V
Het Chinese paard” en „De Kat in de gordijnen”
Een middeleeuws verhaal met moderne trekjes
X‘“
door dr. P. H. Schröder
Reeks avonturen
Verrassend slot
Galiëne’s geschiedenis
ten
tot ridder te worden geslagen. Somilet lachte zijn
sch
g.
I wij
I
en.
243,
larlem.
and.
jam.
lid
de
n
ling.
il,
.1
grond en eiste van zijn vader op hoge toon wapens en een paard om naar het hof te rijden en daar
zoon uit, maar zijn moeder deed een goed
woordje voor haar oudste en wist haar man te overreden.
Toen Koning Arthur en enige ridders van de Tafelronde op de hertenjacht waren, leidde hun weg
langs de landerijen van Somilet, een welgestelde landbouwer. Zijn rijkdom had het hem mogelijk
gemaakt een vrouw uit een aanzienlijk geslacht te trouwen. Hij had drie zonen, van wie de oudste,
Ferguut, het land bebouwde; de andere twee hoedden het vee. Toen nu Ferguut die aan het
ploegen was, de edelen zag voorbijrijden, greep plotseling het verlangen hem aan een ridder te
worden als zij.
Met het ploegijzer in de hand holde hij naar de hofstede, daar wierp hij het verachtelijk op de
ffi^^**"****^
trouw aan. haar
an.
Ferguut werpt Key uit de zadel
bij
sen
nen
van
Ferguut in strijd met Galarant aan de voet van slot Rikenstene
jf.
PETRA BARNARD
iel).
i
In vaders armelijke wapenrusting, roestig en ver
weerd en op een van vaders werkpaarden, reed de
jongen weg, het avontuur tegemoet. En dat liet niet
lang op zich wachten. In een bos werd hij door vier
struikrovers overvallen, maar Ferguut die geen
vrees kende, doodde er twee en joeg de beide
anderen op de vlucht. Met de hoofden van zijn twee
slachtoffers aan zijn zadelknop bereikte hij Arthurs
hof en reed onbeschroomd de grote zaal binnen
waar hij de koning omringd door zijn ridders vond.
Verscheidene edelen barstten in lachen uit om zijn
vreemde, boerse verschijning en een hunner, Keye,
dreef openlijk de spot met hem, zeggend dat hij
ongetwijfeld gekomen was om de zwarte ridder te
verslaan en de koning diens jachthoorn aan te
bieden, daar zag hij wel naar uit! Arthur legde de
spotter het zwijgen op en onderhield zich enige
ogenblikken op minzame wijze met de jongen die op
onbevangen toon over zijn gevecht met de rovers
vertelde. Maar toen Keye doorging hem belachelijk
te maken, barstte Ferguut uit: Goed, afgesproken, ik
zal de zwarte ridder doden, ik zal de koning zijn
jachthoorn brengen, maar Keye zal er spijt van
krijgen dat hij mij heeft durven bespotten! Daarop
Het is altijd erg moeilijk om je in te
leven in een vreemd land met een ander
cultuurpatroon en/of een andere maat-
schappijvorm dan wij gewend zijn. Wes
terse vooroordelen en begrippen zijn
moeilijk te vermijden. B. Tadema Sporry
is er naar mijn mening in dit boek niet in
geslaagd. De gesprekken, die Wang met
Sjoa houdt, zijn voortdurende pogingen
om Sjoa te laten zien dat de tijd voor de
revolutie niet zo slecht was als hij denkt.
Sjoa spreekt over de kunstenaars van het
verleden als over arme slaven van rijke
heren, die uitgebuit werden en mishan
deld. Wang betoogt daartegen dat een
kunstenaar geen mooie dingen kan ma
ken zonder daar veel plezier in te hebben.
En dat er onder de machthebbers na
tuurlijk ook goede meesters waren. Zo’n
redenering geeft teveel aandacht aan het
individu, wat typisch westers is. Het gaat
er natuurlijk niet om, te bewijzen dat er
wel ééns een meester met een goed hart
tussendoor liep, maar om het afwijzen
van een systeem dat zulke uitbuiting mo
gelijk maakt en ook nog normaal vindt.
Het gaat niet alleen om het plezier dat
slaven al of niet in hun werk hadden.
Waar het wel om gaat is dat die slaven
niet zelf profiteerden van dat wat hun
produkten opbrachten. Bovendien denk
Na het succes van „De school van
Schellebelle”, alweer een hele tijd gele
den heeft Gertie Evenhuis een vervolg
geschreven: „De film van Schellebelle”.
Frank Camillemans haalt een hele
filmploeg binnen op zijn vaders’ boerde-
Toen Ferguut haar zo hoorde spreken, hielp hij
haar in de zadel, gaf haar de teugels in de hand en
zeide: Jonkvrouw, zeg uw meesteres dat haar gelief
de morgen voor haar het zwaard zal aangorden.
Laat zij daar op vertrouwen. Met die woorden liet
hij haar gaan. Lunette reed de hele nacht door en
berichtte bij het ochtendgloren haar meesteres al
wat haar was wedervaren,- ook de onbegrijpelijke
toezegging van de vreemde ridder. Aan Ferguut
dacht geen van beiden. De beide vrouwen knielden
neder om God om uitkomst te smeken.
Toen de dag was aangebroken, kwamen koning
Galarant en zijn neef Macedone aanrijden, twee
trotse ridders in hun glanzende wapenrusting. Waar
is uw kampioen, Galiëne? riep de vorst op uitdagen
de toon, hoe lang moet ik nog wachten? Uw land, uw
burcht en uw hand zijn toch al van mij, geef u liever
vrijwillig over dan dat ik geweld moet gebruiken.
Van de hoge trans riep Galiëne terug: Het is nog
geen vesper, mijn ridder zal nog komen, maar
innerlijk twijfelde zij aan haar eigen woorden. En
toen de zon begon te dalen en nog steeds geen ridder
kwam opdagen, riep zij wanhopig haar raadslieden
bijeen. Maar ook zij zagen geen uitkomst. Overgave
scheen de enige oplossing. Handenwringend snelde
Galiëne naar haar slaapvertrek. Liever, snikte zij,
dood ik mijzelf, dan dat ik buig voor Galarants wil.
Intussen begon de avond te vallen. Opnieuw na
derde de belegeraar de poort van Rikenstene en
sloeg er op met zijn gepantserde vuist. Doe open en
geeft u over of ik zal u allen doen ophangen! Lang
genoeg heb ik geduld gehad, al het uwe is het mijne!
Op dat ogenblik naderde, omstraald door een
blinkend licht, de Witte Ridder. Met dreunende
hoefslag galoppeerde zijn strijdros over de vlakte en
met luide stem daagde zijn bereider de koning en
zijn neef uit tot de strijd. Van de tinnen van het
kasteel volgden Galiëne en de haren de bloedige
worsteling. Een ogenblik leek het of de onbekende
ridder uit de zadel zou worden gestoten, maar hij
behield zijn evenwicht en doorstak Macedone die
dodelijk gewond ter aarde stortte. Daarna wendde
Galiënes kampioen zich tot de koning zelf. Eerst
streden zij te paard, daarna te voet en telkens
keerde de kans. Maar tenslotte lukte het Ferguut de
koning ter aarde te werpen. Hij had hem kunnen
doorsteken, maar zijn ridderlijkheid deed hem zijn
tegenstander sparen, mits die zich naar Arthur zou
begeven en hem zou groeten namens de ridder met
het witte schild, dezelfde die eens door Keye werd
bespot, Keye met wie de afrekening nog zou volgen.
hele mooie, geestige tekeningen van The
Tjong King en een makkelijke, grote
letter.
Het boekje „De kat in de gordijnen” is
bestemd voor jonge kinderen. Kinderen,
die al een tijdje in de eerste klas zitten,
kunnen het misschien zelf lezen. Het ziet
er prachtig uit, een stevig boekje met
'S
sn
De kinderen worden wat boeken
betreft gelukkig niet vergeten. We
hebben er weer enkele onder de loep
genomen: „Het Chinese paard”, „De film
van Schellebelle” en „De kat in de gordij
nen”
Er behoort niet veel verbeeldingskracht toe om te
voorspellen wat daarna gebeurde. Wat anders dan
dat Ferguut, die uit zijn gesprek met Lunette wist
dat Galiënes hart hem nog altijd toebehoorde, door
om.
3t
Dan rijdt hij spoorslags terug naar IJdeel, maar
helaas! Galiëne en haar dienares zijn ’s morgens
weggereden en niemand kan zeggen waarheen. Nu
hij haar verloren heeft en weet dat hij de oorzaak is
van haar vlucht, ontbrandt Ferguut in liefde voor
het meisje en doet zichzelf de bitterste verwijten.
Opeens ziet hij hoe schoon zij was, hij voelt weer
haar handje op zijn borst, hij hoort haar stem. Nooit
meer zal hij rusten voor hij haar gevonden heeft.
Daarom wijst hij de hem aangeboden gastvrijheid
van de hand en rijdt weg om de geliefde te zoeken.
En daarmee begint een reeks vechtpartijen, tweege
vechten en heldendaden van Ferguut die alle daar
mee eindigen dat de overwonnenen naar het hof van
koning Arthur worden gezonden om hem en zijn
ridders - behalve Keye - namens de overwinnaar te
groeten.
Dan dwingen de hovelingen er op aan dat de
koning deze dappere, door Keyes spot beledigde
held, zal doen zoeken. Dat geschiedt, maar Ferguut
is onvindbaar. Hij doolt twee jaren rond overal
vergeefs naar Galiëne speurend. Dan vertelt een
dwerg hem dat hij zijn geliefde niet zal vinden voor
hij het wonderdadige witte schild zal hebben vero
verd, dat bewaakt wordt door een afgrijselijke reu
zin en haar even afzichtelijke echtgenoot die 22 voet
meet. Tegen Ferguut is het echtpaar echter niet
opgewassen en hij doodt ze allebei. Dan bevrijdt hij
in hun kasteel twee gevangen jonkvrouwen en die
vertellen hem nu eindelijk waar hij Galiëne zal
kunnen vinden.
Voor het krieken van de dag had Galiëne in alle
stilte het kasteel van haar oom verlaten en was,
alleen begeleid door haar kamerjuffer Lunette, in
dat zij haar aarzeling overwon en hem vertelde hoe
zij door haar meesteres was uitgezonden om een
ridder te vinden die voor haar in het krijt wilde
treden tegen koning Galarant, de man die haar
tegen haar wil tot vrouw wilde nemen. Mijn jonk
vrouw zal zich eerder de dood aandoen dan hem te
trouwen, zeide zij. Er bestaat maar één man voor
haar, u zult het niet geloven heer ridder, maar jaren
geleden heeft zij éénmaal een jonge dwaas ontmoet,
die op avontuur uit was en sindsdien is er geen man,
gee hertog, graaf of zelfs koning, die zij barer
waardig keurt. Alleen die kale jonker van wie ik niet
eens de naam weet. En morgen moet het tweege
vecht plaatsvinden en zelfs koning Arthur kon mij
niet helpen. Ik ben wanhopig, wat zal mijn lieve
jonkvrouw Galiëne moeten beginnen? Als de twee
kamp niet doorgaat, zal zij krankzinnig worden van
verdriet, laat mij toch doorrijden, heer ridder, het is
nog ver en de zon gaat al onder.
„Het Chinese paard” is een verhaal,
dat speelt in het moderne China, d.w.z.
vóór de allerlaatste ingrijpende verande
ringen. Sjoa’s vader is archeoloog en zijn
moeder dokter. Hij woont met zijn ou
ders en broertjes in Peking. Maar als zijn
ouders werk krijgen in het zuiden, ver
huist het hele gezin naar het platteland.
Boeren hebben daar succesvolle ama-
teur-opgravingen gedaan en vader moet
hen verder helpen. Bovendien is er een
ziekenhuis waar ook moeder belangrijk
werk kan doen. Het gaat allemaal niet zo
makkelijk. De resultaten van de opgra
vingen zijn niet spectaculair genoeg en
moeder blijkt af te stammen van één van
de verfoeilijke grootgrondbezitters van
voor de revolutie, wat haar reputatie
geen goed doet. Sjoa komt in aanraking
met de oude Wang. In het geheim vertelt
Wang dat hij voor de revolutie opgraver
en kunsthandelaar was. Door een tip van
Wang lukt het Sjoa, de grote ontdekking
te doen, die de eer van zijn familie redt.
rij. De boeren hebben een slechte zomer,
het is te droog en te warm. Frank hoopt
met de filmploeg iets terug te verdienen
van het verloren seizoen. Zijn ouders
gaan een tijdje uitrusten bij familie in de
N.-O.-polder en Frank past op het huis en
de filmploeg. Het mislukt want als de
filmers genoeg huisgehouden hebben,
verdwijnen ze zonder te betalen.
Het verhaal is geen reclame voor film
ploegen in het algemeen. De vage, artis
tiekerige figuren wekken ook niet zoveel
sympathie. Zelfs niet door de ogen van
Frank, die als simpele boerenzoon snel
geïmponeerd is. Z’n vriendinnetje Mady
en een buurjongen hebben het allemaal
snéller door. Zij overtuigen Frank van de
kwade bedoelingen van de filmploeg en
dan gaan ze er mét z’n drieën vandoor,
achterna gezeten door een paar leden
van de filmploeg. Ze hebben n.l. een
filmblik gepikt en willen nu op Walche
ren de ouders van Frank van de trein
halen. Hoewel het hele boek door allerlei
aanwijzingen gegeven worden voor de
onbetrouwbaarheid van de filmploeg,
wordt Frank pas op het allerlaatst over
tuigd. De laatste hoofdstukken van het
boek zijn slordig, halsoverkop geschre
ven. Frank laat Mady en Leendert in
Veere achter. Zijn weglopen wordt ner-
lach. Nu, ik heb het niet gevonden hoor. Hier is het
in ieder geval niet. Maar ik beloof, als ik het vind.
Schreiend viel Galiëne hem in de rede. O zwijg toch,
zwijg toch. Jij hebt mijn hart, al weet je het niet.
Zonder jou kan ik nooit meer gelukkig zijn. Jij.je
bent mijn leven en mijn dood. Nu werd Ferguut
ernstig. Jonkvrouw, zei hij, ik ben met mijn gedach
ten bij heel andere dingen. Ik moet de zwarte ridder
bevechten, aan iets anders kan ik niet denken. Maar
ik beloof; als ik hem versla, kom ik terug. Ga nu,
later praten wij verder. Met gebogen hoofd verliet
Galiëne de kamer. Zij wierp zich op haar bed,
bedroefd maar meer nog beschaamd. Dat zij zo haar
liefde had durven bekennen, dat zij zo was afgewe
zen. Kon zij nog langer blijven leven, was ’t niet
beter dat zij zich het leven benam. Nooit kon zij hem de tijd begon te rijpen. Jammerend en klagend reed
zij door een bos waar zij de ridder van het witte
wonderschild ontmoette. Jaren geleden had zij hem
in het kasteel IJdeel wel gezien, maar natuurlijk
herkende zij hem niet. Ferguut vroeg met zoveel
de wijdgeopende poort Rikenstene binnenreed en
zijn geliefde in de armen sloot. Daarna de beschik
kingen voor de bruiloft, een plechtige huwelijksvol
trekking en misschien het uitzicht op vele kleine
Ferguutjes. Niets daarvan, alzo mag niet geschie
den, heeft onze dichter gedacht. Na zijn overwin
ning verdwijnt de Witte Ridder tot grote teleurstel
ling van de belegerden en natuurlijk in de eerste
plaats van Galiëne zelf in de verborgenheden van
het woud en hij laat niets meer van zich horen. Dit
moge aanvankelijk verbazen, maar het is een kunst
greep die de dichter nodig had, al moet hij daarvoor
de loop van het hoofdverhaal onderbreken.
Had hij Ferguut en Galiëne reeds nu met elkaar
verenigd, dan was een gebeurtenis die voor hem, de
verteller van een ridderverhaal, essentieel was, als
een anticlimax, als een loshangende draad aan dat
slot toegevoegd. Welke gebeurtenis? Wel, de wraak
op Keye, aan wie immers al velemalen is meege
deeld dat hij er nog spijt van zal krijgen de jonge
Ferguut te hebben beledigd. Daarom moet de ont
moeting tussen Galiëne en haar minnaar worden
verschoven in de tijd en verplaatst naar ’s konings
hof. Daar en daar alleen zal de ontknoping plaats
vinden, niet op de binnenplaats van Rikenstene,
maar in de feestzaal van een koninklijk paleis zal
Galiëne haar hand schenken aan de ridder harer
keuze. Daar ook zal blijken dat Ferguut zijn dreige
ment zal waarmaken. Daarom verplaatst de dichter
het toneel naar Arthurs paleis waar de ridders van
de Tafelronde teneergeslagen terugkeren van hun
vergeefse zoektocht naar Ferguut. Misschien is er
nog één middel om de onvindbare te vinden: men
wat zoek je hier? Wat ik zoek, stamelde Galiëne, ik
zoek.ik zoek mijn hart, ik heb het verloren, sinds
gisterenavond ben ik het kwijt. Ferguut schoot injie besloot Galiëne koning Galarant tot een onderhoud
uit te nodigen, maar zijn herhaald huwelijksaan
zoek wees zij af.
Daartegenover stelde zij een kampstrijd voor
waarin één ridder van haar zijde in het krijt zou
treden tegen twee van ’skonings kant. Dat aanbod
werd aanvaard, binnen veertig dagen zou de strijd
plaatshebben. Haastig zond Galiëne haar hofjuffer
Lunette naar het hof van koning Arthur om hem te
vragen of een der ridders van de Tafelronde haar in
dit duel kon vertegenwoordigen. Lunette kwam bij
de oude koning aan, maar die kon haar tot zijn spijt
niet helpen: al zijn edelen waren uitgetrokken om
Ferguut op te sporen.
Wanhopig aanvaardde Lunette de thuisreis, want
gens aangekondigd. Het lijkt wel of er
een hele dag uit het’verhaal is weggeval
len. Frank’s ontmoeting met de oude
man in Middelburg komt ook een beetje
uit de lucht vallen. Plotseling wordt
Frank’s groei naar beter begrip van vol
wassenen belangrijker dan de schade
door de filmploeg aangericht. Dat heeft
het merkwaardige gevolg dat je ook niets
meer hoort van het filmblik dat de kinde
ren als onderpand meegepikt hebben.
Dit kunst- en vliegwerk maakt het ge
heel onsamenhangend en ik ben bang dat
de aandachtige lezer er nog wel meer
continuïteitsfouten uithaalt. Toch denk
ik niet dat de schrijfster het als puzzle-
boek bedoeld heeft.
Ook over de uitgave valt weinig goeds
te zeggen. De omslag is eerder afstotend
dan aantrekkend en de illustraties dra
gen niet bij tot verfraaiing van het ge
heel.
Gertie Evenhuis: De film van Schellebelle;
illustr.: Sandra Ireland, uitg.: Deltas Elsevier.
Prijs: 13,50.
Van alle kanten komen nu de ridders opdagen om
hun krachten in het toernooi te meten. Maar Fer
guut is niet onder hen. Pas wanneer het steekspel
een aanvang heeft genomen, verneemt hij er iets van
en wanneer hij hoort dat de overwinnaar Galiënes
hand zal verwerven, wapent hij zich en rijdt spoor
slag naar het toernooiveld. Juist wanneer hij daar
vermoeid aankomt, hoort hij koning Arthur aan
ridder Keye vergunning geven de eerste lans te
breken.
Als Ferguut deze naam hoort, wijkt plotseling zijn
vermoeidheid, zijn moed ontwaakt, hij velt zijn lans,
de paarden stormen op elkaar los, en reeds bij de
eerste botsing wordt Keye met zo’n geweld uit de
zadel geworpen, dat hij hals over kop en met een
gebroken dijbeen in een beek terechtkomt, om hulp
moet roepen en druipend van het water op een
schild moet worden weggedragen. De wraak is
volkomén, want nu is het Keye die gehoond en
uitgelachen wordt.
Het spreekt vanzelf dat Ferguut in het nu volgen
de toernooi de ene overwinning na de andere be
haalt. Pas wanneer alle ridders van de Tafelronde in
hem hun meerdere hebben moeten erkennen, maakt
hij zich bekend en wordt hij als overwinnaar ge
vierd. Dan stelt koning Arthur Ferguut aan Galiëne
als haar bruidegom voor, hèt meisje bloost en ver-
bleekt en het enige wat zij stamelend kan uitbrengen
is: Heer Koning, ik onderwerp mij aan uw wil.
En dat is nu het moderne in de geschiedenis van
Ferguut, dat in dit leven van ridders en edelvrou-
wen, waarin zelfs de rovers en overwonnenen hun
gelofte gestand doen en zich goedsmoeds naar het
hof begeven om daar hun woordje te doen, een
boerenzoon wordt aanvaard en als bruidegom van
een prinses wordt gehuldigd, omdat hij zich heeft
laten leiden door zijn gevoel van eer en door zijn
liefde voor de vrouw. Rang en stand tellen niet mee,
moed en karakter zijn beslissend. Die vormen de
mens tot een waar ridder. Door deze trekken kon
digt zich in dit middeleeuws verhaal de nieuwe tijd
aan.
besluit een groot toernooi af te kondigen in de
verwachting dat Ferguut daaraan zal deelnemen.
Als Galiëne dit hoort, reist zij onmiddelijk naar
’s konings hof in de hoop daar de Witte Ridder, aan
wie zij zoveel te danken heeft, te zullen vinden. En
heel diep in haar hartje leeft de gedachte dat mis
schien haar redder èn haar geliefde een en dezelfde
zal zijn.
De verhaaltjes zijn heel kort, steeds
over een ander kind. Het lijken hele
vrolijke verhaaltjes en meestal kun je
ook wel lachen om de manier waarop de
auteur de voorvallen beschrijft. Maar
bijna allemaal hebben ze te maken met
problemen, kleine en ook erg grote.
Driftbuien, je vervelen als je moeder
winkelt, de poes die kleintjes heeft, maar
ook over doodgaan, scheiden en een
zwarte huid hebben. Dolf Verroen be
kijkt alle dingen vanuit het kind, hij
moraliseert niet rpvallend, zoekt geen
oplossing, hij constateert gewoon. Soms
zal de manier waarop een onderwerp
aangestipt wordt vragen oproepen. Maar
dat lijkt mij alleen maar een gunstige
aanleiding om een gesprek te voeren
over dingen waar je niet dagelijks over
praat. Nieuwe titels voor deze leeftijds
groep zijn nog steeds hard nodig en met
dit’ boekje mogen we best blij zijn.
den. Daar had zij zich teruggetrokken van alle
feesten en vermaken en haar dagen in eenzaamheid
doorgebracht tot zij na haar vaders dood geroepen
werd de regering over het land over te nemen. Al
heel spoedig dongen enige vorsten uit naburige
rijken naar de hand der schone en rijke erfgename.
Galiëne wees ze alle af, zij kon haar hart aan
niemand schenken dan aan die ene vreemde ridder
die zij eenmaal had gezien, van wie zij alleen de
naam kende, maar die zij zou liefhebben tot haar
dood. De machtigste van haar aanbidders was ko
ning Galarant en toen ook hij op zijn aanzoek een
weigerend antwoord ontving, sloeg hij het beleg
voor Rikenstene. Lange tijd golfde de strijd op en
neer, rhaar toen gingen de belegeraars tot een be
storming over. Daardoor in het nauw gebracht,
ik dat er weinig kunstenaars zullen zijn
die de uitspraak: „Iedere kunstenaar ge
niet als hij werkt”, zullen onderschrijven.
Denk maar agn Buddingh: „Creëren
gaat van au”.
Ook het gesprek dat Wang en Sjoa over
Lotus voeren, wekt irritatie. Lotus is een
meisje, dat heel goed werk verricht bij de
opgravingen, maar afschuwelijk kookt.
Wang en Sjoa moeten daar toch om gie
chelen. Verder wordt in het boek heel
duidelijk uitgelegd dat man en vrouw
gelijk zijn in China en heel goed hetzelf
de werk kunnen doen. Maar in dit ge
sprek blijken Wang en Sjoa een vrouw
die goed kookt toch meer te waarderen.
Het is lofwaardig over een land als
China voor kinderen te schrijven. Er is zo
weinig literatuur over. Daarom is het zo
jammer dat dit boek is blijven steken in
een eenzijdig-westerse benadering.
B. Tadema-Sporry: Het Chinese paard. Il
lustr.: Rudi van Giffen, uitg.: Van Goor. Prijs:
16,50.
Beeldschone Galiëne
zwervende ridder
weer onder ogen komen, dat was zeker. Voor de
morgen aanbrak moest ze IJdeel verlaten hebben.
Waarheen? Naar haar vader misschien. In ieder
geval ergens heen waar Ferguut haar niet zou
kunnen vinden, waar zij hem kon vergeten, van haar belangstelling naar de oorzaak van haar droefenis,
liefdesverdriet kon genezen. En dat plan bracht zij
ten uitvoer.
Nu herkrijgt de geschiedenis zijn typisch-midde-
verliet hij Arthurs paleis op zoek naar de gevaarlij- leeuws karakter van avonturenroman. In een zware,
ke vijand. langdurige strijd, overwint onze held de zwarte
InnClP lipfdp ridder die zich tenslotte op genade of ongenade
JUI lyc IICIUC overgeeft. Ferguut schenkt hem het leven op voor-
Na een lange rit bereikte Ferguut tegen het vallen waarde, dat hij koning Arthur zijn jachthoorn zal
van de avond het kasteel IJdeel, bewoond door een gaan brengen en alle ridders zal groeten, behalve
ridder en zijn nicht Galiëne. En dan gebeurt natuur- Keye die, zegt Ferguut, de spot met hem dreef en
lijk het onvermijdelijke: het meisje wordt meteen en daarvoor nog zal boeten,
hopeloos verliefd op de jonge ridder. De manier
waarop haar reacties op dit tot dusverre onbekende
gevoel worden beschreven, is eigenlijk heel on
middeleeuws en zelfs modern. Daar is in de eerste
plaats de angst dat oom iets merken zal: ze kent de
jongen immers nauwelijks en weet niets van hem af.
Maar groter is de angst dat hij de volgende morgen
zal vertrekken om de gevreesde zwarte ridder te lijf
te gaan zonder iets te vermoeden van haar gevoe
lens. Galiëne is natuurlijk beeldschoon met haar
heldere grijze ogen, haar smalle gezichtje en kleine
rode mond. Rank is haar gestalte en haar borstjes
zijn rond als appeltjes. Maar wat helpt al die schoon
heid tegenover een man die alleen denkt aan wapen
roem?
Galiëne lag te woelen in haar bed, wat zal ik doen?
Het hem zeggen, daar schaam ik mij voor, ik durf
het niet, ^laar als ik het niet doe, dan zal hij het nooit
weten. Hij geeft ook niet om me, hij zat aldoor met
mijn oom te praten, hij keek me nauwelijks aan. Ik
lijk ook wel gek, waarom zou hij? Dan keerde zij
zich weer op haar andere kant, maar de gedachten
bleven in haar hoofdje draaien. Laat ik morgen
maar teruggaan naar mijn vader, die zal wel een
man voor mij uitzoeken en dan vergeet ik Ferguut.
Nee, dat is het juist, ik zal hem nooit vergeten, al is
die andere veel knapper dan'hij. Nee, ook dat kan
niet, hij is toch de mooiste die er te vinden is?
Opeens, zonder eigenlijk een besluit te hebben
genomen, stond Galiëne van haar bed op, schoot een
zijden hemdje aan en daar overheen een hermelij
nen mantel. Stilletjes sloop ze naar Ferguuts kamer,
opende de deur en bleef een poos bij zijn bed staan.
Wat zal ik zeggen als hij wakker wordt? Nee, ik ga
weer naar mijn kamer. Of zal ik.
De tranen stroomden over haar wangen, zij
schaamde zich diep en toch, zonder dat zij het wilde,
legde zij haar bevende handje op het hart van de
slapende ridder en knielde bij zijn bed.
Op dat ogenblik ontwaakte Ferguut. Daar heb ik
je mooi gevangen, riep hij haar bij de pols pakkend, droevige gepeinzen naar haar vaders slot teruggere-
Dolf Verroen: De kat in de gordijnen. Illustr.:
The Tjong King, uitg.. Leopold. Prijs: 15,90.