S3 twee uur ie Vannacht om ’Aantjes wil maatregelen koor Indische Nederlanders vluchten we9 te v D. KRIEK VOERT ACTIE VOOR VERGETEN GROEP o i door Henk Dam Geen fluit J. DENU ZONG: 0) a Verzetsster Historisch Toezegging C CS Geestelijke vaders Moeite waard Bronnen Kriek kreeg er genoeg-van en ging KW 'JildischczOcCMH. D. Kriek, drager van de verzetsster Oost-Azié I - red.) heeft ons 15.000 doden gekost, van wie 5000 geëxecuteerd.” En de Commissie van Onderschei dingen schrijft in haar rapport over de Japanners: „Zoveel beestachtige wreedheid, zoveel laaghartigheid is maar zelden getoond. Geen door hen gegeven woord was heilig; geen mid del te gering en te gemeen om men sen te martelen of te doden, daarbij niets ontziende, noch ras, sekse, leef tijd of omstandigheden. Het door hen gevolgde intimidatie- en repre- saillesysteem is het wreedaardigste, dat een menselijk wezen heeft kun nen uitdenken.” J. Denu was, als zoveel Timo- rezen, fel Oranjegezind. Hij was bovendien zoon van een adat- hoofd en in dienst van het rijk als administratief ambtenaar, werkzaam op Timor. De inval van de Japanners was een schok voor hem. Maar iedereen dacht toen nog dat het met de Jappen wel gauw ge daan zou zijn. En dan moest het bestuur weer worden voortge zet. De in 1973 van kracht geworden Wet Uitkering Vervolgden (WUV) is van toepassing op iedereen die aan vervolging heeft blootgestaan. Dus ook op de mensen die in Japanse interneringskampen onherstelbare schade aan lichaam of ziel hebben opgelopen. Ook dus aan de verzets mensen, die aan extra martelingen blootstonden. Het is nog de vraag, of het voor de verzetsmensen financieel gezien de moeite is, om van de WUV in de BP terecht te komen. Maar wat hen vooral bezighoudt, is de strijd om de erkenning. Waarom zij in Nederland wel en wij in Indië niet?, is de niet makkelijk te beantwoorden vraag die zij stellen. hebben verstopt waarmee KNIL- militairen waren betaald. Het was niet waar, maar de Ja panners waren niet van het welwil lende soort dat een medemens op zijn woord gelooft. Elke dag werd Denu verhoord. Als hij niet wilde toegeven, werd hij geslagen en ge trapt. Een daverende klap zorgde ervoor, dat hij voorgoed doof aan zijn linkeroor werd. Bij een ander verhoor kreeg hij dikke zeskantige potloden tussen zijn vingers, die daarna hard wer den samengeknepen. In Denu’s woorden: „Deze marteling veroor zaakte mij hevige pijnen daar mijn vingers bijna gebroken waren; hierdoor moest ik het uitschreeu wen en gillen van pijnen”. Weer een ander verhoor: Denu kreeg bamboestronken in zijn kniehol ten vastgemaakt. En dan moest hij hurken. „Ook dit deed mij gewel dig pijn. Ik had het gevoel alsof „Wat Nijsse gedaan heeft, is niets. Hij heeft geen fluit aan de Indische verzetspensioenen gedaan. Toen hij via de Tweede-Kamercommissie het verzoek kreeg toch iets te doen, heeft hij de bal naar mij doorge speeld. Nu kan hij tenminste tegen hen zeggen: ja, het wachten is op de 25 gevallen van meneer Kriek”, al dus Kriek, voor wie Nijsse duidelijk de boosdoener is, die in z’n eentje de Indische verzetspensioenen sabo teert. Nijsse is een vriendelijke en goed formulerende ambtenaar. Desge vraagd zet hij uiteen, hoe moeilijk het is, aan de vraag van Kriek te voldoen. „De inhoud van de Wet BP is afgestemd op de Nederlandse si tuatie. Dus moet er een nieuwe wet komen. Er zal ook een instantie moe ten komen die de intake en de uit voering regelt, want de Stichting 40- 45 kan dat niet doen. Die is daar niet op berekend.” 4 125,- t Was er na de oorlog erkenning voor de mensen die terwille van het verre vaderland het avontuur waren ingegaan en daar bijna nooit als overwinnaar uitkwamen? Voor een deel is dat wellicht histo risch te verklaren. Al tijdens de oor log beseften de Nederlandse verzets mensen, dat er iets moest worden gedaan voor de weduwen en wezen van de in de strijd gebleven illega len. Het was het begin van de Stichting 40-45. Na de oorlog bleek dat er veel meer geld nodig was, dan aanvanke lijk werd gedacht. Er waren meer weduwen dan was geraamd en ook voor de invalide geraakte verzets mensen moest iets worden gedaan. De stichting begon met fondsen werving, maar dat was niet genoeg. De overheid sprong bij en in 1947 werd de WetBP door het parlement aangenomen. Deze wet is sindsdien talloze malen bijgesteld. Een van de wijzigingen is bijvoorbeeld, dat na enkele jaren besloten werd, dat ook de elders in Europa werkende ver zetsmensen er onder zouden vallen. De procedure is, dat de Stichting 40-45 aanvragen beoordeelt en ze al dan niet honoreert. Bij zo’n beoorde ling moet de vraag worden beant woord: heeft de aanvrager ja of nee op dit moment te lijden van de in de oorlog gepleegde verzetsdaden? Nog steeds komen er bij de Stich ting veel aanvragen binnen. Het blijkt, dat veel verzetsmensen pas bij het klimmen der jaren alsnog de psychische weerslag ondervinden van hun activiteiten in de donkere jaren. Datzelfde geldt ook voor de mensen die in Indië in het verzet ilaat- zelf- jblij- 4 t per 58,- 15% 8% IS >50,- i B. Bar- oord- loven >040- 1643 1 waartoe de overeenkomst tussen Nerï land en Indonesië hun de mogelijkheic® het recht gaf. Voorts vroeg Aantjes of waar is. dat de Indonesische regering i groep de Indonesische nationaliteit m verleende en daarmee zich niet hield ai de verplichtingen, voortvloeiende uit overeenkomst. I De voorzitter van de CDA-fractie inj Tweede Kamer vroeg of Nederland^! ,1 .i<-lijk -..„r (i<- Mtu.jli, waarin mijn kniegewrichten open wilden springen”. Daar er voor Denu niets te be kennen viel, zetten de Japanners hun martelingen voort. Tot ze hun laatste troefkaart inzetten: de wa terproef, een van de allergemeen ste kwellingen. Denu werd met de handen op de rug gebonden op de grond gegooid en kreeg een lepel in zijn mond gestoken. Een grote ketel vol water werd aan zijn mond gezet. Hij kreeg zoveel water binnen, dat zijn maagwand strak gespannen raak te. Dat was het moment waarop de Japanse beulen hadden gewacht. Ze trapten hem met volle kracht op zijn maag, zodat het water uit zijn mond en neus spoot. Des te opmerkelijker is het, dat in de eerste maanden van de Japanse bezetting een, hoewel geïsoleerd, toch vrij omvangrijk verzet ont stond. Op Java stond dat onder lei ding van de kapitein van de Genera le Staf G. de Lange, die, aldus de commissie, de geestelijke vader van het gehele verzet op het voornaam ste eiland van de archipel was. Wat kon er worden gedaan? Een primitieve spionagedienst werd op gezet; er waren radiozenders in de ether; wapens werden gestolen en van tijd tot tijd „verdween” een Ja panse patrouille. Het uiteindelijke doel van de ille galen was in vele gevallen de gealli eerden in Australië bereiken. Lang kon het werk niet duren. De Japan ners hadden een uiterst doeltreffen de opsporingsdienst. Veel verzets mensen vielen verder door verraad in hun handen. Wie dat lot trof, wachtte bijna al tijd verschrikkelijke martelingen en uiteindelijk de dood. De drager van de Militaire Willems Orde en militair deskundige ir. A. G. Koops Dekker schatte in 1955: „Het verzet (in Indië praten met het Tweede-Kamerlid mevrouw Kappeyne van de Coppel- lo (WD). Daar kwam begin van dit jaar een brief aan de vaste Tweede- Kamercommissie voor CRM over heen. Het resultaat was, dat minister Gardeniers van CRM eind januari toezegde de zaak te zullen laten on derzoeken. Begin februari kwam er een tele foontje van Nijsse. Of Kriek eens op het departement kwam praten. Kriek: „Nijsse zei na afloop: ik wil best meewerken, maar dan wil ik wel 25 namen hebben van schrijnen de gevallen. Daarmee zou ik een doorbraak kunnen forceren.” Kriek zei daarop niet direct nee, maar was het met die suggestie toch ook niet eens. Hij vond en vindt dat CRM zelf die 25 zaken moet uitzoeken. „Ik kan toch niet bij 25 mensen gaan vragen naar hun fi nanciële, psychische en lichamelijke achtergronden. Kriek: „Maar NijSse hield voet bij stuk. In een schriftelijke bevestiging van het gesprek stond: wij namen goede nota van uw toezegging 25 gevallen te noemen. Een toezegging! Dat is toch wel het toppunt. Die heb ik nooit gedaan.” CRM-man Nijsse zegt overigens, dat Kriek hem wèl de toezegging heeft gedaan. „Als je daar nou van uitgaat, wordt de vraag relevant: is het wel de moeite waard? Want voor hoe veel mensen gaat zoiets gelden? Kriek heeft het voortdurend over zijn achterban. Maar wie dat dan zijn, heeft hij nooit gezegd.” „Er moet bij de verzetspensioenen een causaal verband worden aange- z toond tussen de verzetsdaden en de huidige psycho-sociale toestand. Maar hoe weet je of iemand in het verzet heeft gezeten. En dat is voor Indië moeilijk. Veel verzetsmensen zijn geëxecuteerd, bijna allemaal zelfs.” „We zijn bij CRM bezig met een dossier-onderzoek, maar het blijft moeilijk. De emoties die spelen, zijn te begrijpen, maar die zijn op zich zelf geen werkzame basis. Wij moe ten feiten hebben.” Want hoewel er voor de Neder landse verzetsstrijders allerlei uit stekende voorzieningen zijn, zijn die niet van toepassing op hun Indische I lotgenoten. Het gaat daarbij om mensen die te lijden hebben gehad, veelal de afschuwelijkste folterin gen hebben doorstaan, juist als, ge volg van hun patriottische houding. De Nederlandse verzetsstrijders, bij wie vaak na jaren de oor logsjaren alsnog hun tol eisen, heb ben recht op een uitkering in het kader van de Wet Bijzondere Pen sioenen (BP). De Indische verzetsmensen heb ben dat recht niet. Voor hen bestaat geen orgaan als de Stichting ’40-45, die voor de Nederlandse verzets- deelnemers bepaalt, wie recht heeft op een uitkering. „Is er dan in Indië Verzet ge weest?” De vraag van Meijer karak teriseert de positie van de Indische verzetsmensen. Over hen is eenvou digweg vrijwel niets bekend. Vrij wel niets is opgetekend. „Is er dan in Indië verzet geweest?” Dat was de reactie van de voormalige staatssecretaris Meijer (CRM), toen de heer D. Kriek bij hem kwam om de zaak van de Indische verzetsstrijders te bepleiten. Kriek was op dat moment begin 1977 een half jaartje bezig met wat zijn levenstaak is geworden: de onrechtvaardige positie op te heffen, waarin de mensen verkeren die in Indië tegen de Japanse bezetters verzet hebben gepleegd. ■ir J. Denu met achter hem de on derscheidingen die hij wegens moedig gedrag in de oorlog heeft gekregen. DEN HAAG (ANP). CDA-fractie- ^^rzitter Aantjes is in schriftelijke vra- ^^^aan minister Van der Klaauw van I^Kenlandse Zaken opgekomen voor de |^K>che Nederlanders, die blijkens een g^Knte tv-uitzending „in erbarmelijke ^Htandigheden” verkeren. Gevraagd is M»t alleen of Nederland mede-verant- ^Lordelijkheid voelt voor deze groep ^fcnsen, maar ook om maatregelen ter ^Hteing van de acute nood. ^■wragen. die gisteren aan de bewinds doorgezonden, hebben als basis van de tv-rubnek AVRuJ van oproepen, gaf hen de opdracht al hun papiergeld mee te nemen en ruilde dat in tegen het zilvergeld. Het papiergeld werd vervolgens verbrand. Maar dat ging niet zomaar: daar voor was een proces-verbaal van vernietiging opgemaakt, waarin de serienummers van alle bankbil jetten stonden. Besturen is bestu ren, ook midden in nergens-land. Al gauw kregen de Japanners te horen over het merkwaardige groepje dat zich in de binnenlan den van Timor had teruggetrok ken. De Japanse commandant stuurde een dreigbrief, die effect had. De resident, die zijn vrouw en kinderen bij zich had, besloot zich over te geven. Hij werd daarin door vrijwel iedereen gevolgd. Denu hoorde daar niet bij. Hij en bureau-oppasser Jacob Saudale hadden voor zichzelf het besluit genomen zich nooit over te geven, maar aansluiting te zoeken bij de Nederlandse en Australische troe pen die in de Timorese bergen de guerrillastrijd waren begonnen. Verraad maakte aan die plannen een einde. Plotseling was het twee tal omringd door Japanners en hun met speren uitgeruste Timore se gidsen. De gevangenis wachtte. In een voormalige KNIL-kazer- ne was het militaire cachot ge maakt. Het zag er voor Denu niet best uit. Collaborateurs hadden de Jappen verteld, dat hij KNlL-wa- pens had verborgen en een radio waarmee contact met Australië mogelijk was. Ook zou hij geld Daarop volgden weer verhoren. Denu had niets te zeggen. Weer de waterproef. Toen voelde ik mijn einde naderen. Een derde keer zou ik niet volhouden. Toen dacht ik: ik beken dan maar vals. Ik zei tegen de Japanners: ja, ik heb het geld verstopt, en de radio”. De Japanners juichten. Het was weer gelukt! De commandant zei dat de volgende dag een patrouille met hem op pad zou gaan om geld en radio op te halen. „Is het er niet, dan wordt u op het voetbalveld doodgeschoten”, had hij er aan toegevoegd. Ik dacht maar: morgen moet ik dood. Ik zei tegen de oppasser: we moeten vluchten. Die zat in de ka mer naast mij. Die avond zongen de Japanners. Ik kende de melodie en zong mee, in het Nederlands dan, zodat ik de oppasser kon zeg gen wat we moesten doen. Ik zong: vannacht om twee uur vluchten we, en, als ik een sinaasappelpit gooi, moet je komen". Het lukte volgens plan. Buiten de gevangenis werden twee paar den gestolen. Na een tocht van 24 dagen ’s nachts rijden, overdags verbergen kwam het tweetal aan in Portugees Timor, waar KNIL-militairen zaten. Daar sloot Denu zich bij hen aan. De militair Denu deed mee aan guerrilla-ac- ties. Bij een daarvan kreeg hij gra naatscherven in zijn voet, die vrij wel verbrijzeld werd. Eind 1942 werd hij naar Australië overge bracht. J. Denu (62) woont nu in Haar lem en krijgt een klein pensioentje omdat hij bij het KNIL heeft geze ten. Verder krijgt hij een invalidi- teitsuitkering Denu bleek de drie maanden in het kamp niet goed verwerkt te hebben. Hij raakte snel overspannen, viel een keer midden op straat flauw, ’s Nachts hoort hij bommen vallen, hij heeft last van zijn maag gekre gen en lijdt aan evenwichtsstoor nissen. Aan één oor kan hij niet meer horen. De slaapkamer van J. Denu staat vol geneesmiddelen. Hij wordt door de Nederlandse over heid niet als verzetsdeelnemer er kend. gingen. Maar voor hen bestaat de Wet BP niet. Met dit gegeven ging de 75-jarige Kriek uit Amsterdam-Buitenveldert aan het werk. Hij verzamelde reac ties, raadpleegde archieven wat hij inmiddels aan papierwerk verza meld heeft, laat zich bijna niet meer in één kamer opbergen en stapte begin 1977 naar staatssecretaris Meijer. Meijer stond eigenlijk wel te kij ken van het verhaal van Kriek. Hij zei, zo vertelt Kriek, tegen de even eens bij het gesprek aanwezige CRM-ambtenaar P. Versteeg, die hoofd is van de hoofdafdeling ver- zetsdeelnemers en vervolgden: „Versteeg, dat is toch onbillijk; daar moeten we iets aan doen.” Het gelukkige toeval wilde, dat er in april van dat jaar een wetswijzi ging van de Wet BP zou worden Samen met een controleur, de resident van Timor en enkele an deren besloot Denu de snel optrek kende Japanners niet af te wach ten. Het groepje trok de bergen in, om van daar uit het bestuur op de oude beproefde voet door te zet ten. Daar zaten ze dan, midden in de jungle. De belastingaanslagen werden gewoon verder voorbereid en uitgewerkt, de registratie van de voedingsgewassen werd met dezelfde nauwkeurigheid bijge houden. De resident had er wel voor ge zorgd dat de Japanners niet alles zomaar konden overnemen. In sta len drums had hij het vermogen van het gouvernement, een kapi taaltje aan zilvergeld, met zich meegenomen, de bergen in. Hoe moest dat uit handen van de vijand worden gehouden? De resi dent bedacht een bijzonder slim me truc. Hij liet alle stamhoofden behandeld en dan konden de Indis che verzetslieden mooi worden „meegenomen”. Versteeg vroeg Kriek om een rapport over het ver zet en kreeg dat ook. Kriek: „Maar toen werd Versteeg ziek. Hij bleef maanden en maanden in de lappenmand en werd uiteinde lijk op 1 juni gepensioneerd. De toe zegging van Meijer werd niet nage komen. Als ik opbelde, werden er smoesjes verzonnen.” Als opvolger van Versteeg werd W. Nijsse benoemd. Vanzelfspre kend kreeg hij te maken met de actieve en uiterst strijdbare Kriek. Maar Nijsse moest zich nog inwer ken. Bovendien had Kriek geen een voudige vraag gesteld. verzet geweest?’ Er werd een verzetsster Oost-Azië ingesteld, uitgereikt aan hen, die zich door moedig gedrag hadden onderscheiden. Daarbij werd niet alleen aan verzetsmensen gedacht. Ook zij die in de kampen door Hun gedrag de medekampgenoten stiriiu- leerden, konden zo’n ster krijgen. Daarom dragen Wim Kan en Corrie Vonk hem bijvoorbeeld. D. W. N. Kriek uit Amsterdam- Buitenveldert ook. Hij was, samen met enkele honderden lotgenoten, lid van de Vereniging Verzetsster Oost-Azië-Dragers. Deze vereniging was langzaam ter ziele gegaan. Veel dragers van de ster waren naar het buitenland verhuisd en er was ook eigenlijk niet veel meer te doen. Maar Kriek vroeg opnieuw de aandacht voor het Indische verzet. Een advertentie in het blad voor Indië-gangers, Tong-tong, leverde enkele reacties op en dat was voor hem het begin. Het begin van de strijd om erken ning, want daar lijkt het hem en zijn medestanders toch vooral om te gaan. Voor Nederlandse verzets mensen bestaat er de Wet bijzondere Pensioenen. Die geldt niet voor de Indische collega’s. Dat wil niet zeg gen dat die op een houtje moeten bijten. ,Is er dan in Indie Toch zijn er enkele bronnen. De belangrijkste daarvan lijkt een rap port, dat vele jaren geleden werd opgesteld door de Commissie van onderscheidingen bij het kabinet van de legercommandant. Deze commissie, die moest bepa len wie op welk lintje recht heeft, schrijft met nauwelijks verborgen bewondering over de dapperen die niet direct het hoofd bogen toen de Japanse oorlogsmachine Neder lands Ihdië verpletterde. Want het Koninklijk Neder- landsch Indisch Leger (KNIL) was geen partij voor de Japanners, die door hun overmacht aan mensen en wapens snel de toestand in het eilan denrijk onder controle hadden. Op 8 maart 1942 moest worden gecapituleerd. In sommige gevallen al voorbereid, maar in de meeste gevallen spontaan, ontstonden daar op over de gehele archipel verzets- kernen. In een groot aantal gevallen ging het daarbij om militairen die vanuit onherbergzame junglegebieden als guerrilla’s de strijd voortzetten. Maar ook gewone burgers, mannen, vrouwen, Europeanen en Indische Nederlanders namen aan de illegali teit deel. Het verzet in Indië laat zich moei lijk met dat in ons land vergelijken. Hier een bevolking die in grote lij nen achter de illegaal werkzamen stond. Daar apathie en, later, verho len of openlijke gevoelens van vij andschap tegen de Europeanen van een niet gering deel van de autochto nen. Bovendien: de Europeanen waren natuurlijk makkelijk te herkennen. En toen alle Nederlanders waren geiïnterneerd, was verzet voor hen bij voorbaat zo goed als onmogelijk geworden. [SABftff PZBROENEI, Wonado. .halmahera: ,Monokwari~ Fc^rPadang: —Bandoeng1 STMOR(PortJ KELEBE: IBaliF iapan: BORNEO KALIMANTAN WEST BY IRIA ^zaBandjorma^nl iDiakartoU—NI—F

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 13