w
OH
F
11
udoj. buys
w
t
Wl
HCimI
15
OKTOBER
19 7 8
WOENSDAG
1 8
■■MH
^■mrh
■MHH
L
■j
■L
TOERISME
<1$
h
L i ji
■T
2
'4.
crei-
in
g
n.
ordt ge-
DE TEMPEL BLIJKT niet alleen een trefpunt
LI
TBg>vr
TOERIST IN CHINA (4)
DE POTTENBAKKERIJ is die zondag dus al
even druk in bedrijf als anders. Op de weg erheen
is er een vrij lange stop bij een gebouwtje waarin
een baasje druk met paperassen in de weer is.
Hsiao verklaart het oponthoud met de opmerking
dat we een tolweg opgaan. Later begrijpen we dat
het om de grens van een district gaat en de
controle zich tot iedereen uitstrekt. Om het district
waar je woont te verlaten moet er een geldige
reden zijn. Want, net zoals er voor de buitenlan
ders verboden stukken China zijn, is ook de bewe
gingsvrijheid van de inwoners van de Volksrepu
bliek aan banden gelegd
HSIAO REIKT, voordat we de pottenbakkerij
betreden, weer zo’n aardig drukwerkje uit, waarop
beschreven wordt wat er zoal in de fabriek ge
beurt, hoeveel mensen er werken en dat het „after
liberation” gelukkig een stuk beter is gegaan.
Daarvoor stond het werk onder slechte, verscheu
rende invloeden, wat zeer ten nadele van de kunst
was En in een krachtige volzin wordt de vloer
aangeveegd met feodalisme en kolonialisme, de
decadente ideologie van de reactionaire klasse en
de culturele agressie van het imperialisme dat een
degenererende invloed had. Je moet het maar
allemaal kunnen bedenken.
OP DE GROEP heeft de „stevige taal” in het
geheel geen uitwerking. Er wordt niet op gerea
geerd, met tijdens het lezen, evenmin daarna.
Eerder voor kennisgeving aangenomen, laat staan
dat er een discussie op volgt. Een van de Ameri
kaanse dames neust ook in het papiertje, fronst
even het voorhoofd, kijkt de gids aan en infor
meert naar de prijs van een fiets. Ongeveer 150,-
meldt de gids onverstoorbaar. Zo zie je maar.
wat uit het drukwerkje vertelt en opsomt dat
vijfenzestig percent van de arbeiders in de potten
bakkerij vrouwen zijn.
CHU ONTPOPT ZICH als een gezellige spreker,
zegt dat de kans om op deze manier Engels te
spreken ideaal is, temeer omdat hij door zijn
studie geen tijd heeft om andere landen te bezoe
ken. Dat „geen tijd hebben” verbloemt tegenover
bezoekers van de communistische Volksrepubliek
veel waarheden. Of het nu over reizen gaat, die
niet gemaakt mogen worden of over een uiterst
eenvoudige zaak als het hebben van een vriendin
netje. „Daar hebben we geen tijd voor tijdens onze
studie; al onze klasgenoten zijn onze vrienden en
vriendinnen”, zegt hij velgzaam. Ik ken de tekst al
van Hsiao en van vele anderen, dus glimlach ik
DE OPVOERING BESTAAT geheel uit acroba
tische kunsten van een bijzonder hoog gehalte. Het
programma wordt zowel geopend als gesloten met
iri het uniform van leger, marine en luchtmacht
gestoken acrobaten, die vanaf een menselijke py-
ramide op linnen geschilderde slogans ontrollen.
Werkelijk een indrukwekkend schouwspel, alleen
weer jammer en zo langzamerhand frustrerend
dat je steeds maar weer niet weet wat er op staat.
Ook de gids brengt in deze gevallen nauwelijks
uitkomst. En als we al de betekenis van een slogan
vragen, begint hij naar de karakters te staren alsof
hij nog maar juist aan het analfabetisme ontsnapt
is. Als vertaling, als hij daar aan toekwam, hebben
IN DIT VERBAND is het aardig om een om
schrijving van Lord MacCartney, de eerste Britse
ambassadeur in China, te herhalen. Hij schreef die
twee eeuwen geleden neer, let wel: tweehonderd
jaar geleden. „De meest verfijnde beschaving en
een bijna sluwe gemanierdheid treft men aan in
het gedrag van de Mandarijnen met wie wij con
tact hebben gehad; maar hoewel zij met woorden,
altijd ingingen op onze voorstellen, werden wij als
het er op aan kwam, vrijwel altijd teleurgesteld
door het een of ander ingenieus uitgedacht voor
wendsel of een schijnbaar plausibel bezwaar. Op
die manier kregen wij tijdens onze boottochten
zelden toestemming een bezoek te brengen aan die
delen van de steden die ons interessant toesche
nen. De weigering of uitvlucht was echter in zoveel
listigheid en beleefdheid verpakt, dat wij ons er al
snel mee verzoenden en er zelfs om konden glimla
chen.” Aldus de Lord. En dat laatste nu gebeurde
tijdens onze reis, zeker op het laatst, voortdurend.
En als Hsiao weer eens zijn geijkte „geen tijd”
opvoerde, wanneer we een voorstel deden, werd
dat enkel luidlachend ontvangen, maar niemand
deed ook maar één enkele poging er tegenin te
gaan.
I
DE LAATSTE AVOND wordt het afscheid ge
vierd in een typisch Kantonnees restaurant. Op
grote schalen worden speenvarkens af en aan
gedragen. En onophoudelijk vloeit een mierzoete
rode wijn en een sterk aan aquavit herinnerend
vuurwater. Er wordt voortdurend op de wederzijd
se vrieridschap gedronken. Op het Chinese volk en
dat van de rest van de wereld. In die volgorde. „We
have friends all over the world”, zegt de oppergids
herhaaldelijk. De dikke Amerikaan probeert een
van de bediendes een handkus te geven, waarop
het meisje even opgewonden lijkt te gaan kirren,
maar dan toch geschrokken een paar passen ach
teruit gaat. Dolle pret, glazen hoog. „We hebben
overal op de wereld vrienden.” x
DE OPPERGIDS IS met iedereen tegelijk bezig,
weer met een niet wijkende glimlach, maar even
ondoorgrondelijk als alle leiders, voorzitters, di
recteuren en gidsen die ik in die paar dagen heb
ontmoet. Allemaal mensen die hun gast pimmer
een „nee" zullen laten horen, maar hooguit hoffe
lijk op het onmogelijke van een voorstel of verzoek
wijzen. En daarin is dan door de eeuwen heen
klaarblijkelijk weinig veranderd.
BIJ HET VERTREK schudt Hsiao hartelijk han
den. De trein is dezelfde als op de heenweg. In een
van de wagons is een wisselkantoortje ingericht.
De natuur glijdt groen en vruchtbaar aan ons
voorbij, een beetje Indonesisch. Het einde van een
paar dagen Kwangchow, een tropische speldeprik
in een onmetelijk land. Een bezoek dat honger
verwekt naar meer China, naar Peking en Sjang
hai, Tientsin en Nanking. En dan is daar de grens,
waar nog elke dag vele tientallen Chinezen over
vluchten. Sommigen zwemmen mijlen ver om
Hong Kong te bereiken. Volgens zegslieden in de
Britse kroonkolonie wordt er ook regelmatig op
vluchtelingen geschoten. „Maar dat hebben jullie
in Berlijn toch ook”, laat hij er laconiek op volgen.
In die laatste koopcentra valt de vriendschap
echter enkel te bedrijven met de juffrouws achter
de toonbank, want de winkels zelf zijn voor de
Chinezen taboe; zij mogen er niet kopen, ’n Eenzij
dige vriendschap dus.
VRIENDSCHAP STAAT IN DE VOLKSREPU
BLIEK CHINA hoog in het vaandel geschreven.
De wens dat de vriendschap tussen de People’s
Republic en „de rest van de wereld” een lang
leven beschoren mag zijn, behoort tot het vaste
repertoire. Net zo goed als de „bar” in het Tun
Fanghotel de Friendshiphall heet en de speciale
winkels voor de buitenlanders Friendship Store.
DE ENE MAAND VAKANTIE tijdens het stu
diejaar wordt in de tempel doorgebracht, waar
met bezoekende toeristen de Engelse taal aan de
praktijk wordt getoetst. Klasgenoten van hem
brengen diezelfde tijd in de pottenbakkerij door,
die we eerder bezochten. Met hetzelfde doel: prak
tijkles Engels. Terwijl ik me met Chu onderhoud,
wordt het gesprek op gehoorsafstand gevolgd door
een man die hij later als zijn leraar voorstelt.
en, ver
te rich-
s B.V.,
.a.v. de
IN DE DOUANEHAL zie ik voor het laatst de
beeltenissen van Mao en Hwa. Honderdvijftig me
ter verderop hangen er weer foto’s, maar zijn het
ineens die van koningin Elisabeth en prins Philip
van Engeland. In een krant in Hong Kong lees ik
dat Kwangchow nog dit jaar ook door de lucht en
per boot met de kroonkolonie wordt verbonden. Er
wordt haast gemaakt om het toerisme van buiten
af te stimuleren en te intensiveren. Maar voorlopig
blijft het nog éénrichtingsverkeer;
DE ZONDAG het is bijna écht zondag is
welbesteed, ’s Avonds wacht er theaterbezoek.
Ons groepje zit in een grote gekoelde zaal, midden
tussen de Chinezen. Ze besteden nauwelijks aan
dacht aan ons. Toch wijkt ons gedrag enigszins af,
want de toeristen zijn werkelijk de enigen die
enthousiast klappen, wanneer op het toneel acro
batisch sterke staaltjes worden uitgehaald. Van
het Hong Kong-Chinese meisje hoor ik later dat
een Chinees de handen enkel in hoge staat van
verrukking op elkaar brengt en zeker niet zoals'wij
na een eenvoudig kunstje al met een fiks applaus
klaarstaat.
HET TWEEDE UITSTAPJE die morgen voert
ons zestien kilometer ten zuidwesten van Kwang
chow naar Foshan, naar een acht eeuwen oude
tempel die dateert uit de tijd van de Sung-dynastie
en in 1372 ten tijde van de Ming-dynastie werd
herbouwd. Het is een van de twee religieuze centra
die de nieuwe tijd hebben „overleefd”. De tempel
doet tegenwoordig als een museum dienst, maar
geldt tegelijkertijd als een afschrikwekkend mo
nument van een tijd die geweest is. „Before libera
tion” zo begint ook hier de klaagzang, waarna
vervolgens de feodale heersers en de Kwomintang-
reactionairen in de schandpaal worden gehesen.
Want zij maakten de tempel tot een middelpunt
van de verbreiding van feodaal bijgeloof en preek
ten de reactionaire theorie van de Hemelse wil en
de doctrines van Confucius en Mencius om daar
mee de geest van de arbeiders onder het mom van
„religieuze autoriteit” te bedriegen en te vergifti
gen.
DE ZONDAG VAN ONS VERBLIJF staat er
een uitstapje op het programma naar een fabriek
waar die laatste artikelen vandaan komen. Waar
om ook niet op zondag, want de „dag des Heren”
bestaat niet in het China van Hwa Kwo-feng en
onze gids Hsiao Yang heeft al eerder verduidelijkt
dat hij wel een dag per week vrij is, maar dat dat
een willekeurige dag in de week is. En dat geldt
voor iedereen in de Volksrepubliek, zodat de pro
ductie zeven dagen per week gestalte krijgt. Al
eerder had Hsiao verteld dat hij bovendien zeven
vakantiedagen per jaar heeft, maar die vallen op
de nationale feestdagen.
ONDER HET LEIDERSCHAP van voorzitter
1 Mao’s revolutionaire aanpak van literatuur en
kunst was het allemaal weer goed gekomen en
vonden keramiekarbeiders weer kracht om hun
werk uit te oefenen tot meerdere glorie van de
arbeiders, boeren en soldaten en in dienst van het
socialisme en proletarische politiek. Het is een van
de weinige keren tijdens mijn bezoek dat ik de
overleden voorzitter Mao Tse-toeng hoor bejube
len. Al gebeurde het dan ook alleen op schrift. Wie
weet moesten alleen de drukwerkjes op, maar
misschien is dat een té cynische gedachte. Ook hier
worden we weer dóór een leider ontvangen die ons
van de bevolking, maar is tegelijkertijd een grote
collegezaal in de openlucht. Want nog maar net
zijn we gearriveerd of wat jongens en meisjes
mengen zich tussen de groep en vuren hun eerste
„Where are you from?”, waar komt u vandaan, op
ons af. Ik raak in gesprek met Chu Cho-li, die
derdejaars is op een buitenlands taleninstituut in
Kwangchow. Hij spreekt zijn Engels zorgvuldig en
hanteert nauwgezet de grammaticale regels. Zijn
verblijf in de tempel is een „verplicht nummer” en
hoort tot het studieprogramma.
alleen maar. Soms raak ik vermoeid, maar ook
verdrietig bij het horen van die zich herhalende,
geprogrammeerde teksten, die bedoeld zijn om te
maskeren, maar eigenlijk veel meer de onvrijheid
accentueren waarin de mensen leven.
we hem in ieder geval nimmer een fraaie volzin
horen bouwen. Ik verwacht niet dat er kwade
opzet in het spel was en neem maar liever aan dat
hij echt een sufferd was.
IN DIE VRIENDSCHAPSWINKELS is van alles
te koop. In Kwangchow, Kanton, was-ie zelfs drie
verdiepingen hoog.
En de goederen die er stonden uitgestald varieer
den in curiositeit van de al eerder beschreven
enorme thermosflessen en bak- en braadgerei tot
(in onze ogen) hopeloos verouderde radio’s, aller
hande opsmuk (waarmee de Chinezen zelf niet
gezien worden), in het land gefabriceerde horlo
ges, spotgoedkope zijde, wijnen en Chinese cog
nac. En natuurlijk ook vitrines vol Chinees porce-
lein en aardewerk.
Het klasje op de foto mocht eigenlijk niet gefotografeerd
worden. Tenminste, zo leek het toen ik het volgde en via een
achteruitgang het terrein van de tempel in Foshan verliet. Een
paar minuten slechts duurde die vrijheid, daarna werd ik stevig
bij de arm gevat en terug gevoerd naar hetzelfde poortje, dat
vervolgens hermetisch gesloten werd. Het was de enige keer
tijdens mijn bezoek dat ik (zichtbaar) in m’n vrijheid werd
belemmerd. De andere foto’s zijn gemaakt op het tempelterrein,
waar de bevolking van Foshan zich pleegt te verpozen en in en
rond de pottenbakkerij, die we later bezochten. Eerdere verhalen
in deze Chinaserie zijn verschenen op 28 september, 5 oktober
(een dubbel-pagina) en op 13 oktober.
g