t
4 I
1
I:?
’V 'I
rv,-
F
Nederlandse
admiraal
door Arne Zuidhoek
Vlootvorst
kreeg 7000
Galeien
steeds vooraan
in gevecht
Dividend
Gek van vreugde
ft
Het is de Koninklijke Familie
die een jacht met de naam „Piet
Hein” bezit. Het is de burger die
tijdens de oorlog in het Utrechtse
Tivoli in tranen en applaus uit
barstte omdat het USÓ zo mooi
de „Piet Hein Rhapsodie” speel
de. Het is de supporter die bij elke
zegepraal het lied van de „Zilver
vloot” aanheft. Want voor elke
laag van de Nederlandse bevol
king is Piet Hein het vleesgewor
den symbool van de strijd van het
kleine landje aan de zee tegen de
grote wereld. En het is 350 jaar
geleden dat de zeeheld in de
Cubaanse baai van Matanzas
een deel van de Spaanse Zilver
vloot buitmaakte.
■Acapulco
'$ria€ oc-&)a*c
nV
r J
e'ezz»
-
- -
C’
J
De zilvervloot” van Piet Hein
na 350 jaar nog op de lippen
n ge--
n
Prins Frederik Hendrik liet van
BI
k-wv.s I
it
n
n
een
reen
heb-
idte-
oept
ting:
Hoe het ook zij, gelukkig voor Ne
derland voer hij uit en ontpopte zich
als een leider van de oude stempel.
Weliswaar dokterde hij een bepaal-
voor een groot deel uit de koker van
Piet Hein zelf. De routes en tijdsche
ma’s van de galjoenen waren in gro
te lijnen bekend, maar Hein had zich
veel moeite getroost om de details te
bestuderen. Succes hing voor een
belangrijk deel van het verrassings
element af. Daarin slaagde Hein
niet.
Hij werd al in een vroeg stadium
gesignaleerd en de zilverschepen
van Panama en Tierra Firme (het
noordelijk deel van Zuid-Amerika)
bleven binnen. Alleen de Mexico-
vloot bleef van alle berichten versto
ken, zodat die bij het opwerken naar
De echte zilvervloot of niet, men
haalde er 177.329,5 pond zilver Uit,
bijna 8 miljoen gulden toen; verder
cochenille, zijde, suiker, hout, krui
den en dergelijke. Geen wonder dat
er in patria het bijna hypocriet aan
doende vers werd aangeheven:
Havana (de verzamelplaats van de
galjoenen om van daar in een groot
vlootverband naar Spanje over te
steken) in handen van de Hollanders
viel. Piet Hein heeft geweten dat
hem de echte Zilvervloot ontgaan
was. Daarom lag hij vóór en niet na
Havana op de loer.
„Welcom, welcom, Vromen Helt,
Met U schatten en U geit.
Welcom, welcom, welcom Heer.
Soo begonnen, soo noch meer.”
Een figuur als Piet Hein had daar
weinig weet van. En als die het wèl
wist, bekreunde die er zich niet om.
En als het inderdaad zo was, dat
kooplieden te veel belang bij het
reilen en zeilen van de Spaanse vlo
ten hadden (internationale handel
was en is nog een ondoorzichtig spel
van privé- en nationale belangen),
dan waren die er niet rouwig om dat
die vechtjas werd „weggepromo
veerd”. Maart 1629 trad Piet Hein in
dienst van de marine. De Prins en de
Staten zagen in hem dè man om de
Duinkerker kapers uit hun roofnest
aan de entree van het Kanaal te
blazen. Hein was tevens de aange-
De Duinkerkers berokkenden de
Hollandse koopvaardij- en vissers
schepen veel schade; tussen 1628-
’30 alleen al voor 12 miljoen. Juni
1629 was Hein in zee en de 17e ont
moette zijneskader drie Duinkerker
kapers. Het is typerend voor zijn
aanvalslust dat hij er onmiddellijk
achteraan ging en aangezien hij het
snelste schip van zijn vloot onder de
voeten had, lag hij de volgende och
tend in zijn eentje tussen de drie
vijanden.
Zonder een ogenblik te sammelen,
stortte hij zich op de zwaarste twee
bodems, vurend met alles wat hij
had. Piet Hein was toen bijna 52
jaren oud; in plaats van lekker thuis
achter de kachel stond hij op een
scheepsdek met zijn rapier te zwaai
en, in plaats van gezellig zijn huis
vrouw onder de kin te strelen, stond
hij bevelen te brullen. Bevelen hier,
aanwijzingen daar.
Zijn „Groene Draeck” zou het ech
ter toch winnen, door toedoen van
Heins vlaggekapitein M. H. Tromp,
net als Hein een nadenkend leider
met een ontembare moed. Heins ma
nier van doen had school gemaakt.
Witte de With, Tromp en zoveel an
deren hadden onder hem gediend en
zij belichaamden de overgangsfase
van drieste Viking-tactiek naar de
20e-eeuwse strategie. Hein’s ideeën
waren van onnoemelijk belang voor
de tweede helft van de 80-jarige
oorlog en het is zeker niet in de
laatste plaats aan Piet Hein te dan
ken, dat die strijd in het voordeel
van Holland is beslecht.
wezen man om de Staatsvloot naar
behoren te organiseren en te inspire
ren.
De Delfshavenaar stelde daartoe
een aantal richtlijnen op en voor het
geval van Duinkerken had hij, ty
pisch Hein, „Roychaloupen” (roei
boten) nodig en vroeg hij „met den
eersten in zee (te) mogen gaen”.
1,
It
r
e
t-
n
e
g
s
l.
s
De tegenstanders stuurden een
tweede laag kogels op Heins „Groe
ne Draeck” af. Die vlogen de luite-
nant-admiraal om de oren en, wat
ongelukkiger was, één ervan recht
door zijn schouder. Ditmaal zou hij
niet aan sloepmanoeuvres toeko
men. Piet Hein sneuvelde voordat
hij zijn vaderland verdere onschat
bare diensten kon bewijzen. Duin
kerken zou nog jaren een lastpost
blijven.
o
•aagt
’der-
een
•land
p de
i om
W-er
i dan
>ij de
werd
gens
tocht
eken
rlooz
i ou-
liten,
want
volk
hier,
i; ze
ant”,
•euk:
Op 8 september 1628 verzeilde'
een van Spanje’s rijke retourvloten,
op weg van Mexico naar Cuba, bij
Havana in een oostwaartse stroom,
die haar in de klauwen van een
Hollandse vloot onder leiding van
Piet Hein dreef. Hein had het jaar
ervoor zo’n kans gemist, maar dit
maal sloeg hij onverbiddelijk toe.
Hij achtervolgde de vluchtende vij
and tot in de Baai van Matanzas,
waar de in paniek geraakte galjoe
nen aan de grond liepen. Hein aar
zelde geen seconde, enterde en hark
te zonder een druppel bloed te ver-
Piet Hein begon inderdaad als
„kleine man”. Hij werd, evenals va
der Cats, in 1577 geboren te Delfsha-
ven, in de stank van de traankokerij-
en van de walvisvaart (zodat de net
te heren in Delft woonden). Zijn
vader was een fatsoenlijke schipper
bij wie kleine Piet zijn zeebenen
kreeg. Zijn zeearmen kreeg hij van
de Spanjaarden, die hern gevangen
namen en hem een jaar of vier op de
galeien lieten zwoegen. Daar pikte
hij een best mondje Spaans op, het
geen hem later-goed van pas kwam.
In 1607 ging hij als hoogbootsman
naar de Oost en kwam als schipper
thuis, trouwde een weduwe van
stand zodat Hein, na voordelige za
kenreizen naar de Middellandse
Zee, als geacht reder lid van de
Rotterdamse vroedschap werd. In
zo’n positie moest hij een wapen
hebben om de schrifturen mee te
verzegelen. Hij koos daartoe een
piet op een heining („sinspelende op
de naem Heyn”), ofwel een vogel op
een schutting. Als zeeman kende hij
de waarde van een vaste stek aan de
wal, zoals elke zeevogel naar een
stuk drijfhout snakt om de vleugel
rust te gunnen.
de strategie uit, een aarzelend begin
van de latere scheepst’actieken met
kiellinies, in eerste instantie was hij
een vecht-admiraal, voorganger in
de gelederen waar de hardste klap
pen vielen. Al tijdens zijn eerste
actie (de inname van San Salvador,
1624) roeide hij aan het hoofd van 14
welbemande sloepen naar het wa
terfort en was met zijn trompetter,
die prompt sneuvelde, als eerste op
de vijandelijke wallen. In 1627 slaag
de hij er op dezelfde plaats in, onder
het oog van de vijand een aantal
rijkbeladen koopvaarders weg te
slepen. Hiertoe liet hij zijn sloepen
(hij was voorstander van zulke
sloepmanoeuvres) door droge ri
vierbeddingen sleuren. De verbijs
terde Spanjaarden spraken over
vermaledijde „flamenco’s, die kon
den varen waar geen water was”.
Het stoute plan om een gehele
Zilvervloot aan te tasten, kwam
zijn aandeel (diens „gerechtigheid”
was tien procent van de netto-winst:
700.000) Honselaersdijk bouwen.
De admiraal kocht van zijn beloning
7000) een „niet te prachtig huis” in
Delft. Hij was er tevreden mee en
werd bovendien snel welvarend
door allerhande schnabbeltjes. Niet
tevreden waren de Janmaats die
met 208 werden af gescheept. Zo’n
45 récalcitranten pikten het niet én
trokken in protest naar het Amster
damse WIC-huis. Brave burgers sta
ken er een stokje voor en de demon
stratie werd afdoende door een ven
del militairen in- en uit elkaar gesla
gen.
morsen de grootste buit binnen die
een Hollandse krijgsman ooit zag.
En heel Holland riep, net als de
papegaai op een van de zilversche
pen: „Oh wat gaat het goed, oh wat
gaat het mooi!”
Het was voor de jonge Republiek
der Zeven Verenigde Nederlanden
een éclatante overwinning. De buit
van zo’n ruim 11 miljoen toenmalige
guldens vijzelde haar zelfvertrou
wen in de strijd tegen de Spaanse
tiran enorm op. Er gingen zelfs
stemmen op om Spanje direct maar
even binnen te vallen!
Maar voor de admiraal zelf zat er
een tragisch kantje aan. Al eerder
had hij een aantal operaties tot een
goed einde gebracht. Hij had Bahia
in Brazilië genomen, de Afrikaanse
kust geteisterd, vloten in slecht weer
en bij ziekte bij elkaar gehouden,
ervoor gezorgd dat de investeringen
van de West-Indische Compagnie
beloond werden, zodat zij „haeren
aessem kon herhalen”. Dat was alle
maal als vanzelfsprekend aangeno
men, de plicht van een goed soldaat.
Niemand die hem daarvoor uitge-
breid dankzegde.
En nu, na de „eenvoudige” verove
ring van de Zilvervloot, stond Ne
derland op de achterste benen van
verrukking. Heel Amsterdam was
uitgelopen toen de triomfator op het
IJ verscheen. Mensen verdronken,
in pogingen een glimp van hem op te
vangen. „Siet hoe het volck nu raest,
omdat ick soo grooten schat t’huys
brenghe, daer weynich voor hebbe
gedaen; ende te voren als ick der
voor hadde ghevochten, ende verre
grooten daden ghedaen als dese, en
heeft men sich naeuwlijcks aen my
ghekeert”, schamperde Hein, terwijl
hem het ene na het andere overwin
ningslied werd toegegalmd en de
erekettingen hem om de oren vlo
gen.
Natuurlijk, geldminnend Neder
land was reuze ingenomen met het
geld, dat Hein binnensleepte, maar
niet iedereen profiteerde daarvan.
Nee, het was ook de vreugde over de
klap die Spanje werd toegebracht.
Elk jaar weer voorzag een zilver
vloot Spanje van ruime financiële
middelen. Het was nog nooit iemand
gelukt (en het zou na Hein ook nie
mand lukken) zo’n legendarische
vloot te strikken. Het prestige van
Spanje was in het geding, dat was
haar voornaamste schadepost, ge
voegd bij het financiële verlies dat
ilu tegen haar gebruikt werd. De
ongelukkige admiraal De Benavides
werd onthoofd en de nederlaag
kwam uiteraard nooit in de Spaanse
geschiedenisboeken. Velen zagen
het als een straf die het Opperwezen
de door hoogmoed verblinde hidal
go’s toebracht. Hele regimenten
muitten omdat ze hun soldij in ge
vaar zagen.
In die jaren had hij de droom van
elke zeeman gerealiseerd, namelijk
rustig aan de wal gerespecteerd en
welgesteld. Toch aanvaardde hij in
1623 het vice-admiraalschap van de
West-Indische Compagnie. Waar
om? Zelfs van admiraal De Ruyter
is bekend dat die „met grote tegen
heid” huis en haard verliet om het
vaderland te dienen. Had Hein dan
last van gatvliegen? Vanwege het
plukharen met zijn vrouw, zoals een
historicus beweerde? Durfde hij de
eervolle benoeming niet te weige
ren? Of maakte hij zich kwaad op de
zijns inziens slechte gang van (zeeza
ken) in de eerste jaren na het 12-
jarig bestand?
De WIC keerde haar aandeelhou
ders 50 procent dividend uit. Dat
moest ook wel, want sommige Hol
landse kooplieden waren door deze
verovering danig benadeeld. En wel
vanwege het feit dat ze geld of goed
in de Spaanse vloten investeerden.
Het waren namelijk die kooplieden
die, na de lessen vanuit Spanje, Por
tugal en Antwerpen gevluchte colle
ga’s (veelal joodse Maranen) tot op
zekere hoogte in de Spaanse econo
mie waren doorgedrongen en vanuit
die posities kapitalen lospeuterden
kapitalen die Holland in staat
stelden, vloten naar Oost en West te
sturen en deugdelijke legers samen
te brengen. Die kapitalisten stelden
de toekomst van de Republiek al
veilig, voordat de victories van
Nieuwpoort, Gibraltar of Alkmaar
bevochten werden. Zij traden in de
schaduw om anderen, de voor de
krijg geboren en getogen Hollan
ders, de geschiedenisboekjes te la
ten halen.
Het was mede om die chaos in het
vijandelijke kamp dat de Hollan
ders en Zeeuwen gek van vreugde te
hoop hepen. „Kinderen van vier of
vijf jaren. wisten te spreken van
den Generael Piet Pietersz. Heyn en
van hem te singen, al wasser sijner
naeme kleyn, dat nochtans sijn da
den weren uyttermate Groot, gelijck
bleeck uyt het veroveren van de
Silveren Vloot”, schreef iemand in
1628.
Hier schuilt het geheim van Heins
populariteit tot op de huidige dag:
het eenvoudige feit dat Hein op klein
rijmt. Want waar Collega’s als Jol’
Ita of Schram op een even korte
naam en even grootse daden kunnen
bogen, reikte hun faam niet verder
dan de tijd waarin ze leefden.
„Piet Hein! Piet Hein! Piet Hein,
zijn naam is klein.” Hier stond een
kleine man en hij heette ook een
kleine man tegenover een oper-
machtige vijand. Hein presteerde
het onmogelijke, als Sint Joris tegen
de Draak; het geringe Nederland
tegen het Habsburgse Spanje, een
wereldrijk, en het won!
Het lied was in 1628 al populair
der dan het Wilhelmus (liedjes-
schrijversduo Heye-Viotta adop
teerden het vers pas in 1844) en Piet
Hein onsterfelijk.
o oo o route “TterrA
foute T/ieuw-'
jaJj'oenen 'va.
route F/et /i
Vera CvZ- 1
F J j v.
v y n fl
t *1