Lisette Scholten
door burgemeester en politie
81
Straffen we
dan uit
tiergelddng?’
3
w!
vernederd”
sn
ij
Bk»
I
41
MR. VAN ANDEL EN PROF. MR. HULSMAN:
door Herman Dirk
door Piet Peperkamp
O
Rechtsweigering
Collectief
„Overbodig”
Micro-aanpak
Experimenten
Geen rotjongens
Voorgeschiedenis
„Geen bemoeienis”
oor
ser
WELLICHT
'ij
•14
iMHl
ke
1st
3-
skt
st.
V'
In Nederland wordt al ruim drie jaar door de Commissie Alternatieve Strafrech
telijke Sancties gestudeerd op de mogelijke invoering van een alternatief voor de
gevangenisstraf: dat van de „dienstverlening”. Dit is een alternatief, dat gelijkenis
vertoont met wat in Engeland de Community Service Order wordt genoemd.
Aanleiding tot de vorming van de studiecommissie was het „ijzervlechtersar-
rest”. Drie jongens, ijzervlechters, kregen van de Arnhemse politierechter een
roorwaardelijke straf wegens ernstige mishandeling, metals bijzondere voorwaar-
de dat zij voor een bepaalde tijd gingen werken in een tehuis voor geestelijk
gehandicapten.
Met deze sanctie van (maatschappelijke) dienstverlening werd eigenlijk het
alternatief voor de gevangenisstraf door een Nederlandse rechter in praktijk
gebracht. Dit mocht volgens de wet niet, bepaalde het Arnhemse Hof. Op formele
gronden heeft de Hoge Raad in laatste instantie het vonnis van het Hof vernietigd.
Het experiment bleek gewerkt te hebben. Het drietal voldeed aan de hun
opgelegde alternatieve straf en een van hen is in de verpleging gebleven.
Voorzitter van de commissie Alternatieve Strafrechtelijke Sancties is, sedert
1975, mr. J. van Andel, die op 1 maart jongstleden zijn functie als president van
het Arnhemse Gerechtshof heeft neergelegd. Mr. Van Andel werd vorige week
door de VPRO-televisie geportretteerd, maar aan het werk van de commissie is bij
die gelegenheid geen aandacht besteed. Omdat deze haar studie evenwel
nagenoeg heeft beëindigd, spraken we over dit onderwerp met mr. Van Andel, en
tevens met mede-commissielid prof. mr. L. H. C. Hulsman, hoogleraar strafrecht
aan de Erasmusuniversiteit te Rotterdam.
Een simpel bezoekie aan een bijeenkomst waar over
politieke gevangenen in West-Duitsland werd gesproken, is
er de oorzaak van dat de Amsterdamse Lisette Scholten-
van Twisk nu al een half jaar in een slepende ambtelijke
strijd is gewikkeld met de Amsterdamse gemeentepolitie en
burgemeester Polak. Tijdens die bijeenkomst in de Brakke
Grond werd zij „gesignaleerd” met haar Westduitse vriend.
Kort daarop werd zij door de leiding van de Amsterdamse
politie overgeplaatst van een administratieve functie bij de
recherche naar een gecreëerde post bij de parkeerpolitie.
Beroepschriften tegen die overplaatsing bij het ambtenaren
gerecht en de burgemeester haalden niets uit. Sterker nog:
burgemeester Polak heeft nog steeds niets van zich laten
horen, ondanks twee brieven die Lisette’s raadsman mr. W.
van Bennekom hem schreef en ondanks vragen die het
PSP-raadslid Els Agtsteribbe hem stelde.
„BERUFS VERBOT” IN AMSTERDAM
ra
-
alternatieve gevangenisstraf’
ntie-
HDC
Prof. Mr. Hulsman
Mr Van Andel
2
ir-
3kt
j
i 1'
[J»-.
van het Arnhemse gerechtshof noemt de
veelvuldig voorkomende en toenemende
dagelijkse criminaliteit van kinderen en
adolescenten in de leeftijd van 16-23 jaar.
Daarop maakte mevrouw Scholten ge
bruik van een politieke vergadering van de
PSP in Amsterdam om een openbare op
roep aan de burgemeester te doen, om een
beslissing te nemen ten aanzien van haar
beroepschrift. Het resultaat van haar initi
atief was wel dat het Amsterdamse ge
meenteraadlid Agtsteribbe van de PSP
schriftelijke vragen richtte aan de burge
meester, waarin hem óp 27 februari werd
verzocht om binnen veertien dagen aan
mevrouw Scholten mee te delen wat hij
met haar beroepschrift had gedaan.
Raadsman mr. Van .ennekom schreef
op 7 april een tweede brief naar burge
meester Polak, waarin hij zijn verbazing
uitsprak over het feit dat deze niet alleen
nog geen beslissing had genomen inzake
Lisette’s beroepschrift, maar dat hij zich
tevens had onthouden van antwoord aan
zowel mevrouw Scholten als Els Agtsterib
be (de laatste had uiterlijk 27 maart iets
van Polak moeten horen). Van Bennekom
plicht om de verordening na te leven, maar
ook deze brief leidde niet tot een reactie
van Polak.
lapt”. Zij hoopt dat, als onverhoopt blijkt
dat zij via de gemeenteraad niet aan haar
recht komt, kamerleden het initiatief zul
len nemen om de zaak landelijk aan de
orde te stellen. Haar argument is, dat er
fundamentele mensenrechten in het ge
ding zijn.
Van Andel: „Ik denk inderdaad, dat we
in ons interimrapport met de aanbeveling
zullen komen om de proef op de som te
nemen met alternatieven van dienstverle
ning. Er liggen mogelijkheden in de ge
zondheidszorg. In de weekends kun je
iemand plaatsen in een ziekenhuis of in
een tehuis voor zwakzinnigen. Dan is er te
weinig personeel om bijvoorbeeld met de
patiënten naar buiten te gaan of om activi
teiten te organiseren. Het is ook mogelijk
om een delinquent in de bossen te laten
werken tussen een groep vrijwilligers met
Staatsbosbeheer”. Het betreft in ieder ge-
zijn van plan u over te plaatsen op grond
van uw relatie met Achterath, gezien diens
politieke achtergronden. Ik heb onmiddel
lijk geprotesteerd, want het is natuurlijk
niet in de haak, dat je je werk niet meer
kunt doen op grond van een relatie, die
niets met je werk te maken heeft”.
val een bepaalde dienstverlening die niet
concurrerend zal zijn voor de arbeids
markt.
Organisatorisch zitten er haken en ogen
aan zulke experimenten. Zoals: moet er
een alternatieve cipier zijn en wie gaat dat
dan worden? Hoe is de controle of begelei
ding? Krijgt Justitie de supervisie, of ligt
hier een taak voor de reclassering. En wat,
als het experiment mislukt?
Zowel Van Andel als Hulsman'zijn het
beiden niettemin erover eens, dat je on
danks de knelpunten toch een aanzet moet
geven als Commissie om een proef te ne-
men met verschillende vormen van het
alternatief: Dienstverlening. De huidige
minister van Justitie De Ruiter zei kort
geleden nog: „Ik voel er veel voor”.
universiteit staat sceptischer tegenover de
sancties van dienstverlening dan vele an
deren, die zich daar nogal positief over
uitlaten. Hij wijst op het gevaar van de
onoverzichtelijkheid en de grootschalig
heid, als je bij de uitvoering een nieuw
apparaat gaat toevoegen aan de toch al
vele overheidsdiensten. De hoogleraar
pleit voor kleine groepsverbanden en niet
voor massaliteit, waarin iemand als indivi
du ten onder dreigt te gaan.
In het algemeen zegt Hulsman, dat ieder
verliest bij de toepassing van het straf
rechtelijk systeem. Zowel de veroordeel
de die toch in de puree zit, als het slachtof
fer om wie niemand zich meer bekommert
na de afhandeling van de strafzaak.
„Je kunt je de sanctie van dienstverle
ning op twee manieren voorstellen: opge
legd door de rechter na een veroordeling,
of overeengekomen vóórdat er van een
veroordeling sprake is. De eerste vorm
heeft in allerlei opzichten dezelfde nadelen
die aan elk strafrechtelijk ingrijpen ver
bonden zijn’, vertelt Hulsman.
werd door de Westduitse overheid verbo
den en bestempeld als een criminele vere
niging”.
Achterath, die nu in Amsterdam bij een
uitgeverij werkt, vertelt zelf: „De West
duitse overheid ging het collectief plotse
ling beschouwen als een soort schuilorga-
nisatie voor terroristische groepen en hoe
wel ik nergens bij betrokken was of ben, is
het feit, dat ik lid was van dat collectief,
voldoende om je als verdachte te registre
ren. In 1971 ben ik naar Nederland gegaan
zonder mij te melden. Daar had ik goede
redenen voor. Jarenlang was mijn verblijf
plaats voor de Westduitse politie onbe
kend. In die tijd is men er in West-Duits-
land toe overgegaan mij af te schilderen
als leidinggevend lid van de zogenaamde
Baader-Meinhofgroep. Een kennis vertel
de mij dat er onlangs in een Hamburgse
krant heeft gestaan dat ik volgens het
Westduitse Bundeskriminalamt (federale
recherche) „de nieuwe leider van de Duitse
terroristen” ben en als zodanig nauw be
trokken ben geweest bij de ontvoering van
Aldo Moro in Italië”.
Wat is er in werkelijkheid met Achterath
aan de hand geweest? Mevrouw Scholten:
„Axel woont al sinds 1971 in Nederland.
Hij is daarvoor ambulant patiënt geweest
in de psychiatrische polikliniek van de
universiteit van Heidelberg, waar hij een
therapie volgde wegens studiemoeilijkhe-
den. In die kliniek werd in het voorjaar
van 1970 het Socialistisch Patiënten-Col-
lectief gevormd, waarvan hij van het begin
af aan lid was. Dit collectief voerde actie
om de belangen van de patiënten voorrang
te geven boven die van farmaceutische
industrie en die van de artsen, die uit
waren op carrièreplanning. Dit Collectief
„Op maandag 19 september werd mij
door het hoofd personeelszaken gezegd,
dat ik met ingang van de volgende dag
werd overgeplaatst naar de parkeerpolitie.
Op 21 september ben ik ’s morgens naar de
chef van het bureau parkeerpolitie, hoofd
inspecteur Van Ringen, gegaan. Tijdens
het eerste gesprek bleek, dat hij was over
vallen door mijn komst (hij had pas op 19
september gehoord, dat ik zou komen). Hij
zei, dat er geen vacature was en dat ik niet
gek moest opkijken, als ik eens niets te
doen zou hebben. Na twee dagen bleek
mij, dat er inderdaad zeer weinig voor mij
te doen was en dat ik op papier iemand
moest vervangen, die veel ziek was, maar
dat die persoon in feite al was vervangen
door iemand, die weliswaar niet de vereis
te diploma’s had, maar het werk prima
deed. Ik was dus overbodig, maar tegen
mijn chef was gezegd: zoekt u maar werk
voor haar”.
Mevrouw Scholten ging tegen de over
plaatsing in beroep bij hoofdcommissaris
Sanders, maar die zei haar dat hij vond dat
de maatregel juist was op grond van de
motivatie, dat mevrouw Scholten „omging
met iemand, die bepaalde sympathieën
had”. De heer Sanders vertelde dat er niets
aan het standpunt van de leiding was
De hoogleraar wil een micro-aanpak,
waarbij de mensen zelf (delinquent en
slachtoffer) direct betrokken worden bij
de zaak. Verder trekt hij een vergelijking
met het bedrijfsleven, waarin een „code”,
een stilzwijgende overeenkomst, is ont
staan in de sociale controle van bijvoor
beeld diefstal of andere misdragingen.
Hulsman: „Er komt uiterst zelden iets uit
de bedrijfssfeer in de sfeer van het straf
recht terecht. De zaken worden binnen het
bedrijf afgedaan, hetzij door collega’s on
der elkaar of in de bedrijfshiërarchie”.
Van Andel tekent hierbij aan, dat de socia
le controle een goede zaak is, maar dat het
hier wel gaat om mensen, die minder chao
tisch denken en hapdelen dan delin
quenten.
cel in? Loop je door harder te straffen niet
het risico van het omgekeerde effect, dat
ze beroepscriminelen worden, als ze eruit
komen?
Het zou zinvoller zijn om te proberen
deze „rotjongens” te leren hun vrijheid te
hanteren en te beleven. „Brave Hendrik-
ken van ze maken lukt niet”, aldus Van
Andel, „maar je moet ze mogelijkheden
geven om hun vrijheid niet chaotisch te
gebruiken, maar er iets nuttigs mee te
doen. Door ze te laten merken, dat je veel
meer bereikt ten opzichte van je mede
mens in een positief gerichte activiteit. De
verveling moet zich niet ontladen in be
roerdigheden, maar in aardige dingen”.
Iets dergelijks was aan de hand met de
sanctie van dienstverlening bij de ijzer-
vlechters. Ze kregen het gevoel in groeps
verband, tussen de mensen, nodig te zijn.
Kunt u aangeven aan welke alterna
tieve sancties u denkt bij uw aanbeveling
aan de minister van Justitie?
Jonge mensen, die zich door omstandig
heden hebben misdragen maar op zichzelf
niet zulke rotjongens zijn. Uit tal van straf
zaken blijkt, dat het om misdeelde kinde
ren gaat met een sterk affectieve verwaar
lozing in hun jeugd. De meeste criminali
teit (diefstal, inbraak, geweldpleging)
heeft plaats onder invloed van alcohol. En
bij twintig, dertig en veertig glazen bier
gaan de remmen los. Uit bravoure wordt
dan om een betrekkelijk kleine buit scha
de toegebracht en te veel kapotgemaakt
bij andere mensen. Het betreft veelal
agressief gedrag door verveling, leegte, die
kan overgaan in criminele'explosie.
Van Andel kent een concreet geval van
jongens, die aan de lopende band Volks
wagens stelen. Moeten die nou telkens de
van Polak begint op rechtsweigering te
lijken”, aldus de raadsman in zijn brief,
die hij stuurde in afschrift aan enige publi
citeitsmedia.
Lisette Scholten zelf: „Ik begrijp niet,
dat e<?n burgemeester, die volgens de norm
het juiste voorbeeld moet geven, op deze
manier een van zijn werknemers behan
delt en de hele verordening aan zijn laars
Voor Lisette Scholten, die zeven jaar
lang part-time op de Amsterdamse recher-
che-administratie heeft gewerkt, begon
nen de problemen nadat zij op zaterdag 27
augustus 1977 in gezelschap van haar Duit
se vriend Axel Achterath, met wie zij sa
menwoont, in de Brakke Grond in Amster
dam een door het Medisch-Juridisch Co
mité georganiseerde, openbare bijeen
komst had bijgewoond, waarin gesproken
werd over de behandeling van politieke
gevangenen in West-Duitsland.
„We zijn daar natuurlijk gezien en
achteraf hoorde ik van een collega, dat
iemand van de inlichtingendienst bij een
aantal van mijn collega’s vragen over mij
had gesteld. Ik ben toen meteen naar mijn
chef, hoofdinspecteur Platenkamp, ge
gaan om hem te zeggen dat ik het daar niet
mee eens was. Als er vragen gesteld moes
ten worden, dan moesten ze maar bij mij
komen. Platenkamp zei, dat er ook iemand
bij hem was geweest en dat hij wel eens
schreef dat niet te begrijpen. „De houding zou kijken wat er aan de hand was”.
Op 15 september werd mevrouw Schol
ten verzocht om bij commissaris Van der
Voort te komen. „In aanwezigheid van het
hoofd personeelszaken, mevrouw De
Jong, vertelde commissaris Van der Voort
mij toen, dat ik „gesignaleerd” was en dat
ik omgang had met Axel Achterath. Mij
werd helemaal niet gevraagd wat voor
omgang het was. De commissaris zei: wij
Hulsman waarschuwt ook voor de
dwang van tewerkstelling, zo in de trant
van de volksmond: „Laat ’m maar werken,
dat is goed voor hem”. „Er is een levens
groot gevaar voor een botsing tussen ge
neraties: de oudere generatie met een
sterk ontwikkeld arbeidsethos en een jon
gere generatie, die anders tegen „werk”
aankijkt”, aldus Hulsman.
„Het gaat erom de korte gevangenis
straffen terug te dringen. Dat kun je dóén
door te zorgen voor andere mogelijkheden
om op het criminele, afwijkende gedrag te
reageren dan door de onvoorwaardelijke
vrijheidsbeneming”. Dit zijn de twee
- hoofdzaken, waaraan de commissie-Van
Andel werkt. Het anders reageren dan via
de traditionele celstraf, het opsluiten van
een veroordeelde, is bovendien veel goed
koper. De ministeriële opdracht aan de
commissie hield dan ook mede in, minder
mensen in de toch al volle en dure gevan
genissen terecht te laten komen, door de
vervanging van de onvoorwaardelijke
vrijheidsstraf door een zinvol alternatief.
Van Andel: „We doen dit niet, omdat het
alleen maar goedkoper wordt voor de
overheid. De maatschappij is er ook bij
gebaat. Kijk naar de feiten in de ons om
ringende landen, waar in het algemeen
volgens de statistieken zwaarder gestraft
wordt dan in Nederland. Neemt daardoor
de criminaliteit af? Met strenger straffen
bereik je meestal het tegenovergestelde
van wat je beoogt. Je krijgt het omgekeer
de effect dat de veroordeelden gevaarlij
ker uit de gevangenis komen dan toen ze
erin gingen, We straffen toch niet uit ver
gelding? Artikel 26 van het gevangeniswe
zen zegt, dat de straf mede dienstbaar
■gemaakt dient te zijn aan de terugkeer in
de maatschappij”.
Bij de toepassing van de alternatieve
gevangenisstraf denkt Van Andel aan de
groep niet-zwaar criminele mensen, die
ïen korte gevangenisstraf (tot zes maan
den) opgelegd krijgen. De oud-president
Mr. Van Andel ziet deze problemen ook.
Hij wijst erop, dat zijn commissie nog
maar aan het begin staat. „Eerst gaat het
om de beantwoording van de vraag door
de commissie, de minister en de regering,
of ze wel aan het werk willen met de
alternatieve sancties. Vervolgens komt
aan de orde, waar we naar toe willen
werken en het onderzoeken van projecten
in de maatschappij die zinvol en praktisch
uitvoerbaar zijn. Tenslotte komt de orga
nisatorische uitwerking en financiële ver
taling”.
Prof. M. R. Hulsman van de Erasmus-
Op de vraag wat hij van al die beschuldi
gingen denkt, zei Achterath: „Ik word er
moe van telkens weer te moeten ontken
nen wat mij valselijk wordt opgelegd. Ik
heb geen enkele behoefte naar Duitsland
terug te keren, al zou ik daar niet vervolgd
worden. Ik heb geen enkele bemoeienis
gehad met verenigingen of groepen die in
Duitsland of Nederland een politiek voe
ren, die ik als terroristisch zou kenschet
sen. Ik heb er geen enkele band mee”.
Mr. Van Bennekom heeft op 23 februari
voor de Raad van State een herziening
bepleit van de afwijzing door het ministe
rie van Justitie om Achterath politiek asiel
en een verblijfsvergunning in Nederland
te geven. Op 6 april stelde de Raad van
State in zijn uitspraak vast, dat de staats
secretaris Haars niet juist heeft gehan
deld. De weigering van politiek asiel acht
de Raad om niet nader omschreven rede
nen wèl terecht, maar niet is aangetoond,
dat Achterath gevaarlijk zou zijn voor de
openbare veiligheid in Nederland. De
staatssecretaris moet de zaak nu opnieuw
in overweging nemen. Mr. Van Bennekom
heeft in zijn brief van 7 april burgemeester
Polak geadviseerd kennis te nemen van de
uitspraak van de Raad van State.
Over het waarom van Lisette’s over
plaatsing zegt Axel Achterath tenslotte:
„Bij de Amsterdamse politie waren ze
bang dat Lisette gevaar liep door mij on
der druk te worden gezet. Ik vind het
onaanvaardbaar, dat mij een soort be
smettelijke ziekte wordt toegedicht en dat
Lisette wordt toegedicht, dat zij ook gauw
besmet zou kunnen raken. Als dit tot in de
hoogste instanties tot norm wordt verhe
ven, zie ik het somber in”.
maatschappij is gebaat bij
Lisette Scholten acht zich onredelijk en
rernederend. behandeld. In de eerste
plaats door de politieleiding, die haar over
plaatsing baseerde op een mededeling van
ie Westduitse instanties, die niet door de
Nederlandse autoriteiten op haar juistheid
is onderzocht. In de tweede plaats door
burgemeester Polak, die krachtens de be
rokken verordening uiterlijk 28 decem
ber (binnen twee maanden na indiening)
lad moeten reageren op haar beroep-
ichrift.
Mevrouw Scholten vraagt zich nu af wat
ér terecht komt van de bescherming van
ie rechtspositie van Nederlandse ambte-
laren bij de politie en andere overheidsli
chamen, als het mogelijk blijkt, dat de
land wordt gelicht met de gewone regels
ran een rechtsstaat en die van de omgang
ran mensen met elkaar. Mevrouw Schol
len was eerst in beroep gegaan tegen het
iverplaatsingsbesluit van hoofdcommis-
laris Sanders bij het ambtenarengerecht.
De voorzitter daarvan verklaarde zich ech
ter niet bevoegd, omdat de zaak moest
morden behandeld door de burgemeester
op grond van de Verordening Overdracht
Beschikkingsbevoegdheid Rechtsposi-
ieregeling, geldende voor ambtenaren in
Uenst van de gemeente Amsterdam.
Op 28 oktober 1977 richtte zij zich met
sen beroepschrift tot burgemeester Polak
net daarin het verzoek haar terug te plaat-
!en in haar oorspronkelijke functie op de
'echerche-administratie. Toen de termijn
ran twee maanden verstreken was en er
'een antwoord van de burgemeester was
'ekomen, heeft mevrouw Scholten her-
laalde malen zonder succes naar het Am
sterdamse gemeentehuis gebeld. Haar ad-
vocaat, mr. W. van Bennekom, heeft ver
volgens aan de burgemeester een brief
geschreven, waarin hij hem wees op diens
Lisette Scholten van Twisk hier met haar raadsman mr. IV. van Bennekom.
veranderd, „integendeel, men was nog
voorzichtiger geworden gezien wat er in
Utrecht was gebeurd”. Dit sloeg op de
actie van Westduitse RAF-leden, waarbij
een politieman om het leven is gekomen.
„Ik zei”, aldus mevrouw Scholten, „dat
wat er in Utrecht was gebeurd, niets met
mij te maken had en dat een en ander niet
moest ontaarden in een heksenjacht, waar
ik dan het slachtoffer van zou worden. Ik
vroeg aan de hoofdcommissaris wat er
dan op mijn vriend Axel was aan te mer
ken. De heer Sanders antwoorde toen: ons
is via de Westduitse autoriteiten bekend
geworden, dat Achterath bepaalde sympa
thieën had, die wezen in de richting van de
Baader-Meinhofgroep. Bovendien, zo zei
hij, bent u toch op die vergadering in de
Brakke Grond geweest. Mijn antwoord dat
ik naar die bijeenkomst was geweest om
mij beter te informeren over het daar
behadelde onderwerp vond hij naïef”.
i-