ORGANISATIE MAAKTE LAND ONBESTUURBAAR
- F
I
1
IBr
ïïteioi
F
IF
z
JF
3
an
n
JHtï .f4
15
W 0 E N S D A G 2 2
MAART
BINNENLAND
19 7 8
iïtie
I
Zeven
De Staten-Generaal
Acht
Eindelijk elf
Negen?
Ik
SS
O
Sgi
■sl
o/
D
S TATEN VE R KIEZINGEN
De macht van de provincies
is vroeger groter geweest
lai re
vrije
alla-
- en
Zij komen bij paren
Om te vergaren
In Den Haag!
Ze zijn er zo graag;
Ze drinken een glas,
Ze piesen een plas
En ze laten de zaak zoals ze was
Zondags absent,
Toen de Fransen in januari 1795 over
de bevroren rivieren ons land binnen
trokken, was het sterfuur voor de Repu
bliek der Zeven Verenigde Nederlanden
geslagen. De nieuwe heersers rekenden
snel en radicaal met haar verouderde
instellingen af en vestigden een nieuwe
orde. De oude Statenvergaderingen in de
provincies verdwenen en werden vervan
gen door Voorlopige Vertegenwoordigin
gen van het volk. Daardoor werd ook de
Staten-Generaal vernieuwd, er werd vre-
de gesloten met Frankrijk en toen ging
men een nieuwe grondwet ontwerpen.
Daarin werd eens en vooral afgerekend
met het provincialisme dat zo kenmer
kend is voor het bestuur in vorige eeu
wen. Nederland werd in 1798 een een
heidsstaat, verdeeld in acht departemen-
Maandags in ’t logement,
Dinsdags present,
Woensdags compleet,
Donderdags niet gereed,
Vrijdags niets gedaan
En zaterdags naar huis gegaan.
Of er nu Stadhouders waren of geen
Stadhouders, of er nu bekwame of min
der bekwame Raadspensionarissen lei
ding gaven, wezenlijke veranderingen
traden niet op. Daarvoor was heel wat
meer nodig. En dat kwam pas in 1795.
Nederlanders en Belgen geen ge
lukkige combinatie. We verschillen half
in taal, half in geloof en misschien wel
helemaal in kijk op het leven. Hollanders
noemen de Belgen dom, Belgen vinden
ons krenterige zuurpruimen. Maar de
grens ligt meer bij de grote rivieren dan
bij de landsgrens. En die was toen hele
maal vervallen, er woonden twee fami
lies in één huis, twee families die elkaar
wat wantrouwend bekeken en zich aller
lei onplezierige dingen uit eikaars verle
den herinnerden. Dat samenwonen heeft
vijftien jaar geduurd, van 1815-1830.
Toen'vlogen we elkaar in de haren en
hadden nog bijna tien jaar nodig om met
goed fatsoen van elkaar af te komen.
Maar in 1840 was het dan zo ver. Bij de
grondwetsherziening die door de schei
ding noodzakelijk was geworden werd
het aantal provincies 11: Limburg kwam
er bij en Holland werd gesplitst in Noord-
Holland en Zuid-Holland. En dat is alzo
gebleven tot op deze dag.
DR. P. H. SCHRÖDER
Ons woord provincie is overgeno
men uit het Latijn. Daar luidde het
provincia en de oorspronkelijke bete
kenis was: ambt, in het bijzonder het
ambt van een overheidspersoon, de
werkkring van een magistraat. Toen
de Romeinen gebieden buiten Italië
veroverden gebruikten zij het woord
provincia voor het stadhouderschap
over zo’n wingewest en daarna voor
het wingewest zelf. De provincie Afri
ca bijvoorbeeld omvatte het gebied
van het verwoeste Carthago, het te
genwoordige Tunesië. Ook Spanje en
Frankrijk waren Romeinse provin
cies en nog heet een deel van Frank
rijk de Provence. Nu wordt het woord
gebruikt voor een vrij groot onder
deel van een staat met eigen bevoegd
heden. Onze provincies worden be
stuurd door Provinciale Staten met
Gedeputeerde Staten als dagelijks be
stuur en de Commissaris der Konin
gin als voorzitter.
Het landhuis „Welgelegen”, kort
nadat het aan de Haarlemmer Hout
was verrezen. Gravure, Chr. Halden
wang naar H. P. Schouten, 1792.
kon maar niet zo een twee drie een beslis
sing nemen. Het bestond namelijk zelf
ook weer uit afgevaardigden, voorname
lijk van de vroedschappen, de besturen
der gemeenten. Bekend zijn de 11 Friese
steden gebleven, maar alleen door de
Elfstedentocht. De samenstelling van het
gewestelijke bestuur was in elke provin
cie weer anders. Meestal bracht ook de
Ridderschap een stem uit. Maar de gees
telijkheid die vroeger zo’n grote invloed
had gehad, was uit alle Statenvergader
ingen verdreven. Eén ding gold evenwel
voor alle provinciale besturen: overal
heerste de wet der traagheid.
Een van onze staatslieden uit de 18e
eeuw, Simon van Slingelandt, heeft op de
gebreken van de Staat gewezen in een
geschrift waarin hij zegt: De Unie is geen
unie meer, maar een chaos. Het is geen
vrijheid maar anarchie als iedere provin
cie de nuttigste en nódigste besluiten
kan beletten. Het is meer te verwonderen
dat de Republiek nog bestaat dan dat ze
in groot verval is. En in dezelfde tijd zong
men het spotliedje:
kan-
Het
- en
Tegen de bedoeling in en door allerlei
oorzaken is niet de twaalf leden tellende
Raad van State het landelijke regerings
lichaam geworden, maar de Staten-Ge
neraal. Dat betekende dat er geen krach
tig centraal gezag in de Republiek was en
dat wreekte zich op vrijwel alle terreinen
van bestuur. Naar de Staten-Generaal
mocht iedere provincie zoveel afgevaar
digden zenden als zij wilde, maar elk
gewest bracht slechts één stem uit. Een
open vraag bleef of de meerderheid de
minderheid kon binden en er waren al
lerlei slimmigheidjes om daaraan te ont
snappen. De afgevaardigden waren na
melijk gebonden aan een lastbrief: het
gewestelijk bestuur droeg zijn afgevaar
digde op te stemmen zoals het dat in zijn
vergadering had vastgesteld. Kwam er in
de vergadering der Staten-Generaal een
of ander onderwerp ter sprake waarover
de lastbrief geen instructies gaf, dan
moesten de heren in hun reiskoetsen
stappen en weer de lange weg van Den
Haag naar Groningen of Leeuwarden
afleggen om thuis te gaan vernemen hoe
het Provinciaal bestuur over de zaak
dacht. Maar ook dat Provinciaal bestuur
Het is alsof men niet genoeg kon krij
gen van het provinciale grensverschui-
vingsspelletje. Nu werden bijvoorbeeld
het tegenwoordige Noord-Holland en
Utrecht samengevoegd tot het Departe
ment du Zuiderzee (op z’n Frans!) en het
arme Drente werd aan Groningen ge
plakt tot het Departement de l’Ems Occi
dental, de Wester-Eems. Het aantal werd
nu 9. Maar men kan ook zeggen: het
waren er meer, want er was natuurlijk
geen grens meer tussen Nederland en
wat nu België en wat nu Duitsland is.
Alweer is een kaart nodig om dat duide
lijk te maken. Maar ook aan deze toe
stand kwam een einde. Ik vind het altijd
nog dapper van Bilderdijk dat hij in
1811, dus midden in de bezettingstijd,
vrijwel in het openbaar durfde decla
meren:
Ja, zij zullen
Zich vervullen
Deze tijden van geluk
Dees ellenden
Gaan volenden
En verpletterd wordt het juk.
maal niet tussen de broers, Lodewijk
behartigde meer de Nederlandse dan de
Franse belangen, lag telkens met de kei
zer overhoop, handhaafde het Continen
tale Stelsel onvoldoende, kortom ge
droeg zich als een zelfstandig vorst en
niet als een Franse ambtenaar. Na vier
jaar was de maat vol en ons land werd bij
het Franse keizerrijk ingelijfd.
ten, die alleen administratieve lichamen
zouden zijn, ondergeschikt en verant
woordelijk aan het Landsbestuur in Den
Haag. En om nu te zorgen dat deson
danks dat verderfelijke provincialisme
niet weer de kop zou opsteken, besloot
men aan de departementen geheel
nieuwe grenzen en andere namen te ge
ven. Zo bestreek het Departement van de
Eems de helft van Friesland en van Gro
ningen en het Departement van de Oude
IJssel de overschietende delen van die
provincies samen met Drente, Overijssel
en een stuk van Gelderland. De kaart
laat duidelijk zien hoe revolutionair hier
in de bestaande toestand werd ingegre
pen, zó revolutionair dat men drie jaar
later, in 1801, alweer terugkrabbelen
moest en de oude grenzen in hoofdzaak
herstelde. Alleen werd Drente, altijd al
het stiefkind, bij Overijssel gevoegd.
Voor het eerst werd Brabant een depar
tement, zo bleef het aantal 8. Maar de
veranderingen waren in deze woelige ja-
ren niet van de lucht. Napoleon, in 1804
keizer geworden, deelde met royale hand
aan zijn broers en zijn generaals delen
van zijn rijk uit. Aan zijn broer Lodewijk
viel ons land toe: in 1806 werd hij koning
van het Koninkrijk Holland. Weer veran
deringen in de provinciale indeling, weer
andere namen. Maar nu werd tenminste
aan Drente recht gedaan: eindelijk werd
het een provincie. Maar de vreugde was
slechts van korte duur. Het boterde hele-
nigde Republieken der Nederlanden. En
zo was het werkelijk. Nederland was veel
meer een Statenbond dan een Bonds
staat.
In de beginjaren van de opstand tegen
Spanje zijn net als in „onze” bezettings
tijd door talrijke vrijwel altijd anonieme
dichters strijdliederen gedicht tegen de
overweldigers. Dat was toen de Hertog
van Alva met zijn Bloedraad, zijn ge
loofsvervolgingen en zijn Tiende Pen
ning. Die verzetspoëzie is gebundeld in
het Geuzenliedboek en een der verzen
daarin is wel toegeschreven aan Marnix
van St. Aldegonde. De titel is: De Prince
van Oraengien ten tweeden mael weder
om int Lant comende, worden de Steden
vermaent hem bijstant te doen en de
eerste strofe luidt:
Ras seventhien Provincen
Stelt u nu op de voet:
Treckt de comste des Princen
Vriendelick teghemoet.
Stelt u met zijn Banieren
Elck als een trouwe Man,
Doet helpen verlogieren (d.i. verhuizen)
Due d’Alve den Tyran.
Het lied, dat gezongen moest worden
op de wijs van het Wilhelmus, is duidelijk
gericht tot de bevolking van de zeventien
provinciën, die toen tezamen de Neder
landen vormden en de Bourgondische
Kreits heetten. Die zeventien waren: de
hertogdommen Brabant, Limburg,
Luxemburg en Gelderland; de graaf
schappen Vlaanderen, Artois, Henegou
wen, Holland, Zeeland en Namen; de
heerlijkheden (door een heer bestuurde
gebieden) Friesland, Groningen, Overijs
sel (met Drente), Utrecht en Mechelen en
tenslotte Waals-Vlaanderen en de stad
Doornik met het Doornikse. Karel V, die
al deze gewestn onder zijn gezag heeft
gebracht, wilde er eerst een koninkrijk
van maken, maar daarvan heeft hij tens
lotte afgezien. Wel liet hij al in 1549 zijn
zoon Philips II als zijn opvolger inhul
digen.
Lang is deze eenheid tussen de zeven
tien gewesten niet blijven bestaan.
Steeds duidelijker tekende zich de
scheidslijn tussen Noord en Zuid af. In
het Noorden werd de invloed van het
Calvinisme steeds groter, de Zuidelijke
provincies bleven het Katholicisme
trouw. In 1579 was de afscheiding een
voldongen feit. Toen sloten de Noordelij
ke provincies zich aaneen tot de Unie van
Utrecht.
Alleen moet daar wel aan worden toe
gevoegd dat de dichter, ter verantwoor
ding geroepen bij de Franse landvoogd,
volhield dat hij bij dat verpletterde juk
aan Engeland had gedacht en helemaal
niet aan Frankrijk. Maar goed, het juk
werd verpletterd, Napoleon werd versla
gen, Nederland werd vrij, Willem I werd
soeverein vorst, Napoleon kwam terug,
werd opnieuw verslagen, nu bij Waterloo
en Willem I werd koning over een ver
groot rijk dat tegenover het blijkbaar
toch altijd gevaarlijke Frankrijk een
krachtig bolwerk moest vormen. Dus
werden Nederland en België verenigd.
Het was of de Bourgondische Kreits van
Karel V herboren was, want het nieuwe
koninkrijk telde ook weer 17 provinciën:
Groningen, Friesland, Drente, Overijs
sel, Gelderland, Utrecht, Holland, Zee
land, Noord-Brabant, Zuid-Brabant,
Antwerpen, Oost-Vlaanderen, West-
Vlaanderen, Henegouwen, Namen, Luik
en Limburg (dat nu voor het eerst in het
rijtje opduikt). De leden werden gekozen
door edelen, steden en boeren.
Een wonderlijk verbond, die Unie. In
allerlei opzichten, maar vooral wat be
treft de verhouding van de provincies
tegenover elkaar. Het waren er tenslotte
zeven: Holland, Zeeland, Friesland, Gro
ningen, Overijssel, Gelderland en
Utrecht. Tenslotte, want toen het stuk
ondertekend werd waren bijvoorbeeld
de Friese afgevaardigden er niet bij: het
weer was te slecht voor zo’n verre reis,
zeiden ze. De stad Groningen ontbrak
ook, de Ommelanden die altijd met de
stad harrewarden, wel. Drente deed wel
mee, maar dat was geen echte provincie.
Men noemde het een Landschap en het
werd beschouwd als het lelijke eendje. In
het zevental telt het ook niet mee. In het
wapen van de Unie ziet men een leeuw
die als teken van vrijheid een hoed op
zijn kop draagt. In zijn rechtervoorpoot
houdt hij een zwaard, in de linker zeven
bijeengebonden pijlen. Bijeengebonden,
ja, maar toch wel heel losjes. Dat blijkt al
dadelijk uit artikel 1 van de Unie, waarin
de zeven zich verbinden ten ewygen
daeghen verenigd te blijven alsof ze,
maar één provincie zijn, maarmet"
behoud van ieders rechten en privilegiën.
Eigenaardige tegenspraak: tegenover het
buitenland vormde men één geheel,
maar intern bleef iedere provincie zó
zelfstandig dat er wel eens spottend werd
gesproken van de zeven niet-verenigde
provinciën. Van Jan de Witt is de uit
spraak: Er is geen Republiek der Vere
nigde Nederlanden, er zijn alleen Vere-
WH'
Hf
llif
,t
<i
NEDERLAND,
DI*P
QZwolle
losch.
'X
ri- Lodewijk
Napoleon
(1778-1846),
koning van
Holland van
1806-1810.
BATAAFSCHE REPUBLIEK
O Zwolle
monden'
«DEN
DEPAKTEM
i VAK DE WESTER EMS
VAN DE I
pilo (OffiRTOhD BERG'
'van nij
■^nerto^enboschSJ
4?
^^ARfsterdani
VD DEP
//roer
«We/fw die (r ihussHdorf
[/Hui litrwhtuiffpqorlwoij^r
onderwijs verloréï\
JO Steden.die deunwersi
led behielden
rood Wat deNed tuinde! sdtade
- jbeneden b^aas/ (m* Continentaal stelsel
N^rhtid in ZiiW^edorl.^
PYL1 j. SuuM-eUuuuM
BEEABTEM
r Javaxbe^
J VjerWecghzerKolomen
^-TAnjsterdam
\Sclieirniffi)en
VLIJDE MAASX