I SOCUTERA-ENKEL” OP VIJFENTWINTIG KEER VALLEN LEVERDE ilar i I I ttqti dan Tl’nno’lr on GYvmGnr I 1 I jaar stop Ik geld in m’n broer, zodat hij kan racen. Maar elke keer benIk in 9 9 door Pieter van de Vliet I er cJiJuJL ULCzJLJL JLJtJL fUHErJE*»v wJVJL I I I I I - I I I I de banyancieangsL te hetelgenlijK geen nog op die motor kan? Menk van den Broek uit Soesterberg stopt met het sponsoren van 28-jarige broer Kees. „Het te jammer, ik geef ’t grif toe. Want voor mijn gevoel hoort hij bij de vijf beste coureurs van Nederland. Maar ik heb de middetenitietwlwtdkrate geld erin, hij stopt z’n hete salaris erin. Toch komen we constant geld te kort Neem nou zo’n Jack Middelburg. In drie wedstrijden rljdt-le drie motoren helemaal plat. En hij kan gewoon doorgaan. Daar zit geld achter. Kees heeft maar één flets. Dat is z’n enige bezit Zande en hoe heet die ander ook alweer. Kees zelf ziet ’t niet zo. Als ik daarover met hem begin, bereik ik hem niet. Dan loopt-ie weg of glimlacht een bietsjie. Een half uur voor de race hou Ik het niet meer. Dan ga ik op I een stil plekje stiekem staan kijken of-ie doorkomt. Het is mal hé, al vier I I I I Houthakker I Niet eten J r v •7 Racen langs een ongeluk „In 1974 is Kees gestart met een iele De angst van de broer. Angst. Verloofde Andrea. i op de boerekoolcircuits. van daat vader van Evert zei: we halen m’n zoon er niet mee terug. Ik weet zeker dat Evert gewild had dat je zou Kalme rustige mensen. Persoonlijkheden. Neem nou zo’n Barry Sheene, de worldchampion. heeft het over mannen die door een ware premieregen goed worden verwend, over adopterende garages en cycleshops. De stroom van merk banden. Even later zegt de speaker dat Kees van den Broek er in de 350 cc wel degelijk bij zal zijn. Kees rijdt op een geleende motor; als hij zowel die motor als het circuit kent, loopt het redelijk. In één keer remt hij er vijf mededingers uit en klimt daardoor op naar de tiende plaats. Reden dat de speaker hem vaker noemt dan de bijna automatisch op de eerste plaats doorkomende Jack Middelburg. In de strobalen moppert fotograaf Johan Blom uit Stadskanaal dat hij elke week de klos is. Hij leeft echt van de racerij. Vooral de nationalen nemen bergen foto’s af. „Egotrippers”, zegt hij. Hij verhaalt van de talloze valpartijen die hij op de gevoelige plaat heeft vastgelegd. Van knappende schokbrekers, rooksporen en buitelende coureurs. Van motorpakken die als palingen worden afgestroopt, waardoor huidtransplantaties even onvermijdelijk als noodzakelijk zijn. Uitbundig gecomplimenteerd door 18-jarige verloofde Andrea ,,’t was hartstikke goed hoor Kees, hartstikke goed” stapt Kees z’n van benzinedamp doortrokken caravan binnen. Toch heeft hij er de pest in. Het had beter gekund, gemoeten. Zes zuigers in drie weken tijd naar de knoppen. Dat is 900 gulden. En dat is bij lange na niet alles. Een paar dagen later bij monteur De geleende motor. Ze doen er een beetje geheimzinnig over. Kees: „Ik zou nooit mijn fiets lenen. Ik ben alleen voor mezelf in die sport. Ik ben egoïstisch. Maar degene die me hielp; één keer wil ik wel wat terugdoeh. Eén keer”. Hij moppert over de geleende motor. De verkeerd gemonteerde stuurdemper. Net snel genoeg. „Maar ik was er vier seconden per ronde sneller mee dan hij”. Hij De coureur en zijn verloofde Rob Roelofs thuis in Soest. De coureur zelf zit daar wat rustiger dan bij moeder thuis in Soesterberg. De kapotte versnellingsbak zit beiden hoog. Voor een leek als ik valt het niet mee er snel wat van te begrijpen. Van assen die in één keer vastslaan, van een klein braampje waar het uiteindelijk toch ook niet in zat. In ieder geval heeft Rob in tweeëneenhalf uur tijds zo’n honderd bouten uit en in elkaar gezet en daarbij een piepklein braampje door frasen en polijsten verwijderd. Maar de barst in de handgesmede zuiger uit Duitsland dan? Een zuiger die beter zou moeten zijn. Duidelijk is dat je het nooit weet met zo’n racemotor. Want in tegenstelling tot een ordinaire wegmotor heeft zo’n fiets karakter, een ziel. Zo’n motor is net als een mens. Niet één is er gelijk. Wat is het nou? De carburateurs? De ontsteking? Nu Wil Duyn, nadat we hebben geconstateerd dat ook in de wegracerij elk jaar meer van de mens wordt verwacht, wat betekent dat het sneller moet. i Kees: „In de kranten stond dat hij schijndood is. Maar hij is gewoon in de loop van diezelfde avond overleden. Tijdens de prijsuitreiking hebben ze vijf minuten stilte in acht genomen. Die dronken droppies onder de toeschouwers zaten er doorheen te blèren. Die begrijpen er toch niks van. Ze komen wel op motors maar ze weten van niks. Ja, voor de sensatie komen er veel”. „Wil Duyn was kampioen bij de nationalen. Dit jaar reed hij voor het eerst internationaal. Een beetje overmoedig, denk ik. Een plaatselijke favoriet ook. Het publiek stond zich gek te zwaaien met die programmablaadjes. De plaatselijke kranten hadden de zaak opgejut. Zonder meer zou Wil Duyn bij de eerste drie zijn, hadden ze geschreven. En dan zo’n sponsor. „Drie splinternieuwe motors” had hij, „om van te kwijlen”. „Vorig jaar had ik de snelste fiets moppert ook over het circuit. De regen van stenen die hij achterin het veld te verwerken kreeg. Niet gewoon. En de benzine op de weg. En de volgens hem slechte organisatie. Kees: „Daar gaat het niet alleen om. Hij heeft z’n bedrijf, net een nieuw huis. Maar hij heeft me een keer heel zwaar zien vallen, in Engeland. Ik was bewusteloos, hij dacht dat het gebeurd was. Het gas bleef in een bocht hangen. De motor caramboleerde via de vangrail op de baan. Een stuk van de motor heeft me geraakt”. Monteur Rob en hij constateren dat het jubileum moet worden gevierd. Vijfentwintig keer vallen. Hij heeft er wat hij noemt een „Socutera-enkel” aan overgehouden. Kees: „Nee. Alleen dat ik degene die voor me zit niet rap genoeg voorbij kom. En dat iemand me van achteren torpedeert. Ik denk nooit: nou is het afgelopen. Ik rij graag als het regent. Dan is iedereen bang. Tachtig percent van de renners is bang. Dan zie ik al die bange koppies (wrijft opgetogen in z’n handen, terwijl z’n ogen schitteren) en dan ga ik plat er op en gassen maar. Het achterwiel spint, maar daar maal ik niet om. Ik rem net zo laat als op een droge baan. Als ze er als broodjes afvallen, heb ik zelfvertrouwen’ 970 re /oor De broer van de coureur ziet een Spaanse vrachtwagen aan voor een nieuw soort snack. Dan: „Denk aan uw contacten en benzinekranen. Heren goeie reis!”. Het gedaver doet je maag trillen als ze op de eerste haakse bocht afkomen. Wie het laatst durft te remmen, schuift wat plaatsen op of vliegt rechtdoor. Hoe goed is de coureur, daar licht het aan. Een lucht van uitgeblaze kaarsen blijft achter. Tijdens de 250 cc worden de baancommissarissen plotseling nerveus. De speaker meldt uitdrukkelijk terloops enkele valpartijen. De zeer zichtbaar geparkeerde ambulance gaat met' zwaailichten de baan op. Terwijl geruststellend door de luidsprekers klinkt dat de coureur zelfs niet ter observatie in het ziekenhuis hoefde te worden opgenonu n, gaat een onrustig gemompel door de rijen. Z’n helm ging af en dat is bij een vaartje van 200 kilometer per uur niet best. Als zijn motor in beslag wordt genomen, weten de coureurs genoeg. Maar ze praten er nauwelijks over. „Heb je het gehoord van Wil Duyn?” Ja, ze hebben het gehoord. Intussen meldt de speaker dat we Kees van den Broek uit Soesterberg maar beter kunnen doorstrepen in het programmaboekje, waarin een fraaie actiefoto van Wil Duyn wervend werkt voor een bepaald d Kees: „Weet je nog, Henk Lodder, vorig jaar. Hij had een nieuwe fiets. Met stift had-ie er „gebakkie” op geschreven. Daarover stond ik met ’m te flauwen. In de vijfde ronde zag ik ’m op z’n buik in het gras liggen. In de zesde en zevende ook. Hij was op slag dood. De dood van Wil Duyn. Kees: „Ik heb er gisteren de hele dag aan lopen te denken. Om zeven uur ben ik ’s avonds naar bed gegaan. Daar kwam dan die teleurstelling bij, van m’n fiets die in de poeier zat”. Kees: „Die beseft niet wat het precies is. Alleen en dat weet ze racen gaat voor alles. Trouwen doen we niet eerder voor ik een goeie sponsor heb. Dat weet m’n meisje. Daar staat m’n meisje helemaal achter. Levensmiddelen koopt ze voor me. En laarzen, handschoenen”. Trots is hij op z’n nieuwe pak. Prachtig leer, schitterende kleuren. Hij veegt de olievlekken er af; het is zoals iemand z’n nieuwe auto vertroetelt. Een ijzeren wet: Leen nooit je pak uit, want daar staat je bloedgroep op. Op andermans moter rijden is minder gevaarlijk. Hij vertelt dat z’n moeder met zijn hobby heeft leren leven. Kees heeft het daarna niet meer over de dood. Hij verkondigt zijn voorkeur voor het circuit van Zandvoort. Een stuurcircuit. Snelheid. Nergens hoef je terug te schakelen tot in je één. De Hunzerug kun je op twintig verschillende manieren nemen. Daar kan hij de favorieten van de boerekoolcircuits zoek rijden. „In Zandvoort brand ik 'm er zo langs’. Tenminste, als er een sponsor opdaagt. Want anders is er voor deze houthakker zelfs geen plaats meer I I moet ’s morgens vroeg present zijn, g Die lui met hun fabrieksspullen, g daar kan je met je ene fiets nooit g tegenop. Want je voornaamste zorg is dat je die fiets moet zien heel te houwen. Zo blijft-ie net onder de in de drieëneenhalf. Tien kilometer harder dan iemand anders. Zelfs de buitenlanders konden me niet pakken”. Hoe gaat dat nou op zo’n circuit tijdens zo’n ernstig ongeluk^ Kees: „Op mij heeft het totaal geen invloed als ik rijd. Als ik rijd denk ik aan niks meer. Ondanks alles moet het doorgaan. The race must go on, de race moet doorgaan. In Engeland zijn ze daar nog harder in. Nou heeft er op die fietspaden in Oudkarspel wel wat aan ontbroken. Van alles lag er rondenlang op de weg. Het ging gewoon door. Die ziekenauto. Er ging er een rakelings langs het achter uitkij kspiegeltj e „Zo gauw ik bij een ongeluk ben kijk ik er niet naar. Dan gas ik er gauw langs. Al hou ik wel rekening met het vlaggen. Er zijn er die zich ook daar niks van aantrekken”. De dood van Wil Duyn. Onbezoldigd monteur Rob „Ik steek er zelf ook heel wat geld in, het is echt liefdewerk” vertelt: „Zo’n leuke, serieuze, aardige jongen. Je staat daar zo flauw met hem te kletsen en een kwartier later is het gebeurd. Dat kan ik niet begrijpen”. j i top, m’n broer Kees. Een goeie L monteur heeft-ie niet; goeie vrienden helpen hem daarmee. En een goeie manager zou-ie moeten hebben. Ik heb ’m een caravan I gegeven, een kleintje. Maar als ik tijdens een grand prix door het rennerskwartier loop en ik zie al die super-de-luxe, dan denk ik wel eens: waar zijn we mee bezig. Het blijft I een Soesterbergse aangelegenheid. I En al is Kees dan de beste in het Utrechtse, een circuit is hief niet en dat is een handicap”. De zondag in Oudkarspel. Een boerenkoolcircuit in het lage I Noordhollandse land. Een fietspadencircuit. Officials van de machtige KNMV delen kwistig perskaarten uit. Lang voordat de I 20.000 bezoekers op hun brullende monsters zijn gearriveerd, daveren I de reclameboodschappen al uit de luidsprekers. De verkoop van bier, braadworst, frikandellen en frites eigen-gebouwde motor. Z’n vriend Evert van ’t Hoogt heeft ’m van wegmotor omgebouwd tot racemotor. Evert heeft maar één E wedstrijd kunnen zien, de allereerste van Kees, waar-ie vijfde I werd. Twee weken later was Evert dood, een auto-ongeluk”. Toen Evert nog boven aarde stond, heeft Kees gereden”. Kees van den Broek: „De I rijden. Ik heb toen onbewust als een gek gereden, werd derde. De bloemen, die ik kreeg, zijn met de kist meegegaan”. Menk van den Broek: „God, mensen, had ik maar iets meer poen. Dat zou Kees rustiger maken, meer I zelfvertrouwen geven. Kees z’n motor is niet snel genoeg. Daarover hebben we woorden gehad met Zegers, z’n tuner. Er hoeft maar iets aan te wezen, dan zit-ie”. „Minimaal een halve ton moet je I hebben om mee te kunnen draaien. I Die topcoureurs. Wat die lui doen, is onvoorstelbaar. Vakmensen, allemaal. Die lui zijn gewoon niet te verbeteren. Die lui zijn aan de top. I Die stapt na de race in z’n Rolls Royce met z’n eigen naam erop, rijdt rustig naar z’n bungalow. Zit er eenmaal geld, dan blijft er geld. Dat is een ijzeren wet. Nou is er een J Amerikaan opgestaan. Want er zal I er altijd wel eentje beter zijn”. Maar Kees? Die is houthakker, i loopt als een trein. Voor de toiletwagens staan reeds rijen. Coureurs als Boet van Duimen en I Wil Hartog hebben de pest erin. Ze moesten hier starten, maar in Duitsland was er meer geld te verdienen geweest. Mooie meisjes op motors rijden rondjes om I reclame te maken voor een sigarettenmerk. Een tijdschrift, dat I sex, sensatie en socialisme tot succesformule heeft verheven, is er ook meer voor het gewin dan voor j het gezin. I Kees van den Broek is op van de zenuwen. Ogen die niets zien. I Daardoor lijkt hij met z’n 55 kilo en 1,75 meter nog magerder. Eten kan hij op zulke momenten niet verdragen. Voedsel gaat er net zo snel uit als in. De versnellingsbak is I voor de zoveelste keer in de soep gelopen. Daardoor heeft hij tijdens de training geen tijd kunnen zetten: ook heeft hij het circuit niet kunnen verkennen. De rempunten moet hij maar tijdens de wedstrijd zien uit te J zoeken. Hij mag nog blij zijn dat-ie I mag starten. Al zal dat helemaal achterin moeten gebeuren. De speaker gaat onvermoeibaar verder met z’n boodschappen. Hij Ij reclame is dermate, dat een kleine vergissing niet uitblijft; de speaker F mg

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 33