B
Rf
NIET OP DE POLITIESCHOOL
„HOERA EEN HOMO”, MAAR
jUwiE
Éi
door Pieter van de Vliet
Verbijsterd
COC
Tegenwerpingen
Te bar
Ja of nee?
ik*.
m-Noon
n
tie
;re
Ze willen niet geholpen worden. Dat televisietoestel kunnen ze best zelf dragen.
Een van de drie hinkt door de eindeloos lijkende gangen van politieschool De
Boskamp bij Amersfoort. Aan de anderen zie je niet af of ze nu werkloos, of
invalide zijn. Onderweg komen ze een groepje in trainingspak tegen, aspirant-
politiemensen die van sport terugkomen. De in uniform gestoken klas zit netjes
recht als het drietal met docent Hulsman, sociaal pedagoog, binnenkomt.
Werklozen vertellen over hun ervaringen. Maatschappelijke vorming voor de
aankomende politieman. Die dag vergaderen de directeuren van de politiescho
len. De ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie hebben er bij de directeuren
op aangedrongen de persoons- en maatschappijvorming meer aandacht en
inhoud te geven. De gemiddelde vier uur per week die er nu aan wordt besteed,
wordt te weining gevonden; het moet tenminste acht uur worden. Op het ministerie
van CRM wordt een lespakket voor de politiescholen samengesteld over etnische
minderheidsgroepen, zoals Surinamers, Molukkers, zigeuners.
st verrich
lografie.
iet diplo^
luisweze, H 1
xsoneal:
Pieter van de Vliet maakte een paar
lessen maatschappelijke vorming
mee op de Politieschool in
Amersfoort. Hij luisterde naar
werklozen, die er over hun
problemen kwamen praten, en
vooral naar de reacties van de
asplrant-polltiemensen daarop.
Verder volgde hij een discussie
tussen de politiekandidaten en leden
van het COC.
i
-
TT
W' 1
j
Weinig begrip
voor werklozen
Kringgesprek
ld
ie
Tekening uit het „Grote boek over de politie
Een door agenten gespeelde burenruzie in een huiskamer op de politieschool De Boskamp.
Een van de werklozen is een uitgeran
geerde vakman in de textiel. Hij is boven
de leeftijd. Bijna drie jaar zonder baan.
Vele tientallen sollicitatiebrieven heeft hij
geschreven. „Als je lang werkloos bent
vergeet je wat werk is. Het wordt dan
steeds moeilijker een baan te vinden. Het
moet passende arbeid zijn, omscholen is
makkelijker gezegd dan gedaan en soms
onmogelijk”.
schop kunnen vasthouden ook niet”. Hij is
•vaak aan het woord, voortdurend in de
aanval, overheerst een beetje. Geen agent
om later bonje mee te krijgen.
Later melden twee aspiranten zich bij
Hulsman. Ze schamen zich voor het droe
vige beeld dat de klas volgens hen heeft
tentoongespreid. Zelf denken ze een stuk
genuanceerder, maar doordat drie cursis
ten domineerden, kwamen ze niet aan bod.
gekomen, zegt dat ze op het instituut van
de rijksuniversiteit in Utrecht, waar ze als
biologe werkt, ook niet altijd even vriende
lijk zijn.
„Maar dat ligt toch meer zo van: ik wil
met jou niks te maken hebben, want je
bent een politie-agent,” vindt een aanko
mend politieman.
Een van de jongens heeft bij de marine
gezeten. Bij hem zat een jongen op de
kamer waarvan hij pas achteraf hoorde
dat ’t een homo was. ,,’t Was een toffe
vent, Je merkte niks aan 'm. We gingen
vaak samen stappen. Achteraf denk ik: hij
deed nooit wat met meisjes. Hij belt me
nog wel eens af en toe.”
„Om met zo’n knul op één kamer te
zitten,” zegt een ander. Hij trekt een be
denkelijk gezicht.
Een homo op de politieschool: „Er zullen
vast wel homo’s bij de politie zitten. Maar
die laten niks merken. Want als ze ’t van ze
zouden weten
„Stel je nou’s voor. Je bent op surveillan
ce met zo’n jongen. Opeens zegt er iemand:
hé, die agent daar is van de verkeerde
kant. Die heb ik laatst met een man zien
dansen. Misschien kun je dat in een stad
wel maken, maar in een dorp niet. Dan ben
je als agent, als agent die homo is dan,
onmogelijk. Ze schelden je gewoon uit
voor homo”.
Een andere, wat oudere aspirant werpt
tegen: „Als je die pet op hebt, krijg je van
alles naar je hoofd geslingerd, alles wat
verboden is. SS’er, sadist, moordenaar en
misschien ook homofiel. Daar moeten we
mee leren leven.”
„Ik heb geen problemen met homofielen,
accepteer ze maar,” zegt er een. „Dat geldt
ook voor andere minderheidsgroepen."
Een jongen die als marinier in de Antillen
heeft gezeten, zegt: „Daar waren wij een
minderheidsgroep. We werden door de
Antillianen puur gediscrimineerd”. Ze ho
nen hem. „Omdat de marine z’n lusten
botvierde op die meisjes daar. Jullie waren
vertegenwoordigers van het gehate gezag.
Dat ligt toch wel anders dan Surinamers in
Nederland.” De ex-marineman zwakt het
af: „Als ze mij niks in de weg leggen, zal ik
ze als politieman niet anders behandelen."
ng van
ig-
bezit
>t aan-
Iemand is het daar niet mee eens, merk
ik. Maar hij durft z’n mond niet open te
doen. Een WAO-er naast me schudt ver
bijsterd met het hoofd.
Docent Hulsman is ook lichtelijk ont
hutst over zoveel vooroordelen. Hij raadt
de dames en heren aan toch eens op een
andere wijze over het probleem na te den
ken. „Niet iedereen heeft gelijk kansen op
werk. Niet iedereen is even weerbaar. Ver
geet niet dat jullie een geselecteerde groep
mensen zijn. Eén van de tien is uitgeselec
teerd.”
Met andere woorden: zij zijn zeker van
werk, terwijl de kans om ontslagen te
worden gering is. De roep om meer politie
wordt luider.
Huisman neemt het tijdens de lunch
voor de klas op. Ze zijn niet altijd zo hard,
meent hij. Een docent naast me verkondigt
eveneens dat die wil werken, kan werken.
Een buitenbeentje, meent Hulsman. Zo
denken de meeste docenten er volgens
hem beslist niet over.
Een van de invaliden zegt dat de reacties
van deze klas vrijwel niet verschillen van
die op andere politiescholen.
oor hét
3.
jctie,
id.
Het verhaal gaat over een man die na
vijftien jaar werkloos wordt. Een beeld
van de trein waarmee hij al drie jaren naar
z’n werk ging. De trein rijdt; de man blijft
op het perron achter.
Een commentaarstem somt voorbeelden
van werkloosheid op. Buitenlandse bedrij
ven die Nederlandse ondernemingen op
kopen om toegang tot de Europese markt
te krijgen. Grote industrieën die door hun
macht kleine bedrijven kapot maken.
Overproduktie, automatisering. Neder
landse bedrijven die sluiten om in landen
met lage lonen meer winst te maken.
Er klinkt wat morren in de klas na deze
voor het kapitalistische systeem niet bijs
ter vriendelijke opsomming.
Het Tweede-Kamerlid Roethof van de
PvdA verklaart in zijn zoveelste interview
binnen korte tijd, bezorgd te zijn over „een
heel enge verharding in het politie-optre-
den waarvan in toenemende mate minder
heidsgroeperingen het slachtoffer wor
den”. De kranten staan bol van klachten
tegen de politie.
De film van de werklozen komt bibberig
op gang. Werk van amateurs, maar wel
echt, omdat de werklozen in de film echt
zijn, evenals de ambtenaren van het ar
beidsbureau. De film is gemaakt op de
volkshogeschool Diependaal in Markelo.
Omdat er nogal wat Twents in wordt ge
praat krijgen de aspirant-agenten een
stencil met de „vertaalde” tekst. Een
Twent in de klas zegt iets in het Tukkers;
er wordt gegniffeld.
ziet, als ze het daar van je weten, kun je
wel schudden”. En: „Hoe velen is het niet
met de paplepel ingegoten dat wat afwijkt
van het eigen levenspatroon als abnor
maal wordt ervaren?”
„Veel mensen staan gek tegen homo’s
aan te kijken omdat het een minderheids
groep is. Maar als het 50 procent van de
bevolking was
Eén van de mensen van het COC vertelt
dat hij lang getrouwd is geweest, twee
kinderen heeft. Hij woont in een klein
dorp. „Toen in het dorp bekend werd dat
ik een vriend had, terwijl ik getrouwd was,
trok een aantal zich terug. Maar het werd
toch wel door de meesten geaccepteerd.”
„Maar in een sterk gelovig dorp zullen
toch wel dominees zijn die zeggen: de
duivel zal hem halen,” werpt een aspirant
tegen.
De man van het COC maakt zijn eigen
beeld iets minder rooskleurig: „Ik mag van
de kerkeraad niet meei; naar het heilig
avondmaal.” Hij blijkt als leraar voor vor
mingswerkers ook niet meer op elk vor
mingsinstituut welkom te zijn.
„Dus het is niet zo dat er in jullie kringen
meer begrip is dan in arbeidersmilieus?”
constateert een aspirant.
De mevrouw die namens het COC is
werklozen uit Twente maar moeten ver
huizen naar de Randstad.
Een aankomende politieman probeert
een tegenwerping te maken. „Je kunt niet
zo maar elke werkloze laten verhuizen. Je
verplaatst er het probleem mee.” Je hoort
hem niet meer als de een na de ander
ervan overtuigd blijkt dat werklozen niet
of nauwelijks hun best doen zich te laten
omscholen en onvoldoende bereid zijn
minder werk te aanvaarden.
Tot voor kort moest toestemming wor
den gevraagd om deze (gratis) voorlichting
over werkloosheid te geven aan scholen.
Net als bijvoorbeeld voor vrijwilligers
werk in de welzijnssector.
„Slap gelul”, mompelt iemand, net nog
duidelijk hoorbaar voor de klas. Een
WAO-er zegt: „Ik word door niemand be
middeld. Je bent een kneusje. Toefi ik
afgekeurd was werd ik pas echt ziek. Ik
heb gevochten om weer aan het werk te
komen. Sinds kort werk ik drie uur per
dag: pleeën schoonmaken. Ik ben er ont
zettend blij mee. Want als het vrijdag is
kan ik tegen anderen zeggen: plezierig
weekend”.
De bouw komt ter sprake. „Tot voor kort
75 procent systeembouw en de rest ver
nieuw ingsbouw. Nou is het net andersom
waardoor ze vaklui uit Engeland moeten
halen.”
„Onzin,” meent een aspirant-agent
wiens familie in de bouw zit. „Vakmensen
kan je niet krijgen. Lui die alleen maar een
Luttele dagen later zal de vorming zich
richten op het homofiel zijn. Enkele leden
varJhet COC uit Utrecht komen naar de
school om er over te vertellen. Als ik met
Hulsman naar de klas loop waar het kring
gesprek zal plaats grijpen, heb ik ’t merk
waardige gevoel dat ze denken dat ik.
„Ik zie geen flikker”, wordt hard gezegd.
Iemand roep „oehoeoe.Hulsman wil
graag dat ik ook in de kring kom zitten.
Iemand op de achtergrond die aantekenin
gen maakt, vindt hij maar niks. Ik moet
maar eens meedoen.
’s Middags hebben de aspiranten de
IKON-film „Hoera een homo” gezien. Een
van de jongens: „Sex is in de volksmond
vuiligheid. Vooral vroeger praatte je er
niet over. Zeker niet in een klein dorp,
waar iedereen op elkaar let, de sociale
controle groot is.”
„Als je altijd in een dorp zit, niets anders
De camera bevindt zich thans in het huis
van de werkloze. De man, ook vanwege z’n
leeftijd vrij kansloos, heeft niets om han
den en bemoeit zich met het huishoudelijk
werk van z’n vrouw. Het inkomen is terug
gebracht tot driekwart van vroeger, de
auto is verkocht, de zoon dreigt werkloos
van school te komen, kennissen blijven
weg, buren houden zich angstvallig afzij
dig. In dat huis lopen ze elkaar in de weg.
Vrije tijd betekent nog geen vrijheid.
In het werklozencentrum zegt iemand:
„Deze kapitalistische wereld is veel te ma
terialistisch. Er moet meer controle komen
op de macht van de werkgever die zorgt
dat het kapitaal wordt voorgetrokken ten
opzichte van de arbeid.”
Dat is een aspirant te gortig. Hij haast
zich tegenwerpingen te maken. „Als deze
kapitalistische wereld niet materialistisch
was, waren we allemaal werkloos”. Een
ander valt hem bij: „Een elektrische tan
denborstel mag wel slecht zijn voor het
•nilieu, ten koste gaan van schaarse grond
stoffen, maar als er niet wordt geprodu
ceerd, wordt er niet verkocht en zijn er nog
zo veel duizenden meer zonder werk.”
„Hoeveel werkschuwen zijn er onder de
werklozen,” wil iemand weten. Hij bedoelt
dat er veel zijn. Weer een ander vindt dat
Het wordt een van de werklozen opeens
te bar. „Als in Amsterdam een tiental
politiemensen corrupt blijkt zeg ik toch
niet dat het hele politiekorps corrupt is.
Dat is verkeerde beeldvorming. Ik zit hier
namens de hele groep die best wil wer
ken.”
Dat pakt verkeerd uit. „Die politiemen
sen zijn gestraft,” merkt een jongen narrig
op.
„En de koppelbaas die profiteert van de
ellende,” vraagt de werkloze. „Nou die
krijgt toch een boete,” zegt de toekomstige
politieman. De hoofdrolspeler in de film
wordt bekritiseerd. „Een zwakke figuur, als
maar chagrijnig”. Iemand vindt dat zulke
mensen weer rap aan de slag moeten.
„Laat ze dan maar op hun werk chagrijnig
zijn”. En: „Als ze blijven rondhangen vra
gen ze toch zelf om narigheid”.
Als het grotere aantal echtscheidingen
onder werkozen aan de orde komt zegt een
aspirant: „Dat komt door het type mens.
Iemand die z’n werk gauw kwijtraakt
komt ook makkelijk van z’n vrouw af.”
Terug naar de homofiel bij de politie.
Kan dat nou of niet? „De burgermaat
schappij is al zo sceptisch ten opzichte van
fouillering door de politie. Stel dat ze we
ten dat ze door een homofiele agent wor
den gefouilleerd.” Tegenwerpingen.
„Vrouwelijke politieagenten fouilleren
ook. Voor Surinamers en Zuidmolukkers
is ook plaats bij de politie.” De meeste
aspiranten blijven er bij dat je niet open
lijk als homo bij de politie kunt. „Er zal
heus wel een moment komen dat je open
lijk als homo op de politieschool wordt
toegelaten. Maar nu is dat nog niet het
geval. De tijd is er nog niet rijp voor. De
sociale controle is nog te groot.”
Een beroepsverbod, constateer ik.
Er valt weinig tegen in te brengen. Een
aspirant zegt: „Als de docenten wisten dat
je homo was, zouden ze ’t je laten merken.
Als je vreemd doet, word je er trouwens
toch uitgepikt, vooral in een gemeenschap
als hier. Scheidsrechter Derks kan een
paars pak aantrekken, maar zo ver zijn wij
nog lang niet. Als het bovenste knoopje
van je boord los is, hoor je er wat van.” De
moeilijkheid voor vrijende homo’s in het
café. Daar komt ruzie van. Dan moet de
politie opdraven. Ik vraag wat je dan moet
doen als politieagent. „Als homo’s zo’n
café worden uitgeramd, zou ik zeggen:
kom er maar niet meer.” „Fout” is de
reactie. „Net zo fout als tegen vrouwen
zeggen dat ze 's avonds niet de straat op
moeten gaan omdat 't zo gevaarlijk zou
zijn.”
Ze komen tot de conclusie dat zo’n aan
gifte van in elkaar geramde homofielen
serieus moet worden behandeld. Want als
je tegen die mensen zegt dat ze maar beter
niet meer naar die kroeg kunnen gaan,
verschuif je het probleem.
bil aspirant
politiemensen
4
Stilte! - ellendig tuig - zo kan ik toch niemand aanhouden!
Ij ■■■--•
w
Aspirant-agente krijgt instructies op de schietbaan.