een Wedu
we in de Boom
1968 Huub Oosterhuis - In het Voorbij
gaan
1969 L. de Jong - Het Koninkrijk der
Nederlanden in de Tweede Wereld
oorlog (I)
1970 Erik Hazelhoff Roelfzema - Soldaat
van Oranje
1971 J. Foudraine - Wie is van Hout?
1972 J. M. A. Biesheuvel - In de Boven
kooi
1973 H. Ammerlaan - Het Verschijnsel
Schmelzer
1974 D. Hillenius - Sprekend een Dier
1975 R. J. Peskens - Twee Vorstinnen en
een Vorst
1976 Rapport van de Commissie van
Drie (Donner, Holtrop en Peschar)
1977 D van der Stoep e.a. - Het Lam
voor de Glazen
CL
s
<c
«H
KAPtl?
-)
X
z
OOKT4
TRIL06>
|n
|<a!
IW
fiy
i
o
fT}
X
co
0
r
IA
- I
z
2
-i
a.
o
I
rn
••d
u>
T
x> i
01
XI
0)
o
<n
m 2?
z
c I I
I
c
röc
k(_€lM€
SMITH
IMTO
THS
fVATURt
r
N*T»c**S
at
IS
r.
o
|Z
IA
c
(P
ïATLES
HELP!
/I
1 o
0)
-II
■\j1
F