I
55,-
I
door Dick Panman
i
II
/■UCMST'Tc?
34
t
w
Dertien miljoen
in een dozijn
Ss
Si
Bij Jos en Felicia kwamen altijd
zoveel mensen over de vloer dat het
hen benauwde. Ze waren in de ge
lukkige omstandigheid dat ze het
ii?
iii
□pend i
25,00 I I
8,75 I
5,00
10,00
4,50
1,00
)p.m2
Zijn afscheid van de fabriek had
met grote koppen in het personeels
blad gestaan. Er was zelfs een telex
bericht van het ANP aan gewijd,
want hij was een belangrijk man
geweest in de textiel. Nu leeft hij al
weer een paar jaar geretireerd, zoals
dat heet. Samen met zijn echtgenote
in een riante villa aan de zoom van
het bos. Een oprijlaan door een tuin
met wildgroei, een hydraulisch slui
tend hek en zo kan hij de buitenwe
reld laten voor wat die is. De kinde
ren zijn al lang het huis uit, komen
alleen tijdens de feestdagen of met
verjaardagen. En ’s winters, wan
neer hij met z’n echtgenote naar het
tweede huis in Spanje afreist voor
enkele maanden, dan neemt een
vriendin des huizes de honneurs
waar. „Neen, het is beslist geen
'VAN\
huls I u.
I Elkaar ontzien was het devies in die
dariteit met al hun vrienden en ken
nissen, met wie ze samen zo lang
naar woonruimte hadden uitgeke
ken, hadden ze het pand tot een
open huis gebombardeerd. „Wij zul
len niet verstrikt raken in het isole
ment van een enge leefkuil”, had Jos
krachtig uitgesproken. „Hier is
plaats voor iedereen", was Felicia
hem bijgevallen. En zo werd het bij
hen thuis een zoete inval. Erg gezel
lig, maar ook vermoeiend, zoals la
ter zou blijken. Zonder iemand iets
te vertellen over hun alternatieve
plannen waren ze plotseling ver
huisd naar het platteland, een geslo
ten deur achterlatend.
Er was in de stad nog een verhuis-
kaartje rond gegaan met de tekst:
„Het werd ons daar te vol” en daar
mee leek dit leuke stelletje een defi
nitieve keus te hebben gemaakt. Pa
rallel aan een stinkende vaart loopt
een smal landweggetje dood tegen
een kleine boerderij. Daarnaast een
serie gehavende kassen, die eens on
derdeel vormden van een florerende
kwekerij. Op het grindpad, dat naar
het achterhuis leidt, liggen stukken
glas. Op het achterplaatsje is een
waslijn gespannen waaraan goed
hangt te drogen. Een paar stevige
bonzen op de keukendeur en wa
rempel, er komt beweging in het
verlaten oord. Jos doet open, zich
verontschuldigend over de rotzooi
in de bijkeuken. Nee, Felicia is niet
thuis, we kunnen vrijuit praten
Hij vertelt: „Het eerste jaar wisten
we niet wat ons overkwam. Een oase
van rust, we kwamen helemaal tot
onszelf. Geen gejakker, geen roddel
praat, geen intriges van alle mogelij
ke mensen. Ideaal om rustig te kun
nen werken. En de eerste tijd heb
ben we veel gelezen, boekenkasten
vol. Af en toe gingen we wel een
weekeind naar de stad. Mensen kij
ken, oude vrienden opzoeken, maar
na een paar keer verveelt dat. De
mensen bekijken je met andere
ogen; zien je meer als een bezoeker
van de dierentuin dan als een van
hen. Het platteland drukt net zo
goed een stempel op je als de stad.
En het gekke is, als je buiten woont
krijg je vrijwel nooit bezoek. Zo
raak je steeds meer op elkaar aange
wezen en dat levert ook problemen
op. Je zit teveel op eikaars lip, merkt
eikaars aanwezigheid te nadrukke
lijk. Daarom proberen we nu maar
weer terug te gaan naar de stad,
toch maar weer onder de mensen.
We hebben het gevoel te vervreem
den op het platteland. Als ik een
dagje door de stad heb gesjouwd
heb ik barstende koppijn. Je weer
stand tegen het stadsleven neemt zo
snel af dat je binnen een paar uur
schichtig en nerveus wordt. Dat kan
nooit goed zijn. Nee, een echt platte
landsmens moet geloof ik in rust
zijn gerijpt. Dat zijn we geen van
tweeën. Daarom gaan we terug.
De kinderen van Karei en Ellie
weten precies waar ze aan toe zijn.
Als pa ’s avonds thuis komt gaat de
beuk er in, net zo lang totdat het
speelgoed van de vloer is en hij zich
loom in een luie stoel kan laten plof
fen. Met z’n zessen in een eengezins
woning moet iedereen een beetje
kunnen schipperen. Karei heeft
daar wel gevoel voor, maar staat
erop dat z’n pilsje klaar staat en z’n
krantje niet als tunnel is opgerold
voor het speelgoedtreintje, dat Sin
terklaas vorig jaar zo onverwacht
binnen het gezin bracht. Opa heeft
Zwijgzaam zitten ze bij elkaar. De
gemeenschappelijke ruimte is na
een moeizaam proces van medebe-
slissingsbevoegdheid ingericht met.
sobere materialen. Alex timmerde
een zevenzits bank, Henriëtte ont
wierp een experimentele loopbox
voor de kinderen, Frank moffelde
de gevaarlijke contactdozen weg in
een geaard elektriciteitscircuit, Jac
queline haakte gordijnen van uit de
late jaren zestig overgebleven Viet-
namwol, Richard brak enkele mu
ren uit ten behoeve van de gemeen
schappelijke keuken, Joke instal
leerde het washok en Gerrit legde de
administratie aan voor de gezamen
lijke huishoudpot.
„Nee,” zegt Alex, „we vormen
geen commune, maar een experi
mentele woongroep. Een commune
wordt gesticht, onze groep is spon
taan ontstaan. We kennen elkaar al
jaren en hebben ondervonden één
ding gemeen te hebben: een hekel
aan maatschappelijk isolement en
gezinsmatige stigma's. Ieder van ons
heeft eerst gewoon z’n eigen leventje
geleid. Huisje, boompje, beestje. Het
bekende werk. Niemand kon zich in
dat patroon echt terugvinden. We
hebben er met elkaar over gepraat
en kwamen tot de slotsom dat we
ons allemaal wilden ontdoen van
een opgelegd maatschappelijk juk.
Het gezin als hoeksteen van de sa
menleving. Een lachertje. Hoeveel
van dergelijke maatschappelijke
cellen zouden al zijn dichtgeslibt
vanuit de geijkte rolpatronen? Hoe
veel mensen zijn niet in een leefsitu
atie bevestigd zonder dat ze de ruim-
daarvoor trouwens behoorlijk op z’n te hebben gekregen iets anders in te
falie gehad. Maar echt streng is Ka
rei ook weer niet. Hij heeft net als
iedereen zo z’n buien.
De ene keer kan hij ontzettend
veel van de kinderen hebben, dolt
hij uren met ze mee, de andere keer
heeft hij gewoon z’n dag niet en zet
hij een domper op de pret. En dan is
het Ellie die moet bijspringen om de
sfeer weer enigszins op te krikken.
Bemoederend, sussend, tot kalmte
manend doet zij dan haar best de
donderbui van pa zonder al te veel
kleerscheuren te laten overdrijven.
„Alleen met geduld en tact hou je
het gezin in zijn voegen”, zegt ze
lachend. „Ik ben op mijn manier net
zo goed geëmancipeerd als al die
vrouwen, die van zich af bijten, om
dat ze zich tekort gedaan voelen.
Natuurlijk hebben mannen en vrou
wen gelijke rechten. Ieder op zijn
eigen manier. De rol van de vrouw
binnen het gezin is volgens mij op
een natuurlijke manier zo gegroeid.
Je kan niet van een man verwachten
dat hij zich ontpopt als een huis
sloof. De consequentie van het krij
gen van kinderen werkt bij vrouwen
nu eenmaal zwaarder door dan bij
mannen. Ook een natuurlijke zaak,
dacht ik. En al die verhalen over de
zware huishoudelijke taak van de
er is moeten ze het huis uit. Ik ben
niet van plan op m’n vijftigste wak
ker te liggen van dat gejank”, hoor
de ze haar vader zeggen. Veel was er
verder niet over gesproken, maar ze
had Joop gezegd dat hij nog maar
eens naar het bureau huisvesting
moest gaan om te kijken of ze al
hoger op de urgentielijst stonden.
Joop was zo iemand, die z’n woordje
wel kon doen tegenover ambtena
ren. En bovendien: het zou toch te
gek zijn als ze uit nood in een pen
sion zouden moeten kruipen? Die
laatste maanden voor de bevalling
was de spanning in het ouderlijk
huis te snijden geweest. De weekein
den gingen ze meestal op bezoek bij
vrienden én kennissen. Niet omdat
ze daar zo’n behoefte aan hadden
ze voelden zich dikwijls nogal opge
laten maar eerder om de dubbele
thuissituatie wat lucht te geven. Dan
konden vader en moeder ook eens
op zichzelf zijn en ging het door de
I week allemaal wat gemakkelijker.
zenuwslopende weken. Ze waren al
zo aan de beklemmende sfeer ge
wend geraakt dat ze het eerst niet
konden geloven. Joop had een tele
foontje van huisvesting gekregen
met de mededeling dat alles in kan
nen en kruiken was. „U heeft een
flat toegewezen gekregen, mijn
heer”, was de simpele mededeling
geweest. Dat was nu al weer vier
jaar geleden. Mark ging inmiddels
naar de kleuterschool, Joop had
twee keer een aardige promotie kun
nen maken, de ouders van Mieke
hadden hun oude ritme weer terug
gevonden en de flat was precies zo
II ingericht als ze toentertijd hadden
gewenst: een praktische keuken, een
ruim bankstel in de kamer, rustig
behang, een fijne stereo-installatie,
een leuke speelkamer voor Mark,
een barretje in het wandmeubel en
een handig droogrek in de badka-
mer. En Mieke had een part time
baantje kunnen krijgen als etaleuse
bij een zaak in lederwaren, zodat ze
niet helemaal aan huis zat vastge-
klonken. Het was gemakkelijk te
|l combineren met het schooltje van
]1 Mark. Zegt Joop, z’n leefsituatie in
kort bestek doorlichtend: „Zo’n flat
I is helemaal zo gek nog niet. Okay, je
I hebt natuurlijk je burengerucht, ze
ker als je tussen een paar woonlagen
in zit, maar een flat heeft ook z’n
voordelen. Neem nou bijvoorbeeld
de galerij. Daar kan Mark toch leuk
met z’n tractor rijden, zonder dat het
jong gevaar loopt.
En Mieke: „Ze zeggen wel eens,
dat de mensen in een flat langs el
kaar heen leven. Nou, dat valt hier
reuze mee. Met een vrouw op zes-
1 hoog heb ik regelmatig contact en
jl ook met een oudere dame van par-
terre. Die heeft het aan de rug
Denken ze wel eens aan verhuizen?
Joop: „Ja, wie niet. Je wilt natuur-
Mjk altijd meer. Maar ik hou er niet
r van om met m’n hoofd in de wolken
I te lopen. Als er nog een tweede kind
T bijkomt kunnen we altijd nog zien of
Ton, zes keer bellen. De rood geplastificeerde letters hebben de krultang nauwelijks overleefd en vormen een
gedeukte strip op de zware deurpost waarachter de bewegingsvrijheid van (naar schatting) twintig kamerbewoners
I per vierkante meter is opgedeeld. Ton is een van die bewoners en hij mag als schoolverlater van amper 19 jaar van
B geluk spreken dat hij via een dubieuze cafévriend in contact werd gebracht met de huisjesmelker, die in kringen van
woningzoekenden kortweg „de Bolle” wordt genoemd. Het was allemaal snel geregeld. De Bolle had gevraagd „of
hij een beetje leuk verdiende” en „of hij met z’n poten van de hasj kon afblijven”. Nou ja, Ton werkte bij een
uitzendbureau en ving met een beetje mazzel toch wel het minimumjuegdloon. Daar kon wel een paar meier
van af voor onderdak. „Luister jongen”, had de Bolle laten weten, „ik wil geen gelazer met huuradviescommissies
en zo. Je tekent een contract en betaalt twee maanden vooruit. Als een soort borg, moet je maar rekenen”. Zo’n
voorschot was voor hem een heel bedrag, maar de angstige gedachte aan een bitse hospita, die „nooit” op de kamers
van haar gasten kornj, zette hem snel in het spoor van een serie handtekeningen op smoezelige formulieren. Hier
het hier niet te klein wordt. De huur
is voor ons best op te brengen en aan
kopen denk ik de eerste jaren zeker
niet”. En Mieke: „Hier is het winkel
centrum vlakbij. Als je gaat verhui
zen moet je maar afwachten of je
boven, dat zal Ton wel zijn en je hebt dezelfde luxe terugkrijgt. Nee, hoor.
Als het aan mij ligt blijven we hier
lekker zitten
vrouw vind ik schromelijk overdre
ven. Het gezin moet draaien als een
totaliteit. Als iedereen z’n steentje
bijdraagt dan is het werk thuis best
te overzien. Het steentje van Karei
bestaat hoofdzakelijk uit zijn dage
lijks werk. Nou en? Als ik de uren
optel, die hij zwoegt en ik vergelijk
dat met mijn werkuren, dan kom ik
er nog voordelig van af. Het enige
probleem bij ons is misschien ruim
tegebrek. Maar er zijn ook gezinnen,
waar het huis altijd te klein is, be
denk ik dan. Dat hangt gewoon af
van de manier waarop je met elkaar
om gaat. Nee hoor, ik heb niet te
klagen over een gebrek aan vrijheid.
Als het me een keer te veel wordt ga
ik er gewoon een paar dagen tusse
nuit. Dan moet Karei maar snippe
ren om de zaak hier te ritselen. Maar
zoiets kan je natuurlijk niet elke
maand doen. Als ik een paar keer
per jaar m’n biezen pak voor een
tijdje dan is het veel.
Hij stopt bedachtzaam een pijpje
en gaat voor in een grote doorzon-
localiteit op basis van hydro-cul-
tuur. „Neen”, zegt hij uitdrukkelijk,
„dat is geen kwestie van air-conditi-
oning puur sang, neen, dat is een
verfijning van het huiselijk klimaat,
zal ik maar zeggen. Mijn echtgenote
en ik zijn erg gesteld op onze ge
zondheid. Vandaar”. Nadat hij heeft
plaats genomen in een vederlichte
kuipstoel met vleugelleuningen be
treedt zijn echtgenote het vertrek,
een dampende terrine op haar vlak
ke hand torsend. „Mijn man en ik”,
zegt ze ongevraagd, „wij nuttigen zo
des ’s middags een terrine zwaar
doortrokken bouillon. Da’s gezond,
weet u”.
Ze plaatst het servies op een lange
tafel van plexiglas, waarin een drie
tal ovale asbakken is verzonken.
Haar man neemt gehurkt plaats
naast de open haard, hult zijn pezige
handen in een paar grote wanten en
sprokkelt een paar gereedliggende
houtjes bij elkaar.
„Louise,” vraagt hij dan, „weet jij
misschien waar de föhn is?” „En de
spiritus graag", voegt hij er in gebie
dende wijs enkelvoud aan toe. „Ga
je branden?” vraagt Louise op haar
beurt. „Hé, g.zellig. Het is maar
vullen? Misschien dat het niet op de
weg van de meeste mensen ligt het
mes in hun onvrede te zetten. Uit
angst wellicht, of uit gewenning aan
de situatie waarin ze al jaren leven.
Wij hebben het geluk gehad elkaar
in verschillende leefomstandighe
den mee te maken. Dat gaf ons de
mogelijkheid een experiment aan te
gaan. Binnen onze groep geldt een
andere discipline dan in een door-
snee-gezin. De onderlinge sociale
controle is iets waar we erg voor
zichtig mee omgaan. En ook moeten
gaan, zoals is gebleken. We hebben
het idee samen minder ver van de
samenleving af te staan dan ieder
voor zich in zijn of haar vroegere
leefsituatie heeft ondervonden.
We verdelen het werk, de huishou
delijke taken zowel als ons gezamen
lijk aandeel in' het arbeidsproces.
Binnen het groepsgebeuren voelt ie
dereen zich verplicht zoveel moge
lijk met open vizier met elkaar om te
gaan. Dat levert wel eens spannin
gen op, maar die vloeien vanuit het
zelfde groepsgebeuren ook snel
weer weg. We ervaren dit experi
ment als een geleide woonvorm,
waarbij we tot dusver meer baat
vinden dan vroeger bij onze ver
schillende gezinnen
II Zes keer bellen dus. De zware
H deur zwaait elektrisch zoemend
R open en een meisje dient zich vra-
gend in het portaal aan. „Is Ton ook
thuis?” Ze aarzelt, doet een stap
B naar voren en zegt: „Is dat die jon-
H; gen met die donkere krullen?” Uit
een andere hoek van de gang komt
H een jongen aanlopen. „Is er voor mij
gebeld?” Het meisje gebaart van
B niet en zegt: „Ja, de bellen zijn een
I beetje onduidelijk. Je hebt zes keer
zes keer beneden, dat ben ik. Maar
ik zal wel even kijken of hij er is”.
Even later stommelt hij de trap af.
„Kom toch boven, joh. Ik ben net
een verse bak koffie aan het zetten”.
De trap op, een gang door, nog een
trap op, rechts een nis in, bukken en
Ton is thuis. „Kijk”, zegt hij, royaal
I gebarend. „Da’s toch niet gek hè,
voor een paar honderd piek”. Het
1 kamertje is drie bij drie, de wastafel
30 bij 30 centimeter en het kookplaa-
I tje twee-pits, maar wel asbest-bevei-
ligd. „Ja” zegt Ton, „en dan is de
douche met toilet beneden. Voorlo-
1 pig zit ik hier geramd
Mieke was al vijf maanden zwan-
1 ger toen ze haar ouders bij toeval
I hoorde klagen „dat het zo niet ver
ft der kon”. Niet dat ze Joop geen
B geschikte kerel vonden; daar ging
het niet om. „Nog voordat die kleine
I had hij tenminste een vrije opgang en gebruik van keuken en douche. „En daar komt het gas en licht natuurlijknog
H bij”, had de Bolle gezegd, nadat hij alles had getekend. Dat maakte in totaal 425,- per maand, bijna de helft van wat
hij tot dusver bij het uitzendbureau verdiende. De prijs van zelfstandigheid laat zich niet in geld uitdrukken,
H bedacht Ton, zich het strakke stramien van zijn ouderlijk huis voelbaar herinnerend.
werkster", beweert hij met grote
stelligheid, „want met de kwalifica
tie zou ik onze vriendin tekort
doen”.
goed dat je die doorzichthoekhaard huisje via de moeder van Jos had-
hebt laten modelleren. Dat gaf toch den kunnen krijgen en uit pure soli-
zo’n ongemak
Even later klinkt het geruis van
een haardroger en springen de eer
ste vonkjes van het hout. „Dat zo’n
smid het vroeger met een blaasbalg
deed. Dat is toch onvoorstelbaar in
deze tijd.
De bouillon is ingeschonken en er
wordt een zeskantig tafeltje bijge
schoven om aan te zitten. De lepels
klinken helder tegen het aardewerk
en pas nadat de kommen zijn ge
leegd hervat hij de conversatie.
„Louise", zegt hij lijzig, „dit is een
mijnheer van de krant. Die wil iets
weten over wonen. Weet jij iets te
vertellen
1
i
VHF
(P