lil: 6 SPAANSE ARCHITECT NU IDOOL GEWORDEN Kathedraal Barcelona boeiend meesterwerk N a- door Maarten Kloos Wisselwerking Tweeslachtig Eerbied ambacht Spectaculair SP r EN wr nz. 004I J ■±2 zin a 2550- an). 11 11 itn» )EN Barcelona, het hart van Catalonië, is één van de grootste Spaanse steden. Het is een stad, waarvan de charmante maar moeizaam overeind gehouden binnenstad in een dal ligt en waar de walm van de plaatselijke industrie blijft hangen onder het niveau van de luxueuze villa's op de heuvels daar omheen. Het is ook de stad waar de vakantieganger het grootste en belangrijkste gedeelte van het werk van de Spaanse architect Gaudi kan vinden: Antoni Gaudi (1852-1926) is zeer lang een miskend kunstenaar geweest, althans buiten Catalonië. Er was altijd wel verwondering over de manier waarop hij architectonische stijlkenmerken uit velerlei periodes telkens weer tot een fantastische eenheid wist te smeden. Maar het op het eerste gezicht bizarre van zijn werk onthield hem geruime tijd veel van de waardering waarop hij aansprak kon maken. 1 t B v I 3 B.V. llllllllll in definitie te vangen 197 ■mai Antoni Gaudi, getekend door Opisso. Werk van Gaudi niet gestof- sn be- kraan- jndatie grond. afkomstig van de rijke tegelfabrikant Vicens. Het bouwterrein lag aan de toenmalige rand van de stad. In dit eerste belangrijke ontwerp van Gaudi is de Spaans-Moorse Mudejar-stijl herkenbaar, vooral in het uitgekiende toepassen van zowel bak- als natuursteen. Schoon metselwerk dient als on dergrond voor verticale accenten in de keramiek- decoratie. Het in feite strakke, gotische gebouw krijgt daardoor iets heel levendigs. Wie het huis nu gaat bekijken vint het ingeklemd tussen andere huizen. Het vrijstaande karakter is mét de tuin bij latere stadsuitbreidingen verdwenen. De crypte was voor hem een proef om aan te tonen, dat met name door de stand van de kolommen aan te passen aan het krachtenverloop erin een vorm Toen Gaudi de opdracht voor de (boete)kerk kreeg was de eerste opzet al gemaakt dóór zijn collega Villar. De orthodox gotische aanzet werd door Gaudi geaccepteerd en is nog te zien aan de binnenkant van het oostelijk portaal. Gaandeweg werd de kerk echter het steen geworden verhaal van Gaudi’s gerichte zoeken naar een originelere gotiek, die vooral in het naturisme van na 1900 aan de Jugendstil verwant is. van gotiek te bereiken zou zijn, waarin de zijde lingse krachten op een natuurlijke wijzen afgebo gen worden naar de steunpunten op de grond. Gaudi beschouwde de in de klassieke gothiek noodzakelijke luchtbogen als een zwak punt van deze bouwstijl en heeft op deze manier naar een oplossing voor dit probleem gezocht. De onlangs in Delft georganiseerde expositie „Gaudi na 50 jaar” is in okboter te zien in het Internationaal Cultureel Centrum, Meir 50, Ant werpen; later onder andere in Kassei en Aken. Wie naar Barcelona gaat wordt aangeraden het Gaudi-museum in het Güell-park te bezoeken. Daar zijn door hem ontworpen meubelen tentoon gesteld en kan men een viertalige gids krijgen met een plattegrond van Barcelona waarop zijn ge bouwen zijn aangegeven. Bij de Sagrada Familia is permanent een fototen toonstelling te zien en kan men het atelier bezoe ken waar onder leiding van twee leerlingen van Gaudi doorgewerkt wordt aan de kerk. llllllllll S .w 2 i S 0 op het gebied van het metselen kon hij lichte gemetselde gewelven maken. En wat esthetisch, economisch en technisch de meest geslaagde toe passing van dergelijke stijve vlakstructuren was probeerde hij vervolgens uit in bijvoorbeeld het parabolische dak van het Casa Batlló en in het golvende dak van de noodschool bij de Sagrada Familia (1909). Dat de vorm bij Gaudi in hoge mate bepaald wordt door een intelligente toepassing van constructieve vondsten wordt misschien het mooiste getoond in zijn experimenten met draad- en gipsmodellen voor de kerk in Santa Coloma en de Sagrada Familia. Gaudi was, om kort te gaan, een functioneel denkend en origineel bouwer met een enorme ideeënrijkdom. Hij was ook iemand, die plastische kwaliteiten en aantrekkelijke decoraties zag als onlosmakelijke onderdelen van ruimtelijke struc turen. En kenmerkend is dan ook, dat zijn verbon denheid met de natuur veel meer een verbonden heid met het organisatorisch aspect daarvan is dan alleen met de uiterlijke vorm. Wie vandaag de dag Barcelona en het werk van Gaudi bezoekt ondervindt aan den lijve het twees lachtige van de situatie, waarin hij werkte. Gaudi kon bouwen dankzij welgestelde opdrachtgevers als graaf Güell en heeft daar gebruik van gemaakt. Maar hij voelde zich in zijn werk veel meer ver want met zijn arbeiders en werkte nauw met hen samen. De nog steeds schrijnende tegenstelling tussen de armoede van een groot deel van de bevolking van Barcelona enerzijds en de eveneens nog steeds geldverslindende bouw van de Sagrada Familia is wat dat betreft illustratief. De actualiteit van Gaudi schuilt onder andere in de manier waarop hij aangetoond heeft dat leven digheid en functionaliteit verre van tegenstrijdige begrippen zijn, zoals uit veel hedendaagse archi tectuur afgeleid zou kunnen worden. De vitaliteit van zijn architectuur is altijd herkend, zijn functi onaliteit veel te weinig. Werd hij jarenlang gezien als een extravagant kunstenaar, een Gaudi- werkgroep van de afdeling bouwkunde van de Technische Hogeschool in Delft sloeg onlangs door naar de andere kant en noemde hem een „rationalist met een perfecte materiaalbeheer sing”. Het zal nooit lukken hem in één zin te vangen. Als tijdgenoot van de Franse architectuur- theoreticus Viollet-le-Duc combineerde hij een voorkeur voor rationele constructieprincipes met een grote eerbied voor de creatieve individu en daarmee voor oude ambachten als die van de timmerman en de smid. In zijn gebouwen is dit altijd te zien. Het gevecht met de materie geeft iets menselijks aan zijn architectuur, ook waar zijn oplossingen niet ideaal zijn. Het rationele, daartegenover, vinden we zowel in de constructies van de gebouwen afzonderlijk, als in de opeenvolging van zijn werken. Ieder ontwerp betekende een volgende stap in zijn ontwikkeling. Gebruik makend van de rijke Catalaanse traditie I De kentering daarin dateert van na de Tweede Wereldoorlog en mede doordat sindsdien het ene boek na het andere over hem verscheen is hij een idool geworden, dat op dit moment net zo mateloos bewonderd wordt als het voordien verguisd werd. Een mooi voorbeeld van die ontwikkeling vindt men in de geschriften van de architectuur- historicus Pevsner. In zijn boek „Pioneers of mo dem design” uit 1949 blijkt hij duidelijk met Gaudi in zijn maag te zitten. Hij zag in die tijd Gaudi slechts als een hartstochtelijk vormen-virtuoos, die weliswaar een heel eigen overgang van de historiserende 19e eeuw naar het vroege expressio nisme van de 20e eeuw had doorgemaakt, maar die hij toch historisch niet wist te plaatsen. In de Duitse uitgave van zijn boek, die in 1957 verscheen, heeft hij zijn oordeel gewijzigd. We lezen dan, dat Gaudi een eigen plaats in de architectuurgeschie denis verdient als het enige werkelijke genie, dat de Jugendstil heeft voortgebracht. In 1960 besteedt Pevsner dan ook in een vernieuwde Engelse versie van het boek eindelijk ruime aandacht aan Gaudi. Hij beschrijft hem dan als een groot architect, die zijn voorliefde voor de gotiek uitleefde in „stout moedige” experimenten en die in die experimen ten het conventionele trachtte te vermijden. Wie was de man, die het zijn critici zo moeilijk gemaakt heeft? Antoni Gaudi werd in 1852 gebo ren in Reus (Taragona) uit een geslacht van ko- persmeden. Hij doorliep zijn schoolopleiding in zijn geboortestad en liet zich daarna op 18-jarige leeftijd inschrijven aan de „Escula de Arquitectu- ra” in Barcelona. Gedurende acht jaar zou hij daar zowel op academisch niveau architectuuronder- richt krijgen als zich daarnaast de ambachten van timmerman, smid en pottenbakker eigen maken. Hij werkte tijdens zijn studie bij verschillende Spaanse architecten en studeerde in 1878 af, waarna hij zich als architect in Barcelona vestigde. Zijn eerste opdrachten als gediplomeerd archi tect betroffen kleinere projecten als het decoreren van bestaande gebouwen en het ontwerpen van de lantaarnpalen voor het Plaza Real (die nog steeds te zien zijn). Het jaar 1883 zou men één van de belangrijkste jaren uit zijn leven kunnen noemen. In dat jaar startten de voorbereidingen voor het zomerhuis „El Capricho” in Santander en voor het Casa Vicens in Barcelona, èn kreeg Gaudi de eervolle opdracht voor de nieuwe kathedraal van Barcelona, de Sagrada Familia. Van de genoemde huizen is vooral het tweede interessant. De opdracht tot het bouwen ervan was attractief zijn constructief voor de nodige stijfheid zorgen. Op de begane grond en de eerste verdie ping zijn grote glasoppervlakten geraffineerd op genomen in een op het bot geïnspireerde draags- tructuur. Daarboven is het gevelvlak grotendeels gesloten gebleven en gedecoreerd met geglazuurd aardewerk en gekleurd glas. Het parabolische baksteengewelf waaruit het dak bestaat, stelt een draak voor, gedood door St. Joris (de bescherm heilige van de stad Barcelona), die symbolisch aanwezig is in het torentje. Veel aandacht besteedde Gaudi aan de lichtin val, met name in de lichtsleuf tussen voor- en achterhuis. Zo kreeg een raam van een donkere ruimte in het souterrain aan de buitenkant een schuin uitstaand, wit betegel^ vlak, waardoor het weinige licht dat er op valt naar binnen gekaatst wordt. Schuin tegenover het Casa Batlló ontstond tus sen 1906 en 1910 het werk, waarmee Gaudi mis schien nog meer opzien baarde dan met de Sagra da Familia: het Casa Mila, gelegen op een hoek waardoor het veel meer tot zijn recht komt dan het Casa Batlló, is een golvend blok opgetrokken uit afgerond metselwerk. De plastische gevels, met daarboven het fantasierijke daklandschap geven het gebouw de aanblik van een orgahisch gegroeid beeldhouwwerk. In de appartementen, die het bevat, valt de grote flexibiliteit dankzij lichte, verplaatsbare scheidingswanden op. Wie Gaudi’s werk voor het eerst ziet wordt gefrappeerd door de grote eenvormigheid in het onconventionele ervan. Wie er zich vervolgens iets meer in verdiept ontdekt eerst een schijnbare onjuistheid van die observatie, maar het verras sende van een grondige vergelijking van de diver se bouwwerken van Gaudi is de constatering, dat wat verschillen leken telkens nieuwe varianten blijken te zijn op dezelfde thema’s. In samenhang daarmee vinden we bij de opper vlakkige beschouwer meestal een grote bewonde ring voor Gaudi’s sensationele bouwen van na 1898 (Casa Batlló, Casa Mila en delen van de Sagrada Familia), terwijl uiteindelijk juist de con tinuïteit in al zijn werk het boeiendst blijkt te zjjn. Er is vaak verondersteld, dat Gaudi pas in 1898 de crypte in Santa Coloma de Cervelló een eigen stijl vond. Pevsner spreekt in dat verband zejfs van een „bevrijding”. Dat is zonder meer een foute voorstelling van zaken. Gaudi leefde in een tijd waarin we in de architec tuur een mengelmoes van stijlen uit voorafgaande periodes tegenkomen. In Spanje zien we dat in het bijna folkloristisch teruggrijpen op een gotische traditie, die in dat land altijd een enigszins barok tintje had. Gaudi ontsnapte in het begin niet aan die stroming, maar ontworstelde zich er geleidelijk en zeer systematisch aan. Het begrip „bevrijding” suggereert een breuk met het verleden. Het tegen deel is waar: ook de crypte in de Güell-kolonie lag zeer logisch in het verlengde van eerdere werken. Dat Gaudi moeilijk in een kader te plaatsen is berust louter en alleen op het feit, dat hij met grote verbeeldingskracht en vakmanschap naar zeer persoonlijke oplossingen zocht. Oplossingen, die in het afwijzen van het gangbare niet eens zozeer een aanklacht zijn tegen het conformisme van zijn tijd alleen, maar meer tegen een tijdloos en altijd bestaand conformisme. Aan de Sagrada Familia zou Gaudi van 1883 tot zijn dood in 1926 werken. Tot 1914 werden daarnaast ook andere ontwerpen gerealiseerd, daarna wijdde hij zich nog slechts, aan de kerk. De periode tussen 1883 en 1914 is daarmee de inte ressantste fase uit zijn leven. In die tijd is er sprake van een voortdurende wisselwerking tussen het doorgaande werkproces aan de Sagrada Familia enerzijds en wat hij daarnaast doet anderzijds. Ideeën voor de kerk werden eerst getoetst in andere projecten en omgekeerd is in diezelfde, kleinere projecten een groeiproces onder invloed van de Sagrada Familia te herkennen. r .11Ar; Né 1 q 3 6 7M-11 6?? At# 588 til De eerste werken, die parallel aan de Sagrada Familia ontstonden, 'horen nog duidelijk bij de eerste periode in Gaudi’s werk. Zowel de Güell- paviljoens (1884-1887) als het Palacio Güell (1886-1889), beide gebouwd voor de gefortu neerde textielfabrikant Don Eusebio Güell, verto nen nog expliciete verwijzingen naar oudere bouwstijlen. In de paviljoens valt weer het inge nieuze metselwerk op, vooral in de bakstenen gewelven. Het hek ervan, in de vorm van een geketende draak, is een wonder van smeedtech- niek en toont in vervolg op het Casa Vicens hoe Gaudi zich ook met dergelijke details nauwgezet bezighield. In het Palacio experimenteerde Gaudi vooral naar binnen toe, de gevels zijn op zich niet zo opzienbarend. De eerste naai, dat er een direct verband be stond tussen de Sagrada Familia en ander werk, betreft de crypte van de kerk in de Güll-kolonie in Santa Coloma de Cervëlló (1898-1915), vlakbij Barcelona. Graaf Güell wilde daar een nederzet ting voor textielarbeiders stichten. Van de kerk, die Gaudi er zou bouwen kwam alleen de crypte tot stand. Het is een expressionistisch bouwwerk van ruw behakte stenen. In de combinatie van schuinstaande kolommen, parabolische bogen en uit rechte lijnen opgebouwde gewelven is het stre ven van Gaudi zichtbaar om tot een lichte, op de krachtenlijnen gebaseerde constructie te komen. Naarmate hij zijn constructies consequenter aanpaste aan het samenspel van krachten werden zijn bouwwerken spectaculairder. Tussen 1900 en 1914 ontstond het Güell-park in Barcelona. Graaf Güell had in Engeland de ideeën over tuinsteden opgepikt en vroeg Gaudi een villawijk te ontwer pen op een heuvel aan de rand van de stad. De villa’s kwamen er nooit; het park werd een juweel. Een monumentale trap leidt naar een overdekte ruimte, die als markt dienst had moeten doen. Daarboven bevindt zich, gedeeltelijk gestut door schuinstaande Dorische kolommen, een groot ter ras met uitzicht op de stad. Rondom dit terras loopt een oosters aandoende, met kleurrijk moza ïek ingelegde bank, die in de grillige kurven ideale zitgelegenheid biedt. Overal waar zich in het park grote niveauverschillen voordoen, zijn deze ge scheiden door harmonisch met de natuur verwe ven kolonnades. De ruwe, kolommen waaieren naar boven uit. In 1905 kreeg Gaudi de opdracht om een be staand huis in het centrum voor de nieuwe eige naar te verbouwen. Het werd het Casa Batlló. De begane grond en de eerste verdieping werden onherkenbaar gewijzigd, ook in de gevels. Het centrale trappenhuis werd aangepast en er werd een verdieping aan het huis toegevoegd. De gevel valt op door zijn welvingen, die behalve dat ze Geveldetail van Casa Batlló. Barcelona. 1906 De bmnezijde van de oostgevel van de Sagrada Familia, waar aan Gaudi' van 1883 tot zijn door in 1926 werkte Het Casa Vicens, gebouwd voor een pottenbakker in Barcelona (1883-1885). k:’. SB Poortgebouw van het Güell- park in Barcelona (1900-1914).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 25