DE VERLANGLIJSTJES KOSTEN HANDENVOL GELD Over groeiend tekort provincie wordt door niemand gerept J N J 13 MAART 10 7 8 PINSDAG 28 STATENVERKIEZINGEN 1 I MM Politieke partijen vergeten prijskaartjes ver- ver- ver- ver- i luizen FRANS NIJPELS indha- :ernen stede- ensis- enwo- teden senten setrok- zelt (hoeve Door (dvoor vulling i ver- opge- den uitgerust. De PvdA wil een provinciaal grond bedrijf, versterking van de Economisch Technologi sche Dienst, een monumentenwacht, een beter be mand apparaat voor welzijnstaken en milieucontro- le. Het CDA pleit voor een „intensivering van de milieutaken voor de provincie”, alsmede voor een provinciale instelling die op het terrein van maat schappelijk werk het particulier initiatief stium- leert. Net als bij de PvdA leven bij het CDA wensen voor een verbetering van de preventie in de gezond heidszorg en maatregelen ter versterking van de eerste lijnsgezondheidszorg. Aanvaardbare wensen die bij vervulling ongetwij feld noden zullen oplossen, maar om hoeveel ambte naren méér gaat het hier? Daar moet de kiezer naar gissen, Onvermeld blijft ook dat één ambtenaar gemiddeld 70 mille kost, loon, pensioenkosten en apparaatskosten. Zo’n ambtenaar moet tenslotte in een kamertje zitten, achter een keurig bureau en uitgerust met papier en pen. In het sociaal-democratische verkiezingspamflet is voorts een pleidooi te vinden voor werktijdverkor- ’n begrotingstekort acceptabel is feitelijk een claim op tafel bij de overheid. Je zegt als politieke partij dan: beste overheid, jullie moeten ervoor zorgen dat wij voor al die taken die we uitvoeren geld krijgen. Het maakt niet uit hoe, via een doeluitkering of via verhoging van de uitkeringen uit het provinciefonds, als het er maar komt. Dat kan een politiek uitgangspunt zijn. Of dat kan? Dat heeft het provinciaal bestuur niet in zijn macht, daar beslist in feite de rijksover heid over. Het andere plaatje daarente gen, streven naar een sluitende begro ting, heeft het bestuur wel in handen. Politici die dat willen kunnen de uitga ven aanpassen bij de inkomsten die je krijgt”. Maar dan kan je politieke wensenlijs- tje onuitputtelijk zijn. Je houdt gewoon geen rekening met de lengte van de fi nanciële polsstok. Het komt er op neer dat men zegt: we komen tekort, het rijk moet betalen. „Ja, dat kan een politiek uitgangspunt zijn. Daar blijf ik verder buiten”, zegt de heer Hagen. Maar niemand weet of de overheid die extra rekeningen wel wil betalen. Wat we wel weten is dat er in Den Haag nieuwe bezuinigingsplannen worden ui- gebroed. En wat we in alle verkiezings programma’s kunnen lezen is dat de uit keringen van het rijk niet in overeen stemming zijn met de door het rijk naar de provincies toegeschoven taken. Hagen: „Daar hebben ze gelijk in. Dat stel ik even voorop. Nu nog een paar woorden over dat politieke uitgangspunt. Nogmaals: als politieke partij kun je daarmee werken. Technisch gezien zeg ik: dat is een moeilijke financiële benade ring. Je hoeft niet van jaar op jaar een sluitende begroting te hebben, maar er moet wel perspectief zijn dat er een fi nanciële oplossing komt voor die tekor ten. Komen die er namelijk niet dan schiet je zeer snel door je reserves heen. En wat dan? De provinciale begroting behoeft de goedkeuring van de kroon. Er is dus een hoger toezicht, dat ook spelre gels heeft gesteld. Binnen het raam van die spelregels zul je je zaakjes moeten regelen. Het kan bij het spel passen dat je als politieke partij probeert een zo groot mogelijk aandeel uit ’s rijks schatkist te Het ene is de politiek van de buikriem wat strakker aanhalen, zeker wanneer er al een tekort geraamd is, de andere poli tiek is er een van: kom, kom, er zijn behoeften, er leven wensen die vervuld moeten worden, we gaan niet snoeien. Hagen: „Ja”. tende maatregelen. Lagere ambtenaren zouden op educatief verlof moeten kunnen gaan. Vrijwillige, vervroegde pensionering is eveneens opgevoerd. Wie moet het aanvullende legertje ambtenaren gaan betalen? En hoeveel kost dat? Bovendien zoiets wordt in de Tweede Kamer uitgedokterd. Want ambtenaren op wachtgeld zetten kost ook geld. Mede gelet op die prachtige welvaartsvaste pensi oenvoorziening die toch tot het 65ste levensjaar betaald dient te worden. Er zullen nog heel wat jaartjes verstrijken eer die verkiezingsbelofte in vervulling gaat als het al gebeurt. Vergelijkbaar met dit kostbare pakket, dat hon derden miljoenen zal vergen, is het clustertje wen sen dat het CDA ten aanzien van de bejaardenzorg op papier heeft gezet. Woningen van bejaarden moeten worden aangepast, er dienen meer bejaar denwoningen te komen, meer dienstencentra en meer bejaardenoorden. Een taak voor de provincie? Nee. Tenminste, tot dusverre niet. Wat kost het? Staat er niet bij. Is het bedoeld om de gemeenten te stimuleren? Ongetwijfeld, maar waar halen die de halen. Gewoon omdat je vindt dat de noden en behoeften in deze provincie erg groot zijn. Dan hoort het bij het spel om geen grenzen te trekken. centjes dan vandaan? De verkiezingsbelofte geeft daar geen uitzicht op. Bij de VVD is het verlanglijstje niet alleen klein van omvang, de tekst is ook aan de voorzichtige kant. Er moet meer specifieke belangstelling komen voor zieke en demente bejaarden. Meer belangstel ling dat hoeft niets te kosten. De WD wil ook een eigen beleid voor monumentenzorg. Dat zou wel geld kunnen kosten; tenzij de WD tot een herschik king van taken komt. Voorts vragen PvdA en CDA voor talloze taken grotere subsidies. Die komen uit de kassa van de provincie. Om hoeveel het gaat, alweer, het is niet gekwantificeerd. Wel berengt het CDA de moed op te vragen om een provinciale „subsidie-verorde- ning” om geregeld te kunnen bekijken of een gesub- didieerde taak of instelling nog wel op de praktische vraag van alledag aansluit. Een begin van denken over een herschikking van taken die de provincie vervult? Die consequentie heeft het CDA in het verkiezingsprogramma niet getrokken. Evenmin als PvdA en WD. Ook dat is een drama in zakformaat. Tot 1970 hadden de provincies zoge noemd „eigen belastinggebied”. Het wil zoveel zeggen dat de provincies zelf be lasting konden heffen. Dat ging via „op centen” op de personele en grondbelas ting. Die werd afgeschaft en daarvoor in de plaats kwam er de onroerendgoedbe- Hoeveel van die groei is er jaarlijks „vrij besteedbaar”, gaat niet op aan be sluiten die voordien zijn genomen? Hagen: „Voor 1978 schat ik het „vrij besteedbare” deel van de totale inkom sten op f2 a ƒ3 miljoen. Dat is. dus beschikbaar voor nieuwe dingen. Niet veel. Hagen: „Dat klopt. Maar dat kan van het ene op het andere jaar meevallen, omdat er bepaalde aangenomen uitga ven wegvallen. Dat kun je nooit exact berekenen”. i ver- opge- mini- r>. t. Uit- Biten. dshin- i vesti- b ge- eunen natuur «ar in mster- ie wo- open- dermij- aarden van de an de- n met staats- „En dan nog iets: het takenpakket van de provincie is de laatste jaren flink gegroeid. De verwachting is dat het rijk in het kader van de decentralisatie nog meer taken zal afstoten naar de provin cies. Dan gaat het niet aan dat de over heid zegt: hoe je die zaken financiert zie je zelf maar. Wettelijk ligt vast dat bij het opdragen van nieuwe taken aan de pro vincies het rijk steeds na zal gaan of en in hoeverre er bij zo’n taakverzwaring aanleiding is tot een extra verhoging van de uitkeringen uit het provin ciefonds. Voor een aantal taken is er reden om in Den Haag een claim op tafel te leggen voor meer geld. Dat zullen we als provincies met z’n allen moeten doen”. schatkist naar het provinciefonds mag stromen. Dat was niet de enige oplossing waaraan gedacht werd. Gelijktijdig werd gestudeerd op een andere verdeelsleutel van de uitkeringen uit het provin ciefonds. Die verdeelsleutel is namelijk ook al zo’n 30 jaar oud en er is sindsdien erg veel veranderd in de diverse provin cies. De totaal beschikbare som wordt eerst in drie gelijke delen gesplitst er ontstaan als het ware drie potten. De eerste pot noemt men in de wandeling „gelijk deel”, omdat iedere provincie uit dat potje eenzelfde bedrag krijgt. De gelden uit de andere potten worden ver deeld naar inwonertal en oppervlakte. Elke provincie krijgt dus wat anders. Dun bevolkte maar in oppervlakte gro te provincies krijgen verhoudingsgewijs meer geld uit het provinciefonds dan dichtbevolkte provincies met een kleiner grondoppervlak. En iedereen begrijpt dat bij een verschuiving van het taken pakket van de provincies, waarbij het beleid steeds meer gericht wordt op de bevolking, juist de provincies met veel inwoners bij zo’n verouderde verdeels leutel in de knel dreigen te komen. Met name geldt dit voor de randstedelijke provincies Noord- en Zuid-Holland en Utrecht. Er is de afgelopen jaren heel wat afge kletst tusssen de deskundigen van de elf provincies om tot een eensluidende visie te komen voor een andere verdeling van de uitkeringen uit het provinciefonds. De heer Hagén: „Zoals te doen gebruikelijk werden ze het niet eens. Zo gek is dat niet natuurlijk, want welk systeem je ook uitdoktert de ene provincie zal er beter van worden de andere slechter”. Er kwa men twee kampen: Noord- en Zuid-Hol- land en Utrecht aan de ene kant, de rest aan de andere kant. Ondanks dat ver deelde advies hakte de huidige burge meester van Amsterdam die toen nog staatssecretaris was op Binnenlandse Zaken, drs. W. Polak, de knoop door. Hij produceerde eind 1976 een wetsontwerp dat meer op de realiteit was geënt. Aan de financiële verhouding tussen rijk en provincie mankeert nogal wat. De regels voor de belangrijkste provinciale inkomstenbron, de uitkeringen uit het provinciefonds, dateren van 1948. Wat de overheid in die pot stopt, is afhanke lijk van de totale som aan belastingen die het rijk jaarlijks int. Stijgen de belastingopbrengsten omdat de regering de belastingdruk verzwaart dan zitten de provincies goed. In het omgekeerde ge val komen er minder guldens in het pro vinciefonds waaruit alle elf provincies worden bediend. In het midden van de jaren ’60, na de loonexplosie van 1964, braken er gouden tijden aan voor provinciale bestuurders. Hagen: „We hadden toen niks te klagen. Maar de groei verminderde en toen de regering via conjuncturele tijdelijke) maatregelen de economie probeerde op te peppen, kwamen bij ons de proble men. Die conjuncturele maatregelen wa ren er op gericht de belastingdruk te verminderen. Daarbij kwam nog dat ook de aardgasopbrengsten een rol gingen spelen. Die vloeiden naar de schatkist zodat het niet nodig was de belasting- schroef aan te draaien. Minder belasting druk, minder geld voor het provin ciefonds, relatief gezien dan. Tegenover die vermindering van inkomsten stonden evenwel door de inflatie en door loon- en prijsstijgingen hogere uitgaven. Zo raak ten we geleidelijkaan in financiële pro blemen. Met name de randstadprovin- cies Zuid- en Noord-Holland en Utrecht”. De regering bleef niet doof voor de klachten. In 1975 werd het vaste percen tage waarmee het provinciefonds gevoed werd losgelaten en zwevend gemaakt. Een tijdelijke maatregel. Elk jaar wordt nu min of meer bekeken hoeveel er uit de De belangrijkste wijziging die Polak de Tweede Kamer in zijn wetsontwerp voor schotelde was dat de totaal beschikbare som voor het provinciefonds in het ver volg niet meer eerst in drie gelijke delen opgesplitst zou worden. Hij had een beter idee. De hoofdsom kon het best in vier parten verdeeld worden: 40 procent af hankelijk van het aantal inwoners, 22,5 procent afhankelijk van de oppervlakte, 2,5 procent in relatie tot de kilometers vaarweg die een provincie had te onder houden en 35 procent in elf gelijke delen. Een compromis natuurlijk, want de drie randstedelijke provincies hadden meer gewild. Hagen: „Dat wetsontwerp heeft vele tongen los gemaakt. Al snel werd duide lijk dat de nieuwe formule politiek moei lijk lag. De scheidslijnen liepen dwars door de fracties. De meningen waren afhankelijk van de plaats waar het ka merlid vandaan kwam. Maart 1977 zou het dan eindelijk in de Tweede Kamer behandeld worden. Maar op die dag struikelde het kabinet-Den Uyl over de grondpolitiek. Omdat het wetsontwerp zoals dat heet controversieel was, werd de behandeling uitgesteld. En wij vielen terug op de oude regeling, terwijl onze begroting was opgesteld volgens de nieuwe. Vandaar dat, wanneer het wets ontwerp van Polak onverhoopt straks geen meerderheid haalt, ons begrotings tekort over 1977 én 1978 belangrijk gro ter zal zijn dan nu uit de ramingen blijkt. Haalt de minister van Binnenlandse Za ken het niet dan verwacht ik voor ’78 zelfs een begrotingstekort van 6,4 miljoen. Waaruit blijkt dat het verschil tussen de oude en de nieuwe verdeelssleutel voor de provincie Noord-Holland is terug te voeren op een voor- of nadeel (het is maar net hoe het dubbeltje straks rolt, redactie) van 4,4 miljoen over 1978. En over de kansen van het wetsontwerp kan de heer Hagen nog steeds niets met ze kerheid zeggen. „Het ligt nog net zo moei lijk als in 1977”, luidt zijn mening. Hagen vervolgt: „Het wetsontwerp dat al bij de kamer lag is niet ingetrokken, dat is al heel wat. Het zal in behandeling komen tegelijk met die de vorige week uitgeko men regeringsnota inzake het provinci aal belastinggebied”. HAARLEM. Zou er op de binnen plaats van het statige provinciehuis aan de Haarlemse Dreef misschien een geld- boom staan waar het dagelijks bestuur van Provinciale Staten van Noord-Hol land af en toe wat miljoentjes af kan plukken? Of bevindt zich in de kelders van het voormalige paleis waar het pro vinciale beleid gemaakt wordt soms een hypermoderne drukpers die op comman do nieuwe bankbiljetten braakt? Vreem de vragen geldbomen bestaan niet en alleen Jelle Zijlstra, directeur van de Nederlandsche Bank, mag nieuwe bank biljetten drukken. En hij mag dat pas doen als de regering hem daartoe mach tigt. Waarom dan die rare vragen? Wie zich de moeite getroost om de verkiezingsprogramma’s van PvdA, CDA en WD, de Grote Drie in Neder lands politieke arena, te lezen, kan het antwoord zonder aarzeling geven. Met name de programmamakers van PvdA en CDA die van de WD hebben zich heel wat terughoudender opgesteld schijnen de illusie te koesteren dat de provinciale schatkist onuitputtelijk is. Zij hebben tal van wensen aan het gedul dige papier toevertrouwd en wekken de hoop dat die op zichzelf wel begrijpelijke verlangens ook vervuld zullen worden. Hoe dat betaald moet worden blijft vol strekt onduidelijk. Vandaar. De Grote Drie hebben weliswaar een financiële paragraaf in hun program- i ma’s opgenomen, maar die blijkt bij na- HAARLEM. Voor 1978 zit er volgens de ramin gen circa 3 miljoen in de provinciale huishoudkas die gebruikt kan worden voor nieuwe taken. Dat lijkt veel, maar afgezet tegen de totale som die de provincie Noord-Holland als „algemene dekkings- middelen” van het rijk ontvangt in 1978 is dat rond ƒ119 miljoen vormt die ƒ3 miljoen een druppel op een gloeiende plaat. Die sist weg voor je er erg in hebt. Verwacht moet worden dat er komen de jaren niet veel meer ter beschikking zal komen. De Haagse bezuinigingsdrift zal ongetwijfeld ook de lagere overheden treffen. Kommer en kwel dus. Met uitzondering va de WD die een bescheiden verlanglijstje heeft opgesteld voor de komende zit tingsperiode van Provinciale Staten blijkt uit niets dat de twee andere grote politieke stromingen zich iets van die hachelijke financiële situatie aantrek ken. De programma’s van PvdA en CDA tellen vele verkiezingsbeloften die geld vergen. Hoeveel? Dat wordt aan de fantasie van de kiezer overgelaten. Diverse provinciale afdelingen, aldus CDA en PvdA, moeten beter voor hun zwaardere taak wor- De PvdA stelt de verwezenlijking van het programma boven een sluitende be groting. Het betekent dat de PvdA zegt in het verkiezingsprogramma: wij willen onze wensen realiseren, ook als dat ten koste gaat van een begrotingstekort. Hagen: „Omdat je als provincie, wat je inkomsten betreft, zo afhankelijk bent van de rijksoverheid leg je als je zegt dat lasting die door gemeenten wordt gehe ven en geïnd. De provincies kregen de toezegging dat gedokterd zou worden aan een nieuw „eigen belastinggebied” via „opcenten” op de door het rijk te innen motorrijtuigenbelasting. Maar om dat dit erg ingewikkeld in elkaar te knut selen was, moesten de provincies de ove rheid tijd gunnen. Ondertussen hoefden de provincies niet bang te zijn dat ze minder geld zouden krijgen, want voor dat soort gevallen is er altijd wel een inventieve overgangsregeling te treffen die „compensatieregeling” werd ge noemd. Die regeling is tot dit moment nog van kracht. En zal dat voorlopig nog wel blijven ook, want in die de vorige week verschenen nota valt opnieuw te lezen dat het zo verschrikkelijk ingewik keld is om de provincies via opcenten op de motorrijtuigenbelasting een „eigen belastinggebied” terug te geven. Waarom is dat dan een drama, de pro vincies krijgen de gederfde inkomsten via die „compensatieregeling” toch keu rig vergoed? Nee. Omdat het autopark in de tweede helft van de jaren ’70 minder spectaculair groeide dan bij het uitdokte ren van de „compensatieregeling” was verwacht een gevolg van de oliecrisis en van een groeiend mHieubewustzijn leverde de „compensatieregeling” na 1975 minder op dan men bij de invoering berekend had. Minder geld dus. Geluk kig heeft de regering dit ook vastgesteld. Vandaar dat in de nota van vorige week wordt voorgesteld de uitkering via de „compensatieregeling” met 10 percent op te hogen. Het merkwaardige feit doet zich voor dat met name de provincie Noord-Holland er geen stuiver beter van wordt als de Tweede Kamer zou beslis sen toch een „eigen belastinggebied” voor de provincies te scheppen via die „opcenten” op de motorrijtuigenbelas ting. Noord-Holland is kennelijk verza digd wat het autopark betreft. Ziet de heer Hagen nog wel enig per spectief? Hagen: „De voorgestelde extra verho ging met 10 percent via de „compensa tieregeling”, speciaal voor onze provincie uitgedacht, levert in ieder geval in 1978 ƒ2,1 miljoen op. Ons geraamde tekort voor 1978 zou je daarmee kunnen weg werken. Verontrust word ik wanneer de in het wetsontwerp voorgestelde nieuwe verdeelsleutel van het provinciefonds door de Kamer wordt verworpen. Dan komt ons begrotingstekort in de lift, ge raamd bedrag 4,4 miljoen in 1978. Bij de huidige begroting zijn we er namelijk vanuit gegaan dat de nieuwe verdeelsleu tel wordt aangenomen. Lukt dat dan zitten we als Noord-Holland in een goede startpositie, dan is er een redelijk uit gangspunt om in 1979 een sluitende be groting samen te steHen. Technisch ge zien dan, want de politici kunnen uiter aard anders bepalen”. Daartussendoor zweeft evenwel nog iets boven de markt: de bezuinigings plannen van de regering. Wat dat voor consequenties heeft voor de provincie valt niet te bekijken. De minister van Financiën heeft in de Tweede Kamer gezegd dat als voor de overheid schraal hans keukenmeester is dit ook geldt voor de gemeenten en de provincies. Afwach ten dus. In de miljoenennota van 1978 is de regering er vanuit gegaan dat wij van 1979 tot 1982 kunnen rekenen op een groei van de uitkeringen uit het provin ciefonds van rond 11,3 procent per jaar. Basis voor die toezegging was dat het nationaal inkomen in diezelfde periode met 3,75 procent per jaar zou toenemen”. Maar dat zijn oude CPB-berekeningen. Die trendmatige greoi van het nationaal inkomen (dat is alles wat we met elkaar verdienen in dit land) komt lager uit dan die hoopvolle 3,75 procent. Hagen: „Men heeft van die 3,75 procent min of meer een doelstelling gemaakt. In hoeverre dat gehaald wordt zal wel blij ken bij de presentatie van de miljoenen nota van 1979”. het totale beeld noch in gunstige, noch in ongunstige zin. Wat de uitgaven betreft dezelfde een voud. Het meeste gaat op aan salarissen voor de ruim 950 functionarissen, sociale lasten, inclusief een fikse pensioenbij drage. In 1978 zijn de salaris- en appa raatskosten geraamd op 60 miljoen, de helft van wat binnenkomt aan algemene middelen. Rond 35 miljoen gaat dit jaar op aan subsidies. Het resterende en kleinste deel wordt gebruikt als provinci ale bijdrage aan speciale doelen. We za gen reeds dat de doeluitkeringen voor milieubeschermende maatregelen en voor het bibliotheekwerk bij lange na de werkelijke kosten niet dekten. Dus aan aanwendingsmogelijkheden voor het resterende deel geen gebrek. Het is zelfs zo dat de provincie Noord-Holland al vanaf 1974 geen sluitende begroting meer heeft. Door nabetalingen van het rijk zijn de tekorten over 1974 en 1975 wel min of meer ingelopen maar de begrotin gen over de jaren 1976, 1977 en 1978 vertonen aanzienlijke tekorten, respec tievelijk 4,9, 3,9 en 2 miljoen. Komt er geen wijziging in de verdeel sleutel van het Provinciefonds, waarover door de provincies en het ministerie van Binnenlandse Zaken nu al enige jaren wordt getwist, dan worden de tekorten over 1977 en 1978 veel groter, respec tievelijk 5,4 en 6,4 miljoen. Nu is er nog wel een in de vette jaren opgebouwd spaarpotje waaruit de provincie die te- Idere bestudering van de tekst toch bijr korten kan afdekken eind 1975 zat, [zonder vaag. WD en CDA zeggen te I streven naar een sluitende begroting de provincie mag niet meer uitgeven dan zij aan inkomsten ontvangt de PvdA is minder bang voor een tekort. Uitvoering van het pakket taken dat de provincie moet uitvoeren heeft voorrang boven het „onder aHe omstandigheden streven naar een sluitende begroting”. Alle par tijen zijn van mening dat de minister van financiën de provincies ruimer moet be denken als hij zijn miljoenennota in el kaar knutselt. Geen, enkele partij was ■kennelijk in staat of bereid de royale verkiezingsbeloften financieel hard te maken. Anders gezegd: de Grote Drie hebben verzuimd prijskaartjes te maken. Het huishoudboekje van de provincie zit vrij simpel in elkaar. Aan de inkom stenkant springen drie grote inkomens stromen direct in het oog. De miljoenen guldens, in 1978 in totaal 246 miljoen, komen praktisch allemaal uit 's rijks schatkist. Het grootste deel, ruim 80 miljoen dit jaar, wordt geput uit het zogenoemde Provinciefonds. Samen met de uitkering via een zogenoemde com pensatieregeling gehoopt wordt op een bijdrage van het rijk van 22,6 miljoen vormt die inkomensstroom de post „alge mene middelen”. Dat geld kan in princi pe overal voor worden gebruikt. Dat is ook het geval met de „eigen produktie”, geld dat de provincie vangt aan leges voor de uitgifte van paspoorten, rijbewij zen en hinderwetvergunningen. De totale opbrengst van die „eigen produktie” is evenwel zeer gering, maar 3,7 miljoen in 1978. En krap-aan kostendekkend, dus winst wordt er niet of nauwelijks gemaakt. De zogenoemde doeluitkeringen vor men de derde inkomstenbron. Dat zijn uitkeringen van het rijk aan de provincie die bestemd zijn voor speciale doelen. Bijvoorbeeld voor het aanleggen en het onderhouden van wegen. Die uitkerin gen zijn bij wet geregeld. Wegenaanleg en -onderhoud ligt bijvoorbeeld vast in de wet Uitkeringen Wegen. Aanzienlij ke bedragen zijn hiermede gemoeid. Voor 1978 ontvangt én betaalt de provin cie voor aanleg en onderhoud van secun daire, tertiaire en quartaire wegen het lieve sommetje van 85 miljoen. Rond f32 miljoen van dat bedrag schuift de provincie door naar gemeenten en water schappen die de zorg hebben voor tertiai re en quartaire wegen. Een andere doeluitkering is de 9,7 miljoen die het rijk aan de provincie betaalt voor het bibliotheekwerk. Voor bestrijding van luchtverontreiniging rolt 1,2 miljoen vanuit Den Haag naar de Haarlemse Dreef. Aan die bedragen komt de provincie schromelijk tekort. Aanleg en onderhoud van wegen is veel duurder dan het rijk via zijn donatie erkent, voor het bibliotheekwerk betaalt de provincie in 1978 12,5 miljoen dus 2,8 miljoen meer dan aan doeluitke ring ontvangen wordt en voor bestrij ding van lucht- en waterverontreiniging trekt de provinciale overheid dit jaar maar liefst 6,9 miljoen uit dat is 5,7 miljoen meer dan de minister van Finan-’ ciën voor dit doel heeft uitgetrokken. Er zijn nog taHoze andere posten maar die zijn gering van omvang en beïnvloeden De kamer op de eerste verdieping van het Haarlemse provinciehuis aan de Dreef. Er heerst een wat nerveuze span ning coHega’s in Assen worden gegij zeld. Een bureau, een paar grote kasten, stapels dossiers. En de heer J. J. Hagen. Hij is 46 jaar. Chef van de derde afdeling. Dat staat voor de afdeling provinciale financiën, economische aangelegenhe den en nutsbedrijven. Een vriendelijke en geduldige man. Hij legt uit hoe de financiën van de provincie in elkaar ste ken en hij licht desgevraagd de cijfertjes toe. Een voorbehoud maakt de heer Ha gen: als ambtenaar wil hij geen politieke uitspraken doen. Hij beschouwt het ge sprek als een louter technische zaak. En hij vuurt een waarschuwingsschot af: het is niet gebruikelijk dat politieke wensen meteen van harde cijfers worden voor zien. „De provincie is meer beleidsmatig bezig dan uitvoerend”, zegt de heer Ha gen ter verduidelijking. Als leek hik je tegen zo’n opmerking aan. Wat betekent dat nu precies? De waslijst met politieke wensen van de diverse partijen brengt uitkomst. Een willekeurige greep: in het groen gekafte CDA-programma komt op bladzijde 26 de volgende wens naar voren, „de pro vinciale planning voor gezinsvervangen de tehuizen en dagverblijven voor gehan dicapten zal met voortvarendheid voort gezet moeten worden”. Dat gaat behoor lijk in de papieren lopen. Mis. Planning kost geen geld. Daar zijn al ambtenaren mee bezig, die mogen voortvarend door gaan. Zijn de plannen gereed dan moeten ze te zijner tijd uitgevoerd worden. Maar dat is geen taak voor de provincie. Zo ligt het op tal van terreinen. Het merendeel van de ambtenaren op het provinciehuis is bezig met het maken van plannen die door anderen moeten worden uitge voerd. Subsidies die de provincie geeft zijn dikwijls aanmoedigingspremies voor lagere overheden om iets van de grond te tillen. Al vrij snel komt de kwestie van een sluitende begroting ter sprake. Er zijn al jaren tekorten, is dat verontrustend? De heer Hagen: „Uitgangspunt voor alle provincies is, dat er een sluitende begro ting is. Zijn er ongelimiteerde tekorten dan kom je als provincie, net als de gemeenten overigens, in moeilijkheden. De rijksoverheid gaat er ook vanuit dat de provincies hun begrotingen sluitend houden, want anders moet de overheid dat tekort bijpassen. Die eis, een sluiten de begroting, is een realistische”. daar tuim 20 miljoen in maar ieder een begrijpt dat met zulke grote tekorten dat spaarpotje snel raakt uitgeput. Een somber beeld dus. Maar in de ver kiezingsprogramma’s van de politieke partijen wordt hierover nauwelijks gerept. iSsi

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 13