5 er rs JONNE SEVERIJN: Je valt ten prooi aan een soort van uithollingsproces .PROGRAMMAMAKERS TELLEN NIET MEE’ i fcl Ü4 ,In Hilversum is het steeds de broek ophouden9 9 Incident Leuren Soort held Kwaad Etiket Stiekem I 1 >6 >d p te g. zich an 7.30 I adres, PROD. TAKE SLATE door met esen- t een ie dige citatie oor e op Wat is eigenlijk de taak van een regisseur? Jonne Severijn: „Een speelfilmre- gisseur regisseert ook echt. Die maakt een mise en scène en regisseert zijn spelers. Wat wij bij Beeldspraak doen, is meer van organisatorische aard, zonder natuurlijk de invloed op het uiteindelijke product te verliezen. Maar je regisseert in feite niet echt. Je moet alle mensen, het onderwerp, de cameraman, de filmcutter enzovoorts op een spoor zetten om tot een zo goed mogelijk resultaat te komen.” „Een belangrijk ding is of je de kijker een identificatie met het onder werp kunt afdwingen, interesse kunt opwekken. Het wezen van die identifi catie is het laten zien van iemand die dingen doet die je als kijker niet zou verwachten. Vaak verlopen televisie programma’s te vlak. Een voetbal wedstrijd bijvoorbeeld. Als er een op stootje tussen een aantal spelers is, zal de camera in de meeste gevallen in eerste instantie altijd de bal blijven volgen. Terwijl je in feite natuurlijk meteen dat opstootje moet laten zien. Pas als er een halve tribune in gevecht is, krijg je daar als kijker wat van te zien. Er zouden eigenlijk meer dingen moeten misgaan op de televisie. Laat het allemaal maar eens een keer zien, dat is veel menselijker. Met de tv is het steeds weer of men de broek aan het ophouden is.” Maar ervaring had je dus nog heel weinig? „Het is zo moeilijk. Je zit natuurlijk met een grens. Je gaat er vanuit dat een kunstprogramma elitair is of je maakt een oppervlakkig kunstpro gramma dat misschien wel wat meer kijkers trekt. Dat eerste geval is te Kunst ligt op de tv erg in de marge. De kijkcijfers zeggen al genoeg. Doen jullie daar nog iets aan? „De scheiding tussen tv en film is erg groot. Sinds ik veel televisie doe, tel ik voor de filmers eigenlijk niet meer mee. Als je maar eens in de twee jaar een film maakt, dan plaatst men je nieuwe product altijd in het kader van de rest van je werk. Bij de tv gebeurt dat niet, men beschouwt tele visie te veel als een incident. Je ont wikkeling als filmer wordt nauwelijks gevolgd. Heel veel mensen uit het filmwezen weten dan waarschijnlijk ook niet wat ik de afgelopen twee jaar heb gedaan.” „Het merendeel van wat voor de televisie wordt gemaakt, wordt ge kenmerkt door gauw, gauw, vlug even iets maken en het dan op de buis gooien. Het geeft dan ook vaak geen Maar als je geen brood op de plank meer hebt? „Natuurlijk, het is nog niet echt nodig geweest. Maar als ik niet meer aanleiding om er in filmtermen over te praten. Het wegwerpkarakter en de productionele omstandigheden ma ken je ten prooi aan een soort uithol- lingsproces. Als ik me indenk dat ik constant in vaste dienst zou zijn van een omroep, dan zou ik, denk ik, in mijn ontwikkeling niet veel verder komen.” „Maar als je op een gegeven mo ment een aantal best wel gelukte pro gramma’s hebt gemaakt met veel in tensiviteit, die na uitzending regel recht in de archieven verdwijnen, dan krijg je toch wel een beetje een naar gevoel. Ik wil mettertijd dan ook ont zettend graag weer „film” gaan ma ken. Eigenlijk wil ik er zo langzamer hand echt mee beginnen. Geen op- drachtfilm. Daarin zit vaak teveel de masturbatiedrang van de kant van de opdrachtgever. Willen ze graag laten zien hoever ze het met hun bedrijf geschopt hebben. En je filmt altijd gebouwen en machines. Het heeft nooit iets met mensen te maken.” ie, 8% i in het Het werken voor de televisie lijkt me enorm verschillen met het maken van een bioscoopfilm of een bedrijfs film. En reclamefilms? „Dat is natuurlijk een wereld apart. Ik ken de mensen uit de reclame niet en zij kennen mij niet. Ik heb er ook eigenlijk nooit behoefte aan gehad om dergelijke films te maken. Ik vind het erg moeilijk om op pad te gaan, om mezelf te verkopen.” „Bij de film telt de naam van de maker eigenlijk veel meer dan bij de televisie. Alleen Jan van Hillo heeft zich bij de tv een naam opgebouwd door steeds maar weer zelf in beeld te verschijnen. Zo heeft hij zichzelf tot een soort held weten te maken. Maar ik vind het belangrijker dat het pu bliek je herkent aan het product datje aflevert, de stijl.” „Bij de Nederlandse speelfilm zijn de meeste mensen al wat ze willen worden. In het buitenland zijn de mensen ook wat ze zijn. Een camera- assistent zal, behoudens natuurlijk enkele uitzonderingen, altijd camera man willen worden. In het buitenland is een camera-assistent ook een came- ra-assistent. Maar die worden dan ook goed betaald en gewaardeerd.” „Maar dat geldt in feite ook voor mezelf. Ik schrijf scenario’s om scena rist te worden. Ik ben filmmaker en hoop het nog eens te worden. Mis schien word ik het wel nooit in mijn eigen ogen. Het lijkt me vreselijk om mezelf na een montage een schouder klopje te moeten geven. Bij de dingen die lukken, speelt altijd iets anders mee. Geluk of zo. Dat heb je zelf niet in de hand.” 10. mocht worden: de film. Hij ging dus stiekem naar de bios en belandde uiteindelijk in 1962 op de filmacade mie. Na twee jaar vooral theorie te hebben opgedaan, verdween hij naar België, waar hij enkele maanden ca meraman was. Hij zegt daar nu over: „Ik verdiende er veel geld, maar toen het bedrijf op de fles ging en ik terug naar Nederland kwam, was er tegen dat salaris nauwelijks werk te vin den.” Op de afdeling filmzaken van het ministerie van Buitenlandse Zaken kwam een plaats vrij en Jonne Seve- rijn wilde wel enige tijd in overheids dienst. Het werd uiteindelijk zes jaar, een tijd waar hij met veel plezier op terug kijkt. Jonne Severijn: „Ik liep al tegen de dertig en ik realiseerde me dat ik eigenlijk nog nauwelijks aan filmen was toegekomen. Als ambte naar mag je alleen maar laten maken. Ik ben toen gaan freelancen. Door mijn werk op Buitenlandse Zaken had ik natuurlijk veel contacten en mijn entree was dan ook vrij gunstig.” sn ciaal „Dat is zo’n beetje vanzelf gekomen. Op Buitenlandse Zaken had ik al erg veel gedaan aan een film over Escher, maar daar mocht eigenlijk mijn naam niet aan verbonden worden vanwege de ambtelijke regels. Later heb ik een paar films over kunst en kunstenaars gemaakt en dan krijg je vanzelf een etiket opgeplakt. Het zou stom zijn, om dat uit de weg te gaan. Bovendien vind ik het een erg leuk terrein, waar je nog een hoop oude problemen op een nieuwe manier kunt proberen op te lossen.” Herbert Curiël heeft eens laten no teren: „Wie in Nederland in alle rust speelfilms wil draaien moet een rijke vrouw trouwen, een bank beroven of pooier worden, als Nederlands filmer word je toch als hoer gebruikt.”Hoe staan de zaken er wat jou betr°ft voor? kan filmen dan ga ik iets anders doen. Ik zit natuurlijk erg aan film gebak ken, maar als ik geen werk meer kan krijgen dan ga ik niet als een soort miskende kunstenaar in de WW lopen om dan een jaar of drie later weer eens bij CRM voor subsidie te gaan aankloppen. Ik kan van alles doen om van te leven. Ik ben in staat om een redelijk verhaal op papier te zetten en daar valt misschien meer mee te doen, dan er een scenario van te maken.” „Dat is ook zo. Ook bij de televisie, programmamakers tellen niet mee. Ook niet bij de NOS. Voor de mana gers van zulke bedrijven zijn regis seurs te onduidelijke factoren. Als maker word je niet gehoord als men over jouw project aan het praten is. En ook met de betalingen zit je niet goed. Ieder ander lid van de ploeg weet wat hij per uur waard is en dat is maar in beperkte mate het geval voor een regisseur. Er hoeft niet veel te gebeuren of je krijgt evenveel als een cutter, terwijl je er veel meer tijd in steekt en ook nog de eindverantwoor delijkheid draagt. Maar je accepteert het, omdat je nou eenmaal films wilt maken. Ik klaag er ook niet over, maar het tekent de houding die tegen over de regisseur wordt ingenomen. Je krijgt dan ook weleens de indruk dat men de regisseur als een noodza kelijk kwaad beschouwt, bijna over bodig.” Films maken over kunst is nou niet zo voor de hand liggend als je voor televisie gaat werken. „Bij Beeldspraak ben je erg afhan kelijk van het onderwerp. Ik vind het helemaal geen probleem als een hoofdfiguur met de eer gaat strijken als het goed is geworden. De toe schouwer heeft in het algemeen geen boodschap aan de regisseur. De men sen die het belangrijk vinden om de naam van de maker te weten, letten daar toch wel op. Een Haanstra, ja die heeft wel een stukje „star-dom”. „Een Haanstra”, dat zegt wel wat. Hij heeft „het Nederlandse volk” geraakt.” verdedigen. Daar kijken maar weinig mensen naar, maar de mensen die kijken, kijken zeer intensief en ze komen al zo weinig aan hun trekken. Dat is eigenlijk ons uitgangspunt bij Beeldspraak. Als je tè populair wilt worden, dan kun je de vaste klanten verliezen. En het is maar de vraag of je wel mensen wint die niet in kunst zijn geïnteresseerd. Wij geloven van niet. De kunst onder hèt volk bren gen; nee, ik geloof er niet in. Daar naast proberen we wel programma’s te maken die zowel voor de kenner als de toevallige kijker boeiend kunnen zijn.” Jonne Severijn stamt uit een ortho- dox-protestants gezin en werd aange trokken door hetgeen niet gezien „Ik ging opdrachtfilms maken en ik miste inderdaad een zekere handig heid. Met René 'van Nie had ik een soort samenwerkingsverband. Die had die handigheid wel. Natuurlijk voelde ik het gebrek aan ervaring. Ik zat teveel te tobben. Er kwam eigen lijk veel meer bij kijken dan ik had gedacht. Ook de problemen om je spullen aan de man te krijgen hielden me erg bezig. Ik zat in feite maar voor een handjevol mensen te werken. En Voor het grote publiek spelen bij een film, of dat nou in de bioscoop is of op de tv, vaak alleen maar enkele hoofdrolspelers. Ondankbare taak heb je als regisseur. daar had ik niet zoveel zin meer in. Toen ben ik de link met de televisie gaan leggen.” „Bij een aflevering van Beeld spraak heb je toch minimaal zo’n half miljoen kijkers. In tv-termen erg wei nig, maar voor een filmer uitzonder lijk veel. Het wegwerpkarakter vond ik niet zo erg. Het voordeel was ook, dat als je een keer de mist in ging, je dat niet zo erg werd aangerekend.” Sinds de injectie van het duo Pim de la Parra en Wim Verstappen is het met de Nederlandse speelfilm duidelijk wat beter gegaan. Per jaar worden er steeds meer films afgeleverd en ook de kwaliteit mag zich op enige vooruitgang verheugen. Toch is het voor de Nederlandse regisseur een aardige toer om rond te komen. Filmen is geen vetpot en om aan geld te komen om een idee te realiseren is ook een hele opgave. De tv biedt in sommige gevallen een uitkomst. In sommige gevallen, want een regelmatig gehoorde klacht is, dat je niet zomaar een werkstuk voor de televisie kunt gaan maken. Regisseur Jonne Severijn zit sinds enige jaren in de redactie van het NOS-kunstprogramma „Beeldspraak” en maakte voor dit programma ook enkele uitzendingen, waaronder een aflevering over Piet Paaltjens en één over kunstenaar Jeroen Henneman. Echt te klagen heeft Jonne Severijn niet, hoewel de beloning voor de arbeid vaak te wensen overlaat. o 1 De collega's v.l.n.r. Bert Haanstra, René van Nie, Jan van Hillo. DIRECTOR ^“TTaMERAMA^ 5 ,erk- uss i te DATE Jeroen Henneman in Jonnes aflevering van Beeldspraak. '1 I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 27