van 250.000 ontheemden I 3 0 :ht ZIEKTEN, HONGER, HITTE EN PSYCHISCHE KLACHTEN m door Frits Schils Onder minimum Rode- ÉsZêé Geen exacte cijfers if Soedan beperkt Integratie Kindersterfte ire. r shad, SOEDAN ro Deze tot de ienst, i aan oofd- Igens rezen 3 per isieve opne- Dicht op elkaar gepakt en in grote lijdzaamheid hokken zij er samen. Zesduizend vluchtelingen uit het door oorlog geteisterde Eritrea. Het kampement met zijn honderden spits toelopende tentjes staat even buiten Khashm el Gibra, op een dorre zandvlakte in het onmetelijke Oostsoedanese steppengebied. De begroeiing ter plekke mag geen naam hebben. Wel waait er ontzettend veel stof op, hangt er een bijna ondraagelijke woestijnhitte, met troebel, lauw water dat een kilometer verderop door de kampbewoners zelf uit de rivier wordt opgeschept en ligt hier en daar wat dor hout, waarop zij hun altijd karige maaltijd kunnen bereiden. Als de nacht valt, hebben de fel zoemende muskieten vrij spel, want beschermende netten zijn ongekende luxe. Gevolg: de malaria grijpt overal om zich heen. Zelfs baby's onder het half jaar, die immuun heten te zijn voor deze slopende ziekte, lijden eronder. Ook als men ervan uitgaat dat het gros van de hier neergestreken mensen per traditie gewend is ontberingen te door staan, is de vraag gerechtvaardigd of in het tentenkamp bij Khashm el Gibra de grens van het menselijke incasseringsvermogen niet over schreden is. tente )d. F |Tessenei Om Hager T H *Massawa~ verk- I iriaat I AlghenaY^: Goelboetfc Anaghit» Keren Sabderat A9orda!é«^ASMARAi y^jTBarentoe Massawa— Mï J L^ksoem il Zmakale© i A'X' -t Eritrese vluchtelingen ■II n ,m.v. pc icepten per d vraagt alarmerende de voor- k van .posit ie- 1972 EL week Is het Vluchtelingenweek, de nationale actie voor sen daar aren ad Frits Schils bezocht vluchtelingenkampen in Soedan. Volgende week wijdt Hans Rombouts aandacht aan de vluchtelingen In Thai land. zins weggenomen. Die radeloosheid heeft er bijvoorbeeld toe geleld dat zwangere Eritrese vrouwen in het kamp heimelijk tot abortus zijn overgegaan. zicht houdt op een ordelijke gang van zaken in het kampement. Dat laatste lijkt een ijdele hoop. De Soe- danese overheid kan weliswaar niet vooruit zonder financiële en ander soortige steun van de UNHCR en waardeert die bijstand, maar zij is absoluut gekant tegen inmenging in de uitvoering van projecten, voor de uitvoering waarvan zij zich compe tent en verantwoordelijk acht. De UNHCR en andere hulpverlenende instanties hebben zich daar per. defi nitie bij neer te leggen. Hier hebben zij hun eerste bivak in Soe dan gevonden: 6000 Eritrese vluchtelin gen, samengebracht op een dorre zand vlakte bij Khashm el Gibra In het onmete- lljke steppengebied nabij de Ethiopische grens. Na hun overhaaste vlucht uit Eritrea kwam deze moeder met haar vijf kinderen totaal berooid in Soedan aan. rgade- ntie. Probleem van de eerste orde is de kwestie van de voedselvoorziening en de verstrekking van andere eer ste levensbehoeften, zoals lakens, kleren en dekens. Als uitgangspunt wordt aangehouden dat het Hoge Commissariaat (UNHCR) de vluch teling ter zijde staat tot het moment waarop deze geacht wordt min of meer self-supporting te zijn. men sein 3, Er bestaat geen exact cijfer over het totale aantal vluchtelingen dat zich momenteel in Soedan ophoudt. Woordvoerders van de grootste en actiefste guerrillabeweging, het Eri trese Liberale Bevrijdingsfront (RLF) in Khartoum, taxeren de hoe veelheid displaced persons binnen de landsgrenzen van Eritrea op maar liefst 800.000 en het Eritre se vluchtelingencontingent in Soe dan op 250.000. Ook Omer Mohamed Ismail, de Soedanese vertegenwoordiger van de UNHCR, houdt het op een kwart miljoen. Dat lijkt ook een betrouw bare schatting. De VN noemen een kwantum van 150.000 en gaan daar bij waarschijnlijk uit van de daad werkelijke registratie. De Soedane se regering, blijkbaar toch overwel digd door de enorme dimensie van de vluchtelingenproblematiek, komt zelfs met het getal 300.000 op de proppen. De verwachting is dat de stroom vluchtelingen nog zal toenemen. Nu er een einde is gekomen aan het regenseizoen, moet volgens insiders terdege rekening gehouden worden met een verheviging van het Ethio pische offensief in Eritrea; en ten tweede zijn door de aanhoudende exodus van Eritrese boeren naar Soedan al geruime tijd op veel ak kers en landerijen en in de veeteelt bedrijven alle activiteiten gestaakt, zodat een voedseltekort dreigt. Soedan heeft tot dusver ongelimi teerd vluchtelingen uit Eritrea toe gelaten en zal consequent op die weg voortgaan. Want, licht Omar Moha med Ismail toe, „wij hebben geen andere keus en zij hebben die ook gaven voor de bewoners van Um Gulja gedaan. In bepaald alarmerende zin schetst de Ethiopische dokter het „lokale” ziektebeeld. In hoeverre dit overigens van het gangbare Soeda nese afwijkt, dat er volgens de jong ste statistieken ook niet bepaald flo rissant uitziet, is ons niet bekend. Volgens de kampdokter wordt er in Um Gulja honger geleden, zo zeer zelfs dat het weerstandsvermogen van veel mensen ernstig aangetast is. Er heerst veel malaria ook hier onder baby’s van beneden de zes maanden, en verder (open) tbc, ane mie, bof en polio. Precieze cijfers over de kindersterfte in Um Gulja zijn er niet, maar het percentage is verontrustend hoog. Een kliniek kent het kamp niet. Medisch consult vindt dagelijks plaats in een rieten hut, waarin doorlopend insecten rondvliegen en de hitte nauwelijks te verdragen is. Er is een nijpend gebrek aan me dicijnen en je moet zo ongeveer op sterven na dood zijn om toch nog in een echt ziekenhuis te belanden. Dat is een primitief Soedanees hospi- taaltje en ligt 20 kilometer verderop in Gedaref. Plannen voor de bouw van een school zijn in de drie jaar nimmer uitgevoerd. Een gevolg van constante apathie en algehele frus tratie, licht de Ethiopische dokter toe. niet”. Waarmee de Soedanese UNHCR-functionaris nog eens ten overvloede wil stipuleren dat er voor de Eritrese bevolking maar één ontsnappingsmogelijkheid bestaat: Soedan; en dat Khartoum zich mo reel verantwoordelijk acht voor het opnemen van die vluchtelingen. Bij de benadering van het vraag stuk zoals dat op de Soedanezen afkomt, moet men zich realiseren dat het „gastland” zelf maar zeer beperkte mogelijkheden heeft. Soe dan staat in het scala van Derde wereldlanden nog steeds bedenke lijk laag genoteerd. Er zijn veel anal fabeten, de werkloosheid is relatief groot en industrie kent het land nau welijks. Meer dan 85 percent van de be volking, wier inkomen per hoofd volgens schattingen van de Wereld bank in 1972 120 dollar bedroeg, vindt een bestaan in de voorname lijk zelfvoorzienende landbouw. Bo vendien is er nog sprake van een uiterst gebrekkige infrastructuur. Het ontbreekt met name aan voor gemotoriseerd verkeer begaanbare wegen, die toch een eerste voor waarde zijn voor een economische ontsluiting van het achterlopende land. Het ligt derhalve voor de hand dat de meeste Eritrese vluchtelingen die in het economisch bestel van Soe dan hun rondje meedraaien, agra risch actief zijn: op permanente „re fugee-settlements”, voornamelijk in het afwateringsgebied van de Nijl tussen Khartoum en Kassala, dan wel als pendelende landarbeiders in regio’s van intensieve landbouw. Voor het vertrek van afgestudeer de Soedanezen naar de veel beter betalende Arabische olielanden, ontstaan in Khartoum en andere Soedanese steden als Gedaref en Kassala beperkte mogelijkheden voor Eritrese vluchtelingen om ook in het (administratieve) middenka der aan de bak te komen. Het aan bod van Eritreërs in de hoofdstad is echter veel groter dan de vraag. Of ficieus wordt de sterkte van de Eri trese vluchtelingenkolonie in Khar toum op 25.000 geraamd. Volgens de Soedanese wet genie ten alle Eritreërs dezelfde sociale rechten als de inheemse bevolking, althans wat de geldelijke honore ring van verrichte arbeid betreft. Maar er zijn vooral in de eenvoudige - ambachtelijke sector legio gevallen bekend van Eritrese werknemers wier werk onderbetaald wordt. Vrees voor ontslag, met de kans op terugzending naar het platteland, weerhoudt de „gastarbeiders” er wel van protest aan te tekenen. De guerrillaoorlog in Eritrea woedt al zeventien jaar en het einde lijkt nog lang niet in zicht. Aan te rugkeer naar het vaderland valt niet te denken. Dreigt daardoor voor de Eritreërs het gevaar van geleidelijke „Soedanisering”? (naturalisatie?). Hierover Omer Mohamed Ismail: „De vluchtelingen mogen te allen tijde zelf beslissen. Wij sturen hen niet weg en wij houden hen niet vast. Ze mogen vandaag terug als ze dat willen. Van naturalisatie kan geen sprake zijn. Dat ligt niet in onze bedoeling. Dus nogmaals: geen na turalisatie van Eritreërs in ons land, maar wel integratie binnen de Soe danese maatschappij”. Somberder nog dan in Khashm el Gibra, doet de situatie in Um Gulja aan. Dit kamp bestaat uit een verza meling rieten hutten op een harde keivlakte, 400 kilometer oostelijk van Khartoum. De drie jaar oude nederzetting wordt bevolkt door 7800 Ethiopieërs, die voor de Der- gue (het militaire bewind) op de loop zijn gegaan. Hoewel het in de bedoeling ligt van de Soedanezen om ook deze Ethiopieërs op een permanente landbouwnederzetting onder te brengen, hebben enkele honderden mannen en jongens tijdelijk werk gevonden buiten de omheining van Um Gulja. Nog eens 200 andere Ethiopiërs doen mee in eën weefpro- ject, dat door een ondernemende Britse ontwikkelingswerkster ge rund wordt. De produkten die van de primitieve weefgetouwen komen, worden via de Soedanese Raad van Kerken een van de vele organisa ties die zich het lot van de vluchtelin gen hebben aangetrokken ver kocht. Uit de opbrengst daarvan worden de hoogstnoodzakelijke uit- Met de acties wil Vluchtelingenhulp bereiken dat vluchtelingen als vrije en zelfstandige mensen een nieuw bestaan kunnen gaan opbou wen. Gezien de zeer grote aantallen vluchtelingen die er In de wereld zijn, heeft bij de actie Vluchteling '76 het geven van voedsel, kleding, tijdelijk onderdak en medische verzorging, hoe noodzakelijk ook om vluchtelingen overlevingskansen te geven, niet centraal gestaan. Door het accent te leggen op het teruggeven van menselijke waardig heid heeft Vluchtelingen '76 nadruk gelegd op het feit dat noodhulp gevolgd moet worden door meer definitieve hulp. Voor deze laatste hulp lag eon ruim terrein braak in Azië, Afrika en Latijns-Amerika. In Azië werden 35.000 vluchtelingen geholpen voor een bedrag van 7,5 miljoen; in Afrika profiteerden 17.500 vluchtelin gen van de Nederlandse hulp, wat ruim 5,5 miljoen kostte; In Latljns-Amerlka was 1,75 miljoen gemoeid met hulp aan 1500 vluchtelingen. De hulp werd zoveel mogelijk verstrekt via kanalen van particuliere organisaties. in kampen radeloos In concrete betekent dat, dat de Eritreërs in Khashm el Gibra per hoofd een door het Wereld Voedsel Programma van de VN uitgedok terd en door de Soedanese overheid te distribueren veertiendaags rant soen van 400 gram „doerra” (onge malen gierst), 40 gram melkpoeder en 30 gram vet toegeschoven krij gen. Wie er op zijn overhaaste exo dus uit Eritrea nog in geslaagd is geld, goederen en beesten, zoals ka melen, geiten en schapen mee te nemen, kan bij zwarthandelaren te recht om het karige VN-rantsoen desgewenst met enkele andere ba sisingrediënten of smaakmakers aan te vullen, al zal hij voor de fel begeerde suiker, olie en zout diep in eigen beurs moeten tasten. Maar voor degenen die totaal be rooid Soedan zijn binnengestrom peld, schiet er in het kamp weinig meer over. Zij leven ruimschoots onder het bestaansminimum. De op diverse punten nagenoeg onhoudba re situatie in Khashm el Gibra is onlangs neergelegd in een rapport, waarin een „democratisch gekozen” kampafvaardiging, de Soedanese projectmanager van Khashm en de daar bijzonder actieve Zwitserse medicus de UNHCR in Genève feite lijk adviseren het voedselrantsoen niet alleen in kwantitatieve zin, maar ook in zijn assortiment uit te breiden. Los daarvan staan de Eritrese vluchtelingen erop dat een perma nente VN-vertegenwoordiger toe- =g Als plotseling uit de ontheemde menigte de zowat uniforme klacht opstijgt dat het leven in dit kamp erger is dan de oorlog in Eritrea, - moet desalniettemin zo’n voor de hand liggende emotionele ont boezeming zeker niet in al te letter lijke zin opgevat worden, of als een onverholen uitval naar de Soedane- -- se autoriteiten, doch veel eerder ver- staan worden als een spontane ui ig ting van diepe ontgoocheling over hun huidige status van vluchteling. Waarbij dan niet uitsluitend mate riële noden in het geding zijn, maar ook een lawine van psychische klachten opwelt. Het is met name de knagende on zekerheid over hun toekomst in Soe dan (en de tijd daarna) die de Eri treërs van Khashm el Gibra parten speelt. Daaraan vastgekoppeld zit het euvel van de chronische verve ling. Jörg Kolle, een ter plaatse ac tieve Zwitserse medicus: „Het aan tal psychische klachten is enorm groot. Ik acht dit momenteel een groter probleem dan de hier heer sende ziekten. De mensen hebben totaal geen bezigheid. Dat maakt hen radeloos, wanhopig”. Joegoslavische wegenbouwers van Partizanski Put uit Beograd, die op een steenworp van het transito- kamp een deeltraject van de al twaalf jaar in aanbouw zijnde as faltweg Khartoum-Port Soedan aanleggen, worden dagelijks door Eritrese vluchtelingen aange klampt. Iedereen wil werk. Maar er is gewoon geen geld om de arme drommels te betalen. De uitdrukkelijke belofte van de regering in Khartoum, dat ook de transito-vluchtelingen van Khashm el Gibra op niet al te lange termijn naar permanente landbouwneder zettingen in het vruchtbare afwate ringsgebied van de Nijl overge plaatst zullen wordèn, heeft onder de betrokkenen de gevoelens van twijfel, argwaan en wanhoop geens- vluchtelingen In Azië, Afrika en Latljns-Amerlka (Nicaragua). Giften daarvoor kunnen worden overgemaakt naar poatglrorekeningnum- mer 999 ten name van Vluchtelingenhulp In Den Haag. Twee jaar geleden bracht de actie Vluchteling 1976 een bedrag van 18.350.000 op. Na bljtelllng van 1,35 miljoen rente en aftrek van 700.000 koeten was een bedrag beateedbaar van ruim 19 miljoen. Daarvan zijn In Azië, Afrika en Latljns-Amerlka 132 projecten uitge voerd of In uitvoering ten bate van 54.000 vluchtelingen. Een bedrag van 4,25 miljoen is bestemd voor andere projecten, waarvoor de plannen al zijn gemaakt. Ala ze, naar men hoopt op korte termijn, kunnen worden verwezenlijkt, zal daarvoor aan nog eens 11.000 vluchtelingen duurzame hulp kunnen worden geboden. De ontheemden in Khashm el Gi bra moeten meni ge ontbering doorstaan, Dus wordt af en toe stoom af gebla zen. Dan vallen emotionele uitroe pen als: het leven in dit kamp is er ger dan de oorlog in Eritrea. X"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 25