]l[ Het vrije spel van maatschappelijke krachten leidt de stad ten verderve -*•**ƒ:; Schrikbeeld door Rien Polderman Manhattan Streekplan Verkrotting Autolobby g> a> s s s 8 8 w c n S Is I 43 19 7 8 24 OKTOBER DINSDAG g|ll l CD Q De Randstad Holland is in buitenlandse publikaties wel als voorbeeld aangeprezen van de ideale metropool. De Randstad onderscheidt zich 3g enerzijds van concentrische metropolen (zoals Londen en Parijs) door haar hoefijzer vormige structuur: een krans van grote en kleinen steden en forensenplaatsen, die zich uitstrekt van Dor drecht over Rotterdam, Delft, Den Haag, Leiden, Haarlem, Amsterdam, het Gooi en Utrecht tot en met de Utrechtse Heuvelrug. Ander zijds onderscheidt zij zich van andere hoefijzervormige stedelijke conglomeraties door het nagenoeg volledig agrarische karakter van het open middengebied het Groene Hart waar het „hoefijzer” omheen ligt. (Dit in tegenstelling tot bijvoor beeld het Ruhrgebied, waar van ook grote delen van het middengebied worden be heerst door mijnen, staal- en andere industrieën). «2 o t 2 c 0 5 5 n -o §8 Jk RB UIT dre Amerikaanse” verloedering in de Randstad Volgens het streekplan is ruim tweederde van de oude woningen in Amsterdam in particuliere handen. Door de stijgende prijzen werd de grond onder de woningen voor me nig huisjesmelker belangrijker dan de lage huren. Veel eigenaren van woonblokken zagen meer brood in het moedwillig laten verkrotten van de huurhuizen. Koude sanering noemt men dat proces. Er werd han dig op ingespeeld door de speculan ten. De tegenhanger van dit verkrot- jaar eerder heeft voorgedaan in en om de grote Amerikaanse steden. Met dit verschil, dat in de Verenigde Staten het openbaar vervoer door de auto-industrie kon worden opge kocht en opzettelijk ontmanteld. In ons land is het vrije spel der maat schappelijke krachten gelukkig niet in die ongebreidelde mate toege staan. Waakzaamheid blijft echter geboden. Ook hier is een autolobby („Blij dat ik rij”) om de overheid onder druk te zetten, om toch vooral de auto vrij baan te geven. En ons openbaar vervoer wordt stelselma tig met bezuinigingen bedreigd. De Amerikaanse autolobby heeft niet te klagen gehad over gebrek aan steun bij de overheid. De fede rale regering subsidieerde de aanleg van autosnelwegen, maar liet de steun van het openbaar vervoer over aan de lokale stadsbesturen. Daar kwam dus niets van terecht, want die lokale overheid was arm. Hoe kwam dat? Door het wegtrek ken van de welgestelden naar de voorsteden en de forensendorpen. In de oude stadswijken bleven of vestigden zich de armen, etnische minderheden, de mensen met een laag scholingsniveau. Van een kik ker kan men geen veren plukken, armelui zijn voor de belastings dienst niet interessant. Het is eigen lijk merkwaardig, dat het bankroet van New York internationaal de aandacht heeft gekregen. Want het verhaal van de zwakke beurs van de oude grote steden is niet van van daag of gisteren. De auto-industrie (die aan het ste delijk verval verdiende) werd niet alleen met autosnelwegen geholpen. De overheid moedigde met belas- tingfaciliteiten en leninggaranties het eigen woningbezit aan in de voorsteden en de forensendorpen. Deze nederzettingen, dun bebouwd met lage woningen van het type waarin Donald Duck zich ophoudt, groeiden en groeiden. Het openbaar vervoer was door de auto-industrie al afgebroken, en kon trouwens in de dunbebouwde wijken niet lonend functioneren. De bewoners van de sub-urbs waren dus voor hun woon werkverkeer wel op de auto aange wezen. ontwikkeling nu wordt bedoeld, als men spreekt over het „Manhattan- effect”. Een rijk geschakeerde stedelijke samenleving, met werken en wonen dicht bij elkaar viel dus in de volgen de verschraalde fragmenten uiteen: Een zone van troosteloze krotten wijken, de vervuilde woonplaats van de armen en werklozen. Kweek plaats voor misdaad, aggressie, ver slaving aan drugs en alcoholisme. Decor van een uitzichtsloos bestaan; Een buitenste gordel van dunbe bouwde forensenplaatsen en voor steden, waar de middenklasse zich de schijnvrijheid heeft gekocht voor een moedeloos sub-urbaan leven, met de zware lasten van de hypo theek en de lange autoritten in de dagelijkse file van het woon-werk- verkeer. 0) 0 O <0 o c re re Als gevolg van deze verzakelijking trad een verschraling op van het winkelapparaat. Winkels, die vroe ger de hele dag aanloop hadden, kregen in de spitsuren en tussen de middag een toevloed van klanten, maar konden de rest van de dag sluiten. Bepaalde winkelbranches hadden helemaal niets meer te doen. Gevolg was, dat na het verdwijnen van de woningen, langzamerhand ook de winkelbedrijven begonnen weg te trekken. Door die ontwikke ling verslechterde weer het vesti gingsklimaat, terwijl de bouw van kantoren nog in volle gang was. Het gevolg was een grote leegstand van kantoren naast een schrijnend te kort aan woningen. En terwijl men dat kon vaststellen, zag men dat een paar kilometer verderop de geschie denis zich begon te herhalen: vesti ging van bedrijven, bij een pijlsnel stijgende grondprijs, verdringing van de woning, enzovoorts. Deze Het verhaal zou niet compleet zijn zonder een kleine uitweiding over Manhaften. In dit deel van New York Stonden vroeger woonhuizen. Een stadscentrum is echter we hebben het daarover in verband met Amsterdam al gehad en na deze uitweiding komen we daar terug een geschikte vestigingsplaats voor de op persoonlijke contacten geba seerde dienstensector. In Manhaften werd het wonen dan ook langzaam maar zeker door het bedrijfsleven (kantoren) verdrongen. De grote vraag naar kantoorruimte bij een beperkte ruimte op de grond leidde tot extreem hoge grondprijzen. Het visuele gevolg van dat mechanisme was het hoogbouwbeeld, dat ons bij het woord New York onmiddellijk voor de geest komt. Ook in ons deel van de Randstad, de noordelijke Randstadvleugel, zijn de verschijnselen waar te ne men, die met de hiervoor geschetste ontwikkelingen samenhangen. Zo heeft de Economisch Technologi sche Dienst van Noord-Holland nog onlangs een aantal rapporten uitge bracht, waarin sprake is van de „uit waaiering” van Amsterdam. Deze „uitwaaiering” heeft voor een be langrijk deel plaatsgevonden (en vindt nog steeds plaats) in de rich ting van het Groene Hart. De proble men waarmee Amsterdam te maken heeft op het gebied van economisch en stedelijk verval hangen ten nauwste samen met deze „uitwaaie ring’, zo blijkt uit de ETD-rappor- ten, die horen bij het streekplan voor het Amsterdam-Noordzeeka- naalgebied. Met het streekplan voor het Am- sterdam-N oordzeekanaalgebied hebben Gedeputeerde Staten van Noord-Holland een taartpunt van de Randstad plus bijbehorend deel van ’t Groene Hart af gesneden. Het streekplan omvat de aaneengegroei- de agglomeraties van Amsterdam (met Zaanstreek, Schiphol, Aals meer en Uithoorn) en van Haarlem- IJmond (met Heemstede, Aerden- hout, Bloemendaal, Zandvoort, Ben- nebroek en de geplande verstedelij king tussen Haarlem en Hoofddorp). Het college heeft met dit streekplan onder meer recht willen doen aan de grote innerlijke samenhang van het Amsterdam-Noordzeekanaalge- bied. Bij de presentatie van het plan In het ruimtelijke beleid van Rijk en Provincies (neergelegd in de Ver- stedelijkingsnota en in streekplan nen) is dit kenmerk van de Randstad als bijzonder waardevol onderkend. Daarom wordt enerzijds gestreefd naar een versterking van de stad (als centrum van wonen, werken en cul tuur) en anderzijds naar het open houden van het Groene Hart van Holland. De combinatie van beide, een sterke stedelijke rand om een uitgestrekt groengebied, levert im mers een waardevol leefgebied op. In de stedelijke rand is plaats voor wonen, werken, en het deelnemen aan een brede, rijkgeschakeerde en gevarieerde grootstedelijke cultuur. Maar het groengebied is in de Rand stad in vergelijking met andere metropolen betrekkelijk gemak kelijk te bereiken. Dat maakt het voor de Randstedelingen mogelijk af en toe te ontsnappen aan de druk van de stad, om buiten op adem te komen in de wijde groene ruimte. De Randstedeling heeft op de Parij zenaar, de Londenaar of New-Yor- ker vóór, dat hij aan het stedelijk leven in al zijn rijkdom kan deelne men, zonder gedoemd te zijn er in pnder te gaan. In een futuristisch ontwerp is de stad van de toekomst al eens voorgesteld als een gigan tisch cirkelvormig flatgebouw, ron dom een cirkelvormig groengebied met een middellijn van dertig kilo meter. Met wat fantasie kan worden gesteld, dat dit futuristische model in de Randstad al is verwezenlijkt, waarbij ons de steriliteit van de cir kelvormige flat (even afgezien van de hoogbouw in Bijlmer, Schalk wijk, Omoord of Overvecht) is besp aard gebleven. Er zijn echter krachten aan het werk, die de ideale structuur van de Randstad bedreigen. Te onderschei den zijn een middelpuntvliedende kracht vanuit de kernen in de ste- denkrans en een zuigkracht op die Centra vanuit de gedeeltelijk in het Groene Hart gelegen randgemeen ten. De combinatie van beide krach ten (waarover straks meer) kan er toe leiden, dat de Randstad „buiten zijn oevers treedt” en uitvloeit over het Groene Hart. Dit proces is eigen lijk al decennia aan de gang. Rijk en Provincies proberen wanhopig daar een dam tegen op te werpen. tingsproces werd de praktijk van het opsplitsen van woonhuizen in horizontale eigendom (de verkoop van woningen per etage). Voor deze relatief iets betere woningen konden als gevolg van de wet van vraag en aanbod en het door sommigen bejubelde vrije spel der maatschap pelijke krachten exhorbitant ho ge prijzen worden gevraagd. Onder zoek heeft aan het licht gebracht, dat oude woningen, gebouwd om streeks de eeuwwisseling thans op de woningmarkt aan de woningzoe kende meer geld kosten, dan de stichtingskosten van een nieuwe wo ningwetwoning Grote groepen van de Amster damse bevolking leven dus ofwel goedkoop in een krot of wel in een woning, waarvan het woongenot in geen enkele verhouding staat tot de prijs, die men er voor heeft betaald. In dit perspectief wordt het wonen in een nieuwbouwwijk aan de rand van een verstedelijkt dorp een aan trekkelijke zaak. De zuigkracht van het Groene Hart, d.w.z. de aantrek kelijkheid van een eengezinshuis in een dorp ver van de stad, heeft in wisselwerking van de zojuist be schreven factoren (de middelpunt vliedende kracht) de uitwaaiering van Amsterdam helpen veroorza ken. De grote katalisator in dit proces is echter nog niet genoemd, en dat is dë auto. Een van de verschijnselen van de grote economische groei was de massale opkomst van de personenauto. Ook hier is echter sprake van een wisselwerking. De auto maakte de uitwaaiering van Amsterdam tientallen kilometers over de stadsgrenzen zelfs tot in Zuid-Holland mogelijk; was een van de oorzaken van deze ontwikke lingen. Maar tegelijkertijd was deze ontwikkeling een van de voornaam ste oorzaken van de massale toena me van het autogebruik. Bovengeschetst proces is een her haling van het proces dat zich vijftig heeft gedeputeerde Van der Knoop vijftig (de „geboortegolf” echter al gewezen op de sterke bin dingen, die het gebied in kwestie heeft met de aangrenzende gebieden juist buiten de streekplangrenzen. In dit verband is het te betreuren, minder woningen per hectare, oo CM CM vierkante meters per arbeidsplaats, per ziekenhuisbed, per winkel, etc. Jongeren en alleenstaanden begon nen zelfstandige woonruimte te ei sen. De Amsterdamse binnenstad en de dichtbebouwde negentiende- eeuwse woonwijken bleken te krap voor dit verlangen naar meer ruim te. Als gevolg van de economische groei steeg het welvaartsniveau. Jonge, draagkrachtige gezinnen konden uit de stad worden wegge lokt naar de eerste nieuwbouwwij ken in de randgemeenten van de hoofdstad, waar de grond nog be trekkelijk goedkoop was en de ruim te nog voor handen. Het bedrijfsle ven daarentegen, vooral de dien stensector, die het moet hebben van persoonlijke contacten (kantoren, banken, reusbureaus) had in de bin nenstad een aantrekkelijk vesti gingsklimaat. Deze dienstensector steeg mee met de welvaartsgolf en groeide massaal. Gevolg was een sterk toenemende vraag naar ruim te en grond in de stad, wat bij het vrije spel van maatschappelijke krachten wel moest leiden tot een stijging van de prijzen. Het econo misch sterke bedrijfsleven kon deze prijzen voor kantoorruimte gemak kelijker opbrengen, dan de huishou dens dat konden voor hun woon ruimte. De economisch sterke func ties (bedrijfsleven) begonnen de eco nomisch zwakke functies (het wo nen) te bedreigen en sluipenderwijs te verdringen. dat het domme bestaan van een pro vinciegrens tussen Zuid-Kennemer- land en de Bollenstreek een beletsel moest zijn om het streekplan ook tot die Bollenstreek uit te breiden. We komen daar nog op terug. Er was al aangestipt, dat de Rand stad onderhevig is aan middelpunt vliedende krachten vanuit de ker nen in de stedelijke rand, in combi natie met een zuigkracht op die cen tra vanuit het Groene Hart. Deze combinatie van krachten is extra sterk aanwezig in dit deel van de Randstad, het Amsterdam-Noord zeekanaalgebied. De krachtencom binatie is dan ook een van de centra le problemen van het streekplange- bied, en in feite de oorzaak van genoemde „uitwaaiering” van Am sterdam. Reden genoeg om wat die per in te gaan op het ontstaan van genoemde krachten. De eerste voortekenen van de ex pansie van Amsterdam waren al voor de oorlog merkbaar. In het Gooi en in Zuid-Kennemerland kwamen de forensenplaatsen op en het Algemeen Uitbreidingsplan van 1935 voorzag in de bouw van tuinste den in Amsterdam-West en bedrijf sterreinen aan de rand van de stad. Pas na 1950 begon Amsterdam mas saal uit te dijen, een proces dat ook in andere stedelijke gebieden in West-Europa was waar te nemen (in navolging van de expansie van de grote Noordamerikaanse steden voor de oorlog). Grote drijfveer voor deze ontwik keling was de ongekende economi sche groei van na 1950 (ETD-rapport „Werkgelegenheid en werkgebieden in Amsterdam”). Bedrijven in de binnenstad kregen daardoor on der invloed van de eisen van de concurrentie behoefte aan veel meer bedrijfsruimte. Met deze ont wikkeling parallel liep de snelle .groei van de bevolking in de jaren van om streeks 1947). Als gevolg van veran derde sociale opvattingen ontstond een verlangen naar meer ruimte per mens: minder mensen per woning, meer Voor een goed en slagvaardig ruimtelijk beleid tenslotte is het on ontbeerlijk, dat gebieden, die ruim telijk, stedelijk en sociaal-econo- misch een geheel vormen (zoals het Amsterdam-Noordzeekanaalgebied dus) hun eigen-ongedeelde-bestuur- lijke parallel hebben. Er is al op gewezen, dat hét jammer is, dat de sterk op Haarlem georiënteerde noordelijke Bollenstreek, bestuur lijk niet bij het streekplangebied voor het Amsterdam-Noordzeeka naalgebied kon worden betrokken. In dit licht bezien kan het slechts een ernstige dwaling worden genoemd, dat minister Wiegel dwars door het Amsterdam-Noordzeekanaalgebied een provinciegrens heeft willen trekken. Een onmenselijk verzakelijkt centrum, dat buiten werkuren is ontvolkt; Deze uiteengerafelde stad staat de planologen en stedebouwkundigen als een schrikbeeld voor de geest. Men wil deze ontwikkeling in het Amsterdam-Noordzeekanaalgebied en de rest van de Randstad voorko men. Het is om die reden dat het behoud van de kwaliteit van het stedelijk leven en het behoud van het Groene Hart in het ruimtelijk beleid voorop staat. Het is echter nog maar de vraag of die opzet lukt. Tal van verloede- ringsverschijnselen zoals zich in en om de Noordamerikaanse steden hebben voorgedaan, zijn merkbaar in het Amsterdam-Noordzeekanaal gebied en de overige Randstad (zij het gelukkig niet op een dergelijke destructieve schaal als in Amerika). De tijd dat de Nederlandse overheid het autogebruik aanmoedigde door de aanleg van autobanen ligt nog niet zo ver achter ons. Plannen voor tal van snelwegen liggen nog klaar. En ook in de Randstad is een uitste kend werkend tram- en lokaalspoor- wegnet gesloopt. De binnenstad van Amsterdam wordt met snel verval bedreigd. Door de veel te smalle straten wringt zich dagelijks het autoverkeer. Het leefklimaat in de stad wordt mede daardoor danig verpest. De door jonge draagkrach tige gezinnen verlaten woningen worden weer betrokken door jonge ren, gastarbeiders, Surinamers en andere kansarme groepen. In de verkrottende buurten verscheen de „saneringsnomade” op het toneel. Een zwervend bestaan van kraak pand naar kraakpand begint in Am sterdam tot het normale cultuurpa troon te behoren. Er is een drugs probleem; er is agressiviteit; de kwaliteit van het onderwijs neemt af; de winkelvoorzieningen worden slechter. In het centrum schrijdt de verzakelijking voort, met bijbeho rende leegstand van kantoren. Ac tiegroepen waarschuwen voor het „Manhattan-effect” in de nabijheid van metrostations. In de suburbs (Nieuw-Vennep, Hoofddorp) wordt de bevolking steeds eenzijdiger van samenstelling: een overmaat van jonge gezinnen, met hetzelfde inko mens- en cultuurniveau. De gemoto riseerde samenleving van de foren senplaatsen hoopt zich ’s morgens in reusachtige verkeersknopen op aan de rand van de stad. Waar hadden de urbanologen dat verhaal ook al weer meer gehoord? Alle goedbedoelde ruimtelijke or dening ten spijt, moet worden ge constateerd, dat er nog weinig zicht is op een oplossing van al deze pro blemen. Daarvoor schiet het be schikbaar planologisch instrumen tarium hopeloos tekort. De overheid kan slechts verbieden, niet gebie den. Het ontbreekt haar aan concre te macht om de stedelijke processen in de juiste richting te sturen. Daar voor zijn maatregelen nodig, die diep ingrijpen in het heilige beginsel van de particuliere eigendom (voor al in de stadsvernieuwingsgebie den). Daarvoor zou het systeem van de vrije ondernemingsgewijze pro- duktie en vrije spel der maatschap pelijke krachten terzijde moeten worden geschoven voor een doelma tiger aanpak. Daar zijn grote politie ke weerstanden tegen. De ontbin dende krachten kortom, zijn in het bestaande maatschappelijke bestel, bij deze politieke krachtsverhoudin gen, bij deze beleidskeuzen, niet ge heel in toom te houden. En zolang dat zo is, heeft het ruim telijk beleid met betrekking tot het openhouden van het Groene Hart veel weg van het dweilen van de badkamer met alle kranen en dou ches open. De goedbedoelde pogin gen om de stad in ere te herstellen hebben door het tekort aan (politiek omstreden) instrumentarium iets van water putten met een vergiet. <D O C o Q. 4) E Luchtfoto var» Naw York mat het markante silhouet van de za kenwijk Manhattan Hier landde, midden tussen de wolkenkrab bers. eens een gestolen vliegtuig De dief ontkwam onopgemerkt. Want het was zondag en dan Is Manhattan uitgestorven .-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 43