Afdrukjes in je hoofd TWEE DUBBELTJES PER NEDERLANDER ER ROB VAN HOUTEN, IDEËENMAN VAN FUNHOUSE I door Max Smith UREA :RK Risicofactor Staatstheater Louis van Dijk Kniertje Ledenverlies Jede teutiliteit ZVteX. je te oordeling erv^n hqc^en j voor^esteH..,, 4 >2 HET EFFECT VAN VAN DAMS CARTOONS: cjje beoordeling 1 dit lijkt nergens o/3 met zóSot ^.(1 r3f>port te kornet r.'!.' SöO’tó'r **v«hé* je altijd moeilijkheden i: BV, 1^—Vet a/s in After Eight zal Daisy Dynamite nnU in Fat Paania riin fa 7ian In After shaald t □niste/n i strekt t e aan c arlem. wil oo r- de ,Als je in de lachhoek zit, krijg KEES TOPS (Arend van Dam: Ik zie, ik zie, wat jij ook wel ziet. Uitg. J. H. Kok. Prijs 12,90) iministr. loudelijl alaris, agel- sine con een pn minimal t de pre n op aar ie-afspr; uden. nene Wo irne” i o- en. □etere heeft ere tjes. □dig, voor ele Helder. in foon wk in Fat People zijn te zien. In After Eight deed „Zij" bijgaande act. geschuwd en hoewel we in acht jaar tijd met die subsidie toch een stuk stevig theater hebben neergezet, dat dat opeens pats boem zou wegval len”. Het streven was, om in het speelseizoen ’78-'79 meer financiële armslag te geven voor een groter aantal mime-projecten en voor het invoeren van een nog steeds ontbrekende pensioenvoorziening. Vanwege de bezuinigingsmaatregel dreigt daar de klad in te komen. De commissie mime-kunst van de Raad voor de Kunst, het advieslichaam van de minister van CRM, heeft voorgesteld deze plannen naar volgend jaar te verschuiven. had toen nog geen subsidie. Ik haal de Louis van Dijk als gast in mijn programma om het wat op te vrolij ken”. „Daarna trad ik uit armoede op als gast bij Seth Gaaikema, en dat scheelde toch weer wel. Hij is een bekende, en zo bereik je weer een groter publiek. In „Heerlijk duurt De mime-kunst is het komend seizoen 2,7 miljoen toebedeeld. Dat is 1,37 miljoen minder dan nodig is om het faseringsplan verder uit te voeren. Het is veel geld, maar in feite betekent het dat elke Nederlander slechts twee dubbeltjes bijdraagt voor deze vorm van kunstbe oefening. De grote klappen vallen bij de gezelschappen die een subsidie krijgen voor één project. Daartoe hoort Waste of Time. Van de groepéh die een vaste voorstellingssub- sidie ontvangen, dreigt Funhouse het ernstigst te wor den gedupeerd. Het aantal medewerkers is bij Funhouse noodzakelij kerwijze steeds verder gedaald. Werd er enkele jaren geleden nog met 14 medespelenden opgetreden, halver wege de reeks voorstellingen van „After Eight”, verle den seizoen, werd het aantal teruggebracht op tien. Voor het nieuwe programma, met als voorlopige titel „Funhouse Fat People Show”, zijn tot op heden zes mensen aangetrokken. De verdere uitbouw van de plannen is afhankelijk van de benodigde 200.000 gulden die Funhouse moet heb ben om de ideeën voor de komende show optimaal te kunnen verwezenlijken. Er is door CRM nog geen definitieve beslissing genomen. Inmiddels zijn de voor bereidingen voor de „Fat People Show” al min of meer getroffen. Ook wordt er in de eigen werkruimte aan de Marnix- straat in Amsterdam ijverig gerepeteerd voor de voor stelling van „Funhouse After AH”, die hoogtepunten uit vorige shows en een stuk of wat nieuwe acts omvat. „After AU” is tot 29 juli van woensdag tot en met zaterdag in de Amsterdamse Brakke Grond te zien. Over deze subsidieperikelen, rond „After AH” en het kersverse programma „Fat People Show”, gaat het gesprek dat met Rob van Houten, sinds Waldolala beter bekend als Boy Bensdorp, en de nieuwe zakelijke leider Gerrit Wijnhoud, afgestudeerd socioloog. Naar de mening van de afdeling mime van de Raad voor de Kunst is Funhouse artistiek achteruitgegaan, terwijl bovendien de groep te veel de kant van de revue is opgegaan. Ook wordt er een gemis gevoeld aan continuïteit in het artistieke beleid. Buiten kijf is de grote populariteit van Funhouse en de vele voorstellingen die het gezelschap overal in den lande geeft. Rob van Houten met Mimi Kok in de Waldolala-show )urg N H 58 45 ;ao vc ngen; op e< „De ene produktie is beter dan de andere, dat is bij ieder gezelschap. Er is immers altijd een risicofactor. Als ze nou zouden zeggen: ze draai en zo slecht; wat ze brengen is vod den. Dit vind ik toch een vorm van willekeur. Ik heb het idee dat ze bij het ministerie meer voor de duide lijk alternatieve gezelschappen kie zen, dan voor het meer publieksge richte. Ik vind dat je in de mimesec- tor beide genres dient te steunen”. Zakelijk leider Gerrit Wijnhoudt: „Het probleem is, dat we voor het volgende seizoen graag een aantal mensen in dienst willen nemen, maar dat we hun geen zekerheid kunnen bieden van: komen jullie maar, jullie kunnen dat en dat ver dienen, we gaan vast repeteren. Dat is eigenlijk de grootste moeilijkheid die we nu hebben”. Op het verwijt van de Raad voor de Kunst, dat er bij Funhouse geen continuïteit is van het artistieke be leid, reageert Rob van Houten als volgt: „Ik heb al die jaren in dit genre theater bedreven. En ik blijf altijd zeggen: de ene keer lukt het beter dan de andere keer. Ik breng een show en de volgende show pro beer ik heel anders te maken. Dan krijg je ogenschijnlijk ook een an der artistiek beleid. Vooral als je met andere mensen werkt om iets nieuws te krijgen. Ik heb wel eens een show gebracht en de show was dan precies volgens het zogenaamde artistieke beleid, dan krijg je weer het verwijt: ja, het is precies dezelf de show als de vorige”. „Ik ben een figuur die niet graag al die ambtelijke formulieren invult. Ze hebben me nu ook gevraagd: wat zijn je nieuwe plannen? Ik heb toen gezegd: Ik ga met die en die, onder andere ook met Feike Boschma, sa menwerken en dan zie ik vanzelf wel wat er uitkomt. Op een gegeven mo ment heb je in de loop der jaren een gerichte creatieve potentie. Ik ben ook iemand die heel sterk naar het toeval werkt. Morgen heb je een heel ander idee dan gisteren. Maar je werkt toch naar een bepaald niveau, een bepaalde norm en die wil je bereiken. Ze willen dat allemaal vooraf weten”. „Als je een stapje verder gaat, dan kom je bij het staatstheater, waarin uiteindelijk de overheid bepaalt hoeveel mime erin zit. Wat je wel mag. Ik ben bijvoorbeeld met Daisy Dynamite gaan werken. Dan krijg je te horen ja, Daisy Dynamite is een nachtclubartiest. Maar bij „Funhou se After Eight” is hij mimespeler, al brengt hij ook nog een vleugje van zijn nachtclubervaring mee. Hij staat daar volwaardig te mimen”. „Ik vind het zo’n rare zaak iri Nederland. Kijk, je hebt zelf After Eight gezien, het heeft niets met André van Duyn te maken. Overi gens vind ik hem een grandioos vak man. Ik moet vreselijk om hem la chen. Ik heb niets tegen die man. Maar als je in de lachhoek zit in Nederland, dan krijg je altijd moei lijkheden, zoals wij die nu ondervin den. Je wordt dan opeens minder serieus genomen, als je met humor komt”. „Dat had ik van het begin af al. Ik kwam toen uit dienst. Ik had een meisje, dat was op een mimecursus, Ik dus ook. Toen ben ik bij het Jeugdtheater gaan werken. Bij Frits Vogel, die heeft me les gegeven. Daarna ben ik als mimesolist begon nen. Ik heb aan internationale festi vals meegedaan. Maar ja, steeds die lege zaal, die lege zaal en ik wilde meer dan enkel mime, maar ik zat zwaar en zwaar in de scliuktan. Ik „De andere keer werk ik met Dai sy Dynamite. Dan zeg ik: het zou te gek zijn, als zo'n nachtclubartiest zo’n aardappeleter van Vincent van Gogh speelt, of Kniertje uit Op Hoop van Zegen. Uiteindelijk ben ik een visuele denker. Ik zie een beeld, en genees nd, is eer tedrijfsge iet behul) ysteem compi B.M.-con „Alleen, het gekke met Funhouse is: het is moeilijker te pakken op het scherm, omdat er bij ons wel eens. grove dingen in voorkomen. We' hebben soms een soort humor, waar de tv-bazen voor huiveren. Wat da£ betreft zorgt de VPRO wel goed\. voor ons. Het zijn vaak de leukste nummers die een beetje over de schreef gaan, maar die de omroepen niet aandurven uit angst voor leden verlies. Wat dat aangaat heeft het mij altijd zeer gestoken. Ik heb een keer een studiebeurs naar Amerika gehad. Ik heb bepaalde nummers, die daar zo zouden kunnen. Dan denk ik: waarom kun je zoiets nou niet in Nederland doen?” „Ons nieuw programma heeft als werktitel „Fat People Show”. Een nachtclub was eigenlijk het uit gangspunt. Het nadeel van zo’n nachtclubidee is, dat het enkel de buitenkant raakt. En ik heb zelf be hoefte om net als in vroegere pro gramma's ook weer eens een me ning te geven, om me af te zetten tegen diverse misstanden”. „Fat People” gaat over het over matige als je dit vertelt, klinkt het allemaal vreselijk serieus maar we willen juist de humor, de sick jokes ervan, naar voren halen. Drankgebruik, het eten, hart- en vaatziektes. Als je vroeger bij de dokter kwam, dan had je last van een splinter of zo. Kijk maar naar de oude sketches van Snip en Snap. Dan ging het over een gebroken been. Als je nu bij de dokter komt, dan zie je de mensen al kijken, van: zou hij ook iets hebben”. „We prikken wel vooroordelen door, maar die liggen niet in het politieke vlak. Angst voor ziektes is ook een programma-onderdeel. De ze vrees is onderhand een cultuur patroon geworden. In de STER- reclame zie je dat heel duidelijk: je kunt beter die boter eten, want die is goed voor je”. „Ervaringen van een vakantie op Sicilië van tien dagen zijn ook als sketches gebruikt. Daar is het ver schrikkelijk armoedig overigens, behalve dat plaatsje waar mijn hotel stond, een soort Valkenburg. Dan ontmoet je ook Hollanders, en daar praat je mee. Je krijgt uitspraken van: ja, het hotel is hier veel minder dan in Tanzania, het eten in Angola is ook bar. Vorige keer was het veel lekkerder, terwijl de mensen om de hoek daar dood vallen van de hon ger. Bijna niemand is zich bewust van de situaties in het land waar men prinsheerlijk vakantie houdt’1. „In principe werken we met de zelfde cast als bij „After Eight”, maar dan zonder Daisy Dynamite. Die was in de vorige show bedoeld als een soort van gimmick, en die valt nu dus af. In het najaar gaan we met deze show eerst een half jaar op. reis in de provincie, om dan na ver loop van tijd met een première iö. Amsterdam te komen”. „Wat die subsidiekwestie betreft, we gokken er maar op dat het niet zo’n vaart zal lopen. De voorstelling komt er in ieder geval”. „«««onW" Rob van Houten, de grote ideeënman van Funhouse, na Waldolala beter bekend als Boy Bensdorp, maakt geen vrolijke tijden door. „Er is een advies van de Raad voor de Kunst aan de minister om op onze subsidie ernstig te besnoeien. Daar hebben wij aanvankelijk tegen geprotesteerd. Omdat wij vanuit die mime-afdeling het enige best draaiende gezelschap zijn in dit genre. En omdat wij hebben geprotes teerd, heb ik het gevoel gekregen dat de minister dat advies naast zich heeft neergelegd. Volgens mij hoor, want je weet nooit hoe dat exact in elkaar zit. Ook doordat andere gezelschappen zich solidair met ons hebben verklaard, is het nog niet 100 procent zeker dat wij uit die subsidieboot vallen”. „Als we wel uit de boot zouden vallen, zouden we een sterke perso neelsinkrimping moeten invoeren, moeten we de zaak per voorstelling bekijken. Het programma zal een solistisch karakter krijgen. Het nieuwe programma? Ja, hoe moetje dat nu opzetten? Je kunt dat weer op de van ons bekende spektakelma- nier opzetten, maar ja, als je daar geen zekerheid over hebt, dan wordt het werk er wel door gestagneerd. Ik zal niet zeggen de ideeënstroom, want ideeën kosten niets. Ik vind het wel een beetje een rare situatie. Hoe wel we het werk toch nooit hebben het langst” van Annie M. G. Schmidt, in die musical, heb ik een rolletje vervuld. Toen heb ik mensen leren kennen. Leen Jongewaard bij voorbeeld, die heeft veel program ma’s van mij gecoached”. „Sindsdien heb ik, om het mooi te zeggen, altijd gezocht naar een inte gratie van mime met andere kunst vormen. Dan kom je weer bij dat artistieke beleid van Rob van Hou ten, dat als wisselvallig wordt onder schreven. De ene keer werk ik bij voorbeeld met Cor Beurskens, alias dr. Lindt. Dan denk ik vanuit die man. Ik houd dus vooraf rekening met die mensen. Ik ga niet een stuk bedenken, en dan moet die en die dat rolletje spelen”. De Vereniging van Gezelschappen op Mimegebied (VGM), die in Amsterdam is gevestigd, heeft op 13 juni haar 10-jarig bestaan gevierd. Er was volop reden om te feesten. De belangstelling voor mime is groter dan ooit. Maar de voorgenomen inkrimping van de subsidie gaf een dusdanige domper, dat er op die dag tevens een protestmanifestatie werd gehouden op een aantal dek schuiten in de Amsterdamse Blauwburgwal. Bij de VGM zijn aangesloten: Funhouse, Bewth, Pan tomimetheater Rob van Reijn, Mimetheater Will Spoor, Carroussel en de Stichting Cabamime. De subsidieregeling voor de mime dateert in grote lijnen nog uit 1970, ten tijde van Marga Klompé's ministerschap bij CRM. Er is een rijksbijdrage vrijge maakt voor hooguit vijf gezelschappen of maximaal vijftig mimespelers. Bij de erkende mime-opleiding aan de Amsterdamse Theaterschool studeren jaarlijks gemiddeld vijf tot zes spelers af. De limiet van 50 mimespelers komt hierdoor danig in de knel te zitten. Project- of ad-hoc-produkties dienen de hierdoor ontstane problemen enigszins te ondervangen. Anders dan bij de toneelgezelschappen en orkesten, wordt er geen financiële steun gegeven In de exploita tiekosten. Er is een voorstellingssubsidie van ongeveer 1000 gulden per opvoering. Vijftig procent van de salarissen komt voor rekening van het rijk. Het resteren de moet worden gehaald uit de opbrengst van de voorstelling. Ongeveer anderhalf jaar geleden is deze regeling verbeterd. Dit in het kader van een faseringsplan, waarin binnen een tijdsbestek van vier jaar de lonen voor 100 procent uit de subsidiepot zouden komen. Momenteel bedraagt de steun van de overheid 70 procent, waardoor de salarissen tot boven het minimumloon zijn gegaran deerd. Een van de belangrijkste karaktertrekken van de goede cartoon is, dat hij in een paar lijnen en vaak zonder tekst een ingewikkelde situatie heel duidelijk kan maken. (Het spreekt vanzelf dat ik het niet heb over de cartoon van het type „Man duikt van hoge spring plank in zwembad zonder water”, hoewel de dikke Van Dale kenne lijk juist daarop doelt in zijn omschrijving „getekende mop, grappig plaatje”). De goede cartoonist zet iets wat je in politiek of maat schappelijk opzicht vaag vermoedde, of eigenlijk al wist, zó voor je op papier, dat het ineens waar is, dat je er niet meer omheen kunt. Vandaar misschien, dat Arend van Dam de titel „Ik zie, ik zie, wat jij ook wel ziet” koos voor de eerste bundel van zijn satirische tekeningen, die uitgeverij Kok voor hem op de markt heeft gebracht. In een intervieuw met onze krant omschreef hij zelf zijn cartoons al samenvattend, „je kunt er veel woorden in samenballen”, maar, zo zei hij relativerend, „je moet de functie ervan niet overschatten”. Hoofdredacteur Bert van Duijn van Hervormd Nederland, het weekblad dat veel van Van Dams werk heeft geplaatst, is dat in het voorwoord van het boekje niet met hem eens. Schrijvend over de gevaarlijke kant van politieke cartoons, haalt hij het voorbeeld aan van soortgelijke prenten uit de nazi-tijd. „Ik heb heel wat antise mitische lectuur gelezen. Het is allemaal zulke grote onzin, dat het als water van je af glijdt. Maar van die cartoons merk je tot je schrik, dat er toch iets van blijft haken. Er wordt een verderfelijk afdrukje in je hoofd gevormd, een beeldje dat je verwerpt, maar dat zich moeilijk laat verjagen.” Je moet de functie, of vooral het effect van cartoons dus ook beslist niet önderschatten. Daar komt voor de uitgave in boekvorm nog een een overweging bij. Ik heb de afgelopen jaren veel van Van Dams werk gezien, hoofdzakelijk in Hervormd Nederland en het maand blad Plan. Daar worden zijn cartoons meestal als illustratie bij artikelen gebruikt. Nu de tekeningen van de tekst zijn gescheiden, blijken ze vele malen sterker te werken, wat ze nog beter tot hun recht doet komen. Arend van Dam zal met zijn werk dus zeker „een afdrukje” in uw hoofd achterlaten, al is het geen verderfelijk exemplaar. De 33-jarige Landsmeerder komt namelijk niet op voor iets als rassenhaat, noch voor onfrisse zaken als machtsmisbruik, geweld, onderdrukking, egoïsme, geldzucht of milieuvemietiging. Hij kiest voor het gezonde verstand, medemenselijkheid en gerechtigheid. En zet dat keihard op papier. Psycholoog Van Dam (hij is als wetenschappelijk medewerker part-time werkzaam op de VU te Amsterdam) ziet kans om in een paar lijnen en woorden het wezen van een hiërarchische maatschap pelijke structuur bloot te leggen. Evenzo weet hij, wat je pathetisch het menselijk lijden zou kunnen noemen, haarscherp in beeld te brengen. Hij kleunt in één keer raak en dat komt hard aan. Ik zal geen omschreven voorbeelden van zijn cartoons geven. U treft ze bij dit verhaal getekend aan. Want de woorden die ik voor de omschrij ving van zo’n cartoon zou gebruiken, heeft hij nu juist in die cartoon samengevat. dan zie ik zo’n Cor en dan denk ik, die zou daar en daar bij passen. Je haalt hun persoonlijkheid naar vo ren. Als iemand niet goed kan dan sen, ben ik niet het type om te zeg gen: nu moet je dansles nemen. Dan ga ik een act bedenken, waarin dat slechte dansen er extra goed uit komt”. „Wat ik ervan weet, heeft die tv- serie Waldolala ontzaglijk veel goeds gedaan. Ik hoor alleen maar leuke reacties. Ons publiek ligt ook een beetje in die hoek. Maar echt er achter komen, doe je niet”. Gerrit Wijnhoudt: „Televisie is heel erg belangrijk om je naam be kend te maken. Een goede recensie in de krant is heel leuk, maar het is te weinig. Door die VPRO-serie kent toch nagenoeg iedereen Boy Bens dorp, beter nog dan de naam Rob van Houten”. Rob van Houten: „Sommigen von den het inderdaad een smerig pro gramma. Ik heb duidelijk zo’n vieze jongen neergezet, die van die niet mis te verstane gebaren heeft ge- Z maakt. De meeste mensen accepte-— ren dit wel. Als je bijvoorbeeld ziét* wat zo’n Hugo Metsers in de film Blue Movie in de lift heeft staan uitspoken, en die speelt daarna togh. maar een hele nette rol als Jan Wan delaar of zoiets. Hij heeft zelfs een” toneelproduktie, die steeds weer he lemaal was uitverkocht. Het is toch het fenomeen van bekend-zijn”. „Ik heb vroeger de meest magi strale pers gehad. Dan gingen we de provincie in en dan kreeg je totaal het verkeerde publiek, of de zaal was half vol. De laatste tijd is het gelukkig allemaal stukken beter. Te levisie is iets dat erbij hoort. Zonder televisie red je het amper. Kijk naar Ivo de Wijs, die komt op televisie en het verkoopt. En Neerlands Hoop, die toen voor de VARA een reeks van voorstellingen heeft gegeven. Op een gegeven moment loopt hun theatershow ook veel be ter” „Ik wil niet alleen maar komiek zijn. Ik wil iets doen, waar je de mensen op de een of andere manier mee activeert. Niet alleen opper vlakkig amusement brengen. Het moet bij ons om iets gaan. Vroeger noemden ze alles mime en ik had die ellende. Ik kreeg een fantastische pers, maar er kwam nooit een hond op. Toen dacht ik heel wijs: met die mime moet ik even niet veel te ma ken hebben. Ik moet eerst andere dingen leren. Ik dacht: ik moet eerst die zaal vol krijgen en dan mime gaan spelen”. „Nu praten ze heel anders over mime. Want nu doe ik wel eens oude mime in mijn shows. En dan zeggen ze: hé, hij kan fantastisch mimespe- len. Nu heb je het publiek ervoor. Nu zeg ik en wat dat betreft ben ik wel commercieel, kun je die mime wel aan het publiek kwijt. Vroeger speelde je dan voor twee mensen, en die zeiden nog: ja, die Marcel Mar ceau deed het toch beter”. „Wij hebben een basis gelegd van het mime naar het publiek toe. En daar plukken de, laten we het maar zo zeggen, serieuze mimespelers toch ook de vruchten van. En dan wordt er tegen ons gezegd: jullie hebben je werk gedaan, bekijk het maar. We zijn als groep, gelukkig ben ik er helemaal overheen, heel erg gefrustreerd, dat wij niet erkend en herkend zijn, terwijl wij toch trendmakers zijn geweest”. „De meeste behoefte heb ik om situaties te verdraaien, gekke ge beurtenissen neer te zetten. Ik ambi eer gewoon het clownachtige werk. Ik zou nooit een absoluut mimepro- gramma willen maken. Dat vind ik te eenzijdig. Ik kan meer dan alleen maar mimespelen”. KW; - lij 9'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 23