ELS PELGROM
De kinderen van het achtste woud
door Petra Barnard
--
fijn was en dat is eigenlijk heel gek.
Een fantastische tijd was het omdat
ik echt op zo’n boerderij heb geze
ten. Ik vond het prachtig.”
99
door Margreet
Blankesteyn-Blees
Idealen
Pleidooi
Slachten
Oorlogsmisdaden
grote boom geworden. Het bestaat niet meer.”
Penselen en griffels
1
„De kinderen van het achtste woud”, waarvoor Els Pelgrom de
gouden griffel kreeg en dat speelt tijdens de Tweede Wereldoorlog, is
niet het eerste boek dat zij schreef. In 1962 verscheen „Het
geheimzinnige bos”. Tussen het eerste en het tweede boek zit dus
een hele tijd. Els Pelgrom: „Ik ben altijd van plan geweest dit tweede
boek te schrijven, maar ben er niet eerder toe gekomen. Ik heb altijd
geschreven op een andere manier. Dit boek.was een opgave voor me.
Het is voor een groot deel autobiografisch, maar niet helemaal. Ik heb
dingen gebruikt die echt zijn gebeurd, maar er ook veel verhaal in
geweven. Iedereen vraagt dan „Is dat nou echt gebeurd” en „is dat
nou zó gebeurd”, maar dat vind ik flauwekul. Dat vind ik helemaal niet
ter zake doen. Het is 33 jaar na die tijd. Ik vind het een beetje onzin.
Het is een boek, een ding op zich. Je gaat toch ook niet het
„Dit schrijnende verhaal over de Columbi-
aanse Lucia en Cecilia schetst meesterlijk de
mensonwaardige situatie van een heel stuk
Derde Wereld; daarbij spreekt het met heel
veel voorzichtigheid en eerbied over de men
sen wie ze ook zijn zonder de slechtheid
en ongerechtigheid te verdoezelen”, aldus het
verslag bij de prijs die op 10 mei werd uitge
reikt aan Marianne Colijn uit Hilversum voor
haar jeugdboek „Merel Veronica Wereldkind”.
De schrijfster won de prijs in de tweede Jeugd
boekenwedstrijd van de Belgische Bond van
grote en jonge gezinnen.
daar -o Perel300mPje van Van Gogh zoeken. Dat is allang omgehakt of een
iad inee
>r zwart
;een enki
te duldt
deze aar eigen ervaringen willen schrijven,
icrimant omdat het een fascinerende tijd was.
broedt Ik was toen tien jaar. In het boek
an Kerk heb ik het meisje iets ouder ge-
e luther
hield zi omdat het eng was, maar omdat het
tijdens e
estuur vi
O
■'‘"''Lriim-ierl
„Ik heb voor mezelf over mijn
maakt. Het was heel ingrijpend, niet
Ss Pelgrom: „Lezen is absoluut goed voor kinderen
Vorster
?r
Het schrijnende verhaal van een wereldkind
ling aan
iek
★MARIANNE COLIJN
F,
nentaire
o, dat de
le demo-
■ing van
jebeurd.
it zij niet
ijn je de
emocra-
je moet
le eerste
i bij hun
/achten
i één uit
loreren
>rika en
r op de
je moet
en tegen
éze actie
als hij ni
vraagt a
isch is
;endom
tegensti
Jt ook ni
men bet
i kapital
>eten gei
t christe
we Kibi
n moeili
s afvalk
aoe het 1
ristende
1 die do
jehoudei
inden
s andere
:he taal.
af teven
racht hi;
gsraad
Els Pelgrom schrijft in het boek
log is dat in veel mindere mate aan
wezig.
Els Pelgrom: „Ik heb al die kinder-
In eerste instantie dacht ik „weer
een boek over ’40-’45, nou weet ik het
zo langzamerhand wel”. Dat bleek
een vergissing. Dit boek gaat over de
laatste winter tijdens de oorlog: Noor
tje en haar vader vluchten na de slag
om Arnhem de stad uit. Ze komen
terecht op een afgelegen boederij in
het bos „Het Klaphek”. Noortje vindt
daar een leeftijdgenoot, Evert, met
wie ze vriendschap sluit. Ze blijven op
de boerderij tot het einde van de oor-
log. Het is er gezellig, Noortje geniet
van het gezelschap en de knusse kan
ten van het boerenleven. Niet dat er
geen vreselijke dingen gebeuren. Er
zijn verschillende onderduikers met
ieder hun eigen ellende. In het bos
zitten joden verborgen. Noortje is er
bij als daar onder moeilijke omstan
digheden nog een kindje geboren
wordt. De baby, Sara, kan niet in het
bos blijven en komt op de boerderij,
waar Noortje voor haar zorgt.
Merkwaardig is, dat de Columbiaanse gedeelten
veel sterker zijn dan de Nederlandse; de mensen in
Columbia gaan leven de Nederlanders blijven
de schematische personen uit een verslag. De
schrijfster is met haar dubbel-opzet in een compo
sitorisch conflict verwikkeld geraakt. Achteraf,
wanneer ze de geschiedenis van haar verhaal heeft
verteld, is dat te verklaren. In grote lijnen is haar
boek namelijk historisch.
De onaanzienlijke, nauwelijks meer levensvat
bare baby Veronica is op dit ogenblik een stevige
en actieve kleuter, haar pleegouders zijn goede
bekenden van de schrijfster. Toen Marianne Co
lijn hoorde van het feit dat Veronica’s jonge moe
der haar kind zo snel in de steek had gelaten en dat
dit wel meer voorkomt bij het zoveelste kind maar
zelden bij het eerste, heeft ze een tragedie ver
moed. Ze heeft toen geprobeerd zich in te leven in
de situatie en de motieven van iemand die daartoe
komt: „Wat kan haar ertoe hebben bewogen dat te
doen?” Ze heeft zich zozeer met haar vereenzel
vigd, dat het juryrapport nu meldt:
wordt het kitsch. Het moet maar uit
de handelingen blijken.”
Alle gebeurtenissen zijn sober be
schreven, waardoor het zo geloof
waardig is, geen valse romantiek,
geen goedkoop heldendom. Kou en
honger zijn voortdurend aanwezig.
zers over die oorlog praten alsof dat
nou dè oorlog was. Wat natuurlijk
niet waar is. Het gebeurt nu nog
steeds.”
Evenals de andere prijswinnares,
Miep Diekmann, is Els Pelgrom blij
met de prijs. „Toen het boek uit
kwam dacht ik niet dat het zo’n
succes zou hebben. Ik was bang dat
het een saai en taai boek was gewor
den. Ik was verbaasd toen er recen
sies kwamen en toen het ging lopen.
een bepaald kind in nood. Deze ouders hebben zo
althans één mens de mogelijkheid gegeven om
gezond op te groeien. Ze willen haar daarbij zo
evenwichtig mogelijk toerusten. Het blijkt een
strijdvaardig kind te zijn. Wat zou het geweldig
Ik heb ook wat rapporten van kin
derjury’s gelezen, dat is erg leuk. Ze
vinden het spannend, daar ben ik
elke keer weer verbaasd over. Al die
natuurbeschrijvingen, dat mag toch
niet in een kinderboek. Ik sloeg ze
zelf altijd over. Maar ik dacht het
moet er maar in hoor, want het
hoort erbij.
Zelf heb ik de laatste tijd weinig
kinderboeken gelezen. Expres niet
omdat ik dit boek wilde schrijven.
zijn als je die vitaliteit en dat élan zou kunnen
inzetten voor wat er daar is te doen.”
„Toen ik het manuscript opstuurde, nam ik me
voor: mocht ik de prijs ooit krijgen, dan gaat het
geld naar het kindertehuis San José in Manizales,
waar Merel vandaan komt. Met heel weinig midde
len werkt daar een handjevol nonnen om zoveel
mogelijk kinderen van de ondergang te redden.
Blijven ze in leven, dan kunnen ze maar tot hun
twaalfde jaar in het huis wonen. De jongens gaan
dan schoenen poetsen of gappen, de meisjes ko
men in een huishouding terecht of in de prostitutie,
of allebei. Mijn prijs zal aan een bepaald project
worden besteed, zodat deze druppel op die ontzet
tend gloeiende plaat niet al te snel verdampt.”
„Een mens kan niet meer doen dan hij kan, laat
dit mijn inbreng zijn in het geweldige probleem
van de Derde Wereld."
Misschien is haar boek indirect ook wel zo’n
inbreng. -
De prijs, die de schrijfster in de tweede Jeugd
boekenwedstrijd van de Bond van grote en jonge
gezinnen won, bedraagt 25.000 Belgische franks,
omgerekend zo’n 2000. Wat ze ermee gaat doen?
Het zou een indiscrete vraag zijn, maar ze reikt
hem zelf aan. Het was haar in Brussel al gevraagd.
Het is of Marianne over een eigen pleegkind
praat, zo projecteert ze, als ook ouders dat kunnen
doen, haar idealen op dit meisje. Het lijkt me de
moeite waard om ook eens een roman te wijden
aan wat er later in dit kind moet omgaan, hier in
Nederland en eventueel in Columbia.
Maar het lijkt ook een pleidooi voor het adopte-
Op die boerderij, waar zij tijdens
de oorlog verbleef, gebeurden ook
allerlei dingen, die heel ingrijpend
moeten zijn geweest voor een kind
dat daar niet aan gewend was, zoals
bijvoorbeeld het slachten. Els Pel
grom: „Ja, dat was heel gruwelijk.
Wij waren vegetariërs. Ik had nooit
vlees gegeten. Daarom maakten die
slacht en ook dat voorval met het
bokje indruk. Mijn ouders hadden
wel dat vegetarisme overboord ge
gooid toen we op die boerderij kwa
men. Ze zeiden dat het niet meer kon
in de hongerwinter. Maar misschien
dat het daardoor ook nog meer in
druk maakte.
Toch hoort die slacht er eigenlijk
bij. Het is toch het normale leven. Ik
vond het allemaal ook wel mooi. Ik
gelezen, omdat ik altijd van plan
was om dit boek te schrijven en ik
wilde niet beiïnvloed worden. Ik
vind dat iedereen het moet doen
zoals hij het beste vindt. Ik ben echt
afgegaan op mijn herinneringen als
kind. Je maakte wel oorlogshande
lingen mee, maar het dagelijks leven
is het dagelijks leven. Dat gaat door.
Nou, dat is wel een goeie ervaring.
Er gebeurden erg veel fijne dingen
in de oorlog, omdat het allemaal
heel direct was. De mensen waren
ook gemakkelijker. Ik geloof dat
volwassenen dat ook vaak zo erva
ren hebben. Als je tenminste de ver
halen later hoorde.”
Er zijn geen „helden” in het boek.
Els Pelgrom: „De mensen op die
boerderij waren geweldige mensen,
daar vind ik toch wel iets heldhaf
tigs aan vast zitten. Je hoeft het niet,
zo duidelijk te zeggen, zo van „Kijk
eens wat een held". Ik ben bang om
sentimenteel en huilerig te zijn. Dan
In het boek, dat deze maand verschijnt bij uitge
verij Lannoo, komen twee heel verschillende ver
halen bij elkaar: dat van Lucia en Cecilia, twee
thuisloze Columbiaanse meisjes die samen met
bedelen en hard werken proberen in leven te
blijven. Ze worden groter en verliezen elkaar uit
het oog; Lucia verwacht een baby, maar zal die
alleen kunnen houden op straffe van verlies van
haar schamele baantje, wat verhongering zal bete
kenen voor haar en haar kind. Een dag na de
bevalling ontvlucht ze het ziekenhuis. Dwars door
dit verhaal heen speelt de geschiedenis van een
Nederlands gezin en de moeilijkheden die het
tegenkomt na het besluit een kind te adopteren.
„De auteur schijnt de situatie in Zuid-Amerika
nog beter te kennen dan die in Nederland.” Terwijl
ze nooit in Zuid-Amerikais geweest. Wel heeft
Marianne Colijn, in de tijd waarin ze zich met
Veronica’s voorgeschiedenis bezighield, veel over
Columbia gelezen en alles wat ze erover in kranten
en tijdschriften vond uitgeknipt. Haar boek geeft
dan ook, zoals het juryrapport besluit, „knappe
informatie over dit stuk Derde Wereld en dat
kunnen we in de jeugdliteratuur alleen maar toe
juichen."
ren van kinderen uit de Derde Wereld. Schuilt
daarin niet een gevaar? De pleegouders zeggen in
het boek wel, dat het meisje later zelf zal mogen
kiezen: hier blijven of teruggaan naar haar eigen
land, maar is dat wel een reële keus is ze
intussen niet afgesneden van haar eigen cultuur,
haar eigen mensen? Kunnen we niet beter kinde
ren daar alleen financieel adopteren; die mogelijk
heden zijn er immers.
„Inderdaad is dat een groot probleem”, geeft
Marianne Colijn toe. „Mijn vrienden zien dat ook.
Vandaar dat ze met elkaar hebben afgesproken
dat ze het kind, zodra het eraan toe is, zullen
vertellen waar ze vandaan komt, en mocht ze {/aan
beseffen dat ze toch anders is dan haar broertje en
zusje, dan zullen ze haar dat uitleggen. Er zijn
mensen die het voor hun geadopteerde kinderen
verborgen houden en dan vaak in grote moeilijk
heden komen.”
„Zij mag naar Columbia terug om daar te gaan
kijken en kennis te nemen van wat er in haar land
aan de hand is. Dan kan ze het grote verschil daar
constateren tussen arm en rijk en ervaren hoe de
rijken alles zo willen laten als het is: profiteren van
de goedkope arbeidskrachten. Hoe de armen in de
strijd om het hoofd boven water te houden de
moed en de mogelijkheden missen om zich teweer
te stellen. Ik bewonder het kleine legertje mensen
daar, dat probeert een beetje verandering te bren
gen. Maar het kan zo nog wel generaties duren
voor er wérkelijk iets verandert.”
„Maar het is waar, zij zal met haar benen in twee
verschillende culturen blijven staan. Toch geloof
ik niet dat haar pleegouders er verkeerd aan
hebben gedaan haar hier te laten komen. Adopte
ren kan namelijk ook voortkomen uit de behoefte
een daad te stellen naast het meedoen aan en
financieren van een project: het willen helpen van
De kinderen zijn daar wel aan ge
wend. Juist de onopvallende manier
waarop hierover geschreven wordt,
niet stoer maar gewoon, maakt ze
minstens zulke indringende vijanden
als de Duitsers zelf. Ook het slot vind
jelijk en
i twijfel
eurt is n
lar uit c heel sterk over de gewone alledaag-
heb het zelf gezien toen de hond een
konijn had gevangen, dat ze gingen
villen. Dat maakte een enorme in
druk, maar ik vond het niet naar. Je
ontdekt dan dat het een natuurlijk
gebeuren is. Het ging ook zo vanzelf
sprekend. Een boer is toch ook nooit
vegetariër. En een groot deel van de
wereldbevolking is boer. Het heeft
iets heel elitairs, bijna belachelijks,
om vegetarisch te zijn in een tijd
waarin mensen honger hebben.
Hoewel ik het vegetarisme best kan
begrijpen. Ik eet zelf nog erg weinig
vlees.”
Els Pelgrom heeft zelf drie kinde
ren, twee jongens van 21 en 19 en
een meisje van 15 jaar. „Ze hebben
het boek gelezen, vonden het wel
goed, maar het interesseert ze niet
zo. Het ligt buiten hun leven.”
Er gebeurden ook erg veel
fijne dingen in de oorlog
Els Pelgrom, De kinderen van het
achtste woud, illustraties Peter van
Straaten, uitgave Kosmos, ±12 jaar.
PB.
In het boek relativeert zij de Duit
sers als vijand. „Ja, het maakt ook
wel verschil of je dienstplichtige sol
daten of SS’ers hebt, die de meest
gruwelijke dingen uithaalden.
Dienstplichtige soldaten zijn waar
schijnlijk overal hetzelfde. De pest
is, dat ze die oorlog in moeten en als
het er op aan komt, kunnen ze toch
niet aan oorlogsmisdaden ontko
men. Nederlanders hebben dat in
Indonesië ook gedaan. Maar wat de
Duitsers met de joden hebben ge
daan staat natuurlijk overal buiten.
Daarom moest dat ook in het boek.
Je kunt niet over de Tweede Werel
doorlog praten zonder dat er in te
betrekken. Kinderen moeten dat al
lemaal nog horen. Belangrijk is ech
ter dat je de lijn doortrekt. Ik ben
bang dat veel ouders en onderwij-
ik prachtig, Noortje droomt later op
school in Amsterdam weg naar de
oorlogstijd en als ze in die dromen
gestoord wordt, is ze eigenlijk een
beetje boos dat ze weggehaald wordt
uit de warme keuken van het Klap
hek.
men gaa maar die toch gezellig en knus zijn,
dsdienst in andere jeugdboeken over de oor-
k kan vi
sschop
.van pre
d een pi boeken over de oorlog expres niet
k partnf
ten in h
;n. Zond
kerkelij
dus de b
ig hij er
anomisc
te losset
tuk, wa
echtighe
In het rij
ebben d
en menst
men voq
“ften. On
op werel
t het pil
Vroeger vond ik de boeken van Lau
ra Ingalls-Wilder erg goed en van
Astrid Lindgren, „Rasmus en de
landloper” vond ik grandioos.”
Vindt Els Pelgrom lezen goed voor
kinderen?” Je moet er al heel jong
mee beginnen, al op kleuterleeftijd.
Daarom is het boekje van Miep
Diekmann zo goed. Heel begrijpelijk
voor kinderen van die leeftijd en
nog poëtisch ook. Ja, lezen is abso
luut goed voor kinderen.”
se dingen, die misschien wel alleen
;ste misd| jn een oorlog voor kunnen komen,
maar die toch gezellig en knus zijn.
I
De gouden griffels en pense
len en de zilveren griffels van
dit jaar:
Gouden Griffel, voor het bes
te Nederlandse jeugd- en kin
derboek, toegekend aan:
Miep Diekmann: Wiele, wiele
stap, uitgave Querido.
Els Pelgrom: De kinderen
van het achtste woud, uitgave
Kosmos.
Gouden Penseel aan:
Thé Tjong King voor zijn te
keningen bij Wiele, wiele stap.
Jan Marinus Verburg voor
zijn tekeningen in Tom Tippe
laar, geschreven door Annie M.
G. Schmidt, uitgave Querido.
Zilveren Griffels, voor de
beste vertaalde kinderboeken:
Margaret Mahy: Ze lopen ge-
woon met me mee, uitgave
Lemniscaat.
Jenny Wagner: Borre en de
nachtzwarte kat - Lemniscaat.
Cora Annett: Hoe de heks
ezeltje Alf te pakken kreeg -
Lotus.
Betsy Byars: De dag van de
Geitenman - Kosmos.
Rumer Godden: De Diddakoi
- Hollandia.
Frederica de Cesco: De gou
den daken van Liasa - Leopold.
Helen Griffiths: Het heksen-
kind - Westfriesland.
Mollie Hunter: Een toren te
gen de Romeinen - Holland.
«'IXHl