Pater Schlooz bouwde
I
I
Zuster Willebrord financiert
i
Niemand heeft het recht
alleen gelukkig te zijn”
ziekenhuis met filmopnames
„vluchthaven” in Madras
I
Wat moet je met al die arme duivels?”
Nee
in
R
adi
stee
door Hans Rombouts
do
VERTROUWEND OP GOD EN DE MEDEMENS
Geborgenheid
Middelpunt
Woedend
kJ
F
Ridderkruis bij Maria
Birmezen
Bedrijvigheid
G(
-
-
J.
Zuster Willebrord duwde een gor
dijn opzij van een kamertje in haar
ziekenhuis. Op bed lag een stralend
donker meisje van zo’n zestien jaar.
Ze lachte naar ons. „Dat is het meisje
waar ik je van verteld heb. Je ziet hoe
ze weer plezier in het leven heeft. Had
ik dat kind moeten laten sterven, om
dat ik geen geld genoeg heb?” Zuster
Willebrord, directrice/manager van
het Holy Spirit-ziekenhuis in Bombay,
had me kort daarvoor gesproken over
de vaak afschuwelijk moeilijke beslis
singen, die ze moest nemen. In situa
ties, die naar Nederlandse begrippen
onvoorstelbaar zijn.
I het
de
go’s
mui
vaa
Het
j die ee
j Hein”
tijdens
Tivoli
barstte
de „Pi
de. He
zegep
vloot”
laag v
i king is
I den sj
kleine
grote
gelede
Cubae
een d
vloot I
«R I
allemaal desperado’s, wanhopiger) en verschoppelingen, die net of op zijn hoogst een paar weken geleden
zijn binnengebracht, aan het einde van hun leven. Sommigen zullen het dankzij de goede zorgen van
zusters en leken-vrijwilligers nog redden. Pater Schlooz: „Dit is mijn destitutes dying home, het
stervenshuis van tobbers.
Zijn woorden zijn ruwer dan zijn daden. „Kijk, dat vrouwtje hier, dat heeft nog een dag of twee te leven.
Dan gaat ze d’r aan”. Pater Frans Schlooz buigt zich liefdevol over een Indisch moedertje, dat op een
veldbed ligt in het gezelschap van veel anderen. Hij slaat een arm om haar heen en fluistert wat
bemoedigende woorden in haar oor. Hij legt zijn hand even op haar voorhoofd. Haar ogen stralen
dankbaarheid uit. Pater Schlooz loopt verder. De mensen in die zaal van de stervenden willen hem allemaal
even aanraken. Hij heeft voor iedereen een vriendelijk woord. Alsof hij ze al jaren kent. En toch zijn het
fc; X
V
zk.
ia- num ”3-»- v.
9 9
Pater Schlooz in zijn melaatsenoord
Zuster Willebrord
f
'd
Het meisje was uit een gouvernements-
hospitaal naar haar ziekenhuis overge
bracht. Ze had een been, dat een en al
verzwering was. In het andere ziekenhuis
hadden ze het meisje opgegeven. De kos
ten zouden alleen voor dat kind op zo’n
kleine duizend gulden per maand komen.
Dat moet allemaal zelf betaald worden.
Ónmogelijk dus. De Limburgse zuster
kwam voor het dilemma: dit meisje ver
zorgen en proberen te genezen of zeggen:
voor die duizend gulden kan ik per
maand zoveel andere zieken op de been
helpen. Zuster Willebrord kwam voor me
staan en keek me aan: „Wat zou jij in
mijn positie gedaan hebben?” Ze ging
zelf door: „Ik heb het meisje gehouden.
Ze wordt beter. Ik vertrouw er op, dat ik
wel van iemand of iets geld zal krijgen
om dat gat in de financiën op te vullen. Je
hebt gezien hoe gelukkig het meisje is”.
Zuster Willebrord (Boumans) uit Kerk-
rade was tot voor kort ook nog overste
volgende hartaanval bij jullie liggen. Ik
geef je daarom een complete intensive
care-afdeling cadeau".
Een uitstekend instituut, waar de prak
tijkvorming bovenaan staat; waar het
om directe hulp gaat (sociale en medi
sche verzorging, voorlichting, voedings
leer, onderwijs, recreatie, familieverhou
dingen enz.). Dat dat werken in de slums
niet zo eenvoudig is zag ik bij een tocht
door een sloppenwijk, waar mensen van
het Baker-instituut actief zijn in een soci
aal centrum. Er was een school bij, waar
aan vijf taalgroepen kinderen les werd
gegeven. De grote steden zuigen name
lijk uit alle staten van India (die meestal
een eigen taal hebben) en zelfs daarbui
ten (verdreven Indiërs) mensen aan, die
hoop hebben in die enorme stadsgemeen
schap gemakkelijker aan geld en eten te
kunnen komen. Vanuit zo’n centrum pro
beert men dan om de slumbewoners te
activeren en te helpen om een wat beter
bestaan bp te bouwen. Niet eenvoudig,
omdat de omstandigheden waaronder ze
leven bronnen zijn voor apathie (door
ziektes, werkloosheid, ondervoeding, al
coholisme, prostitutie). De mensen zijn
Pater Schloosz spreekt een stervende
Indische paria moed in.
gevoelig voor hulp, maar dan niet één,
die als neerbuigende liefdadigheid wordt
gepresenteerd.
„Niemand heeft het recht alleen ge-
lukkig te zijn”.
Pater Schlooz: „We hebben hier
ruim 300 patiënten uit Madras en de
Dat is natuurlijk een gelukkige zaak,
omdat ook de mensen van de luchtvaart
maatschappij Air India zich nu nog beter
thuis voelen in het Holy Spirit. Waarbij
dan steeds voorop staat, dat ook de arm-
sten der armen kunnen worden opgeno
men of van medisch advies voorzien. Het
ziekenhuis is namelijk ook het middel
punt van de medische verzorging van de
slumbewoners aan die kant van de mil
joenenstad. Tweemaal in de week is er
polikliniek en kan iedereen met zijn
klachten komen. Voor dat doel de
ziekenhuisafdeling is dan te klein is er
buiten een groot afdak van bamboe- en
palmbladeren neergèzet. Provisorisch
worden er spreekkamertjes gemaakt,
waar de specialisten op elk gebied zitting
houden. Dat begint om negén uur. ’s
Morgens om zes uur zitten de eerste
patiënten al te wachten. Overdag komen
er honderden voor advies, medicijnen en
eventueel opname. De specialisten zijn
Indische vrijwilligers, artsen uit gouver-
nementsziekenhuizen, die gratis consult
houden in het Holy Spirit. Dat is ook
natuurlijk een soort van inkomsten.
Vrouwen als zuster Willebrord, zuster
Bernadette (de Indische overste), de
Duitse, Amerikaanse zusters en de art
sen van het Holy Spirit-ziekenhuis in
Bombay zijn vam die mensen, die in stilte
hard werken voor hun medemens. Nog
hoor ik zuster Willebrord zeggen: „Ik was
eens terug in Nederland voor een vakan
tie. Ik zag een bekende dokter op straat
lopen en vroeg hem even hoe lang mijn
pokkenvaccinatie geldig was. De man
zei: kom morgen maar op mijn spreek
uur, zeg ik u dat wel. Ik was woe
dend. Terug in Nederland zie je die enor
me welvaart. Ik misgun dat niemand.
Maar het zou wel eens goed zijn, als
iedereen hier eens een weekje kon ko
men kijken. Dan waardeerde iedereen
het hoe goed hij het heeft in Europa".
Een wonderlijke vorm van financie
ring is de filmshooting. Drie keer per
maand worden er opnames voor speel
films gemaakt in het Holy Spirit-zieken
huis (zoals bekend produceert India een
enorm aantal films). Daar moet flink
voor betaald worden. Voor zuster Wille-
mor si
een I
En h
pape;
pen:
gaat
He:
der i
een
van z
guldt
wen
tiran
stem:
even
Ma
een 1
had 1
goed
in Bi
kust
en b
ervoi
van
belo<
aess<
maal
men,
Nien
breit
En
ring
derk
verr
uitge
IJ v
in p<
vanj
omd
brer
gedc
voor
groc
heef
ghel
hem
ning
erek
gen.
Nt
land
geld
niet
Nee
klap
Elk
vloc
mid
gele
mar
vloc
Spa
haa
vóe;
riu
ong
wer
kwé
gés<
pitaaltje vindt men er onderdak
voor gehandicapten, die zeer handig
zijn in de timmerwerkplaats en de
smederij of zich bezig houden met
maar als een man, die dagelijks mid- kunstzinnig werk (er’zijn enkele uit-
den in de grootste zorgen zit om alles >--u- -
draaiend te houden.
De Nederlandse pater heeft nog
meer scholen onder zijn hoede. In
zijn „Beatitudes”, waar allerlei soor
ten behuizingen gegroepeerd staan
rond een kiezelig veld is o.a. een
school voor duizend kinderen, die
gebouwd kon worden dank zij de
actie „Kom over de brug”. Frans
Schlooz is al zó blij als een kind, dat
gebouwen en inventaris dank zij het
mooie weer niet zo peperduur hoe
ven te zijn. Overigens: de leerboe
ken moeten zelf betaald worden. Die
worden niet vergoed door de over
heid.
Behalve het eenvoudige kantoor,
gebouwtje van de directeur van „Be
atitudes”, waarvan een deel dage
lijks wordt gebruikt voor medische
hulpverlening en uitdeling van
voedsel aan bewoners van de slums,
en behalve de scholen en het eerder
genoemde stervenshuis en een hos-
De stichting ..Mensen
in Nood" (Giro
1111222 Den Bosch)
heeft een hulpactie
opgezet voor mensen
in de krottenwijken.
„Vijftig percent van deze mensen
legt hier het hoofd voor goed neer.
We helpen ze met wat hartelijkheid
in hun laatste uren. Dat doet ze
goed. We krijgen ze uit de ziekenhui
zen, waar ze geen raad weten met
deze mensen. Ze worden van de
straat opgepikt en meestal per riks
ja hier naar toe gebracht. De riksja-
rijders weten, dat ze die stakkers
hier kunnen afleveren. Het zijn dak
lozen of mensen, die door hun fami
lie in de steek zijn gelaten. Eigenlijk
kom ik in de problemen, als ze op
knappen hoe gek dat ook klinkt.
Als ik ze de stad weer instuur, zie ik
ze over een paar maanden terug. Ze
hebben geen toekomst meer".
Het „Social Welfare Centre Beati
tudes” (dat laatste woord betekent
gelukzaligheden) in de wijk Vyasar-
padi in Madras (Zuidoost-India) is
voor velen een laatste vluchthaven.
Het is een gemeenschap, een soort
dorp in de stad, waarvan de Neder
landse Saleziaanpater Schlooz de
grote motor en animator is. Waar de
meesten van ons op zijn leeftijd af
haken hij is vijfenzestig jaar
(„juist ja, ik krijg AOW uit Holland;
mijn orde heeft de premies steeds
betaald”) is deze man nog bar
stens vol actie.
van het kleine convent van de Dienares
sen van de Heilige Geest in Bombay,
maar ze heeft die taak kunnen overdra
gen aan een Indische collega. Ze heeft de
handen vol aan de leiding van het zieken
huis, dat op volstrekt andere basis draait
dan een Nederlands hospitaal. Zuster
Willebrord: „In januari hadden we geen
cent meer. Ik heb ’s nachts brieven zitten
schrijven om geld te krijgen of te lenen.
Dit particuliere ziekenhuis, aan de rand
van de slums en de krottenwijken, be
staat niet op basis van financiële zeker
heid. We leven bij wijze van spreken van
de ene dag in de andere. Dat heeft zijn
nadelen natuurlijk, maar ook het grote
voordeel, dat je helemaal kan bouwen op
je geloofsleven. Ik heb een rotsvast ver
trouwen in mijn Vader daarboven. Dat
wil niet zeggen, dat we maar zitten te
wachten op wat er gaat gebeuren. We
proberen zoveel mogelijk fondsen te wer
ven en knopen de eindjes aan elkaar. Het
principe is hier, dat de rijken betalen. En
als het even kan ook voor de arme patiën
ten. We hebben het personeel van Air
India in Bombay als „klant”. Dat is na
tuurlijk wel een soort zekerheid, maar
natuurlijk lang niet voldoende. Boven
dien groei je met zo'n „klant” snel naar
een duurdere outillage, want anders
gaan ze ergens andere naar toe. Hoe
wel Iedereen stelt de persoonlijke ver
zorging die we hier nog zoveel mogelijk
in stand houden erg op prijs. Een voor
beeld: een schatrijke Indische die hier
wel eens in ons ziekenhuis was ver
pleegd, moest bij een hartaanval naar
een gouvernementsziekenhuis, omdat
wij geen hartbewakingafdeling hadden.
Toen ze was opgeknapt, kwam ze naar
me toe en zei: ik wil bij een eventuele
Hij ontwikkelt in de hitte, die over
Madras hangt, een opmerkelijk
hoog tempo. Hij is intensief met zijn
werk bezig: zorgen dat de slecht
bedeelden in zijn omgeving het iets
beter krijgen. Op zijn werkkamer,
chaotisch vol met de meest uiteenlo
pende artikelen (van dozen Neder
landse Liga-koeken tot met de hand
beschilderde kokosbasten, medi
sche artikelen, ordners en noem
maar op), staat hoog op een kast een
Mariabeeld. In haar gezelschap vind
je afbeeldingen van Mahatma Gand
hi, India's grote voorvechter, en
Paus Johannes. Dat Mariabeeld
heeft iets bijzonders: het is begiftigd
met de ridderorde van Oranje-Nas-
sau. De versierselen, die bij die orde
horen, zijn aan Frans Schlooz uitge
reikt voor zijn prachtige werk daar.
De nog als een echte ouderwetse
missionaris ogende Saleziaan zocht
een goed plekje voor het ridder
kruis, klom op de stoel en hing het
Maria om.
Als ik er ben is het nog rustig voor
zijn deur. Het is half zes ’s morgens.
Hij stelt voor om naar zijn melaat
senhuis te gaan, de Pope John Gar
den, die in de velden buiten de stad
ligt. Het is zijn grote trots. En te
recht. Daar heeft hij mensen kun
nen opvangen, die in elk opzicht
uitgestoten zijn. Leprapatiënten,
melaatsen. De naam van de ziekte
alleen al is voldoende om iemand
weg te jagen uit de gemeenschap. Je
bereidt je op het ergste voor, als je
naar de Paus Johannestuin rijdt. En
wat tref je er aan? Landschappelijk
een oase: alles is groen; er staan
prachtige kokosbomen; rond de pa
viljoens en huisjes bloeien bougan-
villes in allerlei uitbundige kleuren.
De mensen die je tegenkomt zijn
de een meer dan de ander ver
minkt, dat is waar. Maar ogen (voor
wie door de ziekte niet blind is) en
gebaren (voor wie door de ziekte
niet zichtbaar gehandicapt is) geven
aan hoe gelukkig de mensen er zijn.
laatst een van de deskundigste le-
praspecialisten, dr. Brown uit Lon
den, op bezoek. Die vond het zelfs
niet nodig, dat er preventief pillen
ingenomen worden. Als de controle
maar goed en regelmatig wordt uit
gevoerd. En wat die gezinnen be
treft. De moeilijkheid is dat er vier
maal meer mannen dan vrouwen als
patiënt komen. Als er een nieuw
meisje de poort binnenkomt kan dat
wel eens problemen geven. Het zijn
tenslotte normale mensen net zoals
wij allemaal”.
Het streven van pater Schlooz en
zijn staf is om de melaatsen zelf alles
zoveel mogelijk te laten regelen in
het „dorp”. Ze zorgen zelf voor het
administratieve werk, voor het
kleinvee, het onderhoud van gebou
wen en tuinen, van het machine
park. Ze helpen en verbinden el
kaar. Dat geeft ze duidelijk hun ge
voel van eigenwaarde weer terug.
De grootste obstakels liggen op
het sociale vlak. Pater Schlooz: „Als
ze beter zijn, moeten ze eigenlijk
plaats maken voor anderen. Maar
ja, ze hebben dat lepra-stigma nu
eenmaal en dat raak je niet meer
kwijt. Ze worden in de meeste geval
len niet meer in de maatschappij,
hun maatschappij geaccepteerd.
Dan zoek je maar naar andere op
lossingen. Ik probeer werk en on
derdak voor ze te vinden of te creë
ren. Maar wat moet je met al die
arme duivels? Ik heb bovendien nog
iedere dag 200 melaatsen van bui
ten, die zich komen laten verzorgen:
schoon verband, tabletten, eten. Ge
lukkig heb ik nogal wat steun uit
Nederland, Cebemo, Caritas, Memi-
sa, de Leprastichting. Jammer toch
van dat gedonder rond de Lepra
stichting. De mensen hier worden er
de dupe van, van dat geruzie”.
In het melaatsendorp zijn werk
plaatsen, waar de mensen iets kun
nen doen voor de kost. Want dat is
ook een stelregel van Franz Schlooz:
„Al vegen ze maar een uurtje de
vloer aan dan doen ze tenminste
wat. Voor hun eigen waardigheid.
Ze vinden het helemaal niet leuk om
de hand te moeten ophouden en
niets te doen. Ze willen zich zelf ook
graag verdienstelijk maken”.
Dat melaatsenwerk vormt maar
een gedeelte van de activiteiten van
pater Schlooz. Op de terugweg naar
zijn „Beatitudes” komen we langs
een sloppenwijk, een slum. Er wo
nen 30.000 Birmezen (van oorsprong
Indiërs die zich in Birma hadden
gevestigd), die hun land uitgegooid
werden. Ze hadden daar hun eigen
huizen, hun werk. Alles is ze afgeno
men, toen ze werden uitgewezen.
Zelfs de ballpoints werden afge
pakt. Nu zitten ze daar in de slums.
Maar dertig percent heeft een baan.
De rest is aangewezen op hulp van
buiten. Pater Schlooz regelt een
groot deel van die hulpverlening. Hij
heeft projecten gelanceerd, zoals
werkgelegenheid voor een aantal
vrouwen (handweefwerk), een
school (een gebouwtje van vijf bij
twintig meter breed) en een crèche
voor kinderen van moeders, die
overdag werken.
Pater Schlooz: „Je ziet nu met je
eigen ogen hoe dat hier gaat met
zo’n school. En ze daar in Holland
bij jullie maar klagen, dat er te grote
klassen zijn. Die scholen moeten
stekende fijnschilders bij). Voor de
vrouwen zijn er ruimten, waar ze
weven, manden vlechten, allerlei
snuisterijen maken. Pater Schlooz:
„Dat zijn toch prima dingen die ze
maken. Maar ja, hoe verkoop ik die
steeds. Ik stuur regelmatig kisten
met spullen naar Venlo, waar ik
vandaan kom, maar de mensen daar
die me constant willen helpen, be
strijken natuurlijk maar een be
perkt gebied”. Als ik voorstel dat er
eens contact daarover opgenomen
zou moeten worden met een paar
grote warenhuizenconcerns in Ne
derland, roept Frans Schlooz en
thousiast: „Dat moet ik maar eens
een keer doen. Die mensen hier moe
ten toch leven. Zouden die prijzen
niet te hoog liggen?” Schlooz noemt
belachelijk lage prijzen voor dat
kostelijke handwerk
Als we weer bij de kamer van
„Het is nog rustig vandaag”, vraagt i
hoe het met de aanvoer van Neder
landse melkpoeder zit en tikt een
paar vrijwilligsters uit Zwitserland
en Frankrijk bemoedigend op de
schouders, als ze klaar staan om
eten te gaan uitdelen. Een AOW-er
in de kracht van zijn leven. En dan
te weten, dat hij aanvankelijk bij de I
Lazaristen in de jaren dertig werd I
afgekeurd voor de missie wegens
nierklachten. Als Saleziaan mocht
hij wel. Heel Madras en omstreken
mogen blij zijn, dat Frans Schlooz
toen al niet te stuiten was. Een ou
derwetse missionaris van buiten,
maar modernér denkend want
echt voor het arme deel van het volk
levend en werkend dan velen hier. I
Hindoes, moslims, christenen; ze
zijn hem allemaal even lief. „Want”,
zegt hij met zijn lievelingsspreuk:
omgeving. Ze hebben in onze tuin
veiligheid, geborgenheid gevonden.
Ze komen hier wanhopig naar toe.
Ze hebben hun identiteit verloren.
Hun naaste familie wil niets meer
met ze te maken hebben. Hun baan
zijn ze kwijt. Ze voelen zich ten dode
opgeschreven. Hier maken wij ze
duidelijk, dat er nog goed valt ver
der te leven. Dat ze als ze er snel
bij zijn geweest volledig kunnen
genezen. Maar ja, de meesten dur
ven het niet te zeggen als ze de eerste
symptonen opmerken. Ze wachten
en wachten. We hebben hier veel
alleenstaanden, maar ook gezinnen.
Daar spelen wat kinderen, kijk. Die
kinderen zijn gezond. Tja, met die
besmettelijkheid is het heel raar. Ik
zelf en ook de zusters die hier wer
ken hebben nooit last gehad. Ik had
I
Frans Schlooz komen heerst er een
bedrijvigheid van jewelste. Iedereen
schijnt hem dringend nodig te heb
ben. Hij geeft adviezen, zet handte-
keningen, deelt spullen uit, roept
met een knipoog in mijn richting:
maar groter en luxueuzer. Mij best
allemaal. Maar het zou toch eens
goed zijn als ze hier eens even kon
den kijken”. Hij zegt het niet met
bitterheid hij is een van de vrien
delijkste mensen, die ik ooit ontmoet
heb maar constateert het alleen
brord is dat een vaste bron van inkom
sten. Het levert zo’n duizend gulden per
speelmiddag op, waarbij de producenten
zelf voor alle kosten verantwoordelijk
zijn. Zo moeten ze zelf een generator
meenemen. De ziekenhuisstaf krijgt te
voren het script te zien, zodat men bij het
draaien van de films met voor ongewen
ste verrassingen komt te staan.
Het ziekenhuis krijgt van de gemeente
lijke overheid 30.000 subsidie per jaar.
Met dit alles is duidelijk, dat het instituut
het hoofdzakelijk moet hebben van parti
culiere en dan met name buitenlandse
steun. Zo krijgt men medicamenten, ap
paratuur (Memisa), voedsel (Caritas) enz.
Want behalve het ziekenhuis heeft men
ook nog medische hulpposten (polikli
nisch werk) midden in de slums, een
tehuis voor grotere kinderen (onder meer
gesteund door Cebemo, een Nederlandse
instelling) en een school. Voorts geeft
men adviezen en hulp aan een tehuis
voor lichamelijk en geestelijk gehandi
capten, dat zoveel mogelijk op eigen
kracht probeert te draaien onder leiding
van een gehandicapt echtpaar en enkele
sociale werksters.
Zuster Willebrord, die ook nog les geeft
aan de School voor hogere verpleegoplei
ding, werkt verder nauw samen met het
College of Social Work, een onderdeel
van de universiteit van Bombay, dat
wordt bestuurd door de Amerikaanse dr.
Baker. Op dat college worden sociale
werkers en werksters opgeleid, afkom
stig uit alle delen van India, maar ook uit
Afrika en zelfs Amerika. Het gaat bij
deze opleiding vooral om de verheffing
van de armsten onder het volk, dus op
het platteland van de dagloners en arbei
ders en in de stad van de slumbewoners.
Op
een va
op we
Havar
die h<
Hollar
Piet F
ervoor
maal
Hij ac
and t(
waar
nen a;
zelde
te zon
H
vijs
der
l)oc
vijf
der
var
na«