a I 4 CDA-VEDETTE: „IK VERDEDIG JOURNALISTEN” 'wl .1 1 Vs I door Peter Huysman geen geld in onderzoek Bezuinigingen Welzijnszorg CDA-hart K, „We steken disc-jockey’s” f4 J „Ik ga ervan uit dat journalisten hun werk zo eerlijk mogelijk proberen te doen. Maar, zij zijn, net als wij hele gewone mensen. Zij hebben hun sym- en antipathieën. Op spreekbeurten komt die vraag uit de zaal over de media altijd weer terug. Er wordt dan gezegd: de kranten zijn toch zó oneerlijk. Maar ik verdedig de journalist altijd. Beste mensen, zeg ik dan, wie brengt nu werkelijk objectieve, waardevrije informatie! Dat doet u niet, dat doet niemand, dan vraagje het onmogelijke.” :t. ‘i OW K y. Minister Gar deniers wil niet zielig gevonden worden e n L n it it n aeli- leeft t die van ver ding ging wet sec- Isge- laad wet keur i die Aan het woord is Til Gardeniers,(5 3 jaar, drieëneenhalve maand minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, qua portefeuille-inhoud zowel opvolgster van de radicale minister Harry van Doorn (media en kunst vooral) als van de socialistische staatssecretaris Wim Meijer (sociaal-culturele sector). Met de laatste voelt zij zich, mede door het jarenlange, regelmatige contact in het parlement, het meest verbonden. Vrijwel ongeschonden doorstond de kersverse, rap formulerende bewindsvrouw in maart het begrotingsdebat over CRM. Voor de rest werden er, in positieve of in negatieve zin, erg weinig opzienbarende geluiden van haar vernomen, misschien wel omdat het bezuinigings-„monster”, dat zeker ook CRM niet zal ontzien, nog moet toeslaan. De betrekkelijke stilte rond mevrouw Gardeniers, die bijgestaan wordt door twee staatssecretarissen, is echter resoluut verbroken, nadat een oplettende verslaggever van een plaatselijk dagblad op maandagavond 13 maart de Molukse bezetting van het Asser provinciehuis was op dat moment 12 uur oud tijdens een verkiezingsbijeenkomst in het Brabantse Maarheeze uit haar mond optekende dat publiciteitsmedia niet zelden halve waarheden en onjuiste informatie over het CDA, haar partij, verstrekken. Zij waarschuwde haar gehoor voor vertegenwoordigers van radio, televisie en pers. Zij wees erop dat slechts 4,9 percent van de parlementaire pers en 9,8 percent van de leden van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) behoren tot het CDA. „Kijk uit”, zo citeert het blad haar, „u moet weten waartoe de man, die via de radio praat en die voor de krant schrijft, vaak anoniem, behoort, want niemand kan informatie waardevrij o ver brengen.” Het landelijk dagblad NRC-Handelsblad nam, enkele dagen later en vrijwel letterlijk, het bericht over, zonder commentaar van de minister, waar overigens wèl om gevraagd was en dat ook uitvoerig was gegeven. Naar aanleiding van dit bericht „uit de tweede hand” kwam de NVJ in actie. Het bestuur reageerde (schriftelijk fel en verontwaardigd op de uitlatingen van Gardeniers, nota bene verantwoordelijk voor de media” en eiste dat zij deze „ondermijnende uitspraken” zou terugnemen. De minister heeft de NVJ inmiddels geantwoord en voegt daaraan nu toe: „Inderdaad, ik lig in de clinch met jullie vereniging. Ik vind wel dat de NVJ ontzettend snel gereageerd heeft. Ik ben toch zes jaar lang in de Kamer erg veel met journalisten omgegaan. Ze kennen me toch onderhand. Ik ben echt niet plotseling veranderd, nu ik op deze plaats zit. Waarom zou ik? Het gaat er alleen om dat ik in Maarheeze, zoals ik dat ook doe op andere spreekbeurten, heb willen uitleggen dat subjectiviteit in iedereen zit. Als een journalist, omdat hij niet pro-CDA is, de berichtgeving toch wat meer naar zijn eigen interesse toebuigt, dan is die man niet oneerlijk, want dat doe je zelf óók. Ik zeg wel eens: u beseft toch wel dat ik pro-CDA indoctrineer. Ik zeg tegen een zaal die de pers aanvalt: ik begrijp u wel, ik heb er zelf ook wel eens moeite mee, er is geen twijfel aan dat er soms afschuwelijke stukken in de kranten verschijnen, maar veroordeel de journalist toch niet onmiddellijk. Ik heb het, nogmaals, juist opgenomen voor de journalist.” Met verbazing werd onlangs de mededeling van mevrouw Gardeniers ontvangen dat zij niet zal overgaan tot het instellen van een onderzoek naar de commerciële bindingen van disc-jockey’s, etc. bij de omroep, hoewel zij dit wel aan de Kamer en op andere gelegenheden had toegezegd. „Kijk, daar heb je weer zo iets”, zegt ze, „er is maar een deel van mijn antwoord op schriftelijke kamervragen in de krant gekomen. Wat ik gezegd heb, is dit. We kunnen natuurlijk een heleboel geld stoppen in wat er allemaal is gebeurd. Over mensen, die al weg zijn. Misschien een heerlijk beschuldigend verhaal. Ik heb gezegd: er zijn bij de NOS en bij mijn departement geen klachten over laakbare handelingen van programmamedewerkers binnengekomen. Als je dat wilt onderzoeken, dan moet je bijna rechercheteams gaan inschakelen. En dan sta je voor de keus: ga je daar mankracht, geld en tijd in steken. We weten met z’n allen dat er van alles gebeurd kan zijn. Maar je kan het misschien nooit bewijzen. Daarom vind ik beter dat onderzocht wordt welke maatregelen moeten worden genomen teneinde dergelijke praktijken in de toekomst te voorkómen.” Mevrouw Gardeniers opende onlangs het hoofdgebouw van de NOS in Hilversum. „De regeringscommissaris voor de omroep gaat op mijn verzoek een werkgroep instellen die gaat bekijken hoe er regels vastgesteld kunnen worden Nee, laten we vooral niet te veel energie in afgelopen tijden stoppen. Het gaat om het signaleren van wat fout is, hè. Je moet niet te snel als rechter fungeren. Maar wat gebeurt er nu wel: ik moet nu als minister van CRM ervoor zorgen dat het goed komt. O nee, de beslissing dat het onderzoek niet doorgaat, heb ik niet genomen onder druk van „Hilversum”. Het is alleen maar zo dat er al mensen bij de omroep zijn weggegaan. En ze dan nu aan de schandpaal nagelen? De minister van CRM noch de regeringscommissaris kan ze dwingen hun boeken te openen.” Wanneer de ontkoppeling van lidmaatschap van een omroep en het betalen van luister- en kijkgeld echt gaat werken, is nog niet te zeggen. Het wetsontwerp ligt nog bij de Tweede Kamer. Een van de consequenties zou zijn dat de ledenaantallen van de omroeporganisaties sterk zouden toenemen. Mede daardoor moeten de huidige verhoudingsgetallen 400.000, 250.000 en 100.000 (voor resp. A-, B- en C-omroep) worden bijgesteld. Minister Gardeniers: „Het getal van de A-omroepen zal zeker moeten worden opgetrokken. De „superstates” voor omroepen zal, als ook de Eerste Kamer instemt, uit de wet verdwijnen. Maar dan moet er wel wat veranderen. Want veronderstel dat je de situatie krijgt dat de ene omroep 400.000 leden heeft en de andere 1 miljoen. Dat kan niet; het zou te ver gaan om ze dan beide A-omroep te laten zijn. Vandaar die verhoging van die 400.000-drempel. Nee, geen 600.000-grens. Dat lijkt te hoog. Dan verleid je de omroepen weer om veel eigen reclame te maken.” „Toch denk ik dat die verschrikkelijk grote toename van leden wel erg gemakkelijk wordt voorgesteld. Vergeet niet, dat voor veel niet-gezinshoofden, de jongeren vooral, een tientje heel wat is. „Ik zou zó lid worden van die-en-die omroep, zeggen ze nu, maar ik wil nog wel eens zien hoe lang de liefde blijft als ze voor het zesde jaar die tien gulden moeten betalen, terwijl ze ook toevallig zo graag met hun meisje naar de bioscoop willen.” Over het verzwaren van de kwaliteitsnormen, het duidelijk vertegenwoordigen van een stroming door een omroeporganisatie (wetswijzigingsvoorstel ligt bij Eerste Kamer) zegt mevrouw Gardeniers: „De ene kant: openheid van het bestel. Aan de andere kant: verhogen van de toelatingsdrempels. Grotere kwaliteit, het duidelijker brengen van het eigen geluid. Je hebt natuurlijk omroeporganisaties zoals de AVRO, VOO en TROS die niet zo sterk van elkaar verschillen. Of één of twee van dit trio dan zouden moeten verdwijnen? Ik ben niet zo’n geweldige „vooruitkijkster”. Maar ik zie het niet direct gebeuren.” „De WD is altijd tegen het „aantrekken” van de kwaliteitscriteria geweest. De liberalen willen alleen het getal als enig objectief middel hanteren. Maar er was nu eenmaal een kamermeerderheid vóór. Een stukje democratie. Over een paar weken kan de Eerste Kamer de memorie van antwoord van ons verwachten. Het zal nog wel tot volgend jaar duren, voordat een en ander kracht van wet krijgt.” d e e Een tipje yan de (zwarte) sluier die nu nog ligt over de CRM-sectoren die door de bezuinigingsoperatie het hevigst zullen worden getroffen, wil minister Gardeniers nog niet oplichten. „Zoals men weet moest voor het handhaven van de arbeidsplaatsen in de metaalsector in ieder geval 400 miljoen extra (suppletoir) begroot worden. Dus dat moet CRM straks ook mee opbrengen. Dan begint het Wikken en wegen. Het geld moet ergens vandaan komen. Met een extra opdracht aan de staatsmunt haal je de waarde uit je gulden. Ik zeg dat ook tegen het publiek. Het maakt duidelijk dat je met zijn allen in een kabinet tot zo’n besluit komt. Je moet dan ook bereid zijn mee te denken wat je inlevert. Dan worden politieke besluiten genomen: wie meer, wie minder. Dat is een harde kwestie.” Til Gardeniers zegt over de CDA-winst bij de provinciale statenverkiezingen: „Er wordt nogal de nadruk op gelegd dat die winst alleen voor het kabinet is. Maar ik vind dat die winst ook heel beslist een bevestiging van het fractiebeleid is, en dus van de voorzitter van die fractie, Wim Aantjes. Er zijn natuurlijk velen binnen het CDA die liever een kabinet met de PvdA hadden gezien. Maar uit de verkiezingsuitslag blijkt dat ook deze groep haar vertrouwen heeft gegeven aan dit andere samenwerkingsverband. We hebben blijkbaar geen spijtoptanten. Nee, „eer” voor mijn CRM-beleid haal ik niet uit deze uitslag hoor h e it n s icht het -en, rer- >rdt 2sa- niet Tot slot nog even terug naar het welzijnsbeleid van dit kabinet. Meerdere malen heeft Til Gardeniers opgemerkt dat zij in grote trekken het beleid van haar voorganger(s) zal continueren. Zeer kort na haar benoeming tot minster zei ze tegen ons: „Ik geloof niet dat iemand me het kwalijk neemt als ik zeg dat CRM het in deze regeringscombinatie nog moeilijker zal krijgen.” Nu meent ze: „Ik kende de WD als een partij die zich in de afgelopen periode nogal kritisch had geuit over welzijnszorg. Ik moet nu zeggen dat ik te vlug ben geweest met het uiten van die angst. Ik ben echt niet de enige in het kabinet die bezorgd is voor de welzijnssector. Dat is de WD net zo goed. En dat er bezuinigd zal moeten worden, ja, dat is niet leuk, maar het is niet anders.” „Welk kabinet hier ook gezeten had, aan bezuinigingen zou niet te ontkomen zijn geweest. En dan kan ik nu wel vast somber aankijken tegen de reacties die zonder twijfel zullen volgen als bekend wordt welke sectoren moeten inkrimpen. Maar prioritietienzoals herstel van de werkgelegenheid moeten er nu eenmaal gesteld worden. Er zal ingeleverd moeten worden. Somber, jammer, maar ik zou het even somber vinden als ik geen minister van CRM zou zijn geweest.” niet enis ■aag toe- het een ge ien. het ar is en9 leen ■t is ge- Be- aing De erin it in istie anse a ït •e met zien tno- rde »lde k ;r „Ik heb gesproken over halve waarheden en zelfs pertinente leugens? Nee, ik heb gezegd dat een halve waarheid soms een subjectieve leugen kan zijn. En waarom zou ik niet mogen praten over de politieke binding van journalisten in zo’n verband? Die percentages die ik heb genoemd, zijn niet uit mijn mouw geschud. Het zijn feiten. Het perscentrum Nieuwspoort heeft eens een enquête gehouden en de NVJ óók. Ik zuig die dingen niet uit mijn duim. Dat kun je je als politica natuurlijk nooit permitteren. Het zijn percentages die ik al vele malen eerder naar buiten heb gebracht op bijeenkomsten. En tot voor kort was er geen journalist die zich eraan gestoord had. Tegen het publiek zeg ik: als u uw krant leest, houdt er dan rekening mee dat die percentages er liggen. U zult daarom wel vaker stukjes tegenkomen, die u niet helemaal in uw CDA-hart kunt sluiten.” „De NVJ suggereert: als een bericht door mij niet weersproken wordt, dan is het dus waar. Ik vind dit ongelooflijk. Ik Minister Gardeniers op bezoek in het jeugdtheater De Krakeling in Amsterdam. Ze woonde er de voorstelling „Droombeelden- storm" door het TUD-ensemble bij. zal u vertellen waarom ik niet gereageerd heb op het stukje in dat plaatselijk dagblad (Brabants Dagblad). Ik ga ervan uit: als die journalist dat zo die avond gevoeld heeft, als dat zo op hem is overgekomen, dan redeneer ik: wie de schoen past trekke hem aan. Het is wel goed zo. Men kan mij nog honderden malen verketteren en verontwaardigde brieven schrijven, maar ik zal niet reageren. Als ik alles zou moeten onderzoeken wat in de Nederlandse pers eventueel over mij onjuist gedebiteerd wordt, dan zou dat misbruik van overheidsgelden betekenen. Het is wat anders als er aperte onjuistheden over CRM als departement zouden worden geschreven, over mijn mensen, ja, dan zou ik in de bocht gaan. Nu niet, ik ga geen excuses aanbieden, dat hoef ik niet, want ik heb daar in Maarheeze de journalistiek alleen maar verdedigd.” „Wat die journalist heeft gedaan, dat is nu typerend voor wat ik mijn publiek altijd wil uitleggen. De man is kennelijk anti-CDA en heeft de kwestie uit zijn verband gerukt. Terwijl ik in dat uur een hele waslijst met andere vragen had te beantwoorden: over de UCN, de neutronenbom, jeugdwerkloosheid, abortus. Ik ben daar in- en uitgerend. ’s Middags was ik al in Den Bosch geweest en in het begin van de avond was ik nog eens bij een bijeenkomst in Valkenswaard. En dat allemaal terwijl ik voortdurend direct mobilofooncontact had met Den Haag over het verloop yan de gijzeling in Assen. Had zo’n journalist nou maar geschreven: in antwoord op een vraag uit de zaal. Maar nee, het kwam in de krant alsof ik als minister van CRM op een mediacongres had gesproken. Ik heul nooit met de zaal mee. Als er weer een negatieve vraag over de pers komt, dan zeg ik vaak: u bent het ook eens met bepaalde uitspraken van mensen van vormingsinstituten, maar hoe komt het dan dat er bij het CDA zo weinig mensen zijn te vinden die dat werk willen doen? Zo kaats ik de bal terug. Ik ben niet zo van: oh, oh, wat zijn we zielig.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 21