V Het Chinese paard” en „De Kat in de gordijnen” Een middeleeuws verhaal met moderne trekjes X‘“ door dr. P. H. Schröder Reeks avonturen Verrassend slot Galiëne’s geschiedenis ten tot ridder te worden geslagen. Somilet lachte zijn sch g. I wij I en. 243, larlem. and. jam. lid de n ling. il, .1 grond en eiste van zijn vader op hoge toon wapens en een paard om naar het hof te rijden en daar zoon uit, maar zijn moeder deed een goed woordje voor haar oudste en wist haar man te overreden. Toen Koning Arthur en enige ridders van de Tafelronde op de hertenjacht waren, leidde hun weg langs de landerijen van Somilet, een welgestelde landbouwer. Zijn rijkdom had het hem mogelijk gemaakt een vrouw uit een aanzienlijk geslacht te trouwen. Hij had drie zonen, van wie de oudste, Ferguut, het land bebouwde; de andere twee hoedden het vee. Toen nu Ferguut die aan het ploegen was, de edelen zag voorbijrijden, greep plotseling het verlangen hem aan een ridder te worden als zij. Met het ploegijzer in de hand holde hij naar de hofstede, daar wierp hij het verachtelijk op de ffi^^**"****^ trouw aan. haar an. Ferguut werpt Key uit de zadel bij sen nen van Ferguut in strijd met Galarant aan de voet van slot Rikenstene jf. PETRA BARNARD iel). i In vaders armelijke wapenrusting, roestig en ver weerd en op een van vaders werkpaarden, reed de jongen weg, het avontuur tegemoet. En dat liet niet lang op zich wachten. In een bos werd hij door vier struikrovers overvallen, maar Ferguut die geen vrees kende, doodde er twee en joeg de beide anderen op de vlucht. Met de hoofden van zijn twee slachtoffers aan zijn zadelknop bereikte hij Arthurs hof en reed onbeschroomd de grote zaal binnen waar hij de koning omringd door zijn ridders vond. Verscheidene edelen barstten in lachen uit om zijn vreemde, boerse verschijning en een hunner, Keye, dreef openlijk de spot met hem, zeggend dat hij ongetwijfeld gekomen was om de zwarte ridder te verslaan en de koning diens jachthoorn aan te bieden, daar zag hij wel naar uit! Arthur legde de spotter het zwijgen op en onderhield zich enige ogenblikken op minzame wijze met de jongen die op onbevangen toon over zijn gevecht met de rovers vertelde. Maar toen Keye doorging hem belachelijk te maken, barstte Ferguut uit: Goed, afgesproken, ik zal de zwarte ridder doden, ik zal de koning zijn jachthoorn brengen, maar Keye zal er spijt van krijgen dat hij mij heeft durven bespotten! Daarop Het is altijd erg moeilijk om je in te leven in een vreemd land met een ander cultuurpatroon en/of een andere maat- schappijvorm dan wij gewend zijn. Wes terse vooroordelen en begrippen zijn moeilijk te vermijden. B. Tadema Sporry is er naar mijn mening in dit boek niet in geslaagd. De gesprekken, die Wang met Sjoa houdt, zijn voortdurende pogingen om Sjoa te laten zien dat de tijd voor de revolutie niet zo slecht was als hij denkt. Sjoa spreekt over de kunstenaars van het verleden als over arme slaven van rijke heren, die uitgebuit werden en mishan deld. Wang betoogt daartegen dat een kunstenaar geen mooie dingen kan ma ken zonder daar veel plezier in te hebben. En dat er onder de machthebbers na tuurlijk ook goede meesters waren. Zo’n redenering geeft teveel aandacht aan het individu, wat typisch westers is. Het gaat er natuurlijk niet om, te bewijzen dat er wel ééns een meester met een goed hart tussendoor liep, maar om het afwijzen van een systeem dat zulke uitbuiting mo gelijk maakt en ook nog normaal vindt. Het gaat niet alleen om het plezier dat slaven al of niet in hun werk hadden. Waar het wel om gaat is dat die slaven niet zelf profiteerden van dat wat hun produkten opbrachten. Bovendien denk Na het succes van „De school van Schellebelle”, alweer een hele tijd gele den heeft Gertie Evenhuis een vervolg geschreven: „De film van Schellebelle”. Frank Camillemans haalt een hele filmploeg binnen op zijn vaders’ boerde- Toen Ferguut haar zo hoorde spreken, hielp hij haar in de zadel, gaf haar de teugels in de hand en zeide: Jonkvrouw, zeg uw meesteres dat haar gelief de morgen voor haar het zwaard zal aangorden. Laat zij daar op vertrouwen. Met die woorden liet hij haar gaan. Lunette reed de hele nacht door en berichtte bij het ochtendgloren haar meesteres al wat haar was wedervaren,- ook de onbegrijpelijke toezegging van de vreemde ridder. Aan Ferguut dacht geen van beiden. De beide vrouwen knielden neder om God om uitkomst te smeken. Toen de dag was aangebroken, kwamen koning Galarant en zijn neef Macedone aanrijden, twee trotse ridders in hun glanzende wapenrusting. Waar is uw kampioen, Galiëne? riep de vorst op uitdagen de toon, hoe lang moet ik nog wachten? Uw land, uw burcht en uw hand zijn toch al van mij, geef u liever vrijwillig over dan dat ik geweld moet gebruiken. Van de hoge trans riep Galiëne terug: Het is nog geen vesper, mijn ridder zal nog komen, maar innerlijk twijfelde zij aan haar eigen woorden. En toen de zon begon te dalen en nog steeds geen ridder kwam opdagen, riep zij wanhopig haar raadslieden bijeen. Maar ook zij zagen geen uitkomst. Overgave scheen de enige oplossing. Handenwringend snelde Galiëne naar haar slaapvertrek. Liever, snikte zij, dood ik mijzelf, dan dat ik buig voor Galarants wil. Intussen begon de avond te vallen. Opnieuw na derde de belegeraar de poort van Rikenstene en sloeg er op met zijn gepantserde vuist. Doe open en geeft u over of ik zal u allen doen ophangen! Lang genoeg heb ik geduld gehad, al het uwe is het mijne! Op dat ogenblik naderde, omstraald door een blinkend licht, de Witte Ridder. Met dreunende hoefslag galoppeerde zijn strijdros over de vlakte en met luide stem daagde zijn bereider de koning en zijn neef uit tot de strijd. Van de tinnen van het kasteel volgden Galiëne en de haren de bloedige worsteling. Een ogenblik leek het of de onbekende ridder uit de zadel zou worden gestoten, maar hij behield zijn evenwicht en doorstak Macedone die dodelijk gewond ter aarde stortte. Daarna wendde Galiënes kampioen zich tot de koning zelf. Eerst streden zij te paard, daarna te voet en telkens keerde de kans. Maar tenslotte lukte het Ferguut de koning ter aarde te werpen. Hij had hem kunnen doorsteken, maar zijn ridderlijkheid deed hem zijn tegenstander sparen, mits die zich naar Arthur zou begeven en hem zou groeten namens de ridder met het witte schild, dezelfde die eens door Keye werd bespot, Keye met wie de afrekening nog zou volgen. hele mooie, geestige tekeningen van The Tjong King en een makkelijke, grote letter. Het boekje „De kat in de gordijnen” is bestemd voor jonge kinderen. Kinderen, die al een tijdje in de eerste klas zitten, kunnen het misschien zelf lezen. Het ziet er prachtig uit, een stevig boekje met 'S sn De kinderen worden wat boeken betreft gelukkig niet vergeten. We hebben er weer enkele onder de loep genomen: „Het Chinese paard”, „De film van Schellebelle” en „De kat in de gordij nen” Er behoort niet veel verbeeldingskracht toe om te voorspellen wat daarna gebeurde. Wat anders dan dat Ferguut, die uit zijn gesprek met Lunette wist dat Galiënes hart hem nog altijd toebehoorde, door om. 3t Dan rijdt hij spoorslags terug naar IJdeel, maar helaas! Galiëne en haar dienares zijn ’s morgens weggereden en niemand kan zeggen waarheen. Nu hij haar verloren heeft en weet dat hij de oorzaak is van haar vlucht, ontbrandt Ferguut in liefde voor het meisje en doet zichzelf de bitterste verwijten. Opeens ziet hij hoe schoon zij was, hij voelt weer haar handje op zijn borst, hij hoort haar stem. Nooit meer zal hij rusten voor hij haar gevonden heeft. Daarom wijst hij de hem aangeboden gastvrijheid van de hand en rijdt weg om de geliefde te zoeken. En daarmee begint een reeks vechtpartijen, tweege vechten en heldendaden van Ferguut die alle daar mee eindigen dat de overwonnenen naar het hof van koning Arthur worden gezonden om hem en zijn ridders - behalve Keye - namens de overwinnaar te groeten. Dan dwingen de hovelingen er op aan dat de koning deze dappere, door Keyes spot beledigde held, zal doen zoeken. Dat geschiedt, maar Ferguut is onvindbaar. Hij doolt twee jaren rond overal vergeefs naar Galiëne speurend. Dan vertelt een dwerg hem dat hij zijn geliefde niet zal vinden voor hij het wonderdadige witte schild zal hebben vero verd, dat bewaakt wordt door een afgrijselijke reu zin en haar even afzichtelijke echtgenoot die 22 voet meet. Tegen Ferguut is het echtpaar echter niet opgewassen en hij doodt ze allebei. Dan bevrijdt hij in hun kasteel twee gevangen jonkvrouwen en die vertellen hem nu eindelijk waar hij Galiëne zal kunnen vinden. Voor het krieken van de dag had Galiëne in alle stilte het kasteel van haar oom verlaten en was, alleen begeleid door haar kamerjuffer Lunette, in dat zij haar aarzeling overwon en hem vertelde hoe zij door haar meesteres was uitgezonden om een ridder te vinden die voor haar in het krijt wilde treden tegen koning Galarant, de man die haar tegen haar wil tot vrouw wilde nemen. Mijn jonk vrouw zal zich eerder de dood aandoen dan hem te trouwen, zeide zij. Er bestaat maar één man voor haar, u zult het niet geloven heer ridder, maar jaren geleden heeft zij éénmaal een jonge dwaas ontmoet, die op avontuur uit was en sindsdien is er geen man, gee hertog, graaf of zelfs koning, die zij barer waardig keurt. Alleen die kale jonker van wie ik niet eens de naam weet. En morgen moet het tweege vecht plaatsvinden en zelfs koning Arthur kon mij niet helpen. Ik ben wanhopig, wat zal mijn lieve jonkvrouw Galiëne moeten beginnen? Als de twee kamp niet doorgaat, zal zij krankzinnig worden van verdriet, laat mij toch doorrijden, heer ridder, het is nog ver en de zon gaat al onder. „Het Chinese paard” is een verhaal, dat speelt in het moderne China, d.w.z. vóór de allerlaatste ingrijpende verande ringen. Sjoa’s vader is archeoloog en zijn moeder dokter. Hij woont met zijn ou ders en broertjes in Peking. Maar als zijn ouders werk krijgen in het zuiden, ver huist het hele gezin naar het platteland. Boeren hebben daar succesvolle ama- teur-opgravingen gedaan en vader moet hen verder helpen. Bovendien is er een ziekenhuis waar ook moeder belangrijk werk kan doen. Het gaat allemaal niet zo makkelijk. De resultaten van de opgra vingen zijn niet spectaculair genoeg en moeder blijkt af te stammen van één van de verfoeilijke grootgrondbezitters van voor de revolutie, wat haar reputatie geen goed doet. Sjoa komt in aanraking met de oude Wang. In het geheim vertelt Wang dat hij voor de revolutie opgraver en kunsthandelaar was. Door een tip van Wang lukt het Sjoa, de grote ontdekking te doen, die de eer van zijn familie redt. rij. De boeren hebben een slechte zomer, het is te droog en te warm. Frank hoopt met de filmploeg iets terug te verdienen van het verloren seizoen. Zijn ouders gaan een tijdje uitrusten bij familie in de N.-O.-polder en Frank past op het huis en de filmploeg. Het mislukt want als de filmers genoeg huisgehouden hebben, verdwijnen ze zonder te betalen. Het verhaal is geen reclame voor film ploegen in het algemeen. De vage, artis tiekerige figuren wekken ook niet zoveel sympathie. Zelfs niet door de ogen van Frank, die als simpele boerenzoon snel geïmponeerd is. Z’n vriendinnetje Mady en een buurjongen hebben het allemaal snéller door. Zij overtuigen Frank van de kwade bedoelingen van de filmploeg en dan gaan ze er mét z’n drieën vandoor, achterna gezeten door een paar leden van de filmploeg. Ze hebben n.l. een filmblik gepikt en willen nu op Walche ren de ouders van Frank van de trein halen. Hoewel het hele boek door allerlei aanwijzingen gegeven worden voor de onbetrouwbaarheid van de filmploeg, wordt Frank pas op het allerlaatst over tuigd. De laatste hoofdstukken van het boek zijn slordig, halsoverkop geschre ven. Frank laat Mady en Leendert in Veere achter. Zijn weglopen wordt ner- lach. Nu, ik heb het niet gevonden hoor. Hier is het in ieder geval niet. Maar ik beloof, als ik het vind. Schreiend viel Galiëne hem in de rede. O zwijg toch, zwijg toch. Jij hebt mijn hart, al weet je het niet. Zonder jou kan ik nooit meer gelukkig zijn. Jij.je bent mijn leven en mijn dood. Nu werd Ferguut ernstig. Jonkvrouw, zei hij, ik ben met mijn gedach ten bij heel andere dingen. Ik moet de zwarte ridder bevechten, aan iets anders kan ik niet denken. Maar ik beloof; als ik hem versla, kom ik terug. Ga nu, later praten wij verder. Met gebogen hoofd verliet Galiëne de kamer. Zij wierp zich op haar bed, bedroefd maar meer nog beschaamd. Dat zij zo haar liefde had durven bekennen, dat zij zo was afgewe zen. Kon zij nog langer blijven leven, was ’t niet beter dat zij zich het leven benam. Nooit kon zij hem de tijd begon te rijpen. Jammerend en klagend reed zij door een bos waar zij de ridder van het witte wonderschild ontmoette. Jaren geleden had zij hem in het kasteel IJdeel wel gezien, maar natuurlijk herkende zij hem niet. Ferguut vroeg met zoveel de wijdgeopende poort Rikenstene binnenreed en zijn geliefde in de armen sloot. Daarna de beschik kingen voor de bruiloft, een plechtige huwelijksvol trekking en misschien het uitzicht op vele kleine Ferguutjes. Niets daarvan, alzo mag niet geschie den, heeft onze dichter gedacht. Na zijn overwin ning verdwijnt de Witte Ridder tot grote teleurstel ling van de belegerden en natuurlijk in de eerste plaats van Galiëne zelf in de verborgenheden van het woud en hij laat niets meer van zich horen. Dit moge aanvankelijk verbazen, maar het is een kunst greep die de dichter nodig had, al moet hij daarvoor de loop van het hoofdverhaal onderbreken. Had hij Ferguut en Galiëne reeds nu met elkaar verenigd, dan was een gebeurtenis die voor hem, de verteller van een ridderverhaal, essentieel was, als een anticlimax, als een loshangende draad aan dat slot toegevoegd. Welke gebeurtenis? Wel, de wraak op Keye, aan wie immers al velemalen is meege deeld dat hij er nog spijt van zal krijgen de jonge Ferguut te hebben beledigd. Daarom moet de ont moeting tussen Galiëne en haar minnaar worden verschoven in de tijd en verplaatst naar ’s konings hof. Daar en daar alleen zal de ontknoping plaats vinden, niet op de binnenplaats van Rikenstene, maar in de feestzaal van een koninklijk paleis zal Galiëne haar hand schenken aan de ridder harer keuze. Daar ook zal blijken dat Ferguut zijn dreige ment zal waarmaken. Daarom verplaatst de dichter het toneel naar Arthurs paleis waar de ridders van de Tafelronde teneergeslagen terugkeren van hun vergeefse zoektocht naar Ferguut. Misschien is er nog één middel om de onvindbare te vinden: men wat zoek je hier? Wat ik zoek, stamelde Galiëne, ik zoek.ik zoek mijn hart, ik heb het verloren, sinds gisterenavond ben ik het kwijt. Ferguut schoot injie besloot Galiëne koning Galarant tot een onderhoud uit te nodigen, maar zijn herhaald huwelijksaan zoek wees zij af. Daartegenover stelde zij een kampstrijd voor waarin één ridder van haar zijde in het krijt zou treden tegen twee van ’skonings kant. Dat aanbod werd aanvaard, binnen veertig dagen zou de strijd plaatshebben. Haastig zond Galiëne haar hofjuffer Lunette naar het hof van koning Arthur om hem te vragen of een der ridders van de Tafelronde haar in dit duel kon vertegenwoordigen. Lunette kwam bij de oude koning aan, maar die kon haar tot zijn spijt niet helpen: al zijn edelen waren uitgetrokken om Ferguut op te sporen. Wanhopig aanvaardde Lunette de thuisreis, want gens aangekondigd. Het lijkt wel of er een hele dag uit het’verhaal is weggeval len. Frank’s ontmoeting met de oude man in Middelburg komt ook een beetje uit de lucht vallen. Plotseling wordt Frank’s groei naar beter begrip van vol wassenen belangrijker dan de schade door de filmploeg aangericht. Dat heeft het merkwaardige gevolg dat je ook niets meer hoort van het filmblik dat de kinde ren als onderpand meegepikt hebben. Dit kunst- en vliegwerk maakt het ge heel onsamenhangend en ik ben bang dat de aandachtige lezer er nog wel meer continuïteitsfouten uithaalt. Toch denk ik niet dat de schrijfster het als puzzle- boek bedoeld heeft. Ook over de uitgave valt weinig goeds te zeggen. De omslag is eerder afstotend dan aantrekkend en de illustraties dra gen niet bij tot verfraaiing van het ge heel. Gertie Evenhuis: De film van Schellebelle; illustr.: Sandra Ireland, uitg.: Deltas Elsevier. Prijs: 13,50. Van alle kanten komen nu de ridders opdagen om hun krachten in het toernooi te meten. Maar Fer guut is niet onder hen. Pas wanneer het steekspel een aanvang heeft genomen, verneemt hij er iets van en wanneer hij hoort dat de overwinnaar Galiënes hand zal verwerven, wapent hij zich en rijdt spoor slag naar het toernooiveld. Juist wanneer hij daar vermoeid aankomt, hoort hij koning Arthur aan ridder Keye vergunning geven de eerste lans te breken. Als Ferguut deze naam hoort, wijkt plotseling zijn vermoeidheid, zijn moed ontwaakt, hij velt zijn lans, de paarden stormen op elkaar los, en reeds bij de eerste botsing wordt Keye met zo’n geweld uit de zadel geworpen, dat hij hals over kop en met een gebroken dijbeen in een beek terechtkomt, om hulp moet roepen en druipend van het water op een schild moet worden weggedragen. De wraak is volkomén, want nu is het Keye die gehoond en uitgelachen wordt. Het spreekt vanzelf dat Ferguut in het nu volgen de toernooi de ene overwinning na de andere be haalt. Pas wanneer alle ridders van de Tafelronde in hem hun meerdere hebben moeten erkennen, maakt hij zich bekend en wordt hij als overwinnaar ge vierd. Dan stelt koning Arthur Ferguut aan Galiëne als haar bruidegom voor, hèt meisje bloost en ver- bleekt en het enige wat zij stamelend kan uitbrengen is: Heer Koning, ik onderwerp mij aan uw wil. En dat is nu het moderne in de geschiedenis van Ferguut, dat in dit leven van ridders en edelvrou- wen, waarin zelfs de rovers en overwonnenen hun gelofte gestand doen en zich goedsmoeds naar het hof begeven om daar hun woordje te doen, een boerenzoon wordt aanvaard en als bruidegom van een prinses wordt gehuldigd, omdat hij zich heeft laten leiden door zijn gevoel van eer en door zijn liefde voor de vrouw. Rang en stand tellen niet mee, moed en karakter zijn beslissend. Die vormen de mens tot een waar ridder. Door deze trekken kon digt zich in dit middeleeuws verhaal de nieuwe tijd aan. besluit een groot toernooi af te kondigen in de verwachting dat Ferguut daaraan zal deelnemen. Als Galiëne dit hoort, reist zij onmiddelijk naar ’s konings hof in de hoop daar de Witte Ridder, aan wie zij zoveel te danken heeft, te zullen vinden. En heel diep in haar hartje leeft de gedachte dat mis schien haar redder èn haar geliefde een en dezelfde zal zijn. De verhaaltjes zijn heel kort, steeds over een ander kind. Het lijken hele vrolijke verhaaltjes en meestal kun je ook wel lachen om de manier waarop de auteur de voorvallen beschrijft. Maar bijna allemaal hebben ze te maken met problemen, kleine en ook erg grote. Driftbuien, je vervelen als je moeder winkelt, de poes die kleintjes heeft, maar ook over doodgaan, scheiden en een zwarte huid hebben. Dolf Verroen be kijkt alle dingen vanuit het kind, hij moraliseert niet rpvallend, zoekt geen oplossing, hij constateert gewoon. Soms zal de manier waarop een onderwerp aangestipt wordt vragen oproepen. Maar dat lijkt mij alleen maar een gunstige aanleiding om een gesprek te voeren over dingen waar je niet dagelijks over praat. Nieuwe titels voor deze leeftijds groep zijn nog steeds hard nodig en met dit’ boekje mogen we best blij zijn. den. Daar had zij zich teruggetrokken van alle feesten en vermaken en haar dagen in eenzaamheid doorgebracht tot zij na haar vaders dood geroepen werd de regering over het land over te nemen. Al heel spoedig dongen enige vorsten uit naburige rijken naar de hand der schone en rijke erfgename. Galiëne wees ze alle af, zij kon haar hart aan niemand schenken dan aan die ene vreemde ridder die zij eenmaal had gezien, van wie zij alleen de naam kende, maar die zij zou liefhebben tot haar dood. De machtigste van haar aanbidders was ko ning Galarant en toen ook hij op zijn aanzoek een weigerend antwoord ontving, sloeg hij het beleg voor Rikenstene. Lange tijd golfde de strijd op en neer, rhaar toen gingen de belegeraars tot een be storming over. Daardoor in het nauw gebracht, ik dat er weinig kunstenaars zullen zijn die de uitspraak: „Iedere kunstenaar ge niet als hij werkt”, zullen onderschrijven. Denk maar agn Buddingh: „Creëren gaat van au”. Ook het gesprek dat Wang en Sjoa over Lotus voeren, wekt irritatie. Lotus is een meisje, dat heel goed werk verricht bij de opgravingen, maar afschuwelijk kookt. Wang en Sjoa moeten daar toch om gie chelen. Verder wordt in het boek heel duidelijk uitgelegd dat man en vrouw gelijk zijn in China en heel goed hetzelf de werk kunnen doen. Maar in dit ge sprek blijken Wang en Sjoa een vrouw die goed kookt toch meer te waarderen. Het is lofwaardig over een land als China voor kinderen te schrijven. Er is zo weinig literatuur over. Daarom is het zo jammer dat dit boek is blijven steken in een eenzijdig-westerse benadering. B. Tadema-Sporry: Het Chinese paard. Il lustr.: Rudi van Giffen, uitg.: Van Goor. Prijs: 16,50. Beeldschone Galiëne zwervende ridder weer onder ogen komen, dat was zeker. Voor de morgen aanbrak moest ze IJdeel verlaten hebben. Waarheen? Naar haar vader misschien. In ieder geval ergens heen waar Ferguut haar niet zou kunnen vinden, waar zij hem kon vergeten, van haar belangstelling naar de oorzaak van haar droefenis, liefdesverdriet kon genezen. En dat plan bracht zij ten uitvoer. Nu herkrijgt de geschiedenis zijn typisch-midde- verliet hij Arthurs paleis op zoek naar de gevaarlij- leeuws karakter van avonturenroman. In een zware, ke vijand. langdurige strijd, overwint onze held de zwarte InnClP lipfdp ridder die zich tenslotte op genade of ongenade JUI lyc IICIUC overgeeft. Ferguut schenkt hem het leven op voor- Na een lange rit bereikte Ferguut tegen het vallen waarde, dat hij koning Arthur zijn jachthoorn zal van de avond het kasteel IJdeel, bewoond door een gaan brengen en alle ridders zal groeten, behalve ridder en zijn nicht Galiëne. En dan gebeurt natuur- Keye die, zegt Ferguut, de spot met hem dreef en lijk het onvermijdelijke: het meisje wordt meteen en daarvoor nog zal boeten, hopeloos verliefd op de jonge ridder. De manier waarop haar reacties op dit tot dusverre onbekende gevoel worden beschreven, is eigenlijk heel on middeleeuws en zelfs modern. Daar is in de eerste plaats de angst dat oom iets merken zal: ze kent de jongen immers nauwelijks en weet niets van hem af. Maar groter is de angst dat hij de volgende morgen zal vertrekken om de gevreesde zwarte ridder te lijf te gaan zonder iets te vermoeden van haar gevoe lens. Galiëne is natuurlijk beeldschoon met haar heldere grijze ogen, haar smalle gezichtje en kleine rode mond. Rank is haar gestalte en haar borstjes zijn rond als appeltjes. Maar wat helpt al die schoon heid tegenover een man die alleen denkt aan wapen roem? Galiëne lag te woelen in haar bed, wat zal ik doen? Het hem zeggen, daar schaam ik mij voor, ik durf het niet, ^laar als ik het niet doe, dan zal hij het nooit weten. Hij geeft ook niet om me, hij zat aldoor met mijn oom te praten, hij keek me nauwelijks aan. Ik lijk ook wel gek, waarom zou hij? Dan keerde zij zich weer op haar andere kant, maar de gedachten bleven in haar hoofdje draaien. Laat ik morgen maar teruggaan naar mijn vader, die zal wel een man voor mij uitzoeken en dan vergeet ik Ferguut. Nee, dat is het juist, ik zal hem nooit vergeten, al is die andere veel knapper dan'hij. Nee, ook dat kan niet, hij is toch de mooiste die er te vinden is? Opeens, zonder eigenlijk een besluit te hebben genomen, stond Galiëne van haar bed op, schoot een zijden hemdje aan en daar overheen een hermelij nen mantel. Stilletjes sloop ze naar Ferguuts kamer, opende de deur en bleef een poos bij zijn bed staan. Wat zal ik zeggen als hij wakker wordt? Nee, ik ga weer naar mijn kamer. Of zal ik. De tranen stroomden over haar wangen, zij schaamde zich diep en toch, zonder dat zij het wilde, legde zij haar bevende handje op het hart van de slapende ridder en knielde bij zijn bed. Op dat ogenblik ontwaakte Ferguut. Daar heb ik je mooi gevangen, riep hij haar bij de pols pakkend, droevige gepeinzen naar haar vaders slot teruggere- Dolf Verroen: De kat in de gordijnen. Illustr.: The Tjong King, uitg.. Leopold. Prijs: 15,90.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 25