Hoorspelkern slaat zijpaden in 5 from aciewr Rode oortjes Moeilijkheden Gewipt Vak Directeur Op de tocht Belangstelling IR teer X. 4 TAKE SLATE wel jlo- aen i /an na- olo- de de- en de 44, sen ge- dit 3rd, het 10, Een ijzingwekkende gil! Direct daarop een hoog overslaande vrouwenstem: „Paul! Paul!” Het geluid van haastig naderbij komende voetstappen. Een sonore mannenstem. „Kalm maar kindje „Daar Paul!” Een korte, ingehouden kreet. Even stilte, en dan weer het donkere stemgeluid, nu als een langzaam leeglopende luchtballon: „Arrrrme kerel Ina heeft weer een lijk gevonden en Paul Vlaanderen slaat troostend een arm om haar heen. „Kindje, kindje Beelden uit mijn kinderjaren, hoewel ze nooit te zien zijn geweest. Beelden die zich alleen in je hoofd afspeelden, terwijl je met ingehouden adem en de koude rillingen langs je rug, met de hele familie rond de huiskamertafel zat te luisteren naar dat magische kastje waarin van alles gebeurde. Opnieuw een lijk voor Paul Vlaanderen. „En dat lijk”, zegt Jan Borkus, „dat was ik”! PROD. -/*?*'*' - ito |||l Sb 4 D JAN BORKUS i de e. der rlijk Jan Borkus es. DIRECTOR van lini- >rde mo- j en nen Jan Borkus een naam die onverbrekelijk met het begrip „hoorspel” is verbonden, al decennia lang, evenals die van bijvoorbeeld Frans Somers, Eva Janssen en oer-horspeler Huib Orizand. Namen die er altijd bij waren, in de aftiteling. En zoals je je een beeld vormde van de figuren in zo’n hoorspel, zo bewaar je eveneens een beeld van de hoorspelacteur zelf. Eigenlijk zou je zo’n man dan ook niet moeten opzoeken. Neem Jan Borkus. De naam roept in mijn verbeelding een statige, ernstige, enigszins strenge man op, gekleed in een donker kostuum met omslagen in de broekspijpen en een gezicht als mijn leraar Nederlands (Zó genuanceerd is zo’n beeld dus ook weer niet). En nu zit ik op een zonovergoten balkon in een rustige stadswijk in een uiterst genoeglijk1 gesprek gewikkeld met een vlotte, jong ogende en joviale Hagenaar, gestoken in moderne, spierwitte vrijetijdskleding. Weer een nostalgisch beeld naar de bliksem dus. Hoe zit het met dat lijk? Jan Borkus lachend: „Nou, bij Paul Vlaanderen werd ik altijd gebombardeerd tot slachtoffer. Ik ben heel wat keren doodgegaan. Ik hield het zelden langer dan drie afleveringen uit. Ik was het notoire lijk, haha”! Via enkele cabaretprogramma’s, waaronder het vermaarde „Negen heit de klok” met Jan de Cler, Alexander Pola en Nico van der Vliet, kwam hij in 1950 bij de toen vier jaar bestaande vaste hoorspelkern Dat gegeven legt regisseurs van hoorspelen een zekere beperking op in de keuze van stukken. De populaire reeks detectives van Havank bijvoorbeeld, is door de wijze waarop de verschillende figuren zijn beschreven en zijn gaan leven in wezen uitgesloten. Toch zijn er boeken van Havank tot hoorspel verwerkt. J an Borkus: „Ik weet het. Ik heb zelfs in een van die spelen meegedaan, hoewel ik het een volstrekt heilloze onderneming vond. Ik ben een groot liefhebber van Havank, ik ken Het leuke van een hoorspel zit hem in de mogelijkheid om je fantasie te laten gaan. Jan Borkus: „Een hoorspel is prettig omdat de luisteraar zijn eigen figuren voor zich ziet, in zijn eigen decor. Als je tien mensen op een rij zet en die naar hetzelfde hoorspel laat luisteren het geeft niet welk dan heeft ieder van de tien de volmaakte „cast” in zijn hoofd, en die is voor alle tien anders”. gesproken, en besloten is er wat aan te doen. De acteurs zijn bereid zijpaden in te slaan. Afgesproken is dat we een jaar bekijken in hoeverre dat resultaten oplevert, deze uitbreiding van de inzetmogelijkheden.” Maarleveld: „Er komen wel eens aanvragen voor andere optredens voor deze acteurs, maar vaak is dat niet mogelijk. Ze hebben een jaarcontract met de NOS, en de situatie is nu ook weer niet zo dat er wekenlang niets gedaan wordt. Het gaat om telkens een paar dagen in de week, die niet benut worden. Waar we aan denken bij die taakverbreding is het inspreken van documentaires, televisiefilms en aan gedramatiseerde radiodocumentaires”. Van Gelder: „Wat deze ontwikkeling veroorzaakt heeft is de structuur van het omroepbestel. Er is een hoorspelkern, maar de chef daarvan kan geen eigen planning maken, zoals de leider van een toneelgezelschap. Die planning is een zaak van de omroepen, en die zeggen „van een eigen gezicht is steeds minder sprake, daarom willen we ook in een hoorspel een eigen gezicht laten zien door eigen acteurs aan te trekken”. Daar komt dat verhaal van die overbekende stemmen vandaan.” Maarleveld: „Ik heb bij wijze van experiment die onbenutte dagen gebruikt om met alleen de leden van de hoorspelkern een hoorspel te produceren. Het heeft maanden geduurd, met af en toe eens een dag. Gebleken is dat die tussenliggende tijd geen verloren tijd is geweest, maar juist incubatietijd. Het resultaat is weliswaar niet wereldschokkend, maar wel een goed produkt. Dat bewijst dat met deze mensen wel degelijk veel te bereiken is, als er maar een beetje liefde en aandacht bij komt. Ik ben vastbesloten ze uit dat hokje, dat „stereotiepe” van die mensen met altijd maar dezelfde stemmen, te halen.” al zijn boeken. En nu moest ik ineens de Schaduw (de zeer tot de verbeelding sprekende hoofdpersoon, red.) spelen. Nou, ik heb dat maar zo goed mogelijk geprobeerd te doen ik heb dat Bourgondische sterk naar voren gehaald maar eigenlijk was ik er tegen”. „En in het hoorspelvak veranderen ook dingen. Ik heb er zelf de hand in gehad, dat we steeds meer dingen, acties, in de studiö zelf doen. De klassieke methode is, alles wat geen stem is te laten doen. Daar heb je geluidsbanden voor. Ik vind dat onzin. Als je iets zelf kan doen, zoals de deur sluiten, telefoon opnemen, lopen, dan moet ik dat ook zelf doen. Daar ben ik heel eigenwijs in. Ja, haha, ik ben een lastig baasje”! zouden doen, dan zouden er massale protesten losbarsten. De Engelsman is daar helemaal niet op gesteld. Hij zou het idee hebben dat er een stuk uit zijn hart werd gescheurd. Het is daar ondenkbaar”. Niet alleen zou Jan Borkus weer een eigen radioprogramma willen hebben („Er zijn nog steeds vroegere luisteraars, die me een kaartje sturen met mijn verjaardag”), ook televisiepresentatie trekt hem aan. „Een soort gastenprogramma zou ik best willen doen. Niet op zijn jan-boeren-fluitjes, met een spruitjesgeur eromheen, maar gewoon een gezellig programma waarin ik mezelf kan zijn. Maar ja, ons vragen ze nooit”. Terug naar het hoorspel. Jan Borkus reageert verbaasd op de vraag waarom hij het doet. Waarom hij juist hoorspelacteur is. „Ja waarom? Ik vind het leuk. Waarom beklimt een bergbeklimmer een berg? Omdat die berg er is. Hij ziet die berg en denkt: Daar moet ik óp klimmen. Ik denk dat hetzelfde voor mij geldt. Ik ben hoorspelacteur omdat het hoorspel er is. Dat ik uitgerekend dit ben gaan doen, tja, noem het een toevalstreffer, een geluksfactor. Ik rolde erin en het beviel me.” r S. stel Sinds de grote bloeitijd van het hoorspel, in het begin van de jaren vijftig, is er het een en ander veranderd bij de hoorspelkern. Enige tijd geleden circuleerde er zelfs een memo door de Hilversumse studiopanden, dat ten doel had de programmamedewerkers van andere afdelingen dan de hoorspeldienst te wijzen op de universele inzetbaarheid van de leden van de hoorspelkern: Jan Borkus, Paul van der Lek, Frans Somers, Hans Veerman, Hans Karsenbarg, Joke Reitsma-Hagelen, Willy Brill en Fé Sciarone. De achtergrond daarvan was, dat de hoorspelkern nog wel wat tijd over had, onder meer doordat mensen van buiten hun intrede in het hoorspel hadden gedaan. Ondanks het signaal dat dat memo uitzond, is er geen wanhoop te bespeuren bij de NOS-hoorspeldienst, welke de hoorspelacteurs aan de omroepen „levert”. De heer Van Gelder, die de leiding van het bureau heeft: „Het ging ons erom, te zoeken naar mogelijkheden om een groter gebruik te maken van de beschikbare hoorspelacteurs”. Artistiek leider Jaap Maarleveld vult aan: „Deze mensen zijn in dienst van de NOS, maar de NOS heeft geen greep op de verdeling van de arbeid. Als er voldoende produktie van hoorspelen is, is het onzinnig dat deze acht mensen niet dagelijks werken. Dat is een zaak van goed overleg en veel contact met de hoorspelregisseurs van de omroepen. Ik wijt het aan toevalligheden, deze situatie, en voor een deel aan slordigheden. „Kijk, een toneelregisseur kan zich veroorloven zo nu en dan iemand van buiten de groep te engageren, maar hij is wel verplicht rekening te houden met zijn eigen mensen. Voor het hoorspel geldt dat niet, de hoorspelregisseurs hebben geen eigen mensen. De leden van Behalve agpirant-lijken heeft Jan Borkus, nu 58 jaar oud, zo ongeveer alles gespeeld wat er maar te spelen is op het gebied van het hoorspel. Via KRO-regisseur Herbert Perquin, die hij nog kende van de toneelklas op het Haags Conservatorium, rolde hij begin 1947 het radiovak in. „Op 10 januari”, preciseert Jan Borkus, „en mijn eerste stuk was „Als het kindje binnenkomt” van Ben Bunders. Toen dat werd uitgezonden, zat de hele familie met rooie oortjes om de radio. Ikzelf heb het stuk achteraf op een grammofoonplaat beluisterd. Ik hoorde voor het eerst mijn eigen stem. Ik vond hem afschuwelijk”. Het is een niet altijd even aangename bijkomstigheid van een vaste aanstelling bij de hoorspelkern, die nu eenmaal een facilitaire afdeling van de NOS is en waar iedere omroepvereniging dus eén beroep op kan doen. Van de in bijgaand verhaal gesignaleerde moeilijkheden met de hoorspelkern wil Jan Borkus overigens niets weten. Hij werkt naar eigen zeggen zes dagen in de week, met af en toe een vrije dag, en uitlatingen over omroeppolitieke zaken laat hij over aan het bureau van de hoorspeldienst. In tegenstelling tot wat je zou verwachten, Luistert Jan Borkus zelden naar een hoorspel. Sterker nog: Hilversum I, II, III nóch IV mag zich in zijn aandacht verheugen. Jan Borkus: „Tja, het klinkt misschien niet leuk, maar ik luister nooit naar Nederlandse radio. Ik ben nogal Engels georiënteerd, en mijn toestel staat dus altijd afgesteld op BBC-2. Dat vind ik een heerlijk station. Je hebt daar programma’s en presentatoren die er al jaren zijn. Hier in Nederland zeggen ze altijd na een paar jaar: Nou, dat programma heeft lang genoeg geduurd, dat wordt vervelend, dat moet er maar eens uit. Dat begrijp ik niet”. Hij doelt op zijn eigen verzoekplatenprogramma „Met vriendelijke groeten”, dat enkele jaren geleden, na tien jaar lang ’s zondags op Hilversum 3 te zijn uitgezonden, door de VARA werd gewipt. „Kijk, het is een vak. Hoorspelacteur, het is een klein vak, maar het is een vak. Een toneelacteur kan het bijvoorbeeld niet zonder meer. Die wil iets met gebaren uitdragen, iets over het voetlicht brengen. Als je toneelervaring hebt, wil dat nog niet zeggen dat je dit meteen kunt. Je moet je de microfoontechniek eigen maken. Het zijn twee totaal verschillende media.” Niettemin verricht Jan Borkus regelmatig werk voor televisie, zij het buiten beeld. Hij leest teksten, en verzorgde bijvoorbeeld een hele reeks stemmetjes voor kinderprogramma’s. „Voor de Bereboot bijvoorbeeld. We deden dat met zijn vieren: drie speelden vaste stemmen en ik heb in totaal 36 stemmetjes geleverd”. Ook bij de nieuwe jeugdserie De Astronautjes is hij weer van de partij. „Wacht even, ik ben toch een keer in beeld geweest. Bij de schooltelevisie heb ik een keer de directeur van een groot bedrijf gespeeld. Dat beviel me heel goed, haha”! LO- olo- i. In het begin van de jaren vijftig bestond de hoorspelkern uit 45 man in vaste dienst. Nu zijn dat er nog maar acht. De opkomst van de televisie heeft het genre in feite platgewalst, maar uit cijfers blijkt dat het zich de laatste tijd weer wat aan het oprichten is. Hoe komt dat? terecht en daar zit hij nu nog. (Het enige verschil is, dat die kern toen onderdeel uitmaakte van de Nederlandse Radio Unie en nu, na de fusie van de NRU met de Nederlandse Televisie Stichting, van de NOS.) V an Gejder: „Het is heus niet zo dat de hoorspelkern op de tocht staat. Wel is over een aantal jaren gerekend een deel van de beschikbare arbeidsdagen niet ingezet. Daar is binnen de werkgroep hoorspelen met de omroepen over Jan Borkus: „Nou, de uitzendtijd van de hoorspelen is aangepast aan de televisie. Het heeft geen zin om een hoorspel tussen acht en elf ’s avonds uit te zenden. Nu zijn de hoorspelen dus geprogrammeerd in de middaguren en ’s avonds na elven. Maar er komt volgens mij bij, dat de belangstelling voor televisie toch wat aan het teruglopen is, wat de radio ten goede komt. Ik geloof dat de mensen toch iets denken in de trant van „We zetten lekker dat oude ding weer aan, we draaien de knop van die tv om, we geloven het nou wel dat gelul”! Na de grote inzinking komen er ook weer steeds meer hoorspelen en daar is belangstelling voor”. CAMERAMAN DATE In de reacties van luisteraars op hoorspelen is er één onderwerp, dat de spelers erg dwars zit: het verwijt dat de acteurs een „hoorspeltoon” hebben. Jan Borkus: „Dat horen we wel eens, ja, vooral van radio- en televisiecollega’s. Die zeggen: O dat is rotzooi, dat zal de hoorspelkern wel weer geweekt zijn. Dat gebeurt. Ik geloof het I niet. Als h'et zo zou zijn, betekent het dat we Hij wil er niet al te onaangename dingen over ons vak niet verstaan. Het is een qud zeer, kwijt, maar hij vindt het jammer en hij Maar nogmaals, ik geloof er niets van. Ik ben I begrijpt het niet: „Als ze zo iets bij de BBC het er niet mee eens”. Jaap Maarleveld de hoorspelkern hebben iedere produktie weer een andere regisseur, en iedere week worden er veel free-lancers geëngageerd. Een hele goede zaak, die de diversiteit van stemmen en karakters ten goede komt. Maar daarbij zien de omroepregisseurs de vaste mensen wel eens over het hoofd, zonder direct te beseffen wat daar de gevolgen van zijn. Dat bedoel ik met slordig. Ze vinden het vaak ook gênant iemand met zo’n grote ervaring voor een kleine rol te vragen.”. ,Ik ben een lastig baasje' Enkele leden van de Hoorspelkern: vlnr: Hans Veerman, Fé Sciarone, Frans Somers, Jan Borkus en Willy Brill - 'Xs-.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 31