Geen'SSïSgi-
n
J
J>ger
OoriogsmiSdad/:
§ePakt in
s
I
I
III
door Tony van der Meulen
Oud
Wrang
Opvang
lllll
Jacht
Viking
Nummer l>—
rf
I
lx* m Tssr*
On
w u I
I
JC
s
s
t
J.1
Cl“ i
'nche,
I
york.J
eenstel
wordt 1
routes i
De heer Hans Teengs Gerritsen (70 jaar): „Dat moet u mij niet vragen, dat
moet u maar aan anderen vragen Hij staat op en gaat in een aangrenzend
keukentje een lekker potje koffie zetten. De vraag was of het feit dat hij door
de Lockheed-affaire landelijk bekend werd en er nu achter zijn naam steevast
staat „De Vriend Van Prins Bernhard”, alsof dat zijn beroep is, niet nadelig is
voor het,.Centraal Orgaan Voormalig Verzet en Slachtoffers”, waarvan hij de
voorzitter is. Bij zijn naam denk je niet meteen aan Voormalig Verzet, maar
wel aan vliegtuigen, en hoe zat dat nou ook al weer.
Ons«apt in
diet I
K SO
Scholieren weten wel wie Alva is; van
Mussert hebben ze nooit gehoord
_HCj
De heer Korper, Kliest en mevrouw Furth van het overkoepelend Centraal Orgaan
„Ja, maar dat hoor je niet te zeggen.
Kinderen van nu hoeven geen zorgen te
hebben door wat ik beleefd heb. Maar je
hebt het zo vaak. Bijvoorbeeld die skelet-
kindertjes uit de Derde Wereld: ze lijken
zo op de mensen bij je in het kamp. Als je
ze op de tv ziet, blijven die beelden je
weer een hele dag bij.”
Een merkwaardig samenzijn. Ik had
naar aanleiding van de recente jacht op
Nederlandse oorlogsmisdadigers een in
terview aangevraagd met de heer Teengs
Gerritsen in zijn functie van voorzitter
van het Centraal Orgaan Voormalig Ver
zet en Slachtoffers. Dat is een overkoepe
ling van negentien verzetsorganisaties.
Niet van het héle verzet, want er zijn
natuurlijk ook nog een aantal clubs die
niet bij het orgaan horen.
Zijn levensschets leert ons dat hij on
der meer vertegenwoordiger is van een
naaimachinefabriek. Maar zijn bekend
ste functie is die van vertegenwoordiger
van de vliegtuigfabriek Lockheed.
“Als je hem een tijdje aankijkt denk je
dat zijn gezicht een foto is, zo weinig
beweging zit erin. Hij praat zacht en
langzaam als iemand die in zijn leven
eigenlijk al zóveel gezegd heeft en daar
maar weinig meer aan heeft toe te voe
gen. Als hij je niet verstaat, vraagt hij
niet, „Wat zegt u?”, maar hoor je een
melodieus „Pardon?”
dens de bezetting hebben dat soort men
sen het recht om in onze gemeenschap te
wonen, verloren.’1
Maar intussen wordt u met z’n allen
steeds 'ouder.
„De voorlichting op scholen over de
Tweede Wereldoorlog is sumniier. Ze we
ten wel wie Alva is. maar van Mussert
hebben ze nog nooit gehoord”.
En de herdenking op 4 mei raakt ook
in de versukkeling.
„U bent ook nog jong, u kunt het niet
weten. Ik kan u niet duidelijk maken wat
wij gevoeld hebben. Wat er in de oorlog
gebeurd is, de omstandigheden, die kun
je jonge mensen niet laten voelen. ’Je
kunt het alleen vertellen. Maar hoe moet
ik u vertellen hoe het voelt om in een
concentratiekamp te leven, terwijl wij nu
hier in deze welvaart zitten?”
Maar als ik dan bij dr. L. de Jong lees
wat er allemaal in die kampen is ge
beurt, kun je je niet voorstellen dat het
geen verhalen zijn uit een ver eng land
in de zestiende eeuw, maar pas 35 jaar
geleden en hier vlak bij.
Teengs Gerritsen: „En als ik dat dan
lees denk ik: het is nog veel erger dan het
er staat.’)
Roos (Verzetsgroep gepensioneerden):
„Wij kunnen alleen maar waarschuwen.
Als ik die Vikingjeugd op de tv zie, lopen
me de rillingen over de rug.”
Teengs Gerritsen: „Met die troep is het
toen ook begonnen. Ik begrijp tróuwens
niet die verbazing over het feit dat het
nazisme in Duitsland de kop weer op
steekt. De geallieerden hebben een land
achtergelatén waar op dat moment 95
procent nazi was. Door een oorlog te
verliezen ga je niet meteen heel anders
denken.”
„Het is onze taak te waarschuwen zoals
je een kind vooraf moet waarschuwen
voor een hete kachel. Doe je dat pas als-ie
zijn vinger verbrand heeft, dén ben je
tekortgeschoten.”
Toen uw naam in het geding was tij
dens de Lockheed-affaire hebt u op een
gegeven moment verondersteld dat mis
schien. neo-nazi’s bezig waren om u als
„bekend verzetsman in diskrediet te bren
gen.
daan. Ons schuldgevoel is: waarom heb ik
het overleefd en zoveel anderen niet.”
„Ik moet wel es in Duitsland zijn en als
je dan ziet hoe sommige Duitsers alles
proberen te verzachten tot concentratie
kampen toe. Als je hoort: wie zegt me dat
die barakken niet na de oorlog zijn ge
bouwd om ons Duitsers in diskrediet te
„Dat heb ik niet gezegd”.
Ik heb het in ieder geval in een inter
view met u gelezen.
„Toch is het een punt”, zegt de heer
Kliest (Verzetsgroep gepensioneerden).
„Als maatschappelijk werker heb ik die
lui wel ontmoet. Eerst de rest van het
gezin, want toen zat-ie nog vast, later
kwam pa ook weer thuis. Die mensen
hadden gewoon opvang nodig. En de
kleintjes zijn vaak het zwaarst gestraft.
Maar goed, vanwege wat ik in de oorlog
beleefd had willen ze mij op m’n werk
beschermen. Jij niet naar die SS’er, zei
den ze. Maar ik vond dat niet zo’n punt.
Ik heb wel steeds gezegd: wij zullen nu
van onze kant wel uitmaken welke plaats
zo’n ex-SS’er in de maatschappij krijgt.
En dat is een plaats waar hij niets meer
over een ander te vertellen heeft.”
De heer Korper (Verenigd Verzet 40-45)
begint opgewonden te praten. „Geestelij
ke nood bij die mensen. Toen Hitler
zegevierde waren ze bereid je kind weg te
voeren”.
De heer Roos
Ik wou nog graag één punt aanroeren.
Hoe verklaart u het dat er nu plotseling
zoveel belangstelling is voor Nederland
se oorlogsmisdadigers en dat ze nu ook
ineens weer gevonden worden:
vroyw M
'ang6
I «erstaJte;
vrouwe
kanen
traal Orgaan af. De illegaliteit is voorbij,
wij gaan niet zelf meer op pad om men
sen op te pakken.”
Teengs Gerritsen gaat nog ingehoude-
ner formuleren bij de vraag of hij het
betreurt dat er vlak na de oorlog niet
meer doodstraffen ten uitvoer zijn ge
bracht. „Ja, ja; ik zeg wél: als een Neder
landse rechtbank een doodstraf uit
spreekt moet hetgeen de veroordeelde
gedaan heeft ook wel heel verschrikke
lijk geweest zijn.”
Ik kom achter het best mooie bureautje
van Teengs Gerritsen te zitten, met
rechts een opgezet vliegtuigje. Vier man
nen en een vrouw kijken je aan vanuit
hun fauteuils: ze hebben stuk voor stuk
veel doorgemaakt in de oorlog. Teengs
Gerritsen werd ten slotte in Dachau door
de Amerikanen bevrijd, mevrouw Furth
heeft op haar arm het getatoeëerde
kampnummer van Auschwitz. „Ik ben
blij met dat nummer. Als ze je nog sterk
genoeg vonden om te werken kreeg je
een nummer. Bleef je zonder nummer
dan ging je rechtstreeks naar de gaska
mer.”
Zolang we in dat kantoortje bijeen
waren heb ik steeds weer naar dat don
kerblauwe nummer moeten kijken. En
dat geeft meteen het tweeslachtige aan.
Aan de ene kant lopen je de rillingen
over de rug als je hoort hoe de oorlog nu
nog steeds voor een groot deel hun leven
beheerst en hoe doodsbang ze zijn voor
fascisme en neo-nazisme. Aan de andere
kant zit je daar met het idee dat het vaak
niet de meest vooruitstrevende vaderlan
ders zijn die nog steeds in een verzetsor
ganisatie in de weer zijn en is je verwon
dering eindeloos over hoe ingewikkeld
en versnipperd ze het allemaal hebben
weten te organiseren. Teengs Gerritsen:
„Laten we maar zeggen: het is goed Hol
lands geregeld”.
We praten een tijdje over de onrust die
in verzetskringen is ontstaan nu journa
listen in Duitsland Nederlandse oorlogs-
misdadigers hoewel niet van die grote,
ontdekken die hun straf nog niet hebben
uitgezeten. Sommige leden willen per
soonlijk op pad om aan de naspeuringen
deel te nemen. „Dat keuren wij als Qen-
De secretaresse van het „Nederlands
Auschwitz Comité”, mevrouw E. E.
Furth, die ook in het vrij sober gemeubi
leerde kantoor aanwezig is, vult de stilte
op. „Ook al had hij iets gedaan dat zake
lijk onbehoorlijk is, het gaat ons als ver
zetsmensen niet aan. Zolang iemand
geen mensen vermoordt of kinderen ver
kracht, hebben wij er niets mee te ma
ken. Ik heb hem opgebeld en gezegd:
Hans, wat er ook gebeurt, jij blijft onze
voorzitter. Want ik ken jou als een recht
schapen mens”.
Teengs Gerritsen komt terug met zijn
potje koffie, schenkt ons allen nog maar
es bij en plotseling hoor ik de heer S.
Korper, voorzitter van „Verenigd Verzet
40-45” vanuit zijn stoel in de hoek zeggen:
„Ik ken iemand die toen hij uit het kamp
terugkwam, het eten opat dat de kat liet
staan. Haast doodgegaan van de honger
kon hij het niet aanzien dat er ergens
eten bleef staan. Als je dat dan hoort,
komt al je woede weer boven en moet je
weer verder.”
H. F. Roos, secretaris van de „Landelij
ke Contactgroep Verzetsgroep Gepensio
neerden” valt hem bij. „Een stuk brood
ergens in een vullesbak, daar kan ik nog
steeds niet tegen”. Teengs Gerritsen:
„Het verschil is te groot, hè, tussen het
kamp en deze wereld vol overdaad. Als je
mensen zo overdadig ziet staan eten...”
U hebt er moeite mee als u langs een
cafetaria komt?
Teengs Gerritsen: „Dat mag u zeggen,
ja”.
En het aantal ménsen in Nederland
van na de oorlog wordt steeds groter. Je
hoort steeds vaker: laten ze nou es op
houden met dat verzet.
De heer Roos (Verzetsgroepgepensio-
neerden)neemt het woord. „Ik denk dat
'het zo zit. Toen wij uit de kampen kwa-
men, waren we allemaal betrekkelijk
jong. Je moest en zou al je energie kwijt
in de opbouw van je land, je moest aan
een betere wereld werken en ook aan je
eigen toekomst. Je vond de tijd niet om
dingen te laten bezinken.”
„Dan passeer je de vijftig, je gaat wat
terugschakelen en dan begint het. Komt
alles in één keer boven. Om je heen zie je
bosjes van ons soort mensen die in een
paar jaar helemaal in elkaar zijn ge
klapt.”
Teengs Gerritsen: „U kunt gewoon zeg
gen: we worden ouder”.
En neemt daarmee ook de saamhorig
heid toe?
Teengs Gerritsen glimlacht mild. „Tot
dat er, het klinkt wrang, geen ex-verzets-
mensen en geen oorlogsslachtoffers
meer zijn. En ook geen oorlogsmisdadi
gers meer, want dat gaat gelijk op. Zo
lang zullen er organisaties nodig zijn om
mensen te helpen en om er achterheen te
zitten dat oorlogsmisdadigers alsnog ver
volgd worden.”
Mevrouw Furth (Auschwitz-comité):
„Het is goed dat ze nog worden aange
houden, maar het rakelt ook veel op. Net
zoals rond de Drie van Breda zie je om je
heen de emoties oplopen. Toen met die
debatten rond de Drie van Breda zijn
diverse mensen in mijn omgeving, joden
dus, aan een hartaanval gestorven. Ook
nu weer: huilende mensen aan de tele
foon. En dan kun je vragen: is het nou al
met al wel verstandig, nu nog achter een
paar oude, vaak weinig betekenende
mannetjes aan te jagen. Dan zeg ik: ja”.
„Of je hoort: die Drie van Breda, die
oude mannetjes, laat ze toch vrij, ik heb
een keer gezegd: wat jammer dat we er
maar drie hebben.”
De heer Korper (Verenigd Verzet 40-
45): „Wraakzucht, hè, allemaal wraak
zucht, dat proberen ze ons van bepaalde
zijde wel in de schoenen te schuiven.
Maar het is geen wraak, het is recht.
Door hun afschuwelijke handelingen tij-
„Ik zeg altijd: om het Nederlandse volk
aanéén te rijgen is er eerst een ramp
nodig. In het kamp waren we één. Maar
(Verzetsgroep gepensio- de poort ging open en iedereen liep weer
neerden): „Die lui die ze nu pakken: ze zijn eigen kant op. Nederland was één bij
beseffen vaak niet eens wat ke hebben de watersnoodramp. En wij zijn als ver-
aangericht. Ik geloof dat het schuldgevoel zetsgroeperingeA pas goed samen gaan
bij de slachtoffers vaak veel groter is dan werken toen ze in 1972 de Drie van Breda
bij de mensen die het ons hebben aange- dreigden vrij te laten”.
Teengs Gerritsen gaat me voor naar de
trap, de anderen blijven nog achter. In
eens zien we beneden aan de trap iets
glinsterends liggen. „Misschien wel een
tijdbom”, zegt Teengs Gerritsen. Een na
der onderzoek doet ons tot een veel mil
dere analyse besluiten: drie pak vacuüm
verpakte filterkoffie.
„Nou ja, ik zeg niet dat ik dat helemaal
uitslüit. Als je ook ziet wat voor dreig
brieven er komen en wat je door de
telefoon te horen krijgt.”
Mevrouw Furth (Auschwitz-comité):
„Onze secretaris werd opgebeld door
iemand die „jodenvriend” riep en: je
hebt de langste tijd wel geleefd. Em toen
antwoordde hij: „Dat hoef je me niet te
vertellen, want ik ben bijna zeventig.”
Voor het eerst lachen alle aanwezigen
gul. Maar misschien was het toen toch
niet het juiste moment om het begrip ter
sprake te brengen dat hier en daar op
klinkt voor de geestelijke nood en de
syndromen van oud-SS’ers, NSB’ers etc.
Teengs Gerritsen ziet het onderwerp
niet zo zitten. „Ja, kijk es aan, Ajax
beperkt zich tot voetballen, ze houden
zich daar niet bezig met de bridgecompe-
titie. Ons werk dat zijn onze mensen. Met
die anderen die u nou noemde, daar
hebben wij niets mee te maken.”
Op het opgegeven adres blijkt slechts
een groene, verder geheel kale deur te
zitten. Geen enkele aanwijzing over wat
je achter die deur zoal mag verwachten.
Teengs Gerritsen (dat Teengs is zijn
schuilnaam uit de oorlog) doet zelf open.
Een trap op en dan blijken in het kantoor
nog vier dames en heren te zitten die
door Teengs Gerritsen zijn uitgenodigd
om het interview de nodige luister bij te
zetten. Mevrouw Furth van het Neder
lands Auschwitz Comité, de heren Kliest
en Roos van de Landelijke Contactgroep
Verzetsgroepgepensioneerden, en de
heer Korper, voorzitter Verenigd Verzet
40-45. Allen maken deel uit van het over
koepelend Centraal Orgaan, maar ze
hebben ook nog een „stuk eigenheid”.
De meesten hebben tassen met voorna
melijk veel paperassen bij zich. De heer
Korper (Verenigd Verzet 40-45) heeft al
op een stukje papier geschreven wat hij
me allemaal wil gaan zeggen. En terwijl
ik bezorgd probeer in te schatten hoeveel
daar op staat, noemt de heer Teengs
Gerritsen nog een aantal lieden van weer
andere clubs, wier werk niet minder be
langrijk is, maar die deze ochtend helaas
verhinderd zijn. Enige spijt daarover wil
me maar niet over de lippen komen.
Want praten met vijf verschillend geor
ganiseerde verzetsmensen tegelijk, dat
maakt dit vak er niet eenvoudiger op.
0)
0)
co
brengen? Ik heb ook het gevoel dat veel
ex-NSB’ers het nu in on? land verder
hebben geschopt dan veel oorlogsslacht-
toffers.”
Mevrouw Furth: „Het steeds weer
voorlichting geven, steeds weer alles ver-
tellen, dat is het enige waarvoor ik leef.
Daarvoor leef ik. Nu, na 25, 30 jaar zie je i
pas emoties loskomen. In het begin kon
den we er helemaal niet over praten. Als
ze vroegen: vertel er es wat van, dan zei
je steeds: dat komt nog wel. Maar straks
hè, als u weer weg bent, ben ik helemaal
van de kaart.”
Ze heeft tranen in de ogen en het
kampnummer op haar arm gaat er
steeds akeliger uitzien.
Teengs Gerritsen: „Ik kan er ook slecht
tegen. Ik neem het u niet kwalijk hoor,
het is goed dat u naar al die dingen
vraagt. Maar vanmiddag loop ik de hon
derd meter niet meer in negen acht
tiende seconde.”
Mevrouw Furth: „Maar mogen wij ook
emoties hebben? Als er weer es een pro
gramma over de oorlog, over kampen op
de tv is, dan móéten wij het zien. Persé.
Terwijl je vooraf al weet dat je weer
helemaal kapot zult zijn. Maar het gekke
is, je wilt het zien. Mijn man, die ook in
het kamp heeft gezeten, zijn eerste vrouw
is niet terüggekomen, en we zitten dan
stilletjes naast elkaar. Alleen maar kij
ken. We zeggen niks, we hoeven mekaar
niks te zeggen. Maar wel weer een slape
loze nacht.”
We zijn nu zo’n 33 jaar na de oorlog.
Hoelang hebben verenigingen voor ver
zetsmensen volgens u nog bestaans
recht?
s‘
teenw»'"1
7""‘
An vim bv' 1
w°ordvoerd«„ ^ndwacht v en SS
1
1
co
IL
- .A:‘a
Ha
1