Brief aan een moeder van zoon met zwarte huid I EEN MOOIE VRIEND s pil BESCHEIDEN AANDACHT TERECHT NA RÜBENS-FESTIJN DUI Tentoonstelling in Antwerpen laat geen werkelijke climax in werk zien door Cees Straus d( TEKENINGEN EN GRAFIEK DUIDELIJK HOOGTEPUNT Chac Geen gouden show Spreekwoorden 1 4^ boOi! DEBUUT VAN KEN MANGROELAL Raymond ten Berge I gebouwd. Vrijwel elk museum had wel een werk in huis dat naar Rubens verwees en in het ongelukkigste geval dat dat niet zo was, dan stak men toch maar de vlag uit in de hoop een cultureel graantje mee te pikken. Zo ook de midden stand die op het verlichte idee kwam om eten en drinken naar de grote meester te vernoemen zodat men als argeloos toerist plotseling naar een Rubens bierken moest vragen, wilde men een pintje Stella consumeren. Terwijl dezelfde naam werd toegevoegd aan wat in goed Vlaams gewoon een rumsteak heet. Na de roes de kater, na de overdaad de inkeer. Bang voor de kater en al bijvoorbaat rijp voor de inkeer vieren we onze feesten niet uitbundig en krijgt de overdaad hier nauwelijks kans beleden te worden. Zo niet de Vlamingen. Vorig jaar werd het feit herdacht dat Peter Paul Rubens vierhonderd jaar daarvoor het levenslicht aanschouwde en in de daarop volgende jaren een spoor van grootse kunst door Europa trok. Maandenlang kon men te Antwerpen niet aan de indruk ontkomen dat hier een feestje werd Naas rales, ’uig M Btallatie de Am verteld niet ku die eer nij is b logere leloofc lit de de volksschilder Jordaens I ANNEKE VAN LUXEMBURG „Een mooie vriend” door Raymond ten Berge. Uitg. Stabo. Prijs 12,75. k Uit privèbezit komt deze doedelzakspe ler, rond 1640-'45 gemaakt. De afgebeelde man zou Jordaens zelf kunnen zijn, zo is wel eens overwogen, (links boven) manier van werken aan de hand van fo to’s gegeven; in het schitterende Museum Plantin Moretus/Stedelijk Prentenkabinet van Antwerpen zijn tekeningen van en grafiek naar Jordaens te bezichtigen en als hoofschotel toont het Koninklijk Mu seum voor Schone Kunsten ruim veertig schilderijen benevens een wandtapijt. Het is een schotel uit eigen keuken ge worden: tezamen werd gebracht wat te Antwerpen in openbaar bezit was, aange vuld met enkele stukken van musea daar buiten en particuliere uitleningen. Verwacht dus niet een compleet, inte graal overzicht van het oeuvre van Jor daens’ kunst, want daarvoor had men ook de Hermitage in Leningrad, het Louvre in Parijs, het Prado in Madrid, de National Gallery in Londen en nog een handvol andere musea moeten aanschrijven. En daar het budget niet veel meer voorstelde dan het statiegeld van de flessen die na het feest achterbleven, ging dat gewoon niet door. Men kan niet blijven feesten, ook musea moeten weer tot de orde van de dag overgaan. Bovendien, zo zal men heb ben gedacht, het modern toerisme brengt Even Auto ai copen rengei riendj lier ga onen i ijn vo lachts lom 12 i :end m )ude r niddell andere Majo gehuld, dreigen Bvind n; zodat i rerschi die die onderg, ien, d andsct verktei iand”-s nend, i de zon i twam. De dl "1 ie autc ie 144E en pac lat je e racht loede ipaans zeer ki k zet i tap ui erven: k weel nel mc oept zi truikg iet scl Ien niet Leg!”. De sole ien dat Ibelangr kouden gewere: dat ik g in mijn Di tain best Agg de e delii mog van orgE ondi tech assii ren. H van del het zelf opd een stag voo baa hee tent mei geïr nen H en spel een Ti ople wet Ma? leuk rust de soil! nan tijd het publiek tot in de uithoeken van de wereld en daarmee ook in de overbekende cultuurpaleizen. Veel aardiger is om wat uit privé-bezit los te peuteren. Tenslotte komt niet iedereen dagelijks over de vloer bij staalfabrikant en oliemagnaat, ban kier en verzekeraar. Het is dus best aardig om een dagje naar de Sinjorenstad af te zakken. Vooral de tekeningen zijn de moeite waard. Als teke naar is Jordaens me trouwens liever dan als schilder. De cliché-achtige opbouw in de doeken is losser geworden in de bla den, de extravertie lijkt meer bedwongen. Toch is Jordaens onmiskenbaar een schil der in zijn tekeningen waar hij met verba zend schilderachtige effecten werkt. Te genstellingen tussen licht en donker zoals de Noord-Europese barok dat van Cara vaggio had afgekeken, de ruime plooival van een kleed, het effect van het zonlicht, het wordt allemaal als op een schilderij opgetekend. Let wel opgetekend, want Jordaens is er de man niet naar om zich in het detail te verliezen. Het moet allemaal vlug en schetsmatig gaan, de vrijheid van werken mag door niets gehinderd wor den. Antwerpen, het centrum van dit groot gelag, heeft zijn roes uitgeslapen en ter wijl bijvoorbeeld Parijs nog aan het na vieren ging met een Rubens-tentoonstel- ling in het Louvre, moest het ontwaken te België gepaard gaan met een nieuwe dosis feestvreugde Het onderwerp was snel ge vonden, diende zich eigenlijk al aan ten tijde van de voorbereidingen rond de Ru- bens-tentoonstellingen. Daar, in de onein dig zwarte schaduw van de Prins der Schilders verschool zich Jacob Jordaens, met Anthonie van Dijck zijn meest promi nente navolger, maar nooit verder geko men dan juist een stapje achter de mees ter. Keurig in zijn voetspoor, om de schijn van het grote licht, het aureool dat de meester al van verre zichtbaar maakte, nog net te kunnen reflecteren, maar te weinig talent om zich met hem te kunnen meten. Het feit, dat nu te Antwerpen aan deze schilder recht wordt gedaan middels een heus Jordaens-jaar, waarmee verwe zen wordt naar zijn 300e sterfdag, staat dan ook in zijn juiste perspectief. Eerst de meester, dan de leerling. Zo hoort het en zo is het ook goed. Want laten we wel zijn, zonder Rubens geen Jordaens, al was de laatste officieel geen leerling van hem, maar haalde hij zijn kennis bij Adam van Noort. Nog sterker: zonder Rubens geen grote Vlaam se barok. Want men kan toch waarlijk niet zeggen dat de barok in de Zuidelijke Ne derlanden gedragen werd door een Cor nells de Vos, een Jan Siberechts, een Frans Snijders of een Caspar de Crayer en een David Teniers de Jonge? Beziet men Jordaens in het licht van dit milieu, dan springt hij er inderdaad uit, hoogstens beconcurreerd door Van Dijck of door Adriaen Brouwer zo men wil, die zijn studie boven de rivieren volgde en diepgaand door Frans Hals gevormd werd. Maar beziet men Jordaens in het licht van Rubens dan doet zich alras de verhou ding voor van prins tot page, waarbij de laatste blij mag. zijn dat zijn meester in vele gevallen in staat is zelf zijn strijdkle- ding aan te gorden zonder hulp van bui tenaf. En dat niet alleen in figuurlijke zin: tegenover de als diplomaat in Spaanse betrekking rondreizende Rubens staat een Jordaens die nauwelijks uit Antwer pen kwam. Waarschijnlijk zal hem de rol om dienstbaar te zijn aan de Spaanse koning toch al niet goed hebben gelegen, want waar Rubens een katholieke oriënta tie innam, was Jordaens de calvinist. is zijn land.”„Wat het kolonialisme ons king doorgaan. Is de stijl in de directe confrontatie met de moeder heel plechtig, alsof de pijnlijke relatie bezworen moet worden, veel directer en levendiger worden de herinneringen vrijgegeven, maar ook dan blijven de zinnen kort en noterend, waardoor alle ervaringen heel dichtbij komen: de zelfmoordpoging van de klei ne jongen; de grootvader, een neger, die Wassing en zalving van het lichaam van Christus. Het centrale gedeelte van dit doek moet circa 1620- '23 zijn gereedgeko men. Later zijn er aan vier zijden repen aan toegevoegd, waarschijnlijk in of rond 650. Eigendom van het Openbaar cen trum voor maatschappelijk welzijn te Antwerpen, (rechts) Lange tijd maakt Jordaens alleen com- positieschetsen voor zijn schilderijen. Hij kiest sprekende voorbeelden uit het volk, schelmse of weerbarstige types die zijn genrevoorstellingen zullen bevolken. Het Vlaamse volk presenteert zich in al zijn vrolijkheid, zijn vetheid en vadsigheid. Zijn de naakten bij Rubens in al hun wellust nog appetijtelijk vanwege de juis te verhouding, bij Jordaens is de vrouw zeldzaam slecht geconserveerd. De nette vleesfabriek van Rubens is bij Jordaens verworden tot een worstemakerij bij de kiloslager. Ongenadig buit hij elk vetrim- peltje uit en laat het uitgroeien alsof men zo dadelijk voor een worstelpartij moet aantreden. En met de mannen is het al niet anders. Jezus komt niet van het kruis als een dode waar alle kracht aan is ontvloden, maar als een ijzersterke beer die bijna op eigen .kracht het graf kan ingaan. Niet zelden is er bijna sprake van een karikaturale voor stelling van zaken. Maar we moeten dan wel begrijpen dat we met ogen van de 20e eeuw naar dit werk kijken, in een tijd waarin oneindig veel meer nuances be staan dan in de 17e eeuw met zijn scherp liggende verhoudingen. Wie nu zoals Jor daens deed een tekening maakt van een geit die door een lustig melkende nimf wordt geholpen, zou zich geconfronteerd zien met snaakse vragen naar de bedoe ling van deze beeldrijm. Naarmate Jacob Jordaens ouder werd, heeft het etaleren van het technische kun nen, het pronken met het verworven vak manschap de overhand gekregen boven het artistieke kunstenaarschap. Het atelier aan de Reijndersstraat werd een goed renderende zaak, waar menig schilderij op bestelling werd gemaakt, maar waar het meer een winkel dan een broedplaats van inventieve ideeën was. Een enkele maal flakkert de vlam nog wel eens op zoals bij een opdracht van Amalia van Solms om voor Huis Ten Bosch bij Den Haag de Triomftocht van Frederik Hendrik te schilderen. Ruim tien jaar la ter volgt dan De Antwerpse gasthuisnon nen, waarop de onaantastbare, reine zus ters temidden van het hongerende en ster vende volk worden getoond. De tegenstel ling tussen deze personages is zo beel dend, zo plastisch neergezet dat het de meeste werken uit zijn nabije omgeving volledig wegdrukt. Antwerpen heeft Jordaens willen eren zoals men een lichte lunch placht te ne men na de night before: het geld was op, de medewerkers vermoeid, de mogelijk heden beperkt. Toch, om de slaperige en waterige oogjes niet al te duidelijk te laten zien, om de kater redelijk te maskeren, is er in alle bescheidenheid best een aardig aanbod tot stand gekomen. Geen gouden show met veel geklater, maar een sober programma dat in zijn soort voldoet. Het gaat om drie tentoonstellingen: in het Jordaenshuis in de Reyndersstraat 6 wordt een didactisch overzicht van zijn Verschillende genres die door Jordaens worden uitgediept krijgen in het museum brede aandacht. Jordaens heeft bijvoor beeld vaak spreekwoorden en gezegden uitgebeeld, waarvoor uiteraard het volk en niet de hoogste kringen als voorbeeld werden uitgekozen. Ook de religieuze en mythologische Jordaens komt hier naar voren in thema’s als de slaap van Venus, Neptunus en Amfitrite, Mercurius en Ar gus en de Sater bij een boerenfamilie. Vooral bij deze veel gehanteerde onder werpen valt het te betreuren dat van het zelfde thema niet verschillende werken, ook uit het buitenland, konden worden geëxposeerd. Je blijft nu met de vraag zitten tot welke hoogte Jordaens op het toppunt van zijn artistieke kunnen heeft gereikt, te meer daar er zich in dit over zicht geen werkelijk aanwijsbare climax bevindt. (De didactische tentoonstelling in het Jordaenshuis loopt tot 22 oktober, dage lijks van 10-17 uur. In het museum Plan- tin-Moretus kan men tot 17 september terecht, elke dag van 10-17 uur. Het mu seum bevindt zich naast het prentenkabi net op de Vrijdagmarkt, inpandig is een doorgang. Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten bevindt zich enigszins excentrisch van het centrum op de Leo pold de Waelplaats. Daar duurt de ten toonstelling tot 24 september, van dins dag tot en met zondag van 10-17 uur. De musea zijn gratis toegankelijk). Wie een avondje gezellig verhalen wil lezen, die daarna weer vergeten mogen worden, die kan in goed vertrouwen de bundel „Een mooie vriend” kopen, het debuut van Raymond ten Berge. Alle ingrediënten voor ongestoord leesplezier zijn aanwezig: een vleugje melancholie, wat erotiek, wat zelfsoot en elegante formule ring; een aantal aardige anekdotes in Avenue-selling kompleet met aantrekkelijke, mooie, aardige jongemannen, die heel enigszins het slachtoffer worden van de geschetste situaties. Uiterst plezierig allemaal en in een avond uit. Een geschikt cadeautje ook. Het eerste verhaal stond al eerder in De Gids, de overige vier waren al eens te lezen in .inderdaad, de Avenue. Als voorproefje de openingszin van het eerste verhaal: „Met de kleine magere man, die mij de vorige avond of beter gezegd te middernacht in aangeschoten toestand had uitgenodigd in zijn kamer te komen slapen liep ik *s morgens terug naar het nooit verlaten stationsplein dat wij haast woordeloos tegen negenen bereikten”. De belevenissen van een dergelijk hoofdper soon zijn voor u misschien nu al intrigerend. Dan gauw dat bundeltje kopen. De uitgever doet wel al te veel duit in het zakje als er op de flap staat: „Aanvaarding van het in deze bundel verzamelde werk door genoemde (t.w. Harry Mulisch, Hugo Claus, Rudolf Geel) bekende letterkundigen betekent uiteraard een waarborg voor kwaliteit, ofwel leesgenot op niveau”. Een dergelijke neerbuigende aanbeveling over de letterkundige hoofden heen lijkt mij voor Raymond ten Berge overbodig en onnodig. Een thema dat Jordaens verscheidene keren ter hand nam: de marteling van de Heilige Apollonia. Dit schilderij dat ruim vier meter hoog is, is afkomstig uit de Sint Augustinuskerk in Antwerpen, waarvoor het in 1628 werd gemaakt. Jor daens, die in 1593 werd geboren, staat in dit werk nog zeer onder invloed van Ru bens. Lichtval en perspectiefbehandeling zijn trouwens overwegend Italiaans, (rechts boven) Distance Call, het debuut van Ken ken hoe zij hem mismaakt heeft door Mangroelal, is een brief aan een Suri- hem en zijn zwarte huid te haten zoals naams-Antilliaanse moeder van een ze deed. Hij legt uit wat daar de oorzaak zoon in Nederland. Een open brief van van kan zijn, hoe hij de samenhang van 31 pagina’s, een onopgesmukt authen- een en ander ervaart en welke mogelijk- tiek document dat verdient gelezen te heid er is om toch een eigen identiteit te worden door Surinamers, Antillianen vinden en een plaats in de wereld: Al en Nederlanders. leen als zij hem accepteert zoals hij is. „Ik verlang naar u. Ik verlang naar wat De moeder-zoonrelatie uit de brief u doet. U doet pijn. Ik houd van pijn. Ik lijkt representatief voor allerlei per- houd van wat u doet. Ik houd van u. Wat soonlijke relaties, waarin het kolonia- moet ik zonder u beginnen. Wij vormen lisme zijn verminkende invloed heeft een dialectische eenheid. U bent pijn. Ik doen gelden door de mensen te dwingen ben verlangen. Zonder u die mij negeert, tot een negatieve waardering van hun zonder dat proces in mij, zou ik niet de eigen persoon en cultuur. „Ik zit in de noodzaak voelen mij te manifesteren”, tram. Ik voel dat ik niet echt zit in die Het is duidelijk dat het beroep op soli- tram. Ik voel me schuldig. Ik bezet een dariteit niet alleen de moeder geldt. Als plaats van een ander. Die ander is de de Surinamer, de Antiliaan, niet aan- Europese Nederlander. Hij kan aan- vaard wordt, hier in Nederland, zoals hij spraak maken op die plaats. Ik niet. Dit is dan moet het proces van zelfvermin- jts ■y-i'i-n InnrJ ,r lAfrtf hnt 7^z^7z-»/»o-»zi 7-» o/»v»zi rw o rlnn»»nnnnn heeft aangedaan zullen wij niet in stand houden. Het heeft ons van onszelf en van onze omgeving vervreemd.Je moest je zelf haten omdat je inferieur was, niet de moeite waard om je mee te identificeren. De ontwikkeling naar een wij-gevoel, naar solidariteit, heeft het kolonialisme willen tegengaan. Zo heb ik u willen uitsluiten en u mij”. Passages als de hier geciteerde zijn alsmaar aandringt op nederigheid; de moeizaam geformuleerd, sommige stuk- schizofrene schoolwereld, waar alles jes lijken wel overgeschreven, uit psy- verwijst naar een andere cultuur: de chologische en sociologische handboe- sneeuw - de dijk - de winterjas, waar de ken, maar die onhandigheid maakt de eigen ervaringswereld wordt ontkend - poging het probleem duidelijk te stellen de moeder die hem met een leren riem authentieker en daardoor effectief. Met tot bloedens toe slaat. Die ervaringen behulp van herinneringen, overwegin- lijken rijk genoeg om nog eens in een gen en mytische verhalen probeert de roman te worden uitgewerkt, schrijver zijn moeder duidelijk te ma- ANNEKE VAN LUXEMBURG

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 16