Annie Romein-Verschoor verdedigde altijd boeken ,,met een strekking” s POPPEN EN MODE IN NEDERLANDS KOSTUUMMUSEUM door Leens Macaré Overzicht van nieuwe en hernieuwde uitgaven Privé-Domein B Maarten ’t Hart Krol Industrie Heeresma/Langenbach Priegelwerk W Bernief: lift y- Op houtsneden uit de zestiende eeuw spelen jongetjes met stokpaard en speelgoedzwaard, meisjes met pop en poppenwieg. De dichter Hiero nymus van Alphen laat omstreeks 1778 zijn „Klaartje en Keetje" met poppen spelen, maar hun broertjes met de drijftol. Nog een prentje, dit maal uit 1829: jongetje speelt waag halzerig met grote hond, meisje deinst "bangelijk terug met pop in de armen. Eeuwenlang is de pop „het voor meisjes typerende speelgoed” ge weest. Rolbevestigend tot op de dag van vandaag, al heeft dit traditionele beeld in de laatste jaren deuk op deuk gekregen. De rijke historie van dit stuk speel goed ligt uitgestald in een tentoonstel ling die tot begin volgend jaar in Den Haag te zien is. Het Nederlands Kos tuummuseum exposeert in zijn zalen aan de Lange Vijverberg tientallen poppen uit eigen bezit, aangevuld met enkele exemplaren uit het archief van het Koninklijk Huis. Twee eeuwen poppen: speelpoppen en daarnaast de modepoppen die sinds de late middeleeuwen als voorbeeldpoppen voor nieuwe modestromingen fun geerden. Een taak die pas tegen het einde van de achttiende eeuw ver schoof naar de eerste modetijdschrif ten die toen verschenen; vanaf die tijd werd de modepop vaak als speelpop gebruikt. I op W€ kri| St€ zie Or re\ Ve 6, na W< se (w ee alt „Literatuur is een middel van overdracht”. Die conclusie trok Annie Romein-Verschoor toen ze in 1949 een historische lijn probeerde te ontdekken in „boeken met een strekking”. „Het is met de tendens literatuur als met de knoflook en de Limburgse kaas: ze hebben een slechte reputatie en een goede afzet”. Met die genoeglijke zin begint haar uitgebreide essay: De vruchtbare muze. Tendens en engage ment in de literatuur. Bij verschijning trok het boekje weinig aandacht; de Socialistische Uitgeverij Nijmegen maakte er pas onlangs de eerste (fotografische) herdruk van. ag? t ■F 1 Eeuwenlang was de pop speelgoed voor meisjes Twee eeuwen poppen in verschillende constructies en materialen: aan het begin van de lijn J. Bernief Dr. Annie Romein-Verschoor Maarten 't Hart s« Ook Gerrit Krol blijft dicht bij 4 raai van de burgerlijke literatuur kritiek, dat het beschrijven van de eigen klasse vanzelfsprekend, nor maal gevonden wordt. De traditio- neel-ethische tendens wordt daar door niet als „tendentieus’ ervaren. maar je wordt er wel door gedwon gen, zelf positie te kiezen. Pablo Neruda, George Oppen, Octa vio Paz, Fernando Pessoa, Francis Ponge, Vasko Popa, Erik Satie, K. Schippers, Marin Sorescu en César Vallejo. Bernlefs belangstelling gaat uit naar de verhouding dichter-gedicht- maatschappij; niet erg terecht lijkt hij zichzelf de enige te vinden die geiïnteresseerd is in maatschappe lijk engagement. Afgezien van die lichte zelfingenomenheid is het ze ker een pluspunt, dat hij probeert de gedichten te „plaatsen” in de samen leving waarin ze ontstonden, ze vor men er immers (zie Annie Romein) op z’n minst de neerslag van. kunststof, met „beschilderde nagels en pruik van ingeplant blond haar (synthe tisch)”. Die, gelukkig, niet langer het laat ste woord heeft in de poppenfabricage. Er lijkt weer een type poppen zonder valse „glamour” op te komen waarin kinderen, zowel jongens als meisjes, zich zelf kunnen herkennen. Als voorbeelden daarvan hebben de samenstellers van de expositie een eigentijds geklede jongens- pop van de Zwitserse ontwerpster Sasha Morgenthaler gekozen, en het bij jong en oud populair Holly Hobbie popje, gen- spireerd op tekeningen en ontwerpen voor kinderkleding van de in 1901 overle den tekenares Kate Greenaway. Zijn voortreffelijke verhandelin gen over het meest superieure dier op aarde, de huiskat (Felis domesti- ca), zijn destijds verzameld in het boekje De aaibaarheidsfactor. Het was jarenlang uitverkocht; uitgeve rij De Harmonie heeft het nu weer herdrukt. Kousbroek schreef er een nieuwe, welhaast poëtische, inlei ding bij, en breidde het uit met een nieuwe afdeling: Die Wacht am Ijs kast, met o.a. een schema voor de zelfbouwkat (benodigheden: 1 ont bijtkoek of theemuts, 1 meter ge streept velours, 1 ritssluiting, 1 bos je snorharen en 1 miauwdoos merk Mei Lan-fang). Het boekje is voor zien van aaibaar omslag. van schrijvers (onder wie Paul Léautaud, Virginia Woolf, F. Scott Fitzgerald, George Orwell en I. S. Toergenjew). Poppen uit het begin van deze eeuw met draaibare hoofden van beschilderd biscuit, gekleed volgens een kindermode die vele jaren stand hield: het matrozenpak. Bij de meeste critici is het ander som: het geldt algemeen als moeilij- ker je bewondering uit te drukken, ’t Hart slaagt er wonderwel in, in spirerend en geloofwaardig over li teratuur te schrijven. Wat hem min der goed afgaat is zich een houding te kiezen ten opzichte van de lezer. Schendel, Fontane, Proust, S me- non, Faulkner en Thomas Hardy Maarten ’t Hart schrijft eigenlijk alleen maar goed als hij een auteur bewondert, kritiek van zijn hand is meestal erg vervelend om te lezen. Ban Of I Voor de fabricage van poppen en hun accessoires heeft de negentiende eeuw een stroomversnelling betekend door de mogelijkheden van nieuwe materialen en technieken. Poppen uit die tijd zijn niet langer voornamelijk van hout, maar wor den ook uit papier-maché gemaakt. Hoofden, borststukken, ledematen zijn van was of porselein, voor het maken van de lijfjes wordt opgevulde stof of zeem leer gebruikt. Na 1850 komt de echte „poppenindustrie” op gang, Duitse fabri- de de Li oc di Wi hi m ni or va uu So Li: be tel sei we pu m; va ke ste tv- Di ki; pr hu in be pe in Al va op nu tu Jii „r de M: K< (le te: ve sc ge di le: er ni vl or de g« d; n; m oi te to lii d; T se h< kanten maken (naar Japans voorbeeld) babypoppen met draaibare gewrichten, celluloid is een van de experimentele materialen voor het maken van poppen. Er komen poppen die kunnen bewegen, slapen, lachen, piepen en praten, en steeds „kinderlijker” van uiterlijk wor den, ook in hun kleertjes. In 1911 komen de revolutionaire poppen van de in 1968 overleden ontwerpster Kathe Kruse op de markt: zij begon, geïnspireerd door haar eigen kinderen, poppen te maken van stevig afwasbaar textiel die de kin derlijke fantasie konden prikkelen. Deze hele ontwikkeling is te volgen aan de hand van een der vitrines op de expo sitie in het Kostuummuseum, waarin een kleine twintig poppen staan opgesteld. In hun blootje, zodat constructies en mate rialen duidelijk zichtbaar zijn. Van pa pier-maché en opgevulde textiel, gegla zuurd porselein en beschilderd hout loopt de lijn, via beschilderd biscuit, was, metaal en celluloid, onvermijdelijk naar de sexy bedoelde „pop, vrouw, 1962” van Die naar vorm en inhoud voortref felijke serie „egodocumenten” is nu toe aan deel vijftig, en naar aanlei ding daarvan gaf de Arbeiderspers een deel Schrijvers over zichzelf uit, dat een overzicht geeft van de nog verkrijgbare titels. Van elke auteur wordt een beknopte bio- en bibliografie gegeven, plus een frag ment uit het desbetreffende deel. Een aardig gebaar is nog, dat het boekje slechts een tientje kost. „Poppen en mode” heet de tentoonstel ling die een recent fragment (de afgelo pen tweehonderd jaar) onthult van de historie van een stuk speelgoed dat waar schijnlijk al zo lang bestaat als er mensen op de wereld zijn en zijn naam ontleent aan het latijnse woord pupa (speelpop, poppetje, meisje). Materiaal en techni sche constructie van de pop zijn in twee eeuwen tijds voortdurend veranderd. Maar ook deze historie kent haar verras sende herhalingen. De „Barbies” bijvoorbeeld, de enige gladde kunststoffen figuurtjes die met hun naar volwassen maatstaven opge trokken garderobe in de jaren zestig een wereldomspannend commercieel succes nummer werden, zijn in hun soort be paald niet nieuw. Aankleedpopjes met een omvangrijke garderobe waren er ook tegen het eind van de achttiende eeuw. Van hout en opgevuld katoen, met scharnierende beentjes en glazen ogen, aan te kleden met ondergoed, jakjes en Literatuur en maatschappij, het Kousbroek Wat doen poezen als wij niet kij ken? Zijn poezen links- of rechtspo- tig? Hoe onderzoek je zulke dingen? Rudy Kousbroek raakt door deze vragen geheel buiten zichzelf van opwinding, wat hem niet verhindert om met grote nauwgezetheid de ant woorden te formuleren. Annie Romein-Verschoor De vrucht bare muze. SUN-reprint, 10. J. Bemlief Het ontplofte gedicht. Over poëzie. Que- rido, 19,90. H. Heersema en L. Langen bach. Hier mijn hand en daër je wang Brieven. Loeb, 16.50. Rudy Kousbroek. De aaibaarheidsfactor 5e druk De Har monie, geïLL., 14,90. Gernt Krol Over het huiselijk geluk en andere gedachten Querido, 17,90. Schrijvers over zichzelf. De Arbeiderspers, 10. Maarten 't Hart. De som van misverstanden. De Arbei derspers, 27,50. Eveneens bij de Arbeiderspers verscheen: De som van misverstan den, de leeservaringen van Maarten ’t Hart. Het eerste opstel, „De terug keer naar het heden” vind ik het aardigst, ’t Hart beschrijft er zijn eigen leven in door de boeken te noemen die hij gelezen heeft. Hij noemt daarbij zoveel titels die nieuwsgierig maken, dat je de nei ging hebt, onmiddellijk naar biblio theek en boekhandel te hollen, en dat is natuurlijk precies wat „een boek over een boek” hoort te doen. „Poppen en mode” laat niet alleen pop pen zien, maar ook complete poppengar derobes, uitgevoerd in adembenemend- fijn priegelwerk die naar alle waar schijnlijkheid vaak met een dubbele be doeling werden gemaakt: meisjes moes ten immers niet alleen met poppen spe len, maar ook vaardigheid in de naald- vakken en de breitechniek krijgen. Ver der zijn er kinderkleren van de achttien de eeuw tot heden, oude foto’s van met poppen poserende meisjes, oude mode tijdschriften en speelgoedcatalogi te zien. Ter gelegenheid van de tentoonstel ling verkoopt het Kostuummuseum ook een erg leuk en informatief boekje dat eveneens „Poppen en mode” heet en veel informatie over twee eeuwen poppenwe reld en mode geeft. De illustraties in dit boekje en de erin verwerkte citaten uit, bijvoorbeeld, ge schriften van Betje Wolff en Aagje De ken van bijna twee eeuwen geleden, spre ken duidelijke taal over de bedoelingen waarmee meisjes eeuwenlang de pop kregen toegeschoven: als speelgoed en knuffelobject, maar ook als oefenmateri aal en ter voorbereiding op huishoudelij ke taak en moederschap. Een van die citaten (uit De historie van mejuffrouw Connelia Wildschut): „Nicolaas cijfert dat het een lust is; Pieter makelt al reeds in de Brunswijkse garens; Hendrik is in zijn vaders fabriek; Betje naait stropjens voor haar broers met fijne meniste plooj- en dat men er geen oog op kan houden; en Mietje breidt geloof ik kousen, kousen zo fijn als een hair, voor het gehele huis gezin; de kleine Coos ontwikkelt reeds de huismoeder in de bezorgdheid voor een half dozijn mooie poppen die zij van haare zuster geërfd of van mij gekregen heeft”. De tentoonstelling „Poppen en mode” duurt tot februari 1979, wordt gehouden in het Nederlands Kostuummuseum aan de Lange Vijverberg in Den Haag, en is geopend elke dag. van tien tot vijf uur, elke zondagmiddag van één tot vijf uur, elke woensdagavond van acht tot tien uur. Sinds de Tachtigers decreteerden dat kunst niet dienstbaar mocht zijn aan welk maatschappelijk ideaal dan ook, staat „tendens-literatuur” in een kwade reuk. Waarom eigen lijk? Annie Romein raakte geïnte resseerd in die vraag toen het haar opviel dat de na-oorlogse critici hun neus optrokken zodra het woord „verzetsliteratuur” ter sprake kwam. In de oorlog had het er even op geleken dat de heren critici zich bewust waren geworden van hun maatschappelijke verantwoorde lijkheid; geen drie jaar erna viel van dat maatschappelijk élan niets meer te bespeuren. „Tendens” was op nieuw een vies woord geworden. Ten onrechte, want alle literatuur heeft, bewust of onbewust, een ten dens, een boodschap, een strekking. In de middeleeuwen was die strek king bewust didactisch, in de eeu wen erna öf godsdienstig öf ethisch. Schrijvers over zichzelf: Gerrit Krol is uiteraard de enige niet die zichzelf portretteert. Wie belang stelling heeft voor het genre (wie niet?) kon, sinds 1966 al, uitstekend terecht bij de serie Privé-Domein van uitgeverij de Arbeiderspers. verhulde onbenulligheid. Dat wat Langenbach betreft, Heeresma spreekt haar vaderlijk toe, hij is altijd wel een beetje leuk, tenminste, voor wie Heeresma altijd wel een •beetje leuk vindt. huis in zijn „stukjes” voor de VPRO-gids, die nu verzameld zijn: Over het huiselijk geluk en andere gedachten, (uitgeverij Querido). He lemaal genoeg om een boekje te vullen is wat Krol twee jaar lang elke zaterdagavond bedacht, eigen lijk niet, de 118 pagina's zijn maar voor de helft gevuld. Verder valt er niks te klagen: Krols gedachten spinsels op vijfenzeventig thema’s zijn intelligent, onderhoudend, pre tentieloos, en bovendien „mooi” ge schreven. Superieur gezeur over het bestaan, dat tot nadenken stemt, en daarom met zuinigheid geconsumeerd moet worden. De overige artikelen zijn beschou wingen over ’t Harts favorieten: Trollope, Van Oudshoorn, Van rokken van katoen, hoedjes en tasjes van zijde. Of van papier met bijbehorende kostuumprentjes die op de tweedimensi onale figuurtjes werden gelegd (er waren „modekostuums voor de hogere stan den”, uniformen, theaterkostuums, streekdrachten, kleren die bij diverse ambachten en beroepen hoorden). Tegen het midden van de vorige eeuw kwamen er aankleedpopjes die men zelf moest uitknippen en opzetten. laatste woord is er nog niet over gezegd, zeker niet door Laurie Lan genbach en Heere Heeresma, een „debutante” en een „renommé”, die bij Peter Loeb „wat intieme corres pondentie” publiceerden. „Hier mijn hand en daar je wang” werd door Loeb de wereld inge stuurd als een „document humain” over het „vaak moeilijke bestaan van de scheppende mens in een zich zelf gelijkschakelende samenle ving”. Lezing van de brieven verhel derden niets van die hopelijk iro nisch bedoelde (on)zin. De correspondentie ontstond na de verschijning van het eerste boek van Laurie Langenbach, Geheime liefde (ook bij uitgeverij Loeb). Ik las dat boek destijds met plezier, het is opmerkelijk zelfverzekerd ge schreven, en het gegeven is opmer kelijk ontraditioneel: een meisje, dat reddeloos verliefd is op een jongen die niets van haar moet hebben en die zich daardoor toch niet laat af schrikken. Valse schaamte ontbrak er in alle opzichten aan en de argelo ze openhartigheid maakte het sym pathiek. Valse schaamte ontbreekt ook ditmaal, maar omdat er nu niet zo heel veel te vertellen valt, leidt de openhartigheid slechts tot niet- Pas als aan het eind van de negen tiende eeuw niet langer „vanzelf sprekend” de moraal van de heer sende klasse wordt uitgesproken, dat wil zeggen met de komst van de sociale tendens, ontstaat er weer stand tegen. Pas dan wordt ook het argument gehanteerd dat „tendens” de artistieke waarde van kunst zou aantasten. Vestdijk zette nog een vies gezicht bij het woord „arbei dersklasse” in Gorters gedicht: „De arbeidersklasse danst een grote rei dans aan de oceaan der wereld.” Zou Vestdijk het gebruik van het woord „burgerij” in een gedicht ook anti-poëtisch hebben gevonden? Het is kenmerkend voor de dubbele mo- Haar opstel is niet meer (en niet minder!) dan een persoonlijke bezin ning op wat kunst nu eigenlijk is, zonder dat ze zich op welke manier dan ook op autoriteiten beroept. Juist het ontbreken van topzware notenballast maakt het boekje ver helderend en nuttig voor iedereen die zich met literatuur bezighoudt: hier is simpelweg iemand aan het woord die zich rekenschap geeft van de normen die ze stelt ten aanzien van haar lectuur. Je bent niet ver plicht het met haar eens te zijn, (linksboven) een meisjespop uit de eerste helft negentiende eeuw van beschilderd papier- maché en opgevuld met leer, aan het einde van de lijn (rechtsonder) de kunststoffen „vrouw"-pop uit de jaren zestig. Bij Proust vertelt hij bijvoorbeeld trouwhartig de biografie na, maar hij veronderstelt tegelijkertijd het standaardwerk van George Painter bekend bij de lezer. Het effect van die tweeslachtigheid is dat van een vertederende pedanterie: Maarten ’t Hart is erg trots op zijn belezen heid, maar wil die erg graag delen. Van knapste leerling is hij de knap ste maar ook (in dit boek) beminne lijkste schoolmeester geworden. DINY SCHOUTEN Uitgeverij Querido bundelde de poëzie-artikelen die J. Bernief schreef voor de Haagse Post onder de titel „Het ontplofte gedicht”. Het zijn geen kritieken in eigenlijke zin, maar beschouwingen over bewon derde dichters. „Beschouwingen over bewonderde dichters. „Be schouwingen” is er eigenlijk een te deftig woord voor; soms maakt Bernief wat notities bij gedichten of geeft hij een verslag van een ge sprek, of hij schetst de biografie en illustreert die met het werk. Dat de artikelen allemaal gaan over dich ters met wie Bernief een grote mate van affiniteit bezit, maakt het boek je tot een aardige introductie van een aantal (17) dichters, die voor mij voor het merendeel niet meer dan een naam waren: W. H. Auden, Eli zabeth Bishop, C. Buddingh, Hans Magnus Enzensberger, Hans Fave- rey, Weldon Kees, Robert Lowell, Ook nu nog vindt men ze wel, de literatoren die het hekje van hun poëtisch tuintje angstvallig gesloten houden voor wat zich erbuiten af speelt. Annie Romeins essay heeft daarom nog niets aan actualiteit verloren. Wel is, sinds Sartre zich verzette tegen de maatschappelijke ongebondenheid, de vrijblijvend heid van de literatuur, „littérature engagée” een modewoord gewor den, maar het is niet zo, dat de „l’Art pour l’Art”-discussie daarmee heeft afgedaan. „Geëngageerd”; betekent dat woord niet precies hetzelfde als het nog steeds zo verafschuwde ten dentieus? Voor wie daarvoor bang mocht zijn: Annie Romein pleit be paald niet voor een van hogerhand voorgeschreven sociaal-realisme. Pop „JuHaantje" van hout, papier-maché en beschilderd biscuit, gekleed in witte katoen met borduurwerk en kant. Deze pop uit de jaren 1910-1920, geïnspireerd op het uiterlijk van de kleine prinses Juliana, heeft het Kostuum museum in bruikleen uit het Koninklijk Huisarchief. Een merkwaardig ventje uit de tweede helft van de vorige eeuw: pop van opgevuld katoen en be schilderd biscuit, met geglazuurde roze sokken en goudkleurige laars- jes. I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 14