u Van Hutten werkt in ontwikkelingsland I |fc.p ALBRAN’S KUREN OF HET PROFEIT-BEGINSEL Cl Th. J. Koeckhoven OUD-STAATSSECRETARIS VAN PPR IN MALI door Joop van Beek t Met enige eerbied mag ik melding maken van een brievenboek dat bijna rechtstreeks vanuit de vijftiende eeuw naar onze tijd schijnt overgewaaid. Voor de lezer van de brieven van de Forentijn Marsilio Ficlno - want om hem gaat het - staat de tijd even stil. Hij heeft een boek in handen dat met laat middeleeuws geduld is samengesteld. Kennelijk diep getroffen door de wijs heid van de priester-geneesheer-filo- soof Ficino (1433-1499) hebben leden van de School voor filosofie te Amster dam eigenhandig in duidelijk en vrijwel regelmatig schoonschrift de teksten op nieuw aan het papier toevertrouwd. Zij worden nu de lezer van de twintigste eeuw aangeboden in een uitgave van De Driehoek uit Amsterdam. Voor de ware boekenliefhebber moet hierbij worden vermeld dat dit boek werd ge drukt op 140-grams getint gevergeerd Hollands druk door drukkerij De Kroon te IJsselstein. Er zijn slechts 2.500 exemplaren gedrukt. Het mijne draagt als nummer 1389. Tegen het licht van dit alles is de prijs verwonderlijk laag, slechts 32.50. Profeit SB ,,/A pre Zij vre ge jOL we do Medici Michel van Hulten, oud-staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat in het kabinet-Den Uyl, is voor twee jaar naar Mali vertrokken. Hij gaat daar werken als coördinator bij een internationale organisatie voor ontwikkè- lingssamenwerking. Een voor hem nieuwe functie. Niet zozeer wat de aard van het werk betreft, maar meer wat de omstandigheden van het werk aangaat. Mali is een ontwikkelingsland in Noordwest-Afrika, in de Sahel- zone. Zijn vrouw en vier kinderen volgen hem aan het einde «van het schooljaar. „Het is een grote stap”, zegt Van Hulten, „maar ik heb in mijn leven wel meer grote stappen gedaan”. Plato I I Licht Israel J' J 4 Florentijnse brieven na 1 vijf eeuwen verjaard Lorenzo de Medici i ui I i Witte naast zwarte buffel in Mali M. van Hutten „Ik heb gestudeerd voor sociaal-geo- graaf. Toen er sprake van was dat ik staatssecretaris zou worden, ging dat voor veel functies op. Ik kon zowel op binnen- of buitenlandse zaken als ruim telijke ordening geplaatst worden. Het is verkeer geworden. Als je met problemen om kunt gaan, dan ben je voor een groot deel geschikt”. „Eind augustus zag ik aankomen dat de PPR, waar ik lid van ben, niet meer in de regering zou komen. Omdat ik geen staatssecretaris zou kunnen blijven, heb ik besloten iets anders te gaan doen. Ik kan het niet opbrengen weer in de kamer te gaan zitten. Daar gebeurt, vergeleken met het werk als staatssecretaris, niks. Je bent psychisch veranderd. Westerterp bijvoorbeeld, blijft ook niet meer in de kamer, omdat hij het niet meer uit houdt”. „Mijn vrouw en ik hebben daarom be sloten ons serieus te gaan oriënteren op ontwikkelingshulp, omdat dat ons bei den aantrekt. Mijn vrouw besloot haar positie als wethouder in de Zuiderzeepol ders op te geven en ik heb contact ge maakt met de Novib. Ik zei hun dat ik goed was in het coördineren. Mijn hele leven heb ik gecoördineerd. Eerst kreeg ik aanbiedingen met voor mij te weinig spankracht; functies waar anderen beter voor geschikt zouden zijn. Maar ik ben uiteindelijk doorgestuurd naar organisa torisch werk en toen rolde dit eruit”. gemiddeld zo’n 250 per jaar, en dat in een duur land als Mali is. Het leven speelt zich op straat qf. Zieken en gehandicap ten kruipen over de stenen”. „Het is een stuk wereldprobleem dat je rijker wordt. Wij zijn allebei PPR-men- sen en hebben ons met de maatschappij als zodanig beziggehouden, en dan leer je van een land als Mali ontzettend veel. Daar te gaan werken, vergt natuurlijk veel van je. Het is niet alleen achter een bureau zitten. Je moet ook gaan kijken hoe de projecten uitgevoerd worden, je moet met de mensen gaan praten, koeien tellen. Dat betekent wel dat in een Land rover vele kilometers over slechte wegen en door wolken zand afgelegd moeten worden. Ik geloof dat ik daar lichamelijk wel capabel voor ben”. „Het is niet zo dat ik alles op haren en snaren heb gezet om weg te gaan. Als er een tweede kabinet-Den Uyl was geko men, was ik mogelijk gewoon staatsse cretaris gebleven. Ik denk dat wanneer Mali niet .gekomen was, ik ook in de kamer was gebleven. Maar een kamer- do< het functie heeft mij er niet van weerhouden naar Mali te gaan. Als het in de fractie helemaal naar mijn zin was gegaan, dan misschien wel”. „Op dit moment is dat in de PPR niet het geval. Ik kan me niet helemaal vere nigen met het beleid dat er op dit mo ment gevoerd wordt. Jarenlang heeft de PPR getracht via kleine stapjes, dag voor dag, het een en ander door te voeren, en dat is gelukt. Mensen als Van Doorn en Trip hebben wat bereikt. Maar langza merhand is in de fractie de neiging ont staan om alles in reuzenstappen op te gaan lossen. Dat proces is heel geleidelijk gegaan. Het is ook niet toe te schrijven aan één of twee personen, maar het heeft wel tot gevolg gehad dat ik me niet meer zo op m’n plaats voel. Ik kan niet werken met mensen die niet met mij in dezelfde lijn liggen. Dat geeft strubbelingen, in zo’n atmosfeer wil ik liever niet werken”. „Wat is nu beter voor de partij? Dat er hier in Nederland een vent zich onthoudt van de strijd aan het front, of dat diezelf de vent in Afrika naar het ontwikkelings- front gaat? Dat moet niet te idealistisch gezien worden, ik ben geen held. We hebben Mali ook niet uitgekozen omdat het zo’n vreselijk arm land is. We zijn vóór de keuze gesteld, waarbij wel als reden van overweging kwam dat de kin deren, de oudste is negen, een redelijke kans op onderwijs moeten krijgen”. „Hoeveel mensen ons al niet opgebeld hebben en dan zeggen: geweldig, dat je dat doet. Dat je geen directeur van de Ogem wordt, maar in de ontwikkelings hulp gaat. Ach, je moet het zo zien: als ik na twee jaar terugkom, dan heb ik meer verstand van de ontwikkelingshulppro- blematiek. In mijn functie bij Europa Action-Acord heb ik ook contact met collega’s van dit consortium in de andere landen van West-Afrika. Als groep heb ben die landen weer contact met landen in Oost-Afrika. Zo krijg je informatie uit de eerste hand en het is logisch dat dat veel kennis oplevert. Kennis die ik dan weer mee terug kan nemen naar Neder land om er hier wellicht iets mee te gaan doen”. hebt. Ik kan de mensen in Mali niet leren hoe zij waterputten moeten graven. Maar ik kan wel, op basis van mijn bestuurlij ke en organisatorische kwaliteiten, veel doen voor de bevolking. Als staatssecre taris leer je hoe je met problemen om moet gaan. Dan komt het erop neer: hoe los ik het op. Kan ik een probleem analy seren, er doorheen kijken? Daar gaat het om”. Je moet er maar zin in hebben om jezelf eens gezellig voor de mal te laten houden. Heb je dat, dan kan ik onmiddellijk een boekje van een zekere Kehlog Albran aan bevelen. Het heet De Profeit en het kijkt met een vette knipoog tegen de dingen aan. Op de omslag prijkt een treiterige narren- kop en daaronder de ondertitel Albran’s kuren. Het geval is geïllustreerd door de schrijver zelf met twaalf mystieke, moei lijk te begrijpen tekeningen zoals de heer Albran zelf opmerkt. Nu maak ik zelf wel uit of iets moeilijk te begrijpen is. Er is hier helemaal geen sprake van moeilijkheden. Het zijn gewoon goede tekeningen van blote sexloze mensengestalten die zelfs een goede tekenvaardigheid verraden. Boven dien roepen ze een fijne sfeer op, iets feeërieks bijna. Verder slaan ze op de tekst als een tang op een varken, maar de tekst zelf slaat nergens op, zodat een en ander weer prettig geregeld en in evenwicht is. Laat niemand nu denken dat Albran niet kan schrijven en evenmin dat de leperd niet kan denken. Hij biedt de argeloze lezer een boekje vol (waan)wijsheden, de dwaasheid van een nar dus, dat bij helder lezen de betrekkelijkheid van alle dingen doet inzien. In de eerste plaats de betrek kelijkheid van De Profeit natuurlijk. En dat is eèn goede reden om zo’n werkje uit te geven, buiten het profijt-beginsel om dan. wa Ne, wa kaï pré jou pei uit He eer zui kui per al\ gel koi ges als rek Ug( teg CE f i i Aai dri< Cul Wei op\ Hai -als Wir Me1 het het Vri. ker bev beg wei zin, van om' zek toei E Gai twe res, ver op i Mo pro oud ver Ma. puk wai het wa; ver en i per 9,8 Ne< Jov „Ki mo rad vaé kar ove E NR late ove mir gev geg „ui: act fel 1 var ver dat zou E gea „In ver ont toe me me plo pla alk dat hek ied nie wa toe wa: ub ind per zeil twi stu ver onr opj i Sa» Van Hulten en zijn vrouw zijn toen veel gaan lezen, napluizen en opzoeken over in eerste instantie Mali. In januari zijn zij twee weken naar het land geweest en .hebben gezien hoe het leven zich daar afspeelt. „Mali”, zo zegt Van Hulten, „is geen vakantieland”. Het is 33 maal zo groot als Nederland en het is een weinig vruchtbaar land. De Malinees verdient Ik hoop dat ik zo mijn bewondering voor al dit werk genoegzaam tot uitdrukking heb gebracht. Dit gaat gepaard met heim wee naar het verleden waarin het schrij ven van brieven met zorg en aandacht gebeurde. Marsilio Ficino beoefende deze kunst graag. Hij was een beschermeling van Cosimo de Medici en leraar van diens kleinzoon Lorenzo. Hiermee is zijn omge ving wel duidelijk getekend, het Florence van de vijftiende eeuw, de renaissance. Ficino is met Augustinus een van de grote mannen, zeker niet de bekendste, die de geest van de oude Griek Plato als het ware opnieuw tot leven bracht in de westerse wereld. Zijn brieven mag men daarom evenzeer platoons als Florentijns noemen. Het is op zichzelf al boeiend kennis te nemen van oude brieven, zeker als het gaat om de geesteskinderen van een man als Ficino. De belangstelling neemt toe, waar enige brieven direct zijn gericht tot twee van de grote Medici. Verder is het van belang te weten wat de School voor filoso fie heeft bewogen tot deze uitgave. Het antwoord is eenvoudig. De leden van deze School vinden gewoon dat in deze tijd, waarin bijna niets meer op zijn plaats staat, brieven als van Marsilio Ficino een heilzame werking kunnen hebben. Ze zijn klassiekgrieks en christelijk tegelijk; dat ging hecht samen sinds Augustinus en deze samensmelting zou even later een nieuw hoogtepunt bereiken onder Thomas van Aquino de aristoteliaan. Thomas werd tot voor kort algemeen beschouwd als de grootste theoloog van de rooms-katholieke kerk. Iets van hem vinden we in Ficino terug, de synthese tussen de griekse filoso fie en de christelijke geloofsleer, althans de officiële leer van de rooms-katholieke kerk. Ficino’s brieven dragen vooral het stempel van Plato en tevens ademen ze de geest van warmte, respect en genegenheid voor de mensen die hij schriftelijk bemoe digt en raad geeft. In zoverre zijn zij zeker waard ook nu te worden gelezen. Het is echter - althans in mijn ogen - een beetje merkwaardig dat de Amsterdamse School voor filosofie zoveel heil verwacht van de leer van Plato, ook zoals deze eeuwen later als het ware werd gedoopt door de kerk van Rome. Misschien kijk ik te betrekkelijk (te fenomenologisch, te existentieel) tegen de mensen en de dingen aan; misschien ben ik, meegesleept door sterke stromingen van deze tijd, te zeer ingenomen door de eenheid van geest en stof, van licht en donker, van oneindigheid en nabijheid, van hemel en aarde, van idee en werkelijkheid, dat ik weinig vertrou wen meer kan hebben in een werkelijke invloed die filosofen als Plato nog op de mens van deze eeuw zouden kunnen heb- ook en misschien vooral met praktische filosofie bezig zal zijn, zou er goed aan doen meer energie te steken in de joods- christelijke traditie dan in de grieks-chris- telijke traditie. De School zou misschien eens een even vérzorgde uitgave kunnen wijden aan de oudtestamentische profeten of aan Martin Buber. Hieruit mag blijken dat ik de brievan van Ficino, hoe mooi en waardevol ook, onvoldoende inspirerend acht voor mensen van nu. En hierom is het de School voor filosofie toch begonnen althans zo moet ik aannemen. troost wordt en waarmee het moed wordt ingesproken. Deze hoofdstukken van Jesa- ja bepalen de kerk bij het feit dat zij niet alleen staat in deze,wereld.” Ook deze uitgave van Jesaja 40-55 is met foto’s geïllustreerd. De tekst is voorzien van toelichtingen en verklarende voetno ten. Ook wordt informatie gegeven over de culturele achtergronden van een bepaalde tekst of worden woorden verduidelijkt. opnieuw aangesproken. Zij heeft kracht kunnen putten uit de woorden die al in het begin opduiken en die telkens terugkeren, woorden worden gegeven. Best leuk. Nu woorden waarmee het volk van God ver- maar een paar citaten. Ze kunnen in dit geval toch niet uit hun verband worden gerukt. „Er stapte een vrouw naar voren en vroeg, Wat is de vreemdste dag? Dins dag, legde de Meester uit”. „Hét is onmoge lijk te veel zout op kwark te doen”. „Dis cussies met stoelen zijn zelden produk- tief”. „Zelfs de beste vrienden kunnen eikaars begrafenis niet bij wonen.” Dit zijn dan wat voorbeeldjes van teksten met een dubbele bodem. Toch wel aardig. Het feit dat ik toch nog zoveel aandacht aan dit stukje onzin heb besteed, bewijst dat niet de heer Albran gek is, maar de mensen die hem ernstig nemen. Overigens is het nuttig op zijn tijd eens dwaas te zijn, zei de oude Horatius vroeger al tegen mij. Maar wat heeft De Profeit in vredesnaam met kerk en theolo gie te maken? De uitgave is van Servire te Katwijk en kost 12.50. Dat is twaalf gul den voor de tekeningen en twee kwartjes voor de tekst. Met deze manier van reke nen hoeft niemand zich bekocht te voelen. De leer van Plato is weergaloos van constructie, maar de afstand tussen leer en werkelijkheid is te groot dan dat deze ooit nog kan worden overbrugd. Wankelmoedi ge naturen kunnen er houvast aan hebben, maar de vrije verantwoordelijke mens kan er helaas niets meer mee beginnen voor de ware levenspraxis. Ik schrijf dit met op rechte spijt. In de eerste plaats omdat ik edele figuren als Plato en Ficino hoog waardeer, even hoog als de ijver en de noeste vlijt van de School voor filosofie; verder omdat ik tientallen jaren lang door drenkt ben geweest van de platoonse geest. De leer van Plato en de christelijke dogmatiek (ook sterk geïnspireerd op Aristoteles) hebben niet geleid tot de ware christelijke geest en tot een werkelijk christelijke beschaving, hoe beschaafd ve le aanhangers van zijn leer overigens zijn geweest. En onder hen reken ik zeker Marsilio Ficino en de leden van de Amster damse School voor filosofie. Ik ken hen niet, daarom ga ik uit van hun oprecht heid. Hun en hun werk zij alle goeds toege wenst. gin kreeg Eileen een verblijfsvergunning die na het aflopen niet werd verlengd. De rechters moeten nu maar uitmaken of er in Israel plaats is voor Eileen. Zij wordt in haar strijd bijgestaan door de organistie Messiaanse joden uit de Amerikaanse staat Minniapolis Staatssecretaris Lippel van het Israëli sche ministerie van godsdienstzaken heeft de protesten tegen de anti-zendingswet die per 1 april moet ingaan, als ongegrond van de hand gewezen. Deze wet stelt elke ver andering van godsdienst door verleiding met geld of andere materiële toezegging strafbaar. Volgens Lippel heeft de wet slechts het oog op kleine protestantse sec- ten die zonder verantwoordelijkheidsge voel zouden opereren. Volgens de Raad van christenen in Israel zou de nieuwe wet de deur wijd openzetten naar willekeur tegenover godsdienstige minderheden die aan hulpverlening zouden doen. r Romeinse kopie van een portret van Plato uit 370 v. Christus ben. Zijn dualisme is dood en vervreemdt de mens van de werkelijkheid, daar zijn oog te sterk en te eenzijdig is gericht op het ideaal, de hemel van mijn part. Nu geef ik onmiddellijk toe dat wij van deze eeuw te aards en te horizontalistisch zijn. Eveneens kan men aanvoeren dat Plato en Ficino te idealistisch en verticalis- tisch dachten. Vandaar dat we spontaan denken aan een ideale kruisverbinding van de horizontale en de verticale lijn. Dit letterlijk curuciale punt in de wereldge schiedenis vinden we in de brieven van Ficino slechts diep verborgen. Het is Jezus van Nazareth, de Heer die redt, in wie Gods naam levende werkelijkheid wordt onder de mensen en in wiens leer men niets anders hoort dan dat deze God moet worden geëerd en bemind, wat altijd en altijd samengaat met liefde en rechtvaar digheid jegens andere mensen. Deze ver binding mis ik in Plato (allicht) en in Ficino (bijna onvermijdelijk). Maar daar gaat het nu juist om in de wereld van vandaag. De School voor filosofie die toch Het Nederlands Bijbelgenootschap heeft onder de titel Licht een uitgave verzorgd van het Evangelie van Johannes in heden daags Nederlands. (Bestelnummer 10.121.3 en prijs ƒ6,90). Licht beleeft zijn tweede uitgave. Het boekje is geïllustreerd met foto’s die inspelen op de geest van het Johannes-evangelie. Licht is voorzien van toelichting en voetnoten. Een tweede uit gave van het NBG heet Houd moed. Het betreft een nieuwe vertaling van Jesaja 40- 55 in hedendaags Nederlands. Bestelnum mer is 10.123.1 en de prijs bedraagt 5,25. Voor het eerst geeft het NBG in zijn serie moderne uitgaven een gedeelte van een bijbelboek uit. Dit gebeurde, aldus een toelichting, omdat de hoofdstukken 40 tot 55 een eigen karakter en stijl hebben. Zij vormen als het ware „een lied van bevrij- ding”, schrijft Jan van Capelleveen in zijn toelichting. Hij vervolgt dan: „Het bijbel gedeelte dat ons in deze nieuwe vertaling wordt aangereikt heeft de kerk in de moei lijke tijden van haar geschiedenis steeds Ter afsluiting van dit verhaal volgt niet opnieuw een boek, maar een geschiedenis die echt is gebeurd. Het gaat om de vraag of het Israëlisch staatsburgerschap is toe gestaan aan joden die zich bekeren tot het christelijk geloof. Dit is de inzet van een proces dat in februari het hoogste ge rechtshof in Israel heeft bezig gehouden. Volgens de grondwet heeft elke jood het recht om in Israel te (gaan) wonen. Maar is dit ook van toepassing op christen-joden? Aanleiding is de situatie van Eileen Dorflinger, die in 1976 haar paspoort is kwijtgeraakt omdat ze christen was ge- worden. Na een gesprek met premier Be lt» Wat moet men dan verder zeggen? Ei genlijk niets. De heer Albran volgt een stokoude methode. Hij laat een leraar en meester optreden en allerlei lieden stellen hem vragen, waarop wijze of dwaze ant- Van Hultens taak in Mali zal bestaan uit coördineren. Hij gaat in opdracht van Europa Action-Acord. Dat is een samen bundeling van particuliere organisaties die zich inspant voor ontwikkelingslan den. In totaal zijn er 18 organisaties uit negen landen in verenigd, die ieder een specifieke taak hebben. Een voorbeeld is de Nederlandse Novib, die zich bezig houdt met landbouw en veeteelt. Iedere organisatie werkt met door par ticulieren beschikbaar gesteld geld. Hoe meer mensen er voor een bepaalde orga nisatie warm lopen, hoe meer geld. Soms, en dat is in Nederland het geval, betaalt de overheid mee wanneer zij instemt met het werk van een organisatie. Het Rijk brengt dan drie kwart van de kosten op, de zogenaamde „medefinanciering” (door Pronk indertijd vertienvoudigd). Maar meestal moet het geld van acties komen. Het is dan zaak ervoor te zorgen dat het geld goed wordt besteed en dat het op de juiste plaats terechtkomt. Daar is iemand voor nodig: Van Hulten. „Waarom juist ik als oud-staatssecreta ris van Verkeer en Waterstaat? Ach, het gaat er niet om of je je leven lang met ontwikkelingslanden beziggehouden •O'-' 'ï'SlwK: jS

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 20