IN ja 1 ÏOE ’d d rr* 7 r 53 BB I dig H GEEN KERNAFVAL WEff KERNENERGIE NEEj, door Theo Klein NG jrad men Bedreiging Langzamer Publieke opinie Kritisch Deskundigen IDEM Capaciteit Maatregelen v emini tr. H r O larlem 263 1 Slechts één generatie terug weigerde men te geloven dat de mens door vervuiling het biologisch evenwicht in de wereldzeeën zou kunnen verstoren. Voor die waarne mers was het nog onvoorstelbaar dat de afvalstoffen van de geïndustrialiseerde landen zo’n ingrijpende invloed zouden kunnen hebben op de enorme watermassa’s, die zeventig percent van het aardoppervlak beslaan. Sinds de jaren vijftig is er echter het een en ander gebeurd, waardoor het heel langzaam maar zeker tot de grote massa doordringt dat we bezig zijn met de vernietiging van het leven in zee en daarmee uiteindelijk van het leven op aarde. Het bestaan op de vijf continenten is sterk afhankelijk van de zee. Het is de voornaamste leverancier van zoet water, de grote watermassa's reguleren het klimaat op de wereld en in de zee bevinden zich de grootste directe voorraden op aarde. Daarom speelt de zee voor het voortbestaan van de op aarde functionerende levensgemeenschappen, waar de mens deel van uitmaakt, een essentiële rol. *4’ SM i JUD LE - «r - Rr 1> V Vervuiling Noordzee bedreigt de mens jur wordt 31/IJB wijs in zee 7 4 ‘-=<•7*4 <enon- ueel te louden an het irjolein ipe m« -gas t ■naarde aanwezig. De grootste aanvoer van ver vuild water vindt plaats door de Rijn. Jaarlijks stroomt er bij Rotterdam 70 ku bieke kilometer sterk vervuild water in de Noordzee. Dat is een beperkte hoeveelheid wanneer men bedenkt dat het totaalvolu- me van de Noordzee 54.000 km3 bedraagt. Het Rijnwater mengt zich echter slechts over een afstand van 10 kilometer van de kust met het zoute water. Het gevormde water bestaat daar voor 20 percent uit Rijnwater. Die massa heeft ongeveer een maand nodig om langs de kust Den Helder te bereiken. Ter hoogte van IJmuiden pas seert nog altijd tweederde van het Rijnwa ter binnen een afstand van 20 kilometer uit de kust. Foto’s welke vervuilende factoren en hun gevolgen in beeld brengén, evenals de foto’s links- en rechtsonder. Op de foto In het midden: ir. A. de Jong, voorzitter van de Werkgroep Noordzee. zaken en streven ze internationale samen werking na met zusterorganisaties in de andere Noordzeestaten. eresse onder- i). Het reiste. moder eel kas ie en iakkapi Al deze onderdelen vormen stuk voor stuk een bedreiging voor het natuurlijk Een bepaalde hoeveelheid water blijft gemiddeld twee tot drie jaar in de Noord zee, voor het via de open verbindingen weer in de Atlantische Oceaan stroomt. In de veel meer besloten Oostzee is die ter mijn 21 jaar. Daar heeft men nu dan ook te kampen met veel grotere vervuilingspro- blemen, omdat de verdunning van het af val nog veel langzamer in zijn werk gaat. Maar niet alleen de snelheid waarmee het De Jong: „We proberen het grote publiek te bereiken, ook al omdat een politieke beslissing vaak pas onder druk van de publieke opinie tot stand kan komen. Ik weet dat de mensen zich doorgaans pas voor deze milieuproblemen interesseren, wanneer ze er door een of andere ramp met de neus opgedrukt worden. Toch kun nen wij duidelijk constateren dat de aan dacht van het publiek voor het behoud ook van het leven in de zeeën over het alge meen toeneemt. Daarnaast proberen we de politici met feiten en argumenten te overtuigen. En onze ervaring is dat we daarmee bij de volksvertegenwoordiging zeker gehoor vinden. We kunnen nu al duidelijk merken dat ons standpunt over de aanlanding van vloeibaar aardgas op sommige punten door enkele politieke par tijen is overgenomen. Dat hebben we toch De oliewinning op de Noordzee is al te ver gevorderd om op de bestaande situatie nog veel invloed uit te kunnen oefenen. De milieudeskundigen willen echter bevorde ren dat er strenge voorschriften worden gesteld voor de exploitatie van booreilan den enzovoorts en nauwkeurig wordt toe gezien op de naleving daarvan. De Werk groep staat zeer kritisch tegenover haven werken buitengaats, zoals de plannen voor een voorhaven bij IJmuiden en het graven van een nog diepere vaargeul voor Rotter dam. Om de vaarroutes verder te beveili gen denkt de groep aan verplichte bijstand door een loods voor alle grote schepen op dit deel van de Noordzee. Lozing van ge vaarlijke stoffen via rivieren en smeerpij pen moet worden tegengegaan. Dr. Duinker van het NIOZ pleit voor meer onderzoekmogelijkheden. Volgens hem moeten er steeds meer feiten op tafel komen, om daarmee het grotere belang van milieubescherming boven het econo misch gewin aan te kunnen tonen. Duin ker: „We zijn bezig met een gigantisch experiment op wereldschaal. Voortdurend blijkt ieder antwoord meer vragen op te werpen dan het oplost. Wij hebben te ma ken met een soort ijsbergeffect, een onuit puttelijke bron voor wetenschappelijk de tectivewerk. De wetenschap is hier echter gedoemd achter te lopen. Daarom dient de bewijslast te worden omgekeerd. Het moet niet nodig zijn dat eerst de schadelijkheid van een afvalstof aangetoond dient te wor den, voor er maatregelen tegen komen. Uitgangspunt zou moeten zijn, dat in de zee alleen stoffen terecht mogen komen, waarvan van tevoren is bewezen dat ze daar acceptabel zijn”. evenwicht in de Noordzee. In sommige gevallen is de negatieve ontwikkeling al volop aan de gang (overbevissing, olielo- zingen) en zullen de milieubeschermers zich voor een zo groot mogelijke beperking in moeten zetten, in andere gevallen be staan er nog slechts plannen (industrie- eilanden), zodat de Werkgroep Noordzee kan trachten realisering daarvan te voor komen. Dat er ondanks de bestaande wettelijke voorschriften al aanzienlijke schade is toe gebracht aan het milieu staat vast. Maar waar een onbeheerste exploitatie van de Noordzee uiteindelijk toe zal leiden, is zelfs voor de knapste koppen niet precies te overzien. De Jong: „De rijkdom van het leven in de zee is al sterk afgenomen. Maar alle biologen bij elkaar kunnen niet vertel len welke invloeden dat op langere termijn op het leven in de zee en op het land zal hebben. Vast staat echter dat er bepaalde ondergrenzen zijn die niet overschreden kunnen worden. En dat is voldoende om voorzichtig te zijn. Het is net als met het gebruik van spuitbussen. We weten dat dat drijfgas gevaarlijk is voor de ozonlaag rond de aarde, maar het is niet te bereke nen wanneer en wat er precies zal gebeu ren wanneer we er mee doorgaan. De laatste jaren houden veel mensen zich met het onderzoek van de zee bezig. Deson danks staat dat nog slechts in de kinder schoenen. We weten er erg weinig vanaf, met name van de concentratie van bepaal de stoffen in het water”. bereikt zonder daarvoor met duizenden mensen de straat op te gaan”. De Werkgroep wil dat een speciale com missie uit de Tweede Kamer zich bezig gaat houden met de milieuproblemen op de Noordzee. Als eerste zaak heeft de groep inmiddels de besluitvorming rond de plaats waar het vloeibaar aardgas uit Algerije aan land kan worden gebracht aangepakt. De regering heeft een voor keur voor de Maasvlakte, maar de Werk groep vindt dat er eigenlijk nog helemaal geen besluit kan vallen, omdat de voor- en nadelen van de verschillende alternatie ven nog nooit grondig zijn onderzocht. In de komende tijd zal de Werkgroep regelmatig op de voorgrond treden met door gedegen onderzoek ondersteunde standpunten over milieuzaken die de Noordzee raken. Een greep daaruit: de Werkgroep wijst een industrie-eiland voor de kust af. Voor zo’n eiland moet over een oppervlakte vart minstens 100 vierkante kilometer zand van de bodem worden ge haald, waardoor het milieu ernstig wordt verstoord. Bovendien zou er erg veel ex- tra-vervoer nodig zijn om de mensen van en naar het eiland te brengen. De groep is het niet eens met voorstanders van zo’n project, die vinden dat daar lagere milieu voorschriften gehanteerd kunnen worden. Ir. A. de Jong, voorzitter van de Werk groep: „We waren al lang voor 1977 tot de conclusie gekomen dat er iets moest ge beuren. Een paar jaar geleden werden de problemen op de Noordzee actueel door een aantal gebeurtenissen. Er kwamen meer gegevens los over de overbevissing van bepaalde vissoorten, men lanceerde plannen voor een kunstmatig industrie- eiland voor de kust en mogelijke eilanden voor het aanlanden van vloeibaar aardgas uit Algerije en olierampen schokten te wereld. Bovendien kwam rond die tijd ook een interuniversitaire studiegroep van de Technische Hogeschool in Delft gereed met een studie over de Noordzee”. Steeds meer is men bereid de deskundi gen te volgen, die een fatale ramp voor spellen wanneer we niet behoedzamer met ons water omspringen. Olierampen als met het Noorse eiland Bravo, met de tan ker Amoco Cadiz, ernstige vervuiling van en door de rivieren, dreigende verdwijning van vissoorten, dumping van radio-actief afval, dat zijn zo maar enkele voorbeelden van gebeurtenissen die grote groepen mensen schoksgewijs tot het besef bren gen dat we hier niet langer mee door mogen gaan. De weerstand neemt toe. In Nederland concentreren de milieu groepen zich in de eerste plaats op de Noordzee en de Waddenzee. Vorig jaar hebben zij hun krachten gebundeld' in de Werkgroep Noordzee, die zich ten doel stelt aantasting van het natuurlijk milieu van de Noordzee te voorkomen of, voor zover die al aanwezig is, terug te dringen. De zeeën hebben een bepaalde capaciteit om een hoeveelheid menselijke afvalstof fen op te nemen zonder daar zelf blijvende schade van te ondervinden. Door de toene mende industrialisatie en de groei van de wereldbevolking is het niet denkbeeldig dat de fatale grens eens wordt gepasseerd. Van essentieel belang is het beheer van de kustwateren door de regeringen van de aangrenzende landen. Duinker: „Indu striële activiteiten en particuliere gewoon ten zijn beide verantwoordelijk voor de bestaande situatie. Bij onze drang naar industrialisatie hebben wij slechts naar één aspect gekeken: de produktie. Het probleem van de afvalstoffen die daarbij ontstaan en dat van het uiteindelijke lot van die produkten hebben wij ten onrech te verwaarloosd. Maar de techniek is in staat ook deze problemen op te lossen. In geval van blijvende schadelijke stoffen kan het noodzakelijk zijn de produktie te stoppen of de toepassing ervan tijdelijk aan strenge beperkende maatregelen te binden, waarbij gestreefd moet worden naar uiteindelijke uitbanning van deze stoffen. Er moet een ogenblik zijn waarop wij met gedeeltelijk subjectieve argumen ten kiezen tussen wat wèl en wat niet zal worden geproduceerd en op welke wijze wij de stroom van produkten en grondstof fen in kringloopprocessen zullen beheer sen”. Die beslissingen zullen genomen moeten worden door de politici van de betrokken naties. Nederland is niet alleen in staat de Noordzee schoon te maken en te houden. Internationale samenwerking is noodzake lijk. Het zal echter steeds weer gaan om een keuze tussen economische noodzaak en behoud van het milieu. En hoe moeilijk die afweging internationaal ligt, blijkt on der andere uit de gang van zaken rond de verdragen waarin de bestrijding van de Rijn-vervuiling wordt geregeld. De Werk groep Noordzee probeert de besluitvor ming in Nederland gunstig te beïnvloeden. Daarnaast willen de milieudeskundigen het publiek voorlichten over de gang van zeewater terecht komen verstoren ze het natuurlijk evenwicht, wat een kettingreac tie met uiteindelijk een overmatige groei of het afsterven van organismen tot gevolg kan hebben. Ook voor de mens is dat van levensbelang, omdat de genoemde schade lijke stoffen in de voedselketens en daar door uiteindelijk in het menselijk lichaam terecht (kunnen) komen. Duinker: „Wan neer we in de toekomst de bodem van de zee op grote schaal zouden gaan gebruiken om het door ons veroorzaakte tekort aan materialen op aarde te compenseren, dan zullen de gevolgen van het terugwinnen van stoffen uit zee wel eens een veel grote- je verstoring kunnen veroorzaken dan waarmee wij nu worden geconfronteerd”. vuile water wordt verdund en de stoffen worden afgebroken is van belang voor het effect van de vervuiling, ook de aard van de stoffen die in de zee terecht komen is belangrijk. Een groot aantal chemische stoffen beïnvloeden nu de zee. Deels zijn dat stoffen die van nature pok al in het zeewater voorkwamen, maar er door de mensen in grotere hoeveelheden aan zijn toegevoegd en deels natuurvreemde pro dukten. Belangrijke storende stoffen zijn bijvoorbeeld lood, kwik, cadmium, petro leum, persistente pesticiden, industriële chemicaliën, produkten uit fossiele brand- stofferi en huishoudelijk afval. Wellicht het gevaarlijkst zijn de materialen die van nature niet in de zee voorkomen, zoals de organochloorverbindingen (DDT, aldrin, dieldrin en polychloorbiphenylen). De aanwezigheid van deze stoffen in bodem, lucht, rivier- en zeewater, maar ook in planten, dieren en het menselijk lichaam in meetbare hoeveelheden is over de hele aarde aangetoond. Zeker is dat bijvoor beeld DDT en PCB al bij zeer lage concen traties in het zeewater acute dodelijke ef fecten bij vele typen leven in zee tot gevolg heeft. Wanneer bepaalde stoffen door mense lijk toedoen in te grote concentraties in het De Jong maakte daar zelf deel van uit. Met een aantal collega’s kwam hij tot de slotsom dat er meer met de opgedane kennis gedaan moest worden. Ze voelden echter weinig voor de oprichting van nog een nieuwe milieugroep. Uiteindelijk kwam men met de Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee, de Neder landse Vereniging tot Bescherming van Vogels, de Stichting Natuur en Milieu, het Verbond van Wetenschappelijke Onder zoekers, de Vereniging Milieudefensie en het Wereld Natuur Fonds Nederland tot overeenstemming over de vorming van de Werkgroep Noordzee, waaraan alle ge noemde organisaties deelnemen. De Jong: „In deze groep zit een groot aantal deskun digen, biologen, ingenieurs, geologen, ju risten. Zij moeten een vuist kunnen maken wanneer het om milieuzaken op de Noord-- zee gaat. De vorming van zo’n organisatie was noodzakelijk omdat de bestaande mi lieugroepen merkten dat de belangrijke zaken op de Noordzee vaak buiten hun gezichtsveld plaatsvonden”. De Werkgroep heeft de problemen waar ze zich op zal richten onderverdeeld in zes groepen: 1. Grondstoffenwinning (olie en gas, aan leggen van leidingen, overslag, zand- en grindwinning). 2. Aanleg van kunstmatige eilanden voor kernenergie (Duinkerken), gasaanlanding en industrie-eilanden. 3. Verontreinigingen vanaf land en met olie, chemicaliën, dumping, verbran ding, thermische verontreiniging. 4. Visserij, overbevissing en overige voed- selproduktie. 5. Scheepvaart en scheepvaartvoorzienin- gen, zoals buitenhavens en vaargeulen. 6. Overige activiteiten, zoals militaire oe feningen en recreatie.- Het Nederlands Instituut voor Onder zoek der Zee (NIOZ) op Texel is één van de instellingen die proberen de lacunes in het zeeonderzoek op te vullen. Voor dr. J. C. Duinker, leider van de werkgroep Zeever- ontreiniging van het Instituut staat het als een paal boven water dat strenge maatre gelen voor activiteiten op de Noordzee moeten komen, wil men een verdere terug gang voorkomen. „Het direct in zee lozen van afvalstoffen in de zee kan als een aantrekkelijk alternatief worden be schouwd voor stoffen die in het zoete wa ter niet meer toelaatbaar zijn. Het volume van de oceanen en randzeeën (1,3 duizend miljoen km3) lijkt alle menselijke afval stoffen tot een onbetekenend kleine con centratie te kunnen verdunnen”, aldus Duinker, „maar dat zou alleen kunnen wanneer het afval gelijk over het water van de oceanen verdeeld zou worden. De watermassa’s verplaatsen zich echter slechts langzaam, waardoor de afvalstof fen die door de rivieren (en smeerpijpen) naar zee worden gevoerd de neiging heb ben om in het kustgebied achter te blij ven”. Wat de Nederlanders op een of andere manier in de Noordzee kiepen, blijft hier dus lange tijd voor de kust in het water 4. w - J a

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 17