Kees Pellenaars 65 jaar Den Pel eindelijk geen lid meer van KNWU Han Hollander blijft een legende 1 N4 o tja BUITENGEWOON BOEIEND” 1 .1 BIB fed door Peter Heerkens Veel geregeld „Hoorzittingen” f Het grote geld Weinig dank .18 urieus Niet onderduiken W; k- K 34 n team •w Ét w v ”>41IV. X I IA ------~~>>x cc id van het t met u ai j I eenkomst verscheurd.' W - Brussel 1939 De echtgenotes delen mee in de feestvreugde n tot yr-r^mp TFifini tgen talen inze arne Structuurveranderingen en bestuurswisselingen hebben in de loop van zo’n 25 jaar ploegleiderschap geen invloed kunnen uitoefenen op ren van ts in zo'n avuld met iienst f de 15 jaar et t werk, lar: rziening, Imuiden land iere- n wij fica- ege- Zaterdag 11 maart 1978 is het precies 50 jaar geleden dat Han Hollander de eerste volledige radioreportage van een voetbalinterland verzorgde. De wed strijd was Nederland-België, de eind stand was 1-1, de plaats was het oude, inmiddels afgebroken stadion in Am sterdam, dat zo’n 30.000 toeschouwers kon bevatten. Evenveel als het nieuwe, Olympische Stadion, dat een eindje ver derop op het moment van Han Hollan ders radioreportage zijn voltooiing al naderde, maar dat pas bij de opening van de Olympische Spelen in gebruik zou worden genomen. Het was dus nog op het dak van het oude stadion, dat Han Hollander „ter assistentie van AVRO-directeur Willem Vogt” de eerste radioreportage verzorg de van een reeks die hem legendarisch zou maken. Tien jaar later had hij er vijftig gemaakt. Hij werd toen omstan dig gehuldigd door een erecomité, waar van dr. Max Euwe voorzitter was. Heb ben wij Herman Kuiphof ooit gehuldigd, toen hij zijn 50e reportage van een wed strijd van het Nederlands elftal had ge maakt? Of is hij nog steeds niet aan zijn 50e toe, omdat hij, in tegenstelling tot Han Hollander, veel meer concurrentie heeft? Ir. Ad van Emmeries had pas drie inter- landreportages gemaakt, toen Han Hol lander al voor zijn 50e werd gehuldigd, en een daarvan had hij dan nog te dan ken gehad aan het feit dat hij op het laatste moment moest invallen voor Han Hollander, wiens vader was overleden. Bovendien zaten al die dingen in Han Hollanders tijd overzichtelijker in el- om via andere wegen het nodige bij te dragen. „Ik heb”, zegt hij over die men om daar „en masse” naar de radiore portage te komen luisteren. De meeste mensen hadden toen nog geen radio thuis, terwijl de belangstelling voor het internationale voetbal overweldigend was. Er waren 150.000 aanvragen voor een kaartje, bij een capaciteit van 30.000 plaatsen! De zwarte prijzen waarvoor de kaart jes door opkopers werden verkocht, la gen toen verhoudingsgewijs hoger dan tegenwoordig. En dan ging het nog maar om de gewone jaarlijkse vriendschappe lijke ontmoeting tegen België! Is het een wonder, dat Han Hollander, die voordien totaal onbekend was voor het Neder landse volk, binnen de kortste keren geweldig populair werd? Goed, Dick van Rijn werd populair na zijn hockeyrepor tages tijdens de Olympische Spelen in Londen, en Jan Cottaar werd razend populair omdat hij als radioverslaggever de Tour dichtbij bracht, Theo Koompn is bij velen geliefd omdat hij pratend even hard blijft jagen, jagen, jagen als het huidige middenveld van Ajax. Maar hun populariteit was en is altijd een gedeel de populariteit. De een prijst Theo Koomen omdat hij Na in die periode twee keer uitge roepen te zijn tot „beste ploegleider van de Tour” en een keer die onder- in de jaren ’60 een rentree die het qua resultaten moest afleggen tegen zijn eerste optreden. „Dat is zo”, I v *3 n na d Waar hij van zijn renners een on verstoorbare tempo-slag eiste, deed Toen hij op die 11e maart 1928 zijn eerste reportage maakte, zaten er 30.000 mensen in het stadion en telde de A VRO als grootste omroepvereniging 35.000 le den. De honger naar zo’n reportage was zo groot, dat dagbladen „hoorzittingen” organiseerden, waarbij de belangstellen den naar het dagbladgebouw konden ko- r daan heb. De mensen bleven me nou op die beschuldigingen aankijken en met een proces was dat misschien voorkomen. Het is lang blijven han gen, dat ik zo’n slechte zou zijn." vangen, met de handtekening van Adolf Hitler erop. Hij hoefde dat maar te tp- nen, en men zou hem laten gaan! Dit mengsel van naïviteit en ijdelheid heeft hem de das omgedaan. Het is werkelijk onbegrijpelijk, dat hij op dat certificaat vertrouwde. Juist dezer dagen kreeg ik, met twee jaar vertraging, het „Diplome-Diploma” van de „Games of The XXI Olympiad Montral 1976”. Een stuk kartonachtig glanzend papier, in drie banen: wit van onderen en boven, en grijs in het midden met in goud een afbeelding van het Olympisch Stadion in Montreal (inclu sief de nooit afgebouwde toren) in re liëfdruk. In de bovenste witte baan staat gedrukt: Nico Scheepmaker Presse. In de onderste witte baan staan, in echte inkt en met de hand geschreven, de handteke ningen van Roger Rousseau: president van het organiserende comité) en van Lord Killanin, president van het Inter nationaal Olympisch Comité. De oorkonde is wat gekreukeld en aan de zijkant hier en daar ingescheurd. Zoiets moet Han Hollander dus ook heb ben gekregen, maar dan met de handte kening van Adolf Hitler. Hoe hij ooit kan hebben gedacht dat hem dat, als jood, zou beschermen tegen nazi-Duits- land, is me een raadsel, als ik mijn oor konde bekijk. „Wat moet je met al die het zo lekker sappig doet, de ander waar deert Herman Kuiphofs enthousiasme, en een derde vindt Theo Reitsma de deskundigste, en weer anderen geven toch de voorkeur aan Kees Jansma of Eddy Poelman of Joop Niezen, en oude ren denken met nostalgie terug aan ir. Ad van Emmenes die het allemaal zo rustig en bekwaam vertelde. Maar onder tussen moeten zij de waardering en po pulariteit delen met hun collega’s. Daar had Han Hollander geen last van. Hij was de enthousiaste ooggetuige, de deskundige commentator en de meesle pende Oranje-aanhanger in één persoon. Vergelijkingsmateriaal was er niet, bete re voorgangers had hij niet. Hij stond in feite nog eenzamer aan de top, en genoot nog meer de volksgunst, dan tegenwoor dig Wim Kan op diens speciale gebied. Een andere vergelijking is misschien nog beter. Han Hollander was voor het voor oorlogse Nederlandse publiek wat Mikis Theodorakis in de jaren ’60 voor het Griekse volk was. Theodorakis componeerde en dirigeer de de liederen die door de Grieken wer den gezongen, en genoot een populari teit die aan verafgoding grensde. Zo was Dat waren de glorieuze jaren ’50 waarvan Den Pel voor zijn doen zeer bescheiden zegt: „Ach, dat succes was wel leuk maar iedereen met wat handigheid en kennis van het wielrennen had het kunnen berei ken omdat het aan alles ontbrak.” eren, was niet louter te danken aan de klasse van de Willebrorder maar ook aan het zakelijke vermogen van de toen als ploegleider debuterende Pellenaars. Uitleg van Den Pel bij dat historische gebeuren: „Onze renners klaagden erover dat de Zwitsers zo achter ze aanzaten, waarna ik met Koblet ben gaan pra ten om een en ander te regelen. Daags erop steunde hij Van Est die daardoor de gele trui kon pakken.” Waarna de bonkige Westbrabander in de diepte van de Aubisque viel waar Pellenaars toen zeer droef over deed maar waarvan hij thans zegt: „Dat was ons grootste geluk. We misten namelijk alle ervaring voor een Tour. Toen ik aan de start stond en daar de Fransen en Italianen met hun prachtigste materiaal zag dacht ik: was ik maar thuis gebleven. Die val van Van Est in het ravijn had niet beter kunnen treffen. Ofschoon hij heus wel aardig meedraaide, zou den we die situatie nooit hebben kunnen redden. Nu hielden we er tenminste een smak publiciteit aan over.” kaar. Er was geen televisie. Er waren geen Europa-Cupwedstrijden. En er wa ren geen interlandontmoetingen voor een Europees landenkampioenschap. De AVRO en Han Hollander hadden zo’n beetje het monopolie van de inter- landreportages. Daarom kon hij uit groeien tot een legende. Er zijn nog steeds mensen die denken dat we in de 20e eeuw maar één goede voetbalverslag- gever hebben gehad, en dat was Han Hollander. Allen die na hem kwamen, waren hooguit verdienstelijk, maar kon den kwalitatief niet in zijn schaduw staan. In hoeverre klopt die opvatting met de werkelijkheid? Die klopt in zoverre met de werkelijk heid, dat geen enkele opvolger van Han Hollander de kans kreeg even legenda risch te worden als hij. Han Hollander, die eigenlijk Hartog van zijn voornaam heette, was jood. Hij werd, evenals zijn vrouw en dochter, in de oorlog door de Duitsers opgepakt en weggevoerd, en kwam in het concentratiekamp Sobibor om het leven. In de twaalf jaar tot aan de oorlog was hij zo’n beetje dë enige die voetbalreportages maakte. De eerste en de enige. van aard is, „gooi ik het weg of gooi je het zelf wef?” „Neenee!” zei ik geschrokken, „dat be waar ik. Je weet nooit hoe het nog eens te pas kan komen!” STOPPER Met „Den Pel” deed het grote geld zijn intrede in de Nederlandse be roepswielersport. „Ik ging het door sponsors interessant maken. In Frankrijk, Italië en België kenden ze dat systeem al, maar hier was het nieuw. Ik heb ze een hoop laten verdienen. De ronde van Italië 1953 bijvoorbeeld, leverde ze per man 8300 op. Een hoop geld. Achteraf bekeken zeg ik: het was misschien toch niet goed er zoveel in te laten omgaan. De wielersport is veel te commercieel geworden, maar ik heb nooit kunnen voorzien dat het zó uit de hand zou lopen. Wat mij bezig hield was de stimulans die er van premies uitging. Ik wist het altijd zo te fiksen dat wij de vetste pot had den In 1964, toen ik terugkwam in de sport met de Televizierploeg, had ik voor de Tour 125.000 achter de hand. Ik zat er gewoon mee in m’n maag, zo moeilijk was het om dat geld redelijk uit te delen Tenslotte ben ik zo’n flinke premie gaan zetten dat bijvoorbeeld de etappe-overwin- ning van Henk Nijdam in Besan^on 26.500 voor de ploeg opleverde. De coureurs die de Tour uitreden, hielden er 15.000 aan over en toen alles was uitbetaald, zat er nog 68 mille in de kas.” Van al die gulle gaven, zegt Pelle naars over het algemeen weinig dank gekregen te hebben. „Dat merk ik vooral sinds ik eruit gestapt ben. Vroeger zat hier elke dag het huis vol volk, maar nou ze niks meer aan me kunnen verdienen, zie je ze niet meer. Op waardering van cou reurs moet je niet rekenen, maar dat wist ik eigenlijk al. Ik heb me eens voor een renner die na een ongeluk moest ophouden met koersen zo in gespannen dat hij er duizenden en duizenden guldens meer uithaalde dan erin zat. Zegt ie later: Pel, ik moet daar 12.500 belasting van be talen. Ik ga met de sponsor praten, ik peuter dat bedrag als extraatje voor hem los en wat denk je? Toen ik hem de cheque ging brengen en vroeg om bij zijn bakker in de straat even wat lekkers te halen wat ik mee naar huis wilde nemen, liet ie me ƒ2,25 af rekenen.” Behalve geld bezat Kees Pelle naars ook „macht” in de wieler sport. Dat Wim van Est bijvoorbeeld Kees Pellenaars in die tijd zijn best in 1951 Nederland in extase bracht door de gele trui in de Tour te verov- De Tour de France-ploeg van 1951 gefotografeerd voor de ronde van Wouw (24 juni) die als „generale repetitie” werd gereden V.i.n.r.: Gerrit Voorting, Gerard Peters, Wim Dielissen, Harry Schoenmakers. Henk Faanhof, Wout Wagtmans, Hans Dekkers, Wim van Est, Kees Pellenaars. De carrière van Kees Pelle- I naars als wielrenner heeft uitge- j blonken door een wereldkampi- oenschap bij de amateurs (1934, I Leipzig) welk feit voor Neder- land een primeur betekende. Bij (GAK) pstand gekomen wielrenners. Dat ij na het in zijn voordeel afsluiten in het recherche-onderzoek op zijn eurt geen aanklacht (aantasting m goede naam) indiende tegen de lureurs, noemt Pellenaars nu de rootste fout uit zijn bewogen car- ère. „Ik had ze via het gerecht loeten aanpakken”, bast hij, „maar at werd me door een adviseur uit l’n hoofd gepraat. Stom, stom lat is echt het stomste wat ik ge- Om na alle ergernis maar eens een duidelijke daad te stellen, heeft Kees Pellenaars bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd (op 10 mei krijgt hij zijn voor 89 aan I zegeltjes beplakte rentekaart) on langs zijn lidmaatschap van de KNWU opgezegd. Het was hem wel- letjes na vanaf 1932 zonder onder breking licentie-houder te zijn ge feest. Hij brak de officiële banden 1 oen hij de wielrenunie voor de zo- 1 eelste keer op een stommiteit be- rapte. „Moet je nagaan”, roept Den 1 ’el theatraal. „Eerst vragen ze de tden om met een accept-girokaart njfentwintig gulden te storten om »n zo compleet mogelijke ploeg laar de wereldkampioenschappen n Venezuela te sturen. Als ze daar ijn dan blijkt dat ze er een meena- oen Cees Bal die niet voor de !NWU wil rijden maar voor Eddy I lerckx Dat vond ik te zot om over •praten en ik heb gelijk tegen mijn I rouw gezegd nou is het verdomme ens een keertje afgelopen. Ik be- ank voor dieje bond. Want luister moeten niet de grote meneer gaan elen van mijn centen. Zijn ze nou •lemaal gouden jaren ’50, „veel geregeld. Ik kon een hele hoop doen. Het was op n gegeven moment zo dat de andere ploegleiders eerst bij mij kwamen om voor een wedstrijd wat te bepra ten. Ik had het hele spel in mijn vingers. In 1953 bijvoorbeeld maak te ik buiten de wielerbond om bij het wereldkampioenschap een akkoord voor de ploeg met Fausto Coppi. Hij beloofde vijftien mille voor het ge val hij kampioen werd en tiendui zend gulden wanneer hij niet zou winnen. Als de Nederlanders de koers maar „zwaar” zouden maken voor zijn concurrenten”. Ander voorbeeld van Pellenaars macht: „1955” Toen kwam Louison Bobet in de winter bij me thuis om te praten over samenwerking in de Tour. Ik zegde hem onze steun toe maar we kregen een hoop gedonder toen Adri Voorting ruzie maakte met Bobet en een pomp tussen z’n spaken stak” Kees Pellenaars (rechts) en Frans Slaafs als winnaars van de zesdaagse van Kees Pellenaars op z’n best: losjes in de bretels, dikke slierten sigarenrook als een speels aureool rond het donkere hoofd en de jus vóór in de mond want het gaat over de KNWU. „Parasietengromt Den Pel vol overgave. .Allemaal parasieten” Hij is dus, na vijf jaar geleden uit e beweging te zijn gestapt, niets eranderd. De KNWU maakt hem hog steeds furieus. „Potverdomme”, dondert ie met een stem die van diep .komt, „mag ik asjeblieft een beetje kwaad zijn op den bond? Door die affaire met Locomotief maakte den bond me zowat brodeloos en toen er later wat coureurs begonnen te kla- gen, stuurde de KNWU me de fiscale 1 recherche op m’n dak. Ze hebben fhier met drie man zowat een half /baar gezeten. Zonder iets te vinden. Maar voor hetzelfde geld ben ik den prul Mag ik kwaad zijn op den bond of niet.Aan het conflict met Locomotief” (dat hem beschuldig de van contractbreuk) hield hij na jen geruchtmakend proces 63.000 Lhadeloosstelling over. „Het klagen ■n wat coureurs” liep voor hem Binder plezierig af want de aantij Bog van onder anderen Faanhof, an Breenen, Nolten en Voorting at hij geld zou hebben achterge- ouden, bezorgde hem bij het grote -- ubliek een slechte naam. Oók al ng hij na het onderzoek van de scale recherche vrij-uit. De massa, ^■aal op hol door die overweldigen- esuccessen in met name de rondes tn Frankrijk, koos partij voor de in het in feite ook met Han Hollander. Ik heb twee uur lang oude opnamen van hem beluisterd, wedstrijdverslagen, en ik moest in alle oprechtheid tot de con clusie komen dat de Eddy Poelmans, de Kees Jansma’s, de Theo Reitsma’s, enfin noem ze maar op, sneller verslag geven, enthousiaster praten, exacter waarne men en beeldender het wedstrijdverloop schetsen dan Hollander deed. Maar hij was dan ook de eerste en de enige; zijn handicaps waren veel groter en het voet bal was langzamer en slechter. Om een voorbeeld te noemen: de aan voerder van het Belgische team dat op die lïe maart 1928 tegen Nederland speelde, dr. Swartenbroeks, vertelde in een interview in De Revue der Sporten dat hij nog maartijd had om één keer per week te „trainen”, en dat was tijdens de wekelijkse wedstrijd die hij voor zijn vereniging speelde! Tegenwoordig word je al niet meer opgesteld in SDOB-5 als je niet minimaal één keer per week komt trainen! In vijftig jaar is er veel veran derd in de voetbalsport en derhalve ook in de voetbalverslaggeving. Vrienden van Han Hollander (Kick Geudeker, Martin Bremer) hebben er steeds bij hem op aangedrongen dat hij zou onderduiken in de oorlog. Maar dat kon tóch niet („mijn stem is te bekend”), - rotzooi”, zei mijn vrouw, die opruimerig zei hij, en dat hoefde ook niet. Ze zouden hem, Han Hollander, toch niet oppak ken, al was hij een jood? Bovendien vertrouwde hij op een certificaat dat hij als radioverslaggever van de Olympi sche Spelen in Berlijn in 1936 had ont- keur had ik niet.” Op beide on- J derdelen trapte Den Pel goede I uitslagen bij elkaar, waaronder vier zesdaagsen: drie met Staats, één met Schön. Aan zijn loop- „Geld" is voor Kees Pellenaars altijd een van de machtigste wapens in zijn harde strijd om het succes geweest. Psychologische oorlogs voering was zijn andere kracht. „Als ik den Wout wilde laten vliegen, hoefde ik 'm maar een weekje te negeren en met Wimme op te trek ken. Gegarandeerd dat het hielp.” meteen beroepsrenner en koer ste zowel op weg als baan. „Waar ik het meeste kon verdienen. Dat telde voor mij. Een echte voor- -1 keur had ik niet.” Op beide on- z! derdelen trapte Den Pel goede ■*s<^***t< scheiding gehad te hebben in de ronde van Italië, maakte Pellenaars ces in Leipzig werd Pellenaars geeft hij grif toe, „maar organisato- risch bereikte ik meer. Ik zorgde ervoor dat mijn renners complete sociale voorzieningen hadden. En wat die prestaties betreft: vergelijk het maar met de Europa Cup in het voetbal. Toen Feyenoord voor wat successen had gezorgd, werd alles wat er achteraan kwam steeds ge woner.” De come-back van Pelle naars werd ook vertroebeld door doping-perikelen binnen zijn ploeg. „Dat”, zegt hij, „is uiteindelijk een van de grootste redenen geweest dat ik er aan het eind van 1972 mee ben gestopt. Ik kreeg toen in de gaten dat een van mijn personeelsleden die troep bij de renners verhandelde en toen heb ik tegen mezelf gezegd: als je je eigen mensen niet meer kunt vertrouwen, is het beter ermee op te houden.” En nu dan een officiële breuk door het opzeggen van het KNWU-lid- maatschap. „Ik heb”, stelt Pelle naars vast, „nooit medewerking ge had van de bond. Alleen maar tegen werking. Terwijl ze me op hun kni eën zouden moeten bedanken voor de successen van de jaren vijftig. Want daar draait de Nederlandse wielrennerij nou nóg op Kees Pellenaars die als ploeg leider zijn grote naam maakte in de Tour de France, heeft zelf nooit deelgenomen aan de Ron de van Frankrijk. „Het was de bedoeling dat ik in 1936 zou star ten. Ik tekende als eerste Neder lander een officieel Tour-con- tract bij Joris van den Bergh maar er bleek te weinig mee te verdienen. De garantiesom was toen elf gulden per dag terwijl ik op een gegeven moment al voor ruim 900 aan baancontracten in die periode kon krijgen. Op mijn verzoek is die Tour-over- eenkomst verscheurd.” icyi.CjV. I fi i A baan kwam in 1950 een einde door een zware val in de ronde van Duitsland waarin hij op dat moment tweede stond. In een afdaling klapte hij met een snel heid van naar schatting 80 kilo meter per uur tegen een op het parkoers rijden Amerikaanse le gerauto die hij, komend vanuit een bocht, niet meer kon ontwij ken. „Alleen mijn vel hield me bij mekaar.” Pellenaars werd in levensgevaarlijke toestand naar het ziekenhuis vervoerd, waar hij 48 uur in hét „dodenkamer tje” doorbracht. Vijftien breu ken waaronder een ernstige schedelbasisfractuur, deden voor zijn leven vrezen. De Belgi sche sportjournalist Achiel van den Broek wijdde onder de kop „Arme Pelle” een in memoriam aan Pellenaars waarmee hij be halve een tragische vergissing ook een uniek record vestigde want hij had al eens eerder een coureur die levend bleek, laten doodgaan. Het herstel van Pelle naars noemden de medici „een wonder.” Eenmaal opgeknapt werd hij door de journalisten Ruud de Groot en Martin Duy- zings gelanceerd als Tour de France-ploegleider welke func tie toen buiten de bond om in particuliere handen lag. In het voorjaar van 1951 begon Pelle naars aan zijn ploegleiderscar- rière die hij na wat onderbre kingen in 1972 afsloot. „On danks de teleurstellingen die er waren, kijk ik met groot plezier terug op die tijd. Het was buiten gewoon boeiend.” m het veroveren van die titel was I Pellenaars pas twee jaar wielrenner. Hij begon op zijn 19de te koersen en gaf daarvoor zijn beroep als timmerman op. „Nooit spijt gehad”, zegt hij. „Met timmeren verdiende ik 25 en de eerste week na mijn we reldkampioenschap beurde ik 1250.” Als vervolg op zijn suc- zijn standpunt dat ,,de KNWU’ niet deugt sinds de bond hem in 1954 als baas van de Tour de France-ploeg wilde afzetten ,,Ze zijn zo corrupt als de pestveegt Pellenaars traditiegetrouw alles en ieder- een op een hoop. „Ik heb het ze dikwijls genoeg verteld ook. Maar tja, als ge zo iets zegt dan ben je meteen de kwaaie. Hoor eens hier: dieje f bond is een groepke van ouwe heren en jonkheren die geen barst verstand van beroepswielrennen hebben Zó is t en nie anders I I'*’’

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 35