TOERIST IN CHINA (3) J I T I M gels f iB notitie. II 12 13 TOERISME 19 7 8 1 3 OKTOBER VRIJDAG 1 9.15 - idheid (straat - 1 I voor- en ter ktplein ter ter i deze dagen ik hier- lat 14, ling op itselijk HOEWEL HET VERBLIJF nog maar kort is hebben de toeristen zich inmiddels vrijwel alle maal aangepast aan de normen die voor ons be zoek gelden. Alom vrolijkheid dus om ontwijkende antwoorden en de tolk hoeft maar een keer zijn stem een bepaalde draaiing te geven - zoals wij dat kennen van gevierde conferenciers - of het applaus TERWIJL HIJ aan het woord is, sluipt een langgevlecht meisje om ons heen en waakt erover dat onze met groene thee gevulde mokken niet leeg raken. Op een tafeltje staan hoge thermosflessen, waaruit ze warm water betrekt; dezelfde die we in het hotel elke morgen voor de deur van onze kamer vinden, waar kopjes en een theedoosje tot het vaste interieur behoren. EN ZO IS ER OPNIEUW een vraag deskundig achter de coulissen weggewerkt, maar met een vriendelijkheid die het je bijna onmogelijk maakt door te blijven zeuren. Dat zou trouwens, zo is tijdens mijn reis vele malen gebleken, tot geen enkel resultaat leiden. NA HET VERHAAL van de leider worden we naar een van de 28 scholen (lagere en middelbare) in de commune gebracht. Voor het eerst tijdens deze reis daar het aandoénlijk tafereel van een bij aankomst applaudisserend schoolklasje met gul lachende gezichtjes boven de klappende handen. En op het zanderige plein voor de school wordt daadwerkelijk het verhaal onderstreept dat de lichamelijke opvoeding van de jeugd alle aandacht heeft. Drie andere klasjes vermaken zich dan ook met diepe kniebuigingen en andere gymnastische spelletjes, tegen de achtergrond van een muur met de onvermijdelijke leuzen. door de kameraden Mao en Hwa. De beeltenis van de twee is (nog) op de meeste plaatsen gebroeder lijk samen te* zien. Maar juist weer pal tegenover evenmin van een kinderzaaltje waar moeders hun peuters, die met een gespalkt armpje of beentje met een infuus verbonden zijn, op het bed drukken en kalmerend toespreken. In een andere kamer zit een man gebogen op zijn bed, dat uit niet meer dan een spiraal met een harde mat bestèat. De kamer is tegelijk een opslagplaats van zuurstofflessen, maar wie weet is het wel een afdeling die bij ons intensive care heet. IN IEDER GEVAL IS HET in onze verwende ogen allemaal een onbeschrijfelijke bende. Verval len, we kijken elkaar aan zonder wat te zeggen. Want hoe oneerlijk zou het zijn afschuw op je gezicht te tekenen wanneer je gastheer je juist trots zijn heiligdom laat zien. VOLGENDE KEER: SLOT, een tempel als colle gezaal en een avondje theater. (De eerdere verha len in deze serie verschenen op 28 september en 5 oktober). irmeer is zijn 8 van op de WE ZITTEN NAUWELIJKS aan tafel of volle schalen met alle mogelijke vlees- en groentescho tels en vis komen binnen. Meer zelfs dan in het hotel, een grotere variatie, rijkelijker ook. Kortom, we worden hevig verwend. Enkel het bier, waar mee we in het hotel worden doodgegooid, ont breekt. Thee en flesjes mierzoete sinaasappellimo- nade. De leider van de commune vergewist zich er zelf van of alle tafels goed worden bediend en draagt nieuwe volle schalen aan. Ik waan me in een sterrestaurant. Het Hong Kong Chinese meisje eet met lange tanden. Ze ziet nog de kindertjes in de modelboerderij voor zich die in hun kom enkel rijst hadden, met een ondermaats slablad. DE REISAGENT IS inmiddels in gesprek ge raakt met een zogenaamde barefootdoctor, een blotevoetendokter, een zuster die juist wat meer medische scholing heeft om zelfstandig bepaalde afdelingen te runnen. Het meisje blijkt voor in de twintig, spreekt aardig Engels, en legt gedreven uit dat ze haar leven opdraagt aan de mensen van de commune. „De arbeiders en boeren hebben mijn studie mogelijk gemaakt en daarvoor geef ik ze in ruil mijn diénsten”, zegt ze beslist. Wanneer ik vraag naar de toestand waarin ziekenhuisjes in communes van vergelijkbare grootte verkeren, krijg ik het antwoord dat ik kon verwachten. „Aan de medische zorg van onze mensen wordt de grootste aandacht besteed”. HET HONG KONG-CHINESE MEISJE loopt bedrukt rond, uiteindelijk is het het volk waar ze uit voortkomt, ook al leeft ze dan in de Britse kroonkolonie, in vergelijking, in paradijselijke omstandigheden; kan ze gaan en staan waar ze wil en eten en kleding kopen, zoveel ze wil. Eten zoveel we willen kunnen we zelf ook na afloop van de rondleiding, die ons ook nog naar een modelboer derij voert. De hal waarin de lunch zich afspeelt ligt aan een meertje. Op een muurtje bakken waar we onze handen kunnen wassen. DE BOORDEVOL GEVULDE TAFEL werpt een schril contrast. „Ze willen alleen maar laten zien hoe goed het wel in de commune is”, vertaalt ze eenvoudig wanneer we van tafel gaan. De groep ziet er welgedaan uit. De scherpe kantjes zijn van het bezoek afgegeten, indrukken gepolijst. Het zou me niet verbazen wanneer de ronde Amerikaan, die vandaag maar weinig grapjes maakt thuis de armoe van het ziekenhuisje als „schilderachtig” beschrijft. De tropische hitte buiten werkt als een slaapverwekkend dessert. Ik dank de leider van de agrarische gemeenschap voor zijn grote gastvrij heid. „Het is goed om elkaar te leren kennen, van elkaar te leren en elkaar te begrijpen”, zegt hij en zwaait de bus na tot hij aan de einder is opgeslokt. Onder de beeltenissen van Mao en Hwa heet de leider van de Jenho agrarische commune de toeristen wel kom; rechts Shiao Yang, de nijvere gids. De andere foto's zijn gemaakt in en rond de school. In het klaslokaal zijn aan de muur nog net de foto's herken baar van Marx, Engels, Lenin en Stalin. Het jongetje met de kom rijst en zijn spelende broertjes fotogra feerde ik op de modelboerderij. BIJ EEN LAAG ONTVANGSTGEBOUWTJE komt de leider van de commune naar ons toe. Een vriendelijk uitziende veertiger, gekleed in het ons nu al overbekende slobberbroek- en losse hemd- tenue, dat hier, in dit tropische deel van China, het in Peking etcetera bejubelde Mao-pak waardig vervangt. De leider draagt een glimlach op het gelaat, die hij de verdere dag ook niet meer zal afdoen. Voor we wat te zien krijgen is er eerst een bijeenkomst, waarop we nader over de commune worden geïnformeerd. Terwijl Mao en Hwa zij aan zij boven hem geduldig over de toeristen heenzien, TIJDENS HET VRAGENUURTJE probeer ik wat meer te weten te komen over de al dan niet vrijwillige aanwezigheid van de mensen in de commune. Kunnen de mensen, als ze dat willen, naar de stad verhuizen? luidt mijn eenvoudige vraag. De tolk brengt hem over en na enig heen en weer gepraat met de leider meldt hij: „Wanneer ze dat willen, moeten ze dat aan de voorzitter vragen. Die beslist daarover”. „Ja maar, kan het?” „De voorzitter beslist daarover”. En de voorzitter be krachtigt die woorden met nadrukkelijk geknik. HET HONG KONG-CHINESE MEISJE is ver drietig die avond, als we terug rijden naar het hotel. Zwijgend zit ze voor in de bus en staart in het niets. Pas veel later komt ze een beetje los. „Ze zijn zo arm, zo vreselijk arm”, zegt ze plotse ling. Dat maakt me zo verdrietig”. We hebben die dag een gigantische landbouwcommune bezocht, ten noorden van Kwangchow, Kanton. Een agra rische gemeenschap van ruim 73.000 mensen. OP DE WEG ER HEEN blijkt al dat veel toeris ten, die sinds 1 januari wat makkelijker via Hong Kong de Volksrepubliek China kunnen binnenko men, ons zijn voorgegaan. En hebben de stad nog maar net verlaten of onze gids Shiao Yang tast in een buidel en tovert voor ieder van ons een dru kwerkje tevoorschijn, waarop alle informatie, die goed voor ons is, staat vermeld. Een alinea vertelt over de opbrengst van een hectare land, die „befo re liberation”, voor de bevrijding (1949, toen de Volksrepubliek officieel werd gesticht en de troe pen van Tsjang Kai-sjek van het vasteland naar het tegenwoordige Taiwan werden gejaagd) maar gering was, maar acht jaar later al verdubbeld was. En na de grote Proletarische Culturele Revo lutie ging het pas echt heel goed. OM EEN VOLLEDIG BEELD te geven nog wat meer gegevens uit het drukwerkje. De 73.000 men sen vormen samen 15.560 huishoudens. Rijstbouw is er het belangrijkste gegeven, maar er wordt ook wat aan bosbouw en veeteelt gedaan en de commu ne heeft een paar eigen fabrieken. De Jenho Peop le’s Commune bezit verder 48 trucks en 392 kleine en middelmatig grote tractors, aldus het bulletin. Voorts is er met de hulp van naburige communes een groot irregatiesysteem opgezet; is er langs de Liuhsi rivier zestig kilometer dijk aangelegd en zijn er in de rivier dammen gebouwd voor de electriciteitsvoorziening. BIJ HET BINNENRIJDEN van de commune zie ik een paar honderd Chinezen als mieren tegen een van de oevers van een droge rivierbedding opklim men, allemaal met een mandje met grond, zo te zien. In de omgekeerde richting is een al even driftig verkeer, zo te zien weer met lege mandjes. Zo te zien allemaal, want wanneer ik Shiao Yang vraag om even te stoppen zodat we wat meer te weten kunnen komen over het werk dat daar in uitvoering is, gebaart hij dat daar geen tijd voor is en de leider van de commune op ons wacht. De rest van „groep zeven” valt me bij, maar ook dat mag niet baten. Geen tijd. Shiao Yang gebaart dat driftig. VANUIT DE VERTE leek het of er ook veel kinderen bij het werk waren betrokken en kinde rarbeid bestaat op papier niet in de Volksrepu bliek. Maar zeker weet ik het niet. Om iets terug te doen, vraag ik hem of de commune ook al bestond tijdens de regering van de grote leider Tsjang Kai- sjek. Als blikken op dat moment konden doden was ik nimmer uit de Volksrepubliek terugge keerd. „Grote leider, hoe durft u, grote leider”, blaast hij me vol venijn toe. Later, bij het uitstap pen, komt hij naar me toe en heft vermanend de vinger. Dat kon ik toch niet doen, vindt hij. ZOALS WE OVERAL zullen meemaken wordt ons ook op de school een „hartelijk welkom in de naam van de scholieren” toegeroepen. Voor de tolk is de megafoon een deel van zijn lichaam geworden, want hij gebruikt het apparaat ook in gesprekken van man tot man. Een van de Ameri kaanse dames in de groep, die zich al de hele ochtend hysterisch heeft gedragen, strijkt nu on ophoudelijk over passerende Chinese jongensbol- len, onder het uitroepen van de standaardzin: „They are very good students. They are very clever”. Ze zal ongetwijfeld buitengewoon begaafd zijn. De kleding op de school is niet uniform, behalve de blote voeten dan. Sommige meisjes dragen zelfs rokjes, een/fenomeen dat ik tot nog toe zelfs sporadisch in Kwangchow aantrof. DE VOLGENDE GANG in de commune is het hospitaal. Elk van de 25 brigades (die weer onder verdeeld zijn in 299 produktieteams) heeft een eigen kliniekje, dat meer als een EHBO-post kan worden gezien. Het hospitaal met zijn 50 bedden is bestemd voor alle 73.000 leden van de commune. Weer kindertjes, met schooltassen om de schoü- der, die ons klappend opwachten. Een in het wit gestoken Chinees, de plaatselijke „directeur-ge- neesheer”, komt ons enthousiast tegemoet. Weer met diezelfde glimlach die al onze gastheren op hun gezicht gebakken hebben en die gepaard gaat aan een zeer onwesterse hoffelijkheid, waardoor je na een paar dagen als vanzelf vervalt in een passieve inschikkelijkheid. i MAAR OOK MET DIE INSCHIKKELIJKHEID ontkom ik er niet aan met grote verwonderde ogen door het hospitaaltje te wandelen. Eerlijk is eer lijk, er blijft geen deur gesloten. Niet van de dokter die met een acupunctuurbehandeling bezig is, en VOOR DE EERSTE MAAL tijdens mijn nu drie dagen durende bezoek zie ik ook de beeltenissen van, van links naar rechts, Marx, Engels, Lenin en Stalin. Ze hangen er wat verdrietig bij, met krul- lende oren. Vanaf de andere zijde van het lokaal klatert op in het op een parkeergaragegewelf lij- (boven het schoolbord) worden ze gemonsterd kende gebouwtje. „Nu bent u voor het eerst in staat een hospitaal te bezoeken. Vroeger was dat niet mogelijk”, vertelt de leider via de tolk. Ap- ons hotel in Kwangchow staat een hoge geschilder de beeltenis van Hwa, uitdrukkelijk enkel Hwa, met een meisje, samen omgeven door bloemen. De nieuwe lente. En het is de vraag of daarin het rode boekje past. De gids had het er in ieder geval al niet meer over. begint hij zijn verhaal, een letterlijke herhaling van het eerder uitgereikte drukwerkje. Het enige verschil is dat het verhaal ons nu via een tolk bereikt, omdat de leider enkel de Chinese taal bezigt. OOK DE LEVENSSTANDAARD van de boe rengemeenschap komt aan de orde. Ze hebben samen 15.000 fietsen en meer dan 5000 naaimachi nes. Dus vertaald: ongeveer een fiets op de vijf mensen - ook hier uiteraard geen particuliere auto’s - en 1 naaimachine op drie huishoudens. Daar kan dan iedereen z’n eigen conclusies aan verbinden, met in zijn achterhoofd het feit dat cijfers genoemd worden omdat de informanten trots zijn op het behaalde levenspeil, waarbij men er rustig van kan uitgaan dat er naast deze model- commune ook leefgemeenschappen bestaan waar de inwoners zelfs per vijf man nog geen fiets hebben en waar misschien wel tien moedertjes met een naaimachine moeten doen. Als de leider over de bereikte welstand vertelt is dat tevens een aanduiding van de armoede die er nog is, schiet het door me heen. plaus, de leider doet glunderend mee, blij om al dat enthousiasme. 1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 13