WIM RIJSBERGEN:
Johnny Rep
heeft geen
heimwee
Bastia
met
aankopen
;e
I
sS
I
I
Ml
M ij
F »"Z
w»
door Paul de Tombe
Autoritair
Verbeelding
Ontspannen
Niet terug
Vasteland
Acties
T
i J
op
:n
ring.
laris-
en
oo,
O
-
Ze weten nog niet precies wat ze aan hem hebben, de Bastia-
socios. Terwijl de altijd en overal in de stad opduikende Johnny Rep
spontaan wordt aangeklampt, kijken de supporters van de Corsicaan-
se voetbalclub bij Wim Rijsbergen nog uitgebreid de kat uit de boom.
Hoewel ook de Leidenaar alles mee lijkt te hebben (zijn mondiale
bekendheid, zijn blonde haar), heerst er wat meer terughoudendheid
ten aanzien van zijn persoon. Tien weken is hij er nu, maar de
schroom openbaart zich nog altijd op dezelfde wijze. Bij ontmoetingen
is er eerst het dralen en het vragen naar zijn naam. Niet omdat ze hem
niet zouden kennen, maar uit angst dat een verkeerde lettercombinatie
wordt gebruikt wat onveranderlijk het geval is klinkt steevast het
schuchter vragende „Vim Riesbergen?”
ie
Roo,
roek.
r*
-
..jgg
X
ig
4
is de
ekende
en uit
Het wordt er ook al niet beter op.
als Bastia maar niet kan scoren en
Lyon-spelers de 0-0 uit volkomen
vrije positie tot driemaal toe kunnen
bedreigen. De spits die Rijsbergen
moet uitschakelen is er weliswaar
niet bij; hij zal er (voorbijgaande
aan de tactische zwakte van Bastia
en de off-side situaties) ongetwijfeld
op worden aangekeken. Nog niet
openlijk, omdat het 0-0-,,rampje”
wordt voorkomen door de arbiter
die een buitenspeldoelpunt van Kri-
mau van zijn goedkeuring voorziet,
maar ook bedekte toespelingen kun
nen hard aankomen.
Later fluistert Claude, de eigenaar
van het restaurant waar de Bastia-
spelers na thuiswedstrijden plegen
te eten, dat „Riesbergen niet zo best
heeft gespeeld”.
Pas wanneer hij dat vriendelijk en
toeschietelijk heeft bevestigd, krijgt
de toenaderingspoging het luidruch
tige en overdonderende gevolg dat
op een zuidelijk eiland verwacht
mag worden. Pen en papier worden
hem in de handen gedrukt; een foto
toestel „danst” rond hem en het kind
dat om zijn hals is „gehangen” om te
worden vastgelegd voor het verre
nageslacht. „Kijk jongen, dat is opa,
met Vim Riesbergen. Een beroemde
voetballer uit Holland, die speelde
toen voor Bastia. Dat waren voor
onze club nog eens mooie tijden.”
Mooie tijden zijn het zeker voor
Wim Rijsbergen (26 jaar, 30 maal
international). Hij roept het bij her
haling zeer uitbundig. „Hier heb ik
altijd van gedroomd, dit is pas leven.
Dit had ik veel eerder moeten doen.
Op zo’n prachtig eiland je hobby
uitoefenen en nog veel beter verdie
nen dan in Holland, mijn liefje wat
wil je nog meer”.
Na het moeilijke, kille laatste jaar
bij Feyenoord heeft zijn bestaan van
dit moment dan ook sprookjesachti
ge vormen aangenomen. Op Corsi
ca. waar hij vorstelijk verdient en
tot nu toe letterlijk en figuurlijk
alleen nog maar de zon heeft gezien,
bewoont Rijsbergen sinds begin sep
tember een schitterende villa in Fica
Bruna, een voorstadje van Bastia.
Hij moet er weliswaar een forse
maandhuur voor neertellen, maar
dat heeft hij er graag voor over om
vrouw Loes en zijn zeer gezond
ogende zoon Bob (anderhalf bijna)
de ellende van twee eerste maanden
in een kleine hotelkamer te doen
vergeten.
N
O
Op de tribune heeft Maarten de
Vos dat voelen aankomen. De IF-
directeur, met vakantie op het ei
land waar hij Rijsbergen gebracht
heeft met een transfer die razends
nel geregeld was, ventileert daar hoe
Wim zich eigenlijk zou moeten mani
festeren. „De mensen hier moeten
trots op hem kunnen zijn. Die moe
ten zien dat hij dè voorstopper van
de Franse competitie is. Niet zomaar
één van de velen, maar de man die
het maakt. Die autoritair zijn man
uitschakelt, soeverein „over” hem
heen gaat en dan ook de goede
voortzetting kiest. Als je nu niet zou
weten dat hij Rijsbergen heet, zou je
zeggen: dat is een leuke voorstop
per. Meer niet. Dat kan natuurlijk
niet. Hij moet hier tenslotte drié jaar
blijven.”
Wim Rijsbergen zelf onderkent
het, zoals hij ook beseft dat er ver
schillend over hem wordt gedacht.
Als mens („want ik ben hier nog niet
zo lang en er hangt toch iets om je
waar ze doorheen moeten”) en als
voetballer.
„Dat is logisch en terecht”, vindt
hij. „De mensen denken ook: nou
hebben we zo’n dure verdediger van
zes ton gekocht en nou verliezen we
in uitwedstrijden nog met zulke gro
te cijfers, nou vallen er nog zulke
gaten. Dat gaat er niet bij ze in.
Zoals een spits wordt gekocht om te
scoren, zo ben ik aangetrokken om
dat te voorkomen. De ellende is al
leen dat ze denken dat Rijsbergen
alles, maar dan ook alles kan tegen
houden. Dat hij ook zijn armen mag
gebruiken en in z’n eentje de hele
boel kan organiseren. Lukt dat niet,
dat wordt dat mij verweten. Dat
daavoor heel wat redenen kunnen
zijn, komt niet bij ze op. Wim Rijs
bergen staat daar toch?”
Hij weet dan ook niet precies wat
hij aan ze heeft, aan de Bastia-soci-
os. Hij zelf kan al heel wat oorzaken
noemen na de duels die hij tot nog
toe heeft gespeeld, afwisselend op
de libero-plek waarvoor hij was aan
getrokken, en in de voorstopperpo-
sitie die hij soms in het belang van
de ploeg moet innemen. Met die
plaatsverwisseling heeft hij geen
moeite („Mij maakt dat niet uit, ik
vind het ook geen degradatie. Als ik
wat voor de ploeg moet doen, dan
doe ik dat, al kun je als ausputzer
natuurlijk wel wat ouder worden”),
wél met de zaken die om hem heen
en vooral vóór hem plaatsvinden.
Als voetballer èn als („een beetje
rechtsdenkend”) mens. „Ik heb een
paar principes, daar houd ik me
aan. Maar als ze niet van me profite
ren en zelf hun beloften nakomen,
geef ik snel mijn hele hebben en
houwen weg. Soms ben ik daarbij te
goed van vertrouwen, maar ik wei
ger een ellendeling te worden omdat
ik toevallig meer heb dan een ander.
Ik weet waar ik vandaan kom en dat
dit allemaal maar betrekkelijk is. Ik
hoef me niks te verbeelden.”
Als ze hem eenmaal iets beter ken
nen, zullen ze snel weten wat ze aan
hem hebben, de Bastia-socios.
iceptie
al een seizoen, die kennen ze. Boven
dien maken een paar fraaie aanval
lende acties veel, zo niet alles goed.
Rijsbergen moet als nieuweling en
verdediger constant sterk zijn. Hij
mag niet slecht spelen, hij is immers
Rijsbergen?
Het blijkt uit het september-frag-
ment uit zijn bestaan; die thuis
wedstrijd tegen Lyon, waarin de
stilte hoorbaar valt wanneer hij aan
de bal is. Terwijl de publiek-bespe-
lende Rep in zijn creatieve bevlie
gingen wordt begeleid door fanatiek
gejubel, slaan de socios de sobere
acties van Rijsbergen zwijgend ga
de. Hij is dan ook, vlak na het begin
van de wedstrijd, eenmaal in de fout
gesprongen op die nazomeravond
In zijn riante onderkomen met de
zeer toepasselijke naam l’Oasis, aan
de voet van de bergen die Corsica
doormidden klieven, heeft hij zich in
alle rust kunnen aanpassen aan het
klimaat en het levensritme. Volledig
ontspannen. De druk die hij in zijn
zevende en laatste seizoen mee
sjouwde door de Rotterdamse Kuip,
is van hem weggeëbd; de daardoor
soms veroorzaakte kribbigheid is
veranderd in spontane vrolijkheid.
Vooral nu het stadium waarin hij
zomaar met voetballen wilde stop
pen („Als ik weer bij Feyenoord had
moeten tekenen was ik er echt mee
opgehouden”) verleden tijd is.
Mijn liefje wat
wil je nog meer’
„We hebben nog geen wedstrijd
gespeeld waarin de verdediging de
zelfde samenstelling had en boven
dien kun je maar moeilijk organise
ren als iedereen maar vooruit blijft
vliegen. Of we nou thuis of uit spe
len, het is altijd hetzelfde, ze denken
alleen maar aanvallend. Daarom
maken we ook altijd goede uitsla
gen. Thuis voor Bastia; „uit” voor de
tegenstander. Persoonlijke duels
verlies ik weinig, maar ik heb niet de
illusie dat ik meer kan doen. En ze
blijven maar hollen. Moet ik als
nieuweling en buitenlander dan
gaan zeggen dat ze eens wat meer
achter moeten blijven? Moet ik te
gen Papi, die de gevierde man is
hier, roepen dat hij nou eens één
met een kleffe warmte, waarvan hij
in het begin bijna flauwviel.
In het gammele stadion Furiani
waar iedere vorm van accomodatie
ontbreekt, is de zo vaak als ijskoud
beschreven voorstopper zijn gevoel
voor richting even kwijtgeraakt. Hij
heeft de bal zomaar in de voeten van
een tegenstander gespeeld. Zonder
gevolg, maar de reactie golft onmid
dellijk in een mengelmoes van
Frans en Italiaans van de tribunes,
waarop 4000 Corsicanen nadien met
argusogen de bewegingen van de
Hollander gadeslaan. Rijsbergen wil
anders dan de middenvelders, die
duidelijk het „na ons de zondvloed”
aanhangen, zijn fout persé goedma
ken. Hij gaat meer doen dan hij kan,
wil met ingewikkelede oplossingen
de gunst terugwinnen „want als het
lukt vinden ze dat prachtig”. „Dus”
gaat het nog een paar keer fout.
meter mee moet verdedigen? Ik blijf
toch de vreemdeling, ik kan nog niet
precies zeggen wat ik wil. Dat moet
de trainer doen.”
De trainer, Cahuzac, een ijskoude.
Zelf tot zijn 40e voetballer van
hoofdstad-club Ajaccio (tweede di
visie). Een man met universele ver
klaringen. „Of het doelpunt van Kri-
mau buitenspel was, kon ik niet zien
vanuit mijn positie, wél zag ik dat
Rep eenmaal een penalty werd ont
houden”, maar ook een man met
karakter. Vorig seizoen Frans oe
fenmeester van het jaar door de
UEFA-Cupsuccessen vAn Bastia.
Dit seizoen op zoek naar de juiste
formule. Bastia bivakkeert in de
middenmoot, royaal achter leider
Strassbourg. Zijn opdracht: weer
Europees voetbal naar het eiland
halen. Zijn doel: minimaal een der
de plaats. Zijn probleem: de organi
satie in de verdediging, maar eerst
en vooral op het middenveld.
„Een verdedigende middenvelder,
daar hebben we grote behoefte
aan”, weet Rijsbergen. „De drie man
die we nu hebben, staan alleen in de
opstelling voor ons. Daarna zie je ze
nooit meer terug. Ze hadden er één,
Larios; die is naar St. Etienne, nu
moet een ander gevonden worden.
En snel ook, want het gaat fout
zolang we geen goede nummer zes
hebben.”
Een nummer zes. De posities in
het Franse voetbal worden aange
duid met getallen. Waar in Neder
land het nummer bekend wordt
door de man die ermee speelt, daar
is in Frankrijk zo ongeveer het om
gekeerde het geval. Het doet soms
koddig aan voor Rijsbergen als de
opstelling bekend wordt gemaakt.
„Alsof de trainer getallen uit leen
hoed trekt en dan zegt: jij bent num
mer negen, jij bent nummer tien.”
Namen zeggen niks, nummers al
les, lijkt het motto van iedereen die
met voetbal te maken heeft. De Cor-
sicaanse kranten publiceren zijn
naam in elk geval met bewonderens-
waardige hardnekkigheid op foutie
ve wijze. Hij heet Riesbergen, Risj-
bergen, Rijbergen. „En de trainer
kleedkamer dat de grootte heeft van
een hondehok. Beweegt een vinger
in een snijbeweging over zijn hals,
of zet die als een pistool op zijn slaap
en zegt met gebroken stem tegen de
spelers („Gagner (winnen) hè, ou ca
tastrofe pour Jules pang, pang”.)
Bastia heeft thuis al eens verloren,
van Marseille, en Filippi leeft nog.
„Maar hij was wel gelijk tien jaar
ouder geworden”, lacht Rijsbergen,
wiens aankoop wat minder myste
rieus was dan die van Rep. De aan
valler werd aangetrokken één
maand nadat Bastia bijna failliet
was gegaan; voor de verdediger was
het geld aanwezig na het goede UE-
FA-Cupseizoen. Een bron van in
komsten die kennelijk erg groot is
geweest, want daaruit moet ook de
eventuele bouw van een nieuw stadi
on a la PSV gefinancierd worden.
Hard nodig, want de bouwval die er
nu staat, heeft niet eens een be
stuurskamer. „En op dat niveau kan
dat natuurlijk niet”, zegt Rijsber
gen, die gekocht is om mee te helpen
het Europees voetbal weer naar
Bastia te halen.
„Ze dachten dat we zomaar even
kampioen zouden worden”, schetst
hij de sfeer bij zijn aankomst. „In
middels hebben ze er al weer mee
leren leven dat we de uitwedstrijden
verhezen. Alleen in Bastia zelf moe
ten we persé winnen, elk ander re
sultaat is een ramp. Dat moet dus
sowieso gebeuren en als we daarbij
ook in de uitwedstrijden nog wat
punten gaan pakken zijn ze hele
maal tevreden. Voor mezelf zal ik er
alles aan doen dat te bereiken.”
Heimwee heeft hij desondanks
nooit gekend. Niet bij Bastia, niet
bij Valencia, hoewel hij het daar
soms moeilijk had. „Ik heb er ge
leerd te verliezen. Hier is het
goed, als je thuis maar wint. Voor
de toeschouwers is het voetbal
bier aantrekkelijk, individueel is
het allemaal knap, maar tac
tisch ho maar
De omgekeerde volgorde van de
laatste opsomming lijkt vaak te
worden aangehouden in Neder
land, waar AZ nog interesse had
in de beide gastvoetballers van
Bastia. Voor Rijsbergen was de
belangstelling nooit officieel; Rep
was te duur. „Maar hoeveel
rechtsbuitens hebben ze nu al niet
gekocht?”, reageert hij triomfan
telijk. „Die Oostenrijker Welzl,
Ressel, Jaan de Graaf. Als ik te
rug zou komen zou ik nog veel
geld op moeten brengen, maar wie
zegt dat ik kom? Misschien blijf ik
hier nog twee jaar, want ik heb
het hier best naar mijn zin. Alleen
’s winters is het een beetje rustig,
dan kan het soms ook vijf, zes
dagen achter elkaar regenen en
waaien. Voor de rest is het hier
prima”.
Eén keer slechts heeft hij het
moeilijk gehad. De vrouw van zijn
inmiddels verdwenen collega Ma
rlot betichtte Rep van „zakken-
vullerij” na de verloren UEFA-
Cupfinale. Rep schokschoudert:
„Haat en nijd van die vrouw, die
kon het met niemand vinden. Ma-
riot was mijn beste vriend, tot zij
kwam. Dat ze me bij Bastia geen
zakkenvuller hebben gevonden, is
trouwens wel bewezen. Anders
hadden ze me wel weggedaan”.
Op de terugweg naar de auto
doet Rep nog één poging Cahuzac I
uit zijn evenwicht te brengen, met i
een lichte hinkbeweging. Er komt
opnieuw geen reactie. Een uur la
ter in de wedstrijd heeft hij aan
een aantal fraaie acties voldoende
om de socios weer voor enige tijd
aan zich te verplichten. Het blijkt
bij Chez Anna. Hij is er het mid-
delpunt van de belangstelling. 1
Een goudhaantje.
OUW
icern. I
De grap mislukt, ’s Ochtends
meldt Johnny Rep dat hij licht
geblesseerd is aan zijn voet. „Af
en toe doet het pijn, maar zo erg is
het nou ook weer niet”, zwakt hij
zelf onmiddellijk af in het bijzijn
van altijd aanwezige fans. Hij be
wijst het door zich met soepele
gang te verwijderen van het res
taurantje „Chez Anna” dat zo on
geveer als clubhuis voor de Bas-
tia-spelers fungeert.
’s Avonds voor het hotel waar
de voorbereiding voor de thuis
wedstrijden van de Corsicaanse
club pleegt plaats te vinden (met
een gezamenlijke maaltijd van
een kwartier en een uur verve
ling) lijkt de ernst van de kwet
suur danig toegenomen. Tenmin
ste Rep heeft vreselijk veel
moeite een paar meter van zijn
auto naar de deur te overbruggen.
Hij geeft er een perfecte imitatie
weg van een man die geen stap
meer kan verzetten, vlak voor de
ogen van trainer Cahuzac. Die ziet
het geploeter van zijn flankspeler
aan zonder een spier te vertrek
ken, waardoor de lol er snel af is
voor Rep die onmiddellijk al zijn
spieren weer in werking stelt.
„Ik wilde hem stangen, maar
die man is Ijskoud. Die raakt niet
zo snel in paniek. Af en toe, ja, af
en toe schiet hij wel eens uit zijn
slof, maar hij blijft een kerel met
karakter. Een man om respect
voor te hebben. Heel anders dan
die Herrera die ik het laatste jaar
bij Valencia heb meegemaakt.
Dat was een mafkees, ook in z’n
trainingen. Altijd hetzelfde
Die sleur werkte dodelijk op
Johnny Rep (26), die van verande
ringen houdt. De transfer naar
Bastia, een jaar geleden nu, kwam
hem dan ook uiterst gelegen. Hij
viel op Corsica met zijn neus in de
boter, maakte zich populair met
zijn grillige, maar creatieve be
vliegingen, zijn soms fraaie goals,
die hij altijd juist dan scoorde als
hij ze het meest nodig had. In de
UEFA-Cupwedstrijden bijvoor
beeld. „Bij Newcastle United
maakte ik net zo’n goal als tegen
Schotland tijdens bet WK. Alleen
was het nog wat verder van de
goal en zat er een fraaie curve in,
maar ik kreeg 'm net zo lekker op
m’n voet”. Reps kostje was daar
door óók op Corsica, waar zijn
populariteit met die van het elftal
was gedaald, onmiddellijk weer
gekocht.
Het typeert zijn carrière. John
ny Rep, een „goudhaantje”. An
ders dan Wim Rijsbergen, die zich
via Roodenburg en PEC Zwolle
naar Feyenoords eerste moest
knokken (en daar „wel eens dub
belgevouwen over het veld lag als
ik een te grote mond had tegen
Israël en Laseroms”) ging het bij
Rep bijna ais vanzelf. Zonder zor
gen voor de toekomst.
„Ik heb altijd alle medewerking
gekregen van mijn vader. Die had
een fruitgrossierderij, waar ik al
tijd nog terecht kon. Alleen bij
Ajax heb ik moeten knokken om
erin te komen. Swart was natuur
lijk de lieveling en ik moest het
als jochie van 19, 20 nog helemaal
gaan maken. Maar ik ben heerlijk
binnengekomen. Maakte als in
valler twee goals tijdens Ajax-
Indepediente. Daarmee had ik ge
lijk behoorlijk naam gemaakt.
Geluk: Misschien. Je moet altijd
wat geluk hebben, maar dat is het
niet alleen. Je moet er natuurlijk
wél staan óók”.
Hij stond er dit seizoen vijf keer
met succes in de Franse competi
tie. Voert zelf aan dat dat te wei
nig is in de kortstondige mijme
ringen over zijn toekomst bij Bas
tia. „Het hangt er van af, hoe lang
ik hier nog blijf. Eigenlijk ben ik
voor vier jaar aangetrokken,
maar er staat een clausule in het
contract dat ik met medewerking
van de club al na twee jaar kan
vertrekken. De mogelijkheid be
staat dat ik te duur wordt voor
Bastia; als ze geen Europa-Cup-
voetbal gaan spelen, een heel ma
ger jaar maken. In de zomermaan
den heeft de club dan wel meer
toeschouwers getrokken dan ooit
(50 a 60.000 in totaal) maar in de
winter komen er nooit zoveel. Het
hangt er maar van af hoe we spe
len”.
„Als het goed gaat is het leven
hier geweldig; gaat het slecht dan
is het bepaald geen pretje. Niet
dat ze gevaarlijk zijn, zoals in
Italië waar supporters je auto in
elkaar slaan na een nederlaag,
maar het wordt wel vervelend als
je er elke dag over moet horen.
Het is nog even afwachten wat we
gaan doen. Met Bastia is het net
als met alle Franse clubs: het kan
alles worden, of het wordt niks”.
„Niks” wordt het voorlopig in
ieder geval met het Nederlands
elftal. Althans waar het de speel
mogelijkheden voor Rep en Rijs
bergen betreft, eenvoudig omdat
veel Oranje-duels pal voor en pal
na de wedstrijden van Bastia (op
dinsdag en vrijdag) zijn gepland.
Rijsbergen vindt dat alleen maar
„jammer, maar daarna zie ik wel,
ik weet dat ik me met iedereen
kan meten”, Rep vindt het „hope
loos”. „Zeker in de eerste helft
van het seizoen zullen we vrijwel
niet kunnen spelen”, weet hij.
„Daarna is het nog maar afwach
ten of je gekozen wordt. Concur
rentie genoeg. Van Koster heb ik
ai goede berichten gehoord en
Ling kan ook wel een beetje voet
ballen. En als je in het buitenland
zit en niet veel mee kan spelen,
heb je altijd meer kans om je plek
te verliezen”.
B
denkt dat ik een genaturaliseerde
Amerikaan ben”, lacht hij jolig.
„Die noemt me Rosenberg; jij speelt
vanavond nummer vijf, Rosenberg,
jij schakelt de nummer negen uit.”
Rosenberg ziet er de humor van
in. „Nou ja, ik heb ook goede contac
ten gelegd in Amerika, bij de Cos
mos. Misschien wat voor later. Trou
wens, als voetballer mag je dan vaak
buiten de maatschappij staan, als je
de top hebt gehaald, leer je mensen
kennen die je anders nooit ontmoet
zou hebben. Dat is het mooie ervan.
Je moet je er een hoop voor ontzeg
gen, al heb ik dat nooit zo'gevoeld,
en als je op het verkeerde paard
wedt, ben je maatschappelijk ner
gens, maar als je het redt, kan je
toch wel ergens terecht, later.”
Voorlopig bepaalt hij zich tot het
heden, ziet hij ook de gein in van de
wijze waarop Bastia bestuurd
wordt. In een gebouwtje, nog gam
meler dan het stadion, hulzen de
secretaris, de penningmeester en
héél af en toe wandelt daar ook de
manager binnen. Jules Filippi. Een
heel apart figuur voor wie Brox
heeft meegemaakt. En Stephan.
Diens optreden tijdens de procedure
rond het aantrekken van een nieuwe
(Feyenoord) trainer was voor Rijs
bergen destijds de bekende druppel.
Nadat de spelersinspraak tot een
lachertje was gemaakt, had Rijsber
gen Stephan toegevoegd: „U bent zo
onbetrouwbaar, met u wil ik niet
meer samenwerken.” „Maar ach”,
zegt Willem, „van de andere kant
heeft hij later toch ook mijn trans
fersom weer zodanig laten zakken,
dat Bastia me kon kopen.”
Filippi is in elk geval héél anders.
Hij is overal en nergens en alles kan.
„Pas de problème”, is zijn devies.
Met dat motto lijken trouwens meer
mensen te leven op Corsica, een ruig
land, met een vriendelijke, maar
stugge bevolking, die ooit Napoleon
heeft voortgebracht. Net zoals die
keizer trekken de Corsicanen ook
nu nog vaak naar het Franse vaste
land. Ze gaan er werken, want be
halve in de veeteelt, de landbouw en
het nu dan wel snel opkomende toe
risme, is er maar weinig werkgele
genheid op het eiland (waar ook het
daar fel bekritiseerde Vreemdelin
genlegioen huist).
De lonen en pensioenen van de uit
Frankrijk teruggekeerde Corsica
nen vormen dan ook een belangrijke
bron van inkomsten in het weinig
welvarende gebied, waar ontevre
denheid heeft geleid tot het ontstaan
van verschillende nationalistische
en afscheidingsbewegingen. „Daar
merken we weinig van, maar zo te
horen willen ze die afscheiding wèl
graag”, zegt Rijsbergen, „want ze
kunnen de punthoeden (de Franse
militairen) niet uitstaan.”
Er zijn ook Corsicanen die een
eenmalige trip naar het vasteland
maken. Dan zijn er twee mogelijkhe
den: óf ze komen direct als welges-
telden terug, óf ze moeten drie jaar
wachten voordat ze hun passies (jeu
de boule, jagen) weer kunnen uitoe
fenen. „Ze vissen hier niet met hen
gels, maar met handgranaten”, en
„voor iedere Corsicaanse jongen die
geboren wordt, hangt het geweer al
aan de muur”, dat zijn twee uitspra
ken van Jan de Haas, een Nederlan
der, die al zeven jaar als maitre
d’hótel op Corsica werkt.
Een plastische omschrijving, die
voor elke thuiswedstrijd van Bastia
in een soort mixture van pantomime
en overdreven toneelspel gestalte
krijgt dankzij Jules Filippi. Hij kent
zijn supporters, die niet schromen
hun vreugde op de tribunes te on
derstrepen met het afvuren van
(licht) kogels. Met veel gevoel voor
drama stelt hij zich dan op in de
Hij is vrijer geworden, herkent dat
zelf. „Bij Feyenoord was het laatste
jaar zo rot, omdat ik het me zo
aantrok dat het slecht ging. Ik was
altijd met voetbal bezig, liep er
steeds over te denken hoe we het
spel zouden kunnen verbeteren,
maar dat lukte maar niet. Als je dan
ook nog eens belachelijk wordt ge
maakt, wordt de spanning helemaal
groot. Achteraf gezien ben ik wel
blij dat ik ook dat nog heb meege
maakt, want het was een harde leer-
H school. Maar ik ben ook blij dat ze
"hier anders zijn. Als Bastia verloren
heeft, is er één dag diepe ellende,
,maar vierentwintig uur later wordt
Ier alleen nog over de volgende wed
strijd gepraat.”
Hij bereidt zich daarop voor in het
tempo van de bevolking: jagend
over de wegen alsof het laatste uur
geslagen heeft, eenmaal op het doel
aangekomen freewheelend alsof de
tijd stilstaat. Eén (ochtend) training
(„want het is nog te warm om meer
te doen”) wordt gevolgd door de
siësta, een trimuurtje en een verblijf
in de grote tuin.
Alles lijkt rozegeur en mane
schijn.
Hoewel.
De Morenkop, die als sj^nbool van
Corsica ook het clubshirt van Bastia
siert, heeft nog een tweede profiel.
Zoals van de andere kant van de
bergen de bewolking over Bastia en
de aanpalende wijken heenvalt, zo
kent ook zijn persoonlijke toekomst
visie een spontane zonsverduiste
ring in die dagen. Het zijn moment
opnamen nog, maar aaneengeplakt
kunnen ze straks wèl de film van
zijn Corsicaanse carrière worden.
Hij zelf kan daarvan de regisseur
zijn; de hoofdrolspelers zijn onver
biddelijk de supporters. Speelt hij
slecht, dan kan zijn driejarig ver
blijf op het eiland een hel worden,
manifesteert hij zich sterk, dan blijft
Corsica voor hem een paradijs.
Nu weten ze nog niet precies wat
ze aan hem hebben, de Bastia-soci
os.
Rijsbergen heeft afwisselend goed
en minder goed gespeeld, maar het
voordeel van de twijfel wordt hem
I niet gegund. Rep wel, maar die is er