WETHOUDER VAN AMSTERDAM
Gemengd bedrijfje wordt
door liefde gedreven
BEN KOE KOPEN MET DE OUD-
a
I
i
I
aanraken
4 had iets
^indiscreets’!
E
i
i
Indiscreet
B
Dik gesmeerd
Aardige mensen
Nare droom
Wieden
rsÊituaejoor Tony van der Meulen
arhand
1!
>1
H
y
I
Een mooie, lichtgroene kikker springt voor ons
uit en Josti zegt: „Is het hier niet volmaakt?” Roel:
„Eigenlijk zijn wij hier heel tevreden en gelukkig.”
Amsterdam, en Josti melken. Josti trekt aan de
spenen van Saar en Marie, Roel draagt de zinken
melkemmer.
In de holte van een fraaie wilg aan de rand van
et weiland bewaren Roel van Duyn en zijn vrouw
osti het doosje vaseline voor de spenen van
laartje, hun eerste melkkoe. Zij deelt de wei met
oon, het fjordenpaard, en nu ook met Marie, de
veede koe. ’s Morgens en ’s avonds om acht uur
aan Roel, ex-provo-kabouter-wethouder van
stow
ps-
k
fife.,
fit- t
F
fi.
Ji
I
adembenemend
ll
Jullie willen van het bedrijf gaan leven?
I
reö >epzooi”.
Ze wilden boer worden en waren al
iatrijd tegen de tocht kon beginnen.
Roel en Josti zaten verrukt temidden
zich
tend
tide-
s op
i de
pu
ik te
aan
rug van de Canarische Eilanden.”
De Van Duyns woonden er net toen ik er
ei Oor het eerst kwam. In het enig bruikbare
h» srtrekje plofte een gaskachel zonder noe-
ilden van vroeger en nu. Van links naar rechts: met Samkalden voor de laatste maal zijn spullen inpakkend achter de wethouderstafel, met Josti voor
hun pasgekochte boerderij en met het juk het land in.
e spraken af dat ik een jaar later nog
zou terugkomen om de vorderingen in
volvette Veeler kaasjes er uitzagen alsof ze
al in een echte winkel lagen, heb ik hen
gevolgd op een toch wel historische dag in
hun agrarische bestaan: de koop van een
tweede koe op een boeldag te Muntendam.
Ook die dag begint weer prima. „Wil je
een stuk krentebrood dat Roel gesmeerd
heeft,” vraagt Josti, „dat kan ie heel lek
ker, heel dik.”
Marie is de eerste nacht met Saar goed
doorgekomen, maar is de dag begonnen
met de afgifte van slechts 6 liter melk,
terwijl ze tot het dubbele in staat moet zijn.
„Volgens de buurman kan dat nog wel een
paar dagen duren, Marie is nog verslaafd
aan de melkmachine.”
Roel: „Ik ben wel wat harder tegen die
ren geworden, hoewel nog in beperkte
mate hoor. In het begin durfde ik geen kip
vast te pakken. Josti is meer dieren ge
wend geweest, die pakte een kip gewoon
vast om haar te kortwieken. Ik stond er
dan naast te griezelen.”
„Het moet allemaal wennen. Het paard
bijvoorbeeld zijn we zelf aan het beleren.
Voor een eg lopen. Links, rechts, ho. Ho is
het moeilijkste. Want hij wil graag door
werken, staat steeds te trappelen van on
geduld om iets te doen. Ik roep dan ho,
maar als ie dan toch doorloopt, raakt hij
verward in allerlei touwen en staat ie als
een soort boeienkoning te spartelen.”
Wat je ook leert is om lakoniek te zijn
tegenover dieren, hen niet iets persoonlijk
kwalijk nemen. Ik was beukeboompjes
aan het planten en achte me trok Loon
(het paard) ze er één voor één weer uit. Ik
begon te schelden, maar hij stond vriende
lijk lachend met een beukenboompje in
zijn bek. Je leert dieren te accepteren.”
Josti: „Je krijgt meer contact met ze, in
het begin waren ze bedreigend. Als Saar in
paniek raakte, raakte ik het ook. Terwijl ik
haar juist moest kalmeren.”
Roel: „Weet je wat ook adembenemend
is? Melken.”
Josti: „Daar gaat soms een enorme druk
te vanuit. Nadat we gisteren Marie hadden
Roel: „In het begin durfde ik zo’n uier
helemaal niet aan te raken, ik vond dat
maar een onbescheiden en indiscrete han
deling, Ik ben, moet ik bekennen, een
beetje een moeders kindje. Josti melkt ook
veel beter, die heeft goed schuim op de
melk, bij mij is het schuim maar zwak.”
Waarover?
„Over je rogge bijvoorbeeld. Daar heb
ben we klaver tussen gezaaid, zodat het
onkruid voor een groot deel weg blijft. Als
de rogge straks geoogst is, schiet de klaver
door en kun je je beesten er op weiden.
Door die klaver komt er ook stikstof in de
grond. Allemaal tegelijk. Goed hè.”
Mis je zelf die macht
„Ach, ik .zou het wel leuk vinden om te
kunnen bepalen dat er geen neutronen
bommen meer gemaakt worden of om de
bio-industrie te verbieden. Maar het is
zinloos dat te willen. Je hebt niks aan één
man die alle dingen ten goede keert, het
moet een algemene bewustwording zijn.”
Roel en Josti zijn beiden nog één keer
terug geweest in Amsterdam. Na elkaar.
omdat iemand op de boérderij moest pas
sen. Roel: „Ik zag er eerst tegenop. Maar ik
was toch wel ontroerd toen ik de pijpen
van de elektriciteitscentrale zag opdoe
men. Als wethouder heb ik daar heel wat
gesprekken gevoerd over energie.”
Kon je hen uitleggen hoe jullie hier in
Veele bezig zijn?
Roel: „Dat wel, ze vonden het wel leuk,
maar ze hadden niet het vertrouwen dat
het een mooie, succesvolle onderneming
was. Het vraagt hier ook een heel andere
instelling: je moet praktisch zijn. Terwijl
ik in Amsterdam meer bekend sta als de
man van de theorieën en de dromen.”
„Maar het is goed om weer in het begin
van het leven te staan. Wij zijn hier op een
puinhoop begonnen en nu zijn we de hele
dag bezig om voedsél te maken.”
Josti: „En allemaal sprookjes invullen.
Dat land met die bomen waar jij gisteren
was, dat is toch een plaatje.”
Roel: „Ik denk wel eens dat wij met een
toneelstukje bezig zijn dat ergens op de
Balkan speelt.”
Hoe weet je dat eigenlijk allemaal?
„Boekjes lezen en met boeren praten.
Want vooral oude boeren weten alles van
biologische landbouw, want vroeger wa
ren er nog geen vergiften. Die weten ook
precies hoe je koren moet schoffelen. Met
een bepaald type schoffel, dat niet meer in
de handel is maar dat ik hier heb geleend.
Een juk gebruiken wij bijvoorbeeld ook,
een heel prachtig apparaat om de melk
mee uit het land te halen. Twee emmers er
aan, mooi in evenwicht, spat niet. Een hele
mooie uitvinding.”
Josti: „Toen we hier heen gingen kende
ik Roel nog maar net. In het begin hebben
we wel de nodige man-vrouwproblemen
gehad, want je bent hier helemaal op el
kaar aangewezen. In het begin vond ik het
wel prettig als Roel zei: ik melk wel even
voor je. Maar op den duur werd de stal
helemaal vreemd voor mij. Nu melk ik en
ik maak de stal schoon, Roel doet de
landbouw, schoffelt. Die verdeling is voor
óns een hele uitvinding geweest.”
Roel: „Zo’n bedrijfje is helemaal afhan
kelijk van je eigen verhouding. Als je zelf
ruziet loopt alles vast, wordt het onkruid je
de baas, wordt de koe te laat gemolken. Ja,
je kunt zeggen: ons gemengde bedrijfje
wordt door liefde gedragen.”
moet je ook op tijd bij zijn. Het luistert
allemaal heel nauw.”
„Tussen de kapucijners schoffelen kun
je, hebben we ontdekt, het beste ’s mor
gens om zes uur doen, want dan komen de
vogels er op af. En de vogels hier zijn gek
op onze kapucijners. Als je daar dan rustig
staat te schoffelen blijven ze van de kapu
cijners af.En al schoffelend denk je wat
na.”
„Toen ik op de trein naar Amsterdam
stapte zag ik de stad als een zwart gat, een
nest van ondergang. Maar voor het Cen
traal Station zag ik een jongen op een witte
fiets, ik vroeg of ik achterop mocht en dat
vond-ie goed. En ik dacht: hé, in de asfalt-
jungle lopen toch nog aardige mensen
rond.”
„Ik heb er een paar dagen met vrienden
zitten praten. Weet je wat me opviel? Dat
ze zich veel meer dan vroeger schikten
naar de omstandigheden. Niet meer het
willen realiseren van geheime wensen. Het
was meer berekenen hoe het nog het minst
slecht zou gaan.”
isch
fan
niet
jrkt
eert
ien-
1 bij
dat
het
rker
ani-
be-
:gen
van
edig
e
eeft
;ola-
it de bet Dec*is- Amsterdamse ex-wethouders wor-
len altijd ergens tot burgmeester be-
oemd, ik niet. Ik geloof dat het niet goed
process tot een elite te behoren. Ik geloof dat het
i mensefroor je eigen geest het beste is dat je af en
gekocht heb ik vannacht bijvoorbeeld
slecht geslapen. Dromen dat je die uier
aan het strelen was omdat ze de melk niet
wou laten schieten.En je moet er steeds
zelf uitkomen, je kunt niet weglopen.”
'Jeto, tl
liet veL
an wel
rol val
niet en
de miT
ag aai
de vool
aar la:
inafhaL
■n koer
is selecHrorden.”
litiek. H
basis va
cessent
hem ni
i. Nadrul
)e Groet
d, rooft
igenome
lingen a
om en 1»
n Amste
nen. Dot
name ai
lelde de
problettf
i daarna
;n, bewiJ
forum tl
gebeurelruk
Roel: „Ja, Wij hebben een stichting opge
richt, de stichting De Kleine Boer. Met de
bedoeling om te laten zien dat kleinschali
ge, biologische landbouw mogelijk is. Wij
hebben berekend dat wij met ons gemeng
de bedrijfje van acht hectare een eenvou
dig bestaan kunnen hebben en het is een
goede manier van leven: in harmonie sa
menwerken met de natuur. Maar elke dag
schrik je weer van dingen. Je hebt er ook
geen idee van hoe ontzaglijk veel dingen
eigenlijk tegelijk moeten gebeuren. Ter
wijl je zit te melken denk je: ik moet nodig
de kapucijners schoffelén. Want daar
Met enige tegenzin, maar hij wil niet rot
doen gaan we even terug naar zijn wet
houderschap te Amsterdam. „Ik heb wel
eens het gevoel dat het als een soort droom
is gegaan. Meestal een nare droom. Ik
droom er ook nog regelmatig van. Onder
je werk denk je er ook nog regelmatig aan.
Laatst was ik aan het bietenzaaien en toen
schoot me een vergadering van B. en W. te
binnen waarin Lammers (de collega-
wethouder die zijn felste tegenstander was
- red.) zich voorover boog en in mijn oor
fluisterde: democratie, daar heb je geen
biet van begrepen.”
Josti: „Toen wist je niet wat een biet
was”.
Roel: „Ik dacht aan een krootje. Nu ken
ik diverse soorten voederbieten. Tja, Lam
mers. Het is natuurlijk wel prettig te horen
dat in de PvdA in Amsterdam de Lam-
mers-vleugel nu alle macht heeft verloren
en mijn vrienden de macht hebben. Dan
neeft het allemaal toch zin gehad.”
nstatel
ania e
;ten e
erentii
De Van Duyns
etoonl
zijn dl
genot! m m
vinden melken
Vroeg op pad. Roel is dan al in het tere
licht van de opkomende ochtendzon aan
het wieden geweest. Josti heeft drie geiten
en koe Saar gemolken. Het boerenbestaan
vergt veel van een mens.
Volgens de advertentie staan in Munten
dam „44 prima koeien” op ons te wachten.
Het is er al druk. Allemaal boeren van wie
sommigen tot verbijstering van de stede
ling ’s morgens om kwart over negen al
zoute haring lusten. Josti is de enige vrouw
en haar zal in de loop van de boeldag dan
ook de nodige bronstige praat geworden.
Zo zal de uitveiler, die enige meligheid
totaal niet schuwt, haar de potente stier
Klaas Zeppelin nogal aanbevelen, die het
blijkens het programmaboekje onder
meer heeft gedaan met Anna 3, Cortina 1
en Jantje 12. Ook hoort ze achter zich
zeggen: „Daar bied ik meer op dan op
Sietske.” Een man komt op me af en zegt:
„Da’s Roel van Duyn hè, maar hij ziet er
haast uit als een burger. Ook niet van die
rare kleren aan. Je ziet er eigenlijk niks
aan.”
Maar ondanks de nieuwsgierige blikken
om hen heen gaan Roel en Josti op deskun
dige wijze hun gang. Roel loopt achter de
koeien langs en verzorgt vanuit die positie
het commentaar: prettige spenen, degelijk
achterste, goeie houding. Ook zegt hij
steeds aan Josti op welke datum de betref
fende koe gedekt is.
Josti staat voor bij de kop en bekijkt de
regelmatige groei der hoorns, de oogop
slag en de stand van de voorpoten. „Marie
heeft toch wel een prettige toet”. Samen
trekken ze vervolgens de conclusies. „La
ten we maar van Boukje afzien,” zegt de
voormalige stadsbestuurder.
Josti: „Ja, die heeft toch een wat fletse
kont. Maar misschien moet je dat niet
overdrijven.” Het oog valt tenslotte op de
sympathieke en rustige Marie, hoewel Jos
ti de koe Pie 28 ook wel ziet zitten. Ze
bieden op beide, het wordt Marie. „Saar
zal wel opkijken,” zegt Josti, „maar ik
denk dat ze het heel gezellig vindt.”
Maar gaat met een veewagen naar Veele,
en ziet er aanmerkelijk monterder uit dan
wij drieën. Het kopen v n een koe is een
inspannende bezigheid. Van praten over
de lotgevallen van een beginnende, biolo
gische boer komt niets meer. Morgen
verder.
I
„Ik heb het gevoel dat ik de dingen doe
waar ik in de eerste klassen van de lagere
school mee op ben gehouden. Ik ben toen
bevangen door een tik om steeds te willen
denken, steeds dieper denken, en niks met
je handen doen. Dat heeft geduurd van
mijn negende tot mijn 33e jaar. Het is gek
hoor als je nu weer met je negende jaar
verder gaat.”
„Ik heb wel eens gedacht dat Josti mijn
moeder was, aan wie ik vroeg: zo, heb ik
dat niet mooi gemaakt.”
Josti: „En dan van mij op je lazer
krijgen.”
Roel: „Prikkeldraad dat in de war is,
daar kan ik dagen van griezelen. En dan
heb ik schouderklopjes nodig.”
„Een hek maken van oud prikkeldraad
dat in een sloot gevonden is: dat is het
ergste werk voor mij als boer. Ik kan het
ook niet zonder veel en krachtig te
vloeken.”
„Oudere boeren, die vloeken niet. Die
zeggen: als je het niet wil moet je er een
tijdje bij weg gaan.”
Terwijl het buiten wat miezerig is gaan
regenen gaan we de schapen verweiden.
Josti: „Je moet nog even naar die bomen
gaan. Daar ruikt het zo lekker naar verse
berkeblaadjes.
lun boerenbestaan te noteren. In maart
faren ze nog niet aan een interview toe.
foei, die over de landbouw gaat, had het te
me* z9n zaaigoed. Josti („ik doe de
g da "Veeteelt”) was druk bezig zich te bekwa-
elkaar «en als ze]fkazende
boerin.
r somtnif
I Maar de afgelopen week toen de gerst en
*e haver mooi opkwamen en de eerste
inlegt. He houtworm t
d van hftooie deur, weer een scheef scharnier.”
zindingtoel was voornamelijk opgelucht over zijn
>mdat i ïrtrek uit Amsterdam: „Weg uit de zieke
tan
de lagei
id van i
istitie e< rergegaan tot de aanschaf van een drach-
er in aa ®e melkgeit. Roel toen: „Ik denk dat het
arofessl
veer «-B
ten L_,
an onde enswaardige warmte af te geven. Elek-
aleid va ‘citeit was er nog niet. En behalve veel
iden, d ogenomen boeken lag er een grote par-
rbeidei 1 tochtstrips, glaswol en planken: de
an zwaï
>n dan 1
en. Daatan de chaos. Josti: „De eerste dagen lie-
-echterfen we hand in hand door de stal. We
zertredi ewonderden het huis paal voor paal, zelfs
-was geweldig. Weer een
gste treioe naar de basis moet terugkeren: liefde
Ier staafci brood. Ik denk dat je daar weer gezond
anchinitan wordt. En je hebt de kans wijzer te
meesti.
uitgesll
ew Yoip
ifereeij
hodesil
oten af
1 de f lol
ijk maa.
e probf
=>TSrol I
Ie eersr ee^a’ een geducht op het Groninger
r wat pbeland nabij Vlagtwedde. Roel van
)e overyn *s er vorig laar in de lente met Josti
tochtoran wonen nadat hij op vreugdeloze wij-
was vertrokken als wethouder van Am-
12 ven
■enratel?rdam' ,,Ik wens u aUe goeds op een
stand,” zei burgemeester Samkalden ten
ie, wa. scjle|d >>want ik hoop dat het stadsbe-
OOr e jur gespaard blijft van een samenwer-
ng met u als bestuurder, want dat bent u
eenmaal niet.”
Roel van Duyn nam zijn dienstfiets met
en versnellingen van de gemeente over
1 verkocht zijn hele archief aan de uni-
‘rsiteit van Amsterdam: een koffer vol
ipieren over zijn tijd als provo en kabou-
r. En hij verliet Amsterdam waar hij
’*"\ren gestreden had voor een schone en
smocratische stad. „Ik wilde weg van de
S laats waar je de zon niet ziet opkomen.”
Ia zijn romans „Bloed” en „Zweet” publi-
eerde hij een boek over zijn wethouders-
ijd: „En tranen”.
Onder andere met het geld dat zijn ar
chief had opgebracht verkreeg hij een niet
■“*1 te degelijk ogend boerderijtje in Veele,
>rworvft drie jaar had leeggestaan. „De twee
n wel efannen van wie wij dit huis hebben ge
it voor jfcht, hebben er in één maand twaalf
over lizend gulden op verdiend. Bij de notaris
onderii,ten ze lekker bruin tegenover ons: net
;'W: