in
2)
I
speelt met taal
I Hoefnagels
.1
2
0
jin Monika van Paemel heeft
J Vlaanderen een der schaarse
j feministische auteurs
0 I
I
F in
VI
„Als je vecht
ben je de meest
rustige mens!”
„Niet uit Vestdijk,
maar uit Buysse
ben ik voortgekomen
v j
door Cees Straus
Actie
Niet-traditioneel
Hypocrisie
Kwetsbaar
Monika van Paemel woont met man, twee dochters, een Duitse herder, en twee
pasgeboren Mechelse herders in Boechout. Een kleine gemeente tussen Antwer
pen en Lier die niet kan kiezen tussen de industrialisering van de grote stad en een
plattelandsfunctie. Kortom: karakterloos. De schrijfster, afkomstig uit Oost-
Vlaanderen waar ze in 1945 in Poesele werd geboren, heeft er weinig binding
mee, al biedt het huis, „dat ze in de jaren dertig een villaatje noemden” de
geneugten van een flinke tuin zodat er toch nog enige relatie met de natuur is.
Liever zou ze meer willen reizen en trekken: een van haar boeken kwam
bijvoorbeeld in de Ardennen tot stand.
WAAH
5
3
ftlHIRl
1
P „Onbekende spreekwoorden
l en zegswijzen”
oC W? JE
i
a
J 2^
1-
'Schrijven
is voor mij
de manier
I
foto’s Fred Steenman
E
vaak aan Streuvels en Gazelle".
i
i
estart: e
n over
i hun we
ronwagt
rkster, I
een mai
^estervel
men B<r
ederschi
uw Nedi
:ijn er nj
i ons foul
ifhankelj
omanskl
at wel ki
laken oil
>iding v|
gynaecol
dingen i
t is voort
omdat I,
wat er i>
oeurt.jDa
er te mal
wordt v
n thuis.
it het, nu
boeken,
nveel vn
nnelijke,
i daar tn
Er is in Nederland ook meer actie om de
vrouw uit huis te krijgen. Je hebt dan bij
ons wel meer werkende vrouwen, maar
het heeft de vrouw niet geëmancipeerd in
haar gezin. Ze doet ’s avonds thuis nog het
een en ander en wordt dus zwaarder belast
waardoor ze minder geëmancipeerd is.”
feit dat ze traditioneler schrijven. Ik denk
van Nederlandse debuten wel eens „als
zo’n boek door een Vlaming zou zijn inge
zonden ter beoordeling, zou het dan nog
acceptabel zijn?” Leo Pleysier bijvoor
beeld, die ik heel goed vind schrijven,
heeft veel moeite met zijn boeken gehad.
Hij is een typisch Vlaamse schrijver van
deze tijd, hij heeft afstand genomen van
een Vlaams verleden. De Nederlandse le
zer denkt vaak bij Vlaamse literatuur aan
Gezelle, aan Stijn Streuvels of Elsschot, je
weet wel, het smeuïge schrijven. Tussen
hen en de huidige generatie ligt een enorm
gat. Hubert Lampo, Hugo Raes en Michiels
die in Nederland populair zijn, behoren
voor deze generatie al heel duidelijk tot de
wat oudere garde. De charme van de oude
Vlaamse literatuur, de emotionaliteit op
papier, wordt nu vergeefs gezocht. De
emotionaliteit is nu anders: we moeten
snel een andere taal vinden voor een heel
ander gebeuren. Er werd vroeger een ge
brek aan diepgang gemaskeerd door taal
virtuositeit. De ploegende boeren en mooie
luchten, dat kan nu niet meer.
Je vindt hier minder schrijvende vrou
wen omdat schrijven voor ons een manne-
gebeuren is. De lezende vrouwen behoren
tot de middenklasse. Als je je als schrijf
ster vanuit een geëmancipeerd standpunt
opstelt word je niet geaccepteerd. Wat
dat betreft is men in Nederland verder
geëvolueerd.
Zou je jezelf een geëmancipeerd schrij
vende auteur willen noemen?
Ze beschouwt de drie tot nu toe versche
nen boeken als in wezen één boek. „Je
schrijft eigenlijk voortdurend hetzelfde
boek. Ik leef en ik schrijf, dat is allemaal
hetzelfde. Alleen de manier waarop kan
evolueren. Ik doe er moeite voor om er
voor open te staan. Ik had bij mijn eerste
boek het meest vrije gevoel om te gaan
schrijven, kende geen enkele beperking.
Het tweede boek werd veel krampachti
ger, het gevoel en het plezier om lekker uit
te hollen was weg. Het derde boek is een
aanzet geweest voor het volgende. Het is
makkelijker geschreven, losser ook dan
De Confrontatie. Achteraf is het een soort
tussendoortje geweest.
Ik voel me nu op de drempel van te
kunnen beginnen met leven. Ik denk de
volledige potentie te hebben om als mens
en als schrijver te fungeren. Jarenlang ben
ik bezig geweest met overleven, je te hand
haven in een minimaal bestaan. Daarna
ben ik een vrij ernstig mens geworden met
een melancholische ondergrond.
moeten zijn, speelser met de taal worden. Taal is toch geen
heilig iets, niet iets dat door je voorvaderen is verworven”.
Je verleden speelt een belangrijke rol in
je werk. In hoeverre is je afkomst bepa
lend voor je verdere leven geweest?
keer leef, dus wil ik het zo breed mogelijk
doen”.
Monika van Paemel: „Ik ben jarenlang
bang geweest, verontwaardigd. Je milieu,
de mensen waar je als kind aan bent
overgeleverd, dat werkt sterk conditione
rend voor een deel van je leven. Het is
onrechtvaardig, je kiest je ouders immers
niet uit en je afkomst is niet gelijk voor
iedereen.
Alleen een eerlijk en vrij mens kan op
die woorden open reageren. En hoeveel
zijn er dat?”
ging, een aaneenknopen van emoties. Dat
lijkt ook chaotischer”.
Over de afgelopen zeven jaar waarin
haar drie boeken uitkwamen, vertelt ze:
„Ik heb op vrij korte tijd een hele weg
afgelegd wat succes betreft. Met het de
buut heb ik in Nederland weerklank ge
kregen, dan pas werd het hier ontdekt.
Ondanks tegenwerking van de kritieken
heb ik toch een behoorlijke goodwill bij
een breed lezerspubliek gekregen. Die kri
tiek uitte zich vooral op punten die met het
eigenlijke schrijven niet zoveel hadden te
maken. De kranten zagen me als een niet-
traditioneel personage. Ze vonden het cho
querend dat ik naakt op de omslag van De
Confrontatie sta (een overigens uiterst de
cente plaat in soft-focus van de Antwerpse
fotografe Paule Pia-red.).
Maar begrijp me goed, ik voel me niet
gediscrimineerd. Ik neem een strijdbare
positie in, maar het wordt me opgedron
gen. Ik zou het liefst gewoon en gezellig
leven.
Het ergert me in dit land dat er een
zekere mate van fascisme bestaat. Het
volk is niet fascistisch, maar het wordt
klein gehouden, gemend. Het publiek lijkt
wel als debiel verondersteld, dat zie je ook
aan die kritieken. Ik ben niet emotioneel
aan dit volk gebonden, ik vraag me soms
ook af of ik hier kan blijven”.
Monika van Paemel wortelt eerder in de
Vlaamse literaire traditie dan in de Noord -
nederlandse: „Ik ben voortgekomen uit
Cyriel Buysse, niet uit Vestdijk. Buysse
komt bovendien uit mijn streek, er zijn
overeenkomsten met de taal. Hij is nooit
aangeslagen in Nederland, was voor zijn
tijd heel hard maatschappelijk gericht. Hij
toonde Vlaanderens image dat strijdbaar
was. Dat was een image dat niet werd
verwacht. Bovendien was Buysse de eerste
die de mensen in hun dialect liet spreken,
dat maakt het ook al moeilijker om te
begrijpen”.
Mijn milieu had een tweeslachtig karak
ter. Aan vaderskant was er een bourgeois
familie: zakenmensen met een groot ge
voel voor gele}, macht en bezit. Vader
trouwde onder zijn stand, mijn moeder
kwam uit een boerenmilieu. Kleine boe
ren, die dicht bij de natuur stonden. Ik ben
door mijn moeder niet gewild, gedropt bij
„Ik vind het een moeilijke opgave om
een goed schrijver te zijn. Er zit een ge
vaarlijke kant aan het vak: je bent altijd
bezig met fundamentele problemen. „Wat
betekent het precies wat je doet” bijvoor
beeld. Je moet steeds dunner van huid
worden om te kunnen opzuigen en weer
door te geven. Dat maakt heel kwetsbaar
als mens.
Schrijven is voor mij de manier van
leven. Als zodanig kan je het als een soort
therapie zien. Maar ik schrijf niet om te
overleven. Dat is een filosofie voor man
nen in hun overgangsjaren. Ik ga nu iets
heel pretentieus zeggen: ik weet instinctief
dat ik met iets goeds bezig ben. Ik weet dat
ik een leven lang goed kan schrijven, maar
ik weet niet hoe goed”.
Waaraan schrijft ze het kleine aantal
vrouwelijke auteurs in Vlaanderen toe
(Waalse schrijfsters zullen in dit verhaal
niet aan de orde komen, de Walen moeten
hun auteurs trouwens in Frankrijk zoe
ken)? Monika van Paemel: „Ten eerste het
feit dat we numeriek minder zijn. Boven
dien debuteren Nederlanders naar mijn
idee veel gemakkelijker, vooral door het
chuwelij
de Ams
:er geest
;aise Cla
l (te vert
eng). Oo
lis we ni(
rmee op'
gevolgd door „Marguerite”, herinneringen aan haar jeugd besprekingen van recent verschenen boeken. Monika van
ijnen: ea
anne M
lachtofissl
mtatie M
?r welzij»
enuit da
Liesje”;! I
unisme
’eminisjï
bij de Sr
„Ik ben er wel mee bezig als je er onder
verstaat dat je voortdurend verandert, dat
je bezig bent met schrijven, het bezig zijn
met het vak is belangrijk. Maar ik zet het
schrijven niet in dienst van de emancipa
tie. Je schrijft zo goed mogelijk, dat zoveel
mogelijk mensen er van kunnen genieten,
maar het blijft toch altijd de fascinatie van
het taalgebeuren.
Het schrijven voor een man of vrouw is
in wezen hetzelfde, maar het bezig zijn is
anders. De manier van derlken is bij de
man misschien meer lineair. Je krijgt eerst
het initiatief, dan volgt een logische op
bouw mef een stelling. Vrouwen schrijven
met een andere structuur, een cirkelbewe-
Dat is nu niet meer: ik voel me jaren
jonger, een lebensbejahend gevoel’zoals de
Duitsers zeggen. Ik ben strijdlustiger ge
worden maar ook rustiger. Als je vecht
ben je de meest rustige mens! Maar toch:
ik wantrouw mezelf als ik mezelf heel
rustig zie. Het is een soort van doodgaan.
Ik heb heel erg het gevoel dat ik maar een
Mijn grootmoeder had een groot sociaal
gevoel, ik heb dat overgenomen. Maar ik
heb een scherpe afkeer, haat misschien,
overgehouden tegen de bourgeoisie met
haar schijnwaarde.
Ik zie er een fundamentele hypocrisie in:
ze roepen de lof over de arbeid, maar
zorgen ervoor dat het voor de arbeiders
een doem wordt. Ze roepen dat een vrouw
kinderen moet krijgen, maar zorgen er
tevens voor dat dat een beperking voor
haar wordt. Sex mag, maar het moet geen
kwestie van gevoel worden. Partnerruil is
daar een voorbeeld van: een vorm van het
uitlenen van je fiets, je mag hem gebrui
ken maar daarna moet ie wel weer terug.
Alles kan, zolang het niet echt is. Dat vind
ik schijnwaarde.
Kijk, eenmaal dat iemand iéts heeft ge
zien, dat hij het doorheeft, dan is hij on-
koopbaar geworden. Misschien is dat de
reden dat schrijvers soms zo gehaat wor
den. Schrijvers permitteren zich een vrij
heid, wijzen er op dat er een soort kloterig-
heid bestaat. Het is een bedreiging op
papier. Een schilderij kan je omdraaien,
het televisiebeeld kan je uitzetten, maar
woorden die je hebt gelezen kunnen niet
zomaar worden vergeten. Om die reden
liet Hitler ook boeken op de brandstapel
gooien.
van leven’
gebruiken. Er zit ook verschil in het feit dat de Vlamingen een
volk zijn en geen natie. De Nederlanders vormen een natie, dat
geeft zelfvertrouwen. De Vlaming moet het nog altijd beleven
dat hij door zijn eigen staat als een vreemde wordt be
schouwd.
Een zelfstandig volk zou toch niet voor zijn taal hoeven te
nog kleiner. Van hen heeft Monika van Paemel tot op heden de het programma Week in Week uit dat zich op maandagmorgen vechten, zoals hier nog vaak gebeurt. We zouden ook soepeler
grootste bekendheid gekregen. Ze debuteerde in 1971 met op Hilversum I richt tot de huisvrouw. Na de dood van 1 J 1
„Amazone met het blauwe voorhoofd” waarin ze heden en Harriet Freezer heeft ze haar taak overgenomen van presen-
verleden door elkaar heen laat spelen als een dagboek waarin tatrice in de ruimste zin. Ze stelt in dit programma actuele
flashbacks centraal staan. vragen die door het thuiszittende publiek telefonisch kunnen
Begin 1974 kwam „De Confrontatie” uit, twee jaar later worden beantwoord. Voor de BRT verzorgt ze onder meer de Monika van Paemel: ..Nederlandse lezers denken bij Vlaamse literatuur
lijk als je hun vertelt wat hun fouten zijn. De Nederlander
verdraagt meer kritiek, zal het tot op zekere hoogte op prijs
stellen. Men beoordeelt je hier in België op je succes, in
Nederland op je moraal en je integriteit.
Men wordt hier vrij gauw emotioneel boos. De reden ligt in
de onzekerheid. De Vlaming is lang onderdrukt, de Vlaamse
hang bestaat tussen deze literaire beweging en de emancipa- vermaledijde vaders” zal heten, voor het einde van het jaar taal is ook veroverd. Men heeft angst om woorden verkeerd te
tiebeweging die een van de tastbare gevolgen is van de sociale gereed moet zijn.
vernieuwingsdrang in de jaren zestig. Zoals overal is het ook in Beigië moeilijk om full time als
Tot nu toe is binnen ons taalgebied de vrouwenliteratuur schrijver werkzaam te kunnen zijn. Monika van Paemel die
vooral voorbehouden gebleven aan de Noordelijke Nederlan- daarvoor kiest, heeft dan ook nevenactiviteiten nodig om als
den. In Vlaanderen is het aantal vrouwelijke schrijvers veel schrijfster bezig te kunnen blijven. Ze heeft radioprogram-
kleiner, het aantal feministische schrijfsters naar verhouding ma’s zowel in Hilversum als in Brussel. Voor de TROS doet ze
Afgaande op hun kwaliteit, de hardnekkigheid waarmee ze lil
steeds weer met goed werk komen aandragen, zou je kunnen
spreken van een nieuwe vrouwenliteratuur die het niet van
een enkele oprisping hoeft te hebben. waarin een grootmoeder de hoofdpersoon was. Drie boeken
Het zal niet verwonderlijk zijn als straks literair-sociologi- dus (het debuut verscheen bij Elsevier, de twee andere bij
sche onderzoeken zullen uitwijzen dat er een nauwe samen- Nijgh en Van Ditmar), terwijl een vierde boek dat „De
H.R.
I»
7»
Paemel: „De sfeer in Nederland ligt me beter, Je krijgt meer
kansen, het is niet zo beknibbelend. De BRT, die een staatsin
stelling is, werkt veel statischer, erg ambtelijk en het is ook
moeilijker er binnen te komen. Ik zou de intellectuele open
heid van Nederland niet meer willen missen: de dingen zijn er
bespreekbaar. Het publiek hier in België verdraagt het moei-
Spelen met taal is een plezierige bezig
heid. Peter Hoefnagels is een man, die er
duidelijk behagen in schept te dollen met
de mogelijkheden van het woord. Naast
wetenschappelijk werk schreef hij gedich
ten, essays en toneelstukken (The ritual en
„Misdaad”). Hoefnagels komt nu met een
boekje „Onbekende spreekwoorden en
zegswijzen”, bij het lezen waarvan je
steeds in je achterhoofd moet denken aan
het TV-spelletje „Waar of niet waar” (of
een soortgelijke titel).
De verzamelaar van deze merkwaardige
spreekwoorden brengt je vooral in ver
warring, omdat er gezegden in zijn boekje
opduiken, die je toch al eens gehoord hebt
(zoals bijv. „Nou zul je een aap zien neu-
ken”). Maar zegt u eens eerlijk: hebt u wel
eens vernomen van laten we eens een
greep doen „Vette varkens verhalen
niet” of „Je kunt de dauw uit zijn broek
knijpen” of „een tuin op zijn buik planten”
of „wat open en dicht gaat daar komt de
mot in”?
Hoefnagels heeft heel wat afgefietst, ge
lopen, over hekken geklommen, in vuilnis
bakken gegraaid om maar zijn zucht naar
meerdere kennis van alternatieve spreek
woorden te bevredigen. Hij heeft dat pri
ma op eigen kracht gedaan, zodat hij bij
het uitkomen van dit boekje kan zeggen:
„Pak mij de broek niet af, ik kan het zelf
wel klaren”.
Om even bij die broek stil te staan: die
spreuk leerde hij, nadat hij aan het aard-
appelrooien was geweest teneinde in een
goed blaadje te komen bij een boer en
boerin, die op de weg van zijn spreekwoor-
denonderzoek lagen, ’s Avonds toen de
vrouw naar „de plattevrouwen” was
vertelde de boer hem, dat hij eens een
ernstig conflict met zijn vrouw had gehad.
Hij was naar de kermis geweest en had
daar een mooi deerntje ontmoet. Op de
terugweg in vage richting naar huis waren
zij in een hooimijt gaan liggen. Hij werd
’s morgens gewekt door een boer, die zijn
schoonvader bleek te zijn. Deze wilde zijn
dochter inlichten en wilde de broek van
zijn schoonzoon inpikken als bewijs. Maar
hij, de boer, was voor zijn schoonvader
gaan staan en had gezegd: „Pak mij de
broek niet af, ik kan het zelf wel klaren.”
En zo gaat dat maar door in dit kostelij
ke boekje, dat uitgegeven werd door Van
Gorcum en 9,50 kost, werkelijk zijn prijs
meer dan waard.
F y
1
1
5»
r