Kees Pellenaars 65 jaar
Den Pel eindelijk
geen lid meer
van KNWU
Han Hollander
blijft een legende
1
N4
o
tja
BUITENGEWOON
BOEIEND”
1
.1
BIB
fed
door Peter Heerkens
Veel geregeld
„Hoorzittingen”
f
Het grote geld
Weinig dank
.18
urieus
Niet onderduiken
W;
k-
K
34
n team
•w
Ét
w
v
”>41IV.
X
I IA
------~~>>x
cc
id van het
t met u
ai j
I
eenkomst verscheurd.'
W
-
Brussel 1939 De echtgenotes delen mee in de feestvreugde
n tot
yr-r^mp TFifini
tgen
talen
inze
arne
Structuurveranderingen en bestuurswisselingen hebben in de loop
van zo’n 25 jaar ploegleiderschap geen invloed kunnen uitoefenen op
ren
van
ts in zo'n
avuld met
iienst
f de
15 jaar et
t werk,
lar:
rziening,
Imuiden
land
iere-
n wij
fica-
ege-
Zaterdag 11 maart 1978 is het precies
50 jaar geleden dat Han Hollander de
eerste volledige radioreportage van een
voetbalinterland verzorgde. De wed
strijd was Nederland-België, de eind
stand was 1-1, de plaats was het oude,
inmiddels afgebroken stadion in Am
sterdam, dat zo’n 30.000 toeschouwers
kon bevatten. Evenveel als het nieuwe,
Olympische Stadion, dat een eindje ver
derop op het moment van Han Hollan
ders radioreportage zijn voltooiing al
naderde, maar dat pas bij de opening van
de Olympische Spelen in gebruik zou
worden genomen.
Het was dus nog op het dak van het
oude stadion, dat Han Hollander „ter
assistentie van AVRO-directeur Willem
Vogt” de eerste radioreportage verzorg
de van een reeks die hem legendarisch
zou maken. Tien jaar later had hij er
vijftig gemaakt. Hij werd toen omstan
dig gehuldigd door een erecomité, waar
van dr. Max Euwe voorzitter was. Heb
ben wij Herman Kuiphof ooit gehuldigd,
toen hij zijn 50e reportage van een wed
strijd van het Nederlands elftal had ge
maakt? Of is hij nog steeds niet aan zijn
50e toe, omdat hij, in tegenstelling tot
Han Hollander, veel meer concurrentie
heeft?
Ir. Ad van Emmeries had pas drie inter-
landreportages gemaakt, toen Han Hol
lander al voor zijn 50e werd gehuldigd,
en een daarvan had hij dan nog te dan
ken gehad aan het feit dat hij op het
laatste moment moest invallen voor Han
Hollander, wiens vader was overleden.
Bovendien zaten al die dingen in Han
Hollanders tijd overzichtelijker in el-
om via andere wegen het nodige bij
te dragen. „Ik heb”, zegt hij over die
men om daar „en masse” naar de radiore
portage te komen luisteren. De meeste
mensen hadden toen nog geen radio
thuis, terwijl de belangstelling voor het
internationale voetbal overweldigend
was. Er waren 150.000 aanvragen voor
een kaartje, bij een capaciteit van 30.000
plaatsen!
De zwarte prijzen waarvoor de kaart
jes door opkopers werden verkocht, la
gen toen verhoudingsgewijs hoger dan
tegenwoordig. En dan ging het nog maar
om de gewone jaarlijkse vriendschappe
lijke ontmoeting tegen België! Is het een
wonder, dat Han Hollander, die voordien
totaal onbekend was voor het Neder
landse volk, binnen de kortste keren
geweldig populair werd? Goed, Dick van
Rijn werd populair na zijn hockeyrepor
tages tijdens de Olympische Spelen in
Londen, en Jan Cottaar werd razend
populair omdat hij als radioverslaggever
de Tour dichtbij bracht, Theo Koompn is
bij velen geliefd omdat hij pratend even
hard blijft jagen, jagen, jagen als het
huidige middenveld van Ajax. Maar hun
populariteit was en is altijd een gedeel
de populariteit.
De een prijst Theo Koomen omdat hij
Na in die periode twee keer uitge
roepen te zijn tot „beste ploegleider
van de Tour” en een keer die onder-
in de jaren ’60 een rentree die het
qua resultaten moest afleggen tegen
zijn eerste optreden. „Dat is zo”,
I v
*3
n na
d
Waar hij van zijn renners een on
verstoorbare tempo-slag eiste, deed
Toen hij op die 11e maart 1928 zijn
eerste reportage maakte, zaten er 30.000
mensen in het stadion en telde de A VRO
als grootste omroepvereniging 35.000 le
den. De honger naar zo’n reportage was
zo groot, dat dagbladen „hoorzittingen”
organiseerden, waarbij de belangstellen
den naar het dagbladgebouw konden ko-
r
daan heb. De mensen bleven me nou
op die beschuldigingen aankijken
en met een proces was dat misschien
voorkomen. Het is lang blijven han
gen, dat ik zo’n slechte zou zijn."
vangen, met de handtekening van Adolf
Hitler erop. Hij hoefde dat maar te tp-
nen, en men zou hem laten gaan! Dit
mengsel van naïviteit en ijdelheid heeft
hem de das omgedaan. Het is werkelijk
onbegrijpelijk, dat hij op dat certificaat
vertrouwde.
Juist dezer dagen kreeg ik, met twee
jaar vertraging, het „Diplome-Diploma”
van de „Games of The XXI Olympiad
Montral 1976”. Een stuk kartonachtig
glanzend papier, in drie banen: wit van
onderen en boven, en grijs in het midden
met in goud een afbeelding van het
Olympisch Stadion in Montreal (inclu
sief de nooit afgebouwde toren) in re
liëfdruk. In de bovenste witte baan staat
gedrukt: Nico Scheepmaker Presse. In de
onderste witte baan staan, in echte inkt
en met de hand geschreven, de handteke
ningen van Roger Rousseau: president
van het organiserende comité) en van
Lord Killanin, president van het Inter
nationaal Olympisch Comité.
De oorkonde is wat gekreukeld en aan
de zijkant hier en daar ingescheurd.
Zoiets moet Han Hollander dus ook heb
ben gekregen, maar dan met de handte
kening van Adolf Hitler. Hoe hij ooit
kan hebben gedacht dat hem dat, als
jood, zou beschermen tegen nazi-Duits-
land, is me een raadsel, als ik mijn oor
konde bekijk. „Wat moet je met al die
het zo lekker sappig doet, de ander waar
deert Herman Kuiphofs enthousiasme,
en een derde vindt Theo Reitsma de
deskundigste, en weer anderen geven
toch de voorkeur aan Kees Jansma of
Eddy Poelman of Joop Niezen, en oude
ren denken met nostalgie terug aan ir.
Ad van Emmenes die het allemaal zo
rustig en bekwaam vertelde. Maar onder
tussen moeten zij de waardering en po
pulariteit delen met hun collega’s.
Daar had Han Hollander geen last van.
Hij was de enthousiaste ooggetuige, de
deskundige commentator en de meesle
pende Oranje-aanhanger in één persoon.
Vergelijkingsmateriaal was er niet, bete
re voorgangers had hij niet. Hij stond in
feite nog eenzamer aan de top, en genoot
nog meer de volksgunst, dan tegenwoor
dig Wim Kan op diens speciale gebied.
Een andere vergelijking is misschien nog
beter. Han Hollander was voor het voor
oorlogse Nederlandse publiek wat Mikis
Theodorakis in de jaren ’60 voor het
Griekse volk was.
Theodorakis componeerde en dirigeer
de de liederen die door de Grieken wer
den gezongen, en genoot een populari
teit die aan verafgoding grensde. Zo was
Dat waren de glorieuze jaren ’50
waarvan Den Pel voor zijn doen zeer
bescheiden zegt: „Ach, dat succes
was wel leuk maar iedereen met wat
handigheid en kennis van het
wielrennen had het kunnen berei
ken omdat het aan alles ontbrak.”
eren, was niet louter te danken aan
de klasse van de Willebrorder maar
ook aan het zakelijke vermogen van
de toen als ploegleider debuterende
Pellenaars. Uitleg van Den Pel bij
dat historische gebeuren: „Onze
renners klaagden erover dat de
Zwitsers zo achter ze aanzaten,
waarna ik met Koblet ben gaan pra
ten om een en ander te regelen.
Daags erop steunde hij Van Est die
daardoor de gele trui kon pakken.”
Waarna de bonkige Westbrabander
in de diepte van de Aubisque viel
waar Pellenaars toen zeer droef over
deed maar waarvan hij thans zegt:
„Dat was ons grootste geluk. We
misten namelijk alle ervaring voor
een Tour. Toen ik aan de start stond
en daar de Fransen en Italianen met
hun prachtigste materiaal zag dacht
ik: was ik maar thuis gebleven. Die
val van Van Est in het ravijn had
niet beter kunnen treffen. Ofschoon
hij heus wel aardig meedraaide, zou
den we die situatie nooit hebben
kunnen redden. Nu hielden we er
tenminste een smak publiciteit aan
over.”
kaar. Er was geen televisie. Er waren
geen Europa-Cupwedstrijden. En er wa
ren geen interlandontmoetingen voor
een Europees landenkampioenschap.
De AVRO en Han Hollander hadden
zo’n beetje het monopolie van de inter-
landreportages. Daarom kon hij uit
groeien tot een legende. Er zijn nog
steeds mensen die denken dat we in de
20e eeuw maar één goede voetbalverslag-
gever hebben gehad, en dat was Han
Hollander. Allen die na hem kwamen,
waren hooguit verdienstelijk, maar kon
den kwalitatief niet in zijn schaduw
staan. In hoeverre klopt die opvatting
met de werkelijkheid?
Die klopt in zoverre met de werkelijk
heid, dat geen enkele opvolger van Han
Hollander de kans kreeg even legenda
risch te worden als hij. Han Hollander,
die eigenlijk Hartog van zijn voornaam
heette, was jood. Hij werd, evenals zijn
vrouw en dochter, in de oorlog door de
Duitsers opgepakt en weggevoerd, en
kwam in het concentratiekamp Sobibor
om het leven. In de twaalf jaar tot aan de
oorlog was hij zo’n beetje dë enige die
voetbalreportages maakte. De eerste en
de enige.
van aard is, „gooi ik het weg of gooi je
het zelf wef?”
„Neenee!” zei ik geschrokken, „dat be
waar ik. Je weet nooit hoe het nog eens
te pas kan komen!”
STOPPER
Met „Den Pel” deed het grote geld
zijn intrede in de Nederlandse be
roepswielersport. „Ik ging het door
sponsors interessant maken. In
Frankrijk, Italië en België kenden ze
dat systeem al, maar hier was het
nieuw. Ik heb ze een hoop laten
verdienen. De ronde van Italië 1953
bijvoorbeeld, leverde ze per man
8300 op. Een hoop geld. Achteraf
bekeken zeg ik: het was misschien
toch niet goed er zoveel in te laten
omgaan. De wielersport is veel te
commercieel geworden, maar ik heb
nooit kunnen voorzien dat het zó uit
de hand zou lopen. Wat mij bezig
hield was de stimulans die er van
premies uitging. Ik wist het altijd zo
te fiksen dat wij de vetste pot had
den In 1964, toen ik terugkwam in
de sport met de Televizierploeg, had
ik voor de Tour 125.000 achter de
hand. Ik zat er gewoon mee in m’n
maag, zo moeilijk was het om dat
geld redelijk uit te delen Tenslotte
ben ik zo’n flinke premie gaan zetten
dat bijvoorbeeld de etappe-overwin-
ning van Henk Nijdam in Besan^on
26.500 voor de ploeg opleverde. De
coureurs die de Tour uitreden,
hielden er 15.000 aan over en toen
alles was uitbetaald, zat er nog 68
mille in de kas.”
Van al die gulle gaven, zegt Pelle
naars over het algemeen weinig
dank gekregen te hebben. „Dat
merk ik vooral sinds ik eruit gestapt
ben. Vroeger zat hier elke dag het
huis vol volk, maar nou ze niks meer
aan me kunnen verdienen, zie je ze
niet meer. Op waardering van cou
reurs moet je niet rekenen, maar dat
wist ik eigenlijk al. Ik heb me eens
voor een renner die na een ongeluk
moest ophouden met koersen zo in
gespannen dat hij er duizenden en
duizenden guldens meer uithaalde
dan erin zat. Zegt ie later: Pel, ik
moet daar 12.500 belasting van be
talen. Ik ga met de sponsor praten,
ik peuter dat bedrag als extraatje
voor hem los en wat denk je? Toen
ik hem de cheque ging brengen en
vroeg om bij zijn bakker in de straat
even wat lekkers te halen wat ik mee
naar huis wilde nemen, liet ie me
ƒ2,25 af rekenen.”
Behalve geld bezat Kees Pelle
naars ook „macht” in de wieler
sport. Dat Wim van Est bijvoorbeeld Kees Pellenaars in die tijd zijn best
in 1951 Nederland in extase bracht
door de gele trui in de Tour te verov-
De Tour de France-ploeg van 1951 gefotografeerd voor de ronde van Wouw (24 juni)
die als „generale repetitie” werd gereden V.i.n.r.: Gerrit Voorting, Gerard Peters, Wim
Dielissen, Harry Schoenmakers. Henk Faanhof, Wout Wagtmans, Hans Dekkers, Wim
van Est, Kees Pellenaars.
De carrière van Kees Pelle-
I naars als wielrenner heeft uitge-
j blonken door een wereldkampi-
oenschap bij de amateurs (1934,
I Leipzig) welk feit voor Neder-
land een primeur betekende. Bij
(GAK) pstand gekomen wielrenners. Dat
ij na het in zijn voordeel afsluiten
in het recherche-onderzoek op zijn
eurt geen aanklacht (aantasting
m goede naam) indiende tegen de
lureurs, noemt Pellenaars nu de
rootste fout uit zijn bewogen car-
ère. „Ik had ze via het gerecht
loeten aanpakken”, bast hij, „maar
at werd me door een adviseur uit
l’n hoofd gepraat. Stom, stom
lat is echt het stomste wat ik ge-
Om na alle ergernis maar eens een
duidelijke daad te stellen, heeft
Kees Pellenaars bij het bereiken van
de pensioengerechtigde leeftijd (op
10 mei krijgt hij zijn voor 89 aan
I zegeltjes beplakte rentekaart) on
langs zijn lidmaatschap van de
KNWU opgezegd. Het was hem wel-
letjes na vanaf 1932 zonder onder
breking licentie-houder te zijn ge
feest. Hij brak de officiële banden
1 oen hij de wielrenunie voor de zo-
1 eelste keer op een stommiteit be-
rapte. „Moet je nagaan”, roept Den
1 ’el theatraal. „Eerst vragen ze de
tden om met een accept-girokaart
njfentwintig gulden te storten om
»n zo compleet mogelijke ploeg
laar de wereldkampioenschappen
n Venezuela te sturen. Als ze daar
ijn dan blijkt dat ze er een meena-
oen Cees Bal die niet voor de
!NWU wil rijden maar voor Eddy
I lerckx Dat vond ik te zot om over
•praten en ik heb gelijk tegen mijn
I rouw gezegd nou is het verdomme
ens een keertje afgelopen. Ik be-
ank voor dieje bond. Want luister
moeten niet de grote meneer gaan
elen van mijn centen. Zijn ze nou
•lemaal
gouden jaren ’50, „veel geregeld. Ik
kon een hele hoop doen. Het was op
n gegeven moment zo dat de andere
ploegleiders eerst bij mij kwamen
om voor een wedstrijd wat te bepra
ten. Ik had het hele spel in mijn
vingers. In 1953 bijvoorbeeld maak
te ik buiten de wielerbond om bij het
wereldkampioenschap een akkoord
voor de ploeg met Fausto Coppi. Hij
beloofde vijftien mille voor het ge
val hij kampioen werd en tiendui
zend gulden wanneer hij niet zou
winnen. Als de Nederlanders de
koers maar „zwaar” zouden maken
voor zijn concurrenten”. Ander
voorbeeld van Pellenaars macht:
„1955” Toen kwam Louison Bobet in
de winter bij me thuis om te praten
over samenwerking in de Tour. Ik
zegde hem onze steun toe maar we
kregen een hoop gedonder toen Adri
Voorting ruzie maakte met Bobet en
een pomp tussen z’n spaken stak”
Kees Pellenaars (rechts) en Frans Slaafs als winnaars van de zesdaagse van
Kees Pellenaars op z’n best: losjes in de bretels, dikke slierten
sigarenrook als een speels aureool rond het donkere hoofd en de jus
vóór in de mond want het gaat over de KNWU. „Parasietengromt
Den Pel vol overgave. .Allemaal parasieten”
Hij is dus, na vijf jaar geleden uit
e beweging te zijn gestapt, niets
eranderd. De KNWU maakt hem
hog steeds furieus. „Potverdomme”,
dondert ie met een stem die van diep
.komt, „mag ik asjeblieft een beetje
kwaad zijn op den bond? Door die
affaire met Locomotief maakte den
bond me zowat brodeloos en toen er
later wat coureurs begonnen te kla-
gen, stuurde de KNWU me de fiscale
1 recherche op m’n dak. Ze hebben
fhier met drie man zowat een half
/baar gezeten. Zonder iets te vinden.
Maar voor hetzelfde geld ben ik den
prul Mag ik kwaad zijn op den bond
of niet.Aan het conflict met
Locomotief” (dat hem beschuldig
de van contractbreuk) hield hij na
jen geruchtmakend proces 63.000
Lhadeloosstelling over. „Het klagen
■n wat coureurs” liep voor hem
Binder plezierig af want de aantij
Bog van onder anderen Faanhof,
an Breenen, Nolten en Voorting
at hij geld zou hebben achterge-
ouden, bezorgde hem bij het grote
-- ubliek een slechte naam. Oók al
ng hij na het onderzoek van de
scale recherche vrij-uit. De massa,
^■aal op hol door die overweldigen-
esuccessen in met name de rondes
tn Frankrijk, koos partij voor de in
het in feite ook met Han Hollander. Ik
heb twee uur lang oude opnamen van
hem beluisterd, wedstrijdverslagen, en
ik moest in alle oprechtheid tot de con
clusie komen dat de Eddy Poelmans, de
Kees Jansma’s, de Theo Reitsma’s, enfin
noem ze maar op, sneller verslag geven,
enthousiaster praten, exacter waarne
men en beeldender het wedstrijdverloop
schetsen dan Hollander deed. Maar hij
was dan ook de eerste en de enige; zijn
handicaps waren veel groter en het voet
bal was langzamer en slechter.
Om een voorbeeld te noemen: de aan
voerder van het Belgische team dat op
die lïe maart 1928 tegen Nederland
speelde, dr. Swartenbroeks, vertelde in
een interview in De Revue der Sporten
dat hij nog maartijd had om één keer per
week te „trainen”, en dat was tijdens de
wekelijkse wedstrijd die hij voor zijn
vereniging speelde! Tegenwoordig word
je al niet meer opgesteld in SDOB-5 als
je niet minimaal één keer per week komt
trainen! In vijftig jaar is er veel veran
derd in de voetbalsport en derhalve ook
in de voetbalverslaggeving.
Vrienden van Han Hollander (Kick
Geudeker, Martin Bremer) hebben er
steeds bij hem op aangedrongen dat hij
zou onderduiken in de oorlog. Maar dat
kon tóch niet („mijn stem is te bekend”), - rotzooi”, zei mijn vrouw, die opruimerig
zei hij, en dat hoefde ook niet. Ze zouden
hem, Han Hollander, toch niet oppak
ken, al was hij een jood? Bovendien
vertrouwde hij op een certificaat dat hij
als radioverslaggever van de Olympi
sche Spelen in Berlijn in 1936 had ont-
keur had ik niet.” Op beide on-
J derdelen trapte Den Pel goede
I uitslagen bij elkaar, waaronder
vier zesdaagsen: drie met Staats,
één met Schön. Aan zijn loop-
„Geld" is voor Kees Pellenaars
altijd een van de machtigste wapens
in zijn harde strijd om het succes
geweest. Psychologische oorlogs
voering was zijn andere kracht. „Als
ik den Wout wilde laten vliegen,
hoefde ik 'm maar een weekje te
negeren en met Wimme op te trek
ken. Gegarandeerd dat het hielp.”
meteen beroepsrenner en koer
ste zowel op weg als baan. „Waar
ik het meeste kon verdienen. Dat
telde voor mij. Een echte voor-
-1 keur had ik niet.” Op beide on-
z! derdelen trapte Den Pel goede
■*s<^***t<
scheiding gehad te hebben in de
ronde van Italië, maakte Pellenaars
ces in Leipzig werd Pellenaars
geeft hij grif toe, „maar organisato-
risch bereikte ik meer. Ik zorgde
ervoor dat mijn renners complete
sociale voorzieningen hadden. En
wat die prestaties betreft: vergelijk
het maar met de Europa Cup in het
voetbal. Toen Feyenoord voor wat
successen had gezorgd, werd alles
wat er achteraan kwam steeds ge
woner.” De come-back van Pelle
naars werd ook vertroebeld door
doping-perikelen binnen zijn ploeg.
„Dat”, zegt hij, „is uiteindelijk een
van de grootste redenen geweest dat
ik er aan het eind van 1972 mee ben
gestopt. Ik kreeg toen in de gaten
dat een van mijn personeelsleden
die troep bij de renners verhandelde
en toen heb ik tegen mezelf gezegd:
als je je eigen mensen niet meer
kunt vertrouwen, is het beter ermee
op te houden.”
En nu dan een officiële breuk door
het opzeggen van het KNWU-lid-
maatschap. „Ik heb”, stelt Pelle
naars vast, „nooit medewerking ge
had van de bond. Alleen maar tegen
werking. Terwijl ze me op hun kni
eën zouden moeten bedanken voor
de successen van de jaren vijftig.
Want daar draait de Nederlandse
wielrennerij nou nóg op
Kees Pellenaars die als ploeg
leider zijn grote naam maakte in
de Tour de France, heeft zelf
nooit deelgenomen aan de Ron
de van Frankrijk. „Het was de
bedoeling dat ik in 1936 zou star
ten. Ik tekende als eerste Neder
lander een officieel Tour-con-
tract bij Joris van den Bergh
maar er bleek te weinig mee te
verdienen. De garantiesom was
toen elf gulden per dag terwijl ik
op een gegeven moment al voor
ruim 900 aan baancontracten
in die periode kon krijgen. Op
mijn verzoek is die Tour-over-
eenkomst verscheurd.”
icyi.CjV. I
fi i A
baan kwam in 1950 een einde
door een zware val in de ronde
van Duitsland waarin hij op dat
moment tweede stond. In een
afdaling klapte hij met een snel
heid van naar schatting 80 kilo
meter per uur tegen een op het
parkoers rijden Amerikaanse le
gerauto die hij, komend vanuit
een bocht, niet meer kon ontwij
ken. „Alleen mijn vel hield me
bij mekaar.” Pellenaars werd in
levensgevaarlijke toestand naar
het ziekenhuis vervoerd, waar
hij 48 uur in hét „dodenkamer
tje” doorbracht. Vijftien breu
ken waaronder een ernstige
schedelbasisfractuur, deden
voor zijn leven vrezen. De Belgi
sche sportjournalist Achiel van
den Broek wijdde onder de kop
„Arme Pelle” een in memoriam
aan Pellenaars waarmee hij be
halve een tragische vergissing
ook een uniek record vestigde
want hij had al eens eerder een
coureur die levend bleek, laten
doodgaan. Het herstel van Pelle
naars noemden de medici „een
wonder.” Eenmaal opgeknapt
werd hij door de journalisten
Ruud de Groot en Martin Duy-
zings gelanceerd als Tour de
France-ploegleider welke func
tie toen buiten de bond om in
particuliere handen lag. In het
voorjaar van 1951 begon Pelle
naars aan zijn ploegleiderscar-
rière die hij na wat onderbre
kingen in 1972 afsloot. „On
danks de teleurstellingen die er
waren, kijk ik met groot plezier
terug op die tijd. Het was buiten
gewoon boeiend.”
m het veroveren van die titel was
I Pellenaars pas twee jaar
wielrenner. Hij begon op zijn
19de te koersen en gaf daarvoor
zijn beroep als timmerman op.
„Nooit spijt gehad”, zegt hij.
„Met timmeren verdiende ik 25
en de eerste week na mijn we
reldkampioenschap beurde ik
1250.” Als vervolg op zijn suc-
zijn standpunt dat ,,de KNWU’ niet deugt sinds de bond hem in 1954
als baas van de Tour de France-ploeg wilde afzetten ,,Ze zijn zo
corrupt als de pestveegt Pellenaars traditiegetrouw alles en ieder-
een op een hoop. „Ik heb het ze dikwijls genoeg verteld ook. Maar tja,
als ge zo iets zegt dan ben je meteen de kwaaie. Hoor eens hier: dieje f
bond is een groepke van ouwe heren en jonkheren die geen barst
verstand van beroepswielrennen hebben Zó is t en nie anders I
I'*’’