i
vjiji
DE TIJDLOZE TRIOMF VAN DE SCHILDER KEES VERWEY
■ui
door Dick Panman
Demonen
Stoelen
Anekdotes
Gefascineerd
Steriele oudheid s
tl
3
Dicht bij de haard van het Haarlem van weleer koestert hij warme herinneringen
in de groten van zijn tijd. Zijn aandeel in hun overleven is een portret in
juwigheid. Nu staat de oude meester bijkans alleen met het raadsel van zijn
ad. Hij houdt de seizoenen als een voordurende herfst in de hand en Haarlem
akt onderwijl als een vreemde aan hem voorbij. Zo groeit de roemrijke
jnzaamheid van de schilder Kees Verwey. Zijn penseelstreken vormen verbin-
■ngslijnen met waarachtigheid, zijn Haarlem is op het doek geboren. Met
jnposante kunst heeft hij het raadsel ingelijst. Alom geprezen als een vertolker
van de veelheid aan visie blijft hij een grootsteedse eenling Er past maar èèn
ngewikke|teutel op zijn stad; die van zijn eigen afzondering.
1
I
V sik V
■Hm
T
.TL,
Mijn huis heeftHaarlem overleefd
ouw.
enmaal
en door
>dukt is
mogelijke observatie van een stoel, die hij
17 jaar later pas werkelijk schilderde.
Kees Verwey, destijds over zijn manier
van kijken: „Als hij naar een stoel ziet, ziet
hij niet alleen zich zelf, maar in de eerste
plaats iets, dat door het leven van anderen,
die speciale vorm en lijn mee kreeg, waar
door hij over het leven van die anderen iets
te weten komt. De omgang met die stoel
heeft hem door de eigenschappen en le
vensopvattingen van de mensen die hem
hebben gebruikt, die speciale vorm, van
juist die stoel te zijn geworden, gegeven.
Alleen door geduldig alle onderdelen van
dit object stoel te bestuderen, zal langzaam
de persoonlijkheid, die in de stoel is afge
drukt op het doek over gaan. Dit is de
uiterlijke spiegeling”. Toch zegt hij nu de
stoel niet geschilderd te hebben vanwege
de mensen, die erop hebben gezeten. Het
zijn drie variaties op een motief in een
voor zijn doen nogal abstract kader. Het
drieluik laat zich dan ook gemakkelijk
wegzetten door zijn geestelijke vader en
we kunnen via een klein trapje het vertrek
binnen.
„De heer Reehorst heeft een edele inborst
hij heeft genoeg aan een droge broodkorst
en kent alleen maar Haarlems bloedworst
Daarbij wil hij de arme Kees verplichten
tot een concessie
nooit over zijn lijk niet krijgt hij van Kees
permissie
zijn gestolen zelfportret
weer in oude lijst gezet
Nu hangt alleen de lijst in het Frans
Halsmuseum
te wachten op het doek
het spijt ons beste burgervaar
maar de vogel is gevlogen
het zelfportret is zoek”.
palende ingreep in zijn schildersleven werd gepleegd door zijn leermeester H. F. Boot. Deze
bracht hem op strenge wijze gevoel voor ruimtelijke ordening bij tegen het chaotische
decor van een puinhoop-atelier. Kees Verwey heeft het stempel van zijn leermeester een
eigen plaats gegeven. Hij dwaalde langs de rand van het kluizenaarsbestaan, maar hield
toch genoeg verbindingslijnen open naar „de spiegelende werking van de buitenwereld”.
Vanaf 1930 woont hij permanent in Haarlem, de stad waar hij geen andere karakteristiek
voor kan bedenken dan dat er ruimte moet zijn voor mensen, die een afzonderlijke prestatie
willen leveren. Kees Verwey heeft dat in meer dan één opzicht gedaan. In 1961 ontving hij
de Rembrandt-prijs van de stad Leiden. Binnenkort zal opnieuw een expositie van zijn
omvangrijke werk worden ingericht in het Stedelijk Museum in Amsterdam.
Kees Verwey heeft een uitgesproken me
ning over vrijheid en gebondenheid. Hij
vindt dat het grote probleem van deze tijd
en refereert aan zijn eigen ervaringen hier
omtrent bij zijn leermeester Boot. „Zelf
ontplooiing”, zegt hij, „is tegenwoordig het
gehouden als uitgangspunt voor zijn schil
dersleven. Daérin lijkt hij de conservator
van een dubbelportret dat zich nauwelijks
laat schilderen:
,Jn de spiegel speelt een jongen
met de rimpels van zijn leven
hij kent de groeven als geen ander:
hij staat in het gezicht gegrift.
Hij steekt vonken in zijn ogen,
vlammend in het tijdsgewricht.
Nooit zal de oude meester sneven
zo lang hij zijn penseel verlicht".
De wandeling door zijn Haarlem is ten
einde. „Begrijp je nu waarom ik zo moei
lijk een karakteristiek van de stad kan
geven? Ik ben nooit verder gekomen dan
een Haarlemmer te zijn. Het is me nooit
gelukt een visie op de stad te geven. Dit
huis heeft het voor mij tenslotte voor el- -
kaar gebokst. Misschien is dat een type
rende karakteristiek van Haarlem: dat de
stad de bestemming heeft om iemand in de
gelegenheid te stellen voor een afzonderlij
ke prestatie. Over mij is wel eens geschre
ven dat het maar goed is, dat ik in Haarlem
ben gebleven. Dat mijn werk alleen maar
tot zijn recht heeft kunnen komen bij de
gratie van mijn provinciaal zijn. Het is nog
steeds de vraag of je vanuit Haarlem de
wereld kan veroveren. Ik weet niet of dat
bestaat, maar ik ga het wel proberen.
Jan Bomans, documentalist ter stede,
gaat hem voor. Even later zitten ze samen
op hun vertrouwde praatstoelen. Anekdo
tes over wijlen Godfried Bomans, die via
Mulisch zo verslingerd raakte aan Anton
Heyboer. En over de wonderlijke relatie
tussen Kees Verwey en Godfried Bomans.
Dat ze samen bijna wekelijks hun culinai
re genoegens deelden bij restaurant Royal
in de Kleine Houtstraat. „Ik weet nog
goed”, zegt Kees Verwey, „dat Godfried
onthutst bij me kwam. Hij verleende An
ton Heyboer in die tijd geldelijke steun,
een tientje per week. Nadat een kunsthan
delaar zijn gading bij Heyboer had gevon
den zag de wereld er voor hem natuurlijk
heel anders uit. Tegen Bomans zei hij: Ik
heb je tientje niet meer nodig. Daar was
Godfried erg van onder de indruk”.
Kees Verwey is gefascineerd door con
frontaties van heden en verleden. Het valt
hem op, dat bij jongeren een nostalgie
bestaat naar het verborgene, het voorbije.
In enkele schilderijen laat hij dit geboeid
zijn duidelijk doorschemeren, zoals in het
schilderij „Ridder achtervolgd door eigen
tijd”, waarin hij de tijd mengt gelijk zijn
verven. „Dit soort uitstapjes schijn ik no
dig te hebben. Ik laat mezelf gaan. Dat is
nodig, want als je jezelf voortdurend ont
wijkt oogst je een mager resultaat. Je moet
de proef op de som durven nemen. Naar
mate je het gevoel hebt, sterk van jezelf af
te wijken kom je vanzelf sterk bij jezelf
terug”. In relatie tot de vele stillevens van
zijn hand vormen de tijdsconfrontaties
inderdaad een uitzondering. Maar hoezeer
Kees Verwey stoeit met de grenzen van de
tijd blijkt pas uit de wijze, waarop hij zijn
atelier heeft ingericht. Dat is wellicht de
grootste spiegel die hij zichzelf heeft voor-
De schilder probeert overtuigend te kijken
en zegt dan: „Ik heb tegen de burgemees
ter gezegd dat hij het moet zoeken in de
richting van de Haarlemse demonen.
grote ideaal. In dat opzicht heb ik de
knuppel al lang in het hoenderhok gegooid
van de moderne pedagogiek. Ik had een
strenge leermeester en ben daar nog
steeds blij om. Streng zijn betekent voor
mij werkelijk contact maken, ook al gaat
dat gepaard met pijn. Juist door een leer
ling van zichzelf af te brengen komt hij op
het goede spoor. Er wordt vaak gezegd dat
leerlingen daardoor transformeren in hun
leermeester. Daar kom ik tegen in op
stand, want dat is juist waar de leerling om
vraagt, het enige middel waarmee hij zich
zelf kan dwingen later een eigen weg in te
slaan”.
Als Kees Verwey de deur naar zijn ate
lier opent, is zijn vriend, Jan Bomans, al
vertrokken. Behoedzaam gaat hij naar
binnen; zijn tempel wacht als een geduldi
ge tombe. Hier heeft de tand des tijds
gebeten zonder schade aan te richten.
Bloemen zijn verdord, brood verkruimeld
en versteend, verftubes verteerd, kannen
en vazen tot bleke tinten verkleurd, takken
verdord en het zonlicht ontelbare malen
verflauwd. Dit is de rotzooi, die Kees Ver-
wey uit de schoot van zijn leermeester
Boot heeft meegenomen en die hem om
ringt met de vanzelfsprekendheid dat do
de dingen op het doek tot leven kunnen
komen. Schuin tegenover de schildersezel
gaat Kees Verwey zitten. „Kijk”, zegt hij
bedachtzaam, „de bloem leeft pas als hij
dood is. Het grote probleem van de dood is
daarmee in één klap opgelost. Bloemen
spreken zich pas uit als ze dood zijn. Daar
hebben ze een leven lang voor nodig. Ik
wacht en vang het beslissende moment
op”.
leze en andere vragen staan centraal
iidens een maandelijkse wandeling
net een bekende Haarlemmer. Dick
Panman trad dit keer in de wereld van
Kees Verwey, een schilder van uit
zonderlijke klasse. De wandeling vol
rok zich binnen de zeventiende-
ieuwse muren van zijn woning aan
I let Spaarne. Daar bewaart Kees Ver-
wey het geheim van zijn Haarlem.
Hardop mijmerend over aardige voor
vallen uit het verleden schieten beiden af
en toe hartelijk in de lach. De borrelfles
komt op tafel en dat roept meteen onstui
mige herinneringen op aan de dichter Al
bert Verwey, van wie Kees een volle neef
is. Niet omdat Oom Albert zich laat asso
ciëren met sterke drank de man was
geheelonthouder) maar eerder vanwege
het door Louis Ferron verspreide gerucht
dat deze dichter tot in het bed met alcohol
was gelaafd door zijn vrouw. Kees Verwey
heeft de blauwe knoop niet in de familie
band willen leggen en schenkt scheutig in.
„Ik heb een gedicht geschreven”, zegt hij
plotseling weer serieus, „dat moet Jan
eerst maar lezen. Ik weet niet of dat wel in
de krant kan. Het gaat over het zelfportret
dat is gestolen uit het Frans Hals museum.
Het doek is op raadselachtige wijze ver
dwenen. Het is 1,60 bij 1,20 meen ik, en
toen ik de burgemeester vroeg of hij wist
waar het gebleven is, zat hij als hoofd van
de politie met de handen in het haar”. Na
instemmende geluiden van Jan Bomans
draagt Verwey het gedicht schalks voor:
Hoewel hij moeite zegt te hebben van
een vraaggesprek geen farce te maken
„Een schilderij ontstaat nooit zonder
tussenkomst van de persoon, die ik pro
beer te schilderen. Maar met Kok ben ik
boven mijn krachten geraakt. Deze man
gaf mij een extra activiteit, waar ik «p den
duur geen raad meer mee, wist. Zo zag ik
kans, terwijl ik nog nooit geboetseerd had,
zijn kop te kleien. In die tijd kreeg ik
regelmatig bezoek van Mari Andriessen en
z'n vrouw en die vonden het beangstigend,
dat telkens weer een ander portret van
Kok gereed kwam. Ik ben inderdaad te
lang in de ban van deze man geweest”.
itzooi met zich mee. Later bouwde hij de
1 lilnisbelt van Boot figuurlijk af in zijn
gen atelier. Als een hommage voor het
ren trotseren van armoede en vemede-
ng, dankbaar voor de harde ingreep die
oot in zijn leven had gepleegd. „Ik leerde
e stokslagen verdragen waar elk leven
m vraagt, dat zich klaar maakt voor de
rote strijd”, is zijn conclusie. Dat ver-
laart wellicht zijn gevoeligheid voor alles
'at hem buitenshuis negatief en ongrijp-
aar aan die periode herinnert. Zijn triom-
ïrend evenwicht ligt thuis. Vandaar zijn
euze voor een wandeling binnenskamers.
schilder Henri Frédérique Boot? Had
ït daar niet gewemeld van excentrieke
^ivanoisten, die voor het leven getekend wa-
ze wijze 1 ,n, het chaotische nest van zijn leer-
ende-eeuws pand van Hendrick de Key-
llF* ftVOVlllVUVlllO KzVz» VlgVU 1VVVU*
nds 1930 staat Kees Verwey aan het roer
uvuv wviuiig aau uc«. op«ai-
Cox ad Daa,. siaat het hart in het ritme van
In het portaal, de deurknop noggin de
land, blijft hij even staan. Ogenschijnlijk
'erstrooid vraagt hij „toch vooral binnen
e komen”. In de lange gang staan schilde
ken en tekeningen met hun gezicht tegen
ie muur. Er is een expositie in het Stede-
ijk Museum in Amsterdam op til. Het
svenswerk staat onzichtbaar uitgestald,
ie schilder bukt zich en pakt een oude lijst
net een vergeelde foto. „Dit is de keuken
'an het huis toen ik er pas woonde. Prach-
ig, hè. Steriele oudheid. Zal ik hem uit de
ijst halen?” Met een zakmesje peutert hij
k-j n de kartonnen rand. Hij wrikt voorzich-
J ig, maar het glas springt gemakkelijk. Het
njn de schelven, die het geluk in de ont
moeting brengen. Zijn vriend Jan Bomans
dient zich aan, gevolgd door Verwey’s
Touw Jeanne. „Nu moeten we echt naar
loven gaan”, zegt hij dan, „dan kunnen we
jraten”.
De toegang tot de kamer, waar hij al
zovele gesprekken voerde, wordt gebarri
cadeerd door drie geschilderde stoelen,
levensgroot. De doeken zijn recentelijk
opgezet en bedoeld voor een nieuwe ten
toonstelling. Het is steeds dezelfde stoel,
toe in de weg staat, echter telkens anders
Weergegeven. Dat typeert het werk van
Kees Verwey: verschillende visies op het
zelfde object. Hij zegt te schilderen vanuit
een menselijke spiegel, voortdurend in de
slag met nieuwe reflecties van hetzelfde
onderwerp. Zo schreef hij in 1961 over de
neemt hij de draad van het verhaal pro
bleemloos weer op. Jawel, het woord de
monen is weliswaar een paar keer geval
len, maar Kees Verwey staat erop, dat dit
niet als een maatgevende aanduiding voor
zijn persoonlijkheid wordt gebruikt. Zijn
werkwijze heeft hem meer dan hem uitein
delijk lief was, in contact gebracht met
occulte zaken. De serie portretten, die hij
van'de ziener-dichter Anthonie Kok maak
te, strekt daarvan tot voorbeeld. Kees Ver-
wey zoekt de essence van de dingen door
middel van de veelheid. Dat is een eigen
schap, die zijn werk de laatste 25 jaar
steeds meer frappeert. Maar met de dich
ter Kok dreigde het uit de hand te lopen.
Hij maakte maar liefst dertig verschillen
de versiers van diens conterfeitsel.
De gedachte aan een wandeling door
aarlem bezorgt hem de kriebels. Zijn
ereld ligt thuis, reizen doet hij liever in
n schilderijen. Om te zien hoeft Kees
horen o\ srwey geen blokje om te lopen. Een van
et ook ne laatste keren dat hij dat deed, voelde hij
hij diepzich geplaagd door diabolische invloeden,
die niet Jij vond dat beangstigende gevoel terug in
dentiteit.et boek Archibald Strohalm van Harry
r en in Hiulisch. Deze schreef over zijn ervaring
derde vat iemand achterstevoren met hem opliep
/an opoijdens een wandeling door het park. Bij
i risico, n bosschage had een van hen gewezen
i een gat in de grond, waar het krioelde
n pissebedden en ander ongedierte.
)oe maar gauw dicht. Dat zijn de demo-
os en wi [n„, wor(jj. jn het hoek gezegd. Verwey
mg is da Q^e van Muliseh Weten, waar die plek
Ifer! 'h bevond. Op een keer werd hij door de
JJ hrijver meegetroond naar een Haarlem-
tuin, waarin een koepeltje stond. Juist
u de nieuwsgierige Verwey met de krioe-
e s ec nde „demonen” worden geconfronteerd
ee hij koos het hazepad. Zo snel mogelijk
it op te bil
ur van zit
e agologe
eenvoud!
'as dan ku
n optrede
vele ne
geestelijl
i gegapt. I
Zij hebbt
ar bovenn Het is de ruimte in zijn huis, die het
kt en is I toeim van nooit vervlogen tijden be-
jsch truci »»rt. Achter de facade van een zeven-
ende-eeuws pand van Hendrick de Key-
meditee r |ejdt geschiedenis een eigen leven.
wereH“
USMO OS>AA» JIVVd V VI W <5 J AAI1 UV1
d®n Wa in de tijd in deze woning aan het Spaar-
Cox ad Daar sjaat het hart in het ritme van
de sei ieu n onvergankelijke Hollandse molen. En
ig overat ar spee|t het verhaal van de schilder en
de gesen
van Kees Verwey en Haarlem,
ijke spint
ze wijze I ,n, het chaotische nest van zijn leer-
di^ dThe eester stepte Kees Verwey een lading
nderen. 1
Westen,
n ons 0,1 lar huis, het tijdloze bastion van zijn
f15 ertoelijkheid. Was hij niet genoeg onder-
idompeld in een demonische wereld tij-
e«dit rwill ins zDn leerschool hij de grote Haarlem-
kan lere
lilnisbelt van Boot figuurlijk af in zijn
lie van b
Kees Verwey is met zijn 78 jaar een van de legendarische schilders van Nederland. Zijn
woning aan het Spaarne beleeft hij als een domein waarin hij duelleert met de vergankelijk
heid. Hij werd in 1900 in Amsterdam geboren, maar rekent zich zonder expliciete
uitspraken over het stadse leven te doen tot het legioen van Haarlemmers. Van
1
Wat is er nog over van de bekoring
van Haarlem? Wat maakt deze stad
tog tot een bakermat van bekende
artiesten schrijvers en schilders?
«fa. i