Filmmuseum I t l (Q Tentoonstelling en retrospectief in Nederlands ■T Indonesia calling Fotohandelaar Vliegende Hollander door Charles Boost 19 3 S D O „Wat Ivens thans reeds, onder ongunstige omstandigheden bereikt, geeft hem stellig het recht op een betere kans voor zijn volgend werk. Cineasten als hij, met artistiek begrip en geweten, zijn zeldzaam. Het zou daarom zeker verheugend zijn, als deze jonge, beschaafde landgenoot eens een ruimere gelegenheid kreeg zijn talent te to nen Dat schreef de kunstredacteur van het Algemeen Handels- blad in mei 1928 naar aanleiding van de première van „De Brug” die in een feestelijke voorstelling van de Amsterdamse Filmliga plaats vond in het Centraal Theater. Het was het eerste complete werkstuk waarmee Ivens in de openbaarheid trad en als men van die datum uit rekent komt men via een eenvoudig rekensommetje tot de ontdek king dat de filmer in het jaar waarin hij - op 18 november - tachtig wordt, tegelijk kan terugzien op een halve eeuw van nauwelijks onderbroken filmactiviteiten. Ik r tüt Met Einstein op Montmartre (1929). 37 8 i r Joris Ivens, zijn vrouw Marceline Loridan en de premier van China, Tsjoe En-Lai (1971). opnamen van Komsomol (1932) it J? In zijn studio op het Amsterdamse Singel tijdens de Liga-beweging (1928). Het is vreemd gelopen met de oerdege lijke Nijmegenaar die Joris Ivens eens was, zoon van een bekend fotohandelaar, voorbestemd om zijn vader in de zaak op te volgen. Daartoe ging hij in Rotterdam naar de Handelshogeschool, doorliep in Duitsland een Technische Hogeschool, maakte een praktisch jaar door onder meer bij de camerafabrieken van Ica en Ernemann in Dresden, waar hij als arbei der stond ingeschreven. Bij stakingsrel- len trok hij mee de straat op en voelde zich solidair met zijn mede-arbeiders. In die tijd werd de basis gelegd voor zijn latere Marxistische houding, hoewel hij, terug in Nederland eerst een toegewijd bedrijfsleider werd van het Amsterdam se filiaal van CAPI, de welbekende firma naam van zijn vaders zaak. Maar echt energiek bouwen aan een toekomst in die richting lag niet in de aard van de rustelo ze Ivens. Hij legde liever in zijn vrije tijd contacten in de kring van jonge intellec tuelen en kunstenaars, trok veel op met de dichter Marsman en debatteerde uren lang met zijn vrienden over filmkunst, in die jaren rond 1925 de „topic of the day”: Uiteraard was hij betrokken bij de op richting van de Filmliga in 1927 waardoor hij automatisch in aanraking kwam met buitenlandse filmers als Ruttmann en Pu dovkin, ontmoetingen die hem inspireer den zelf te gaan werken met de camera’s, die hij in de zaak in de Kalverstraat mee hielp verkopen. Films als „De Brug” en, in samenwerking met Manus Franken, „Regen” en Branding” waren de eerste stappen op een pad dat hij niet meer zou verlaten en dat hem na 1932 buiten Ne derland zou voeren. 16 in 00 r+ 3 (D Onder dat werk bevond zich een filmp je van nog geen half uur, dat „Indonesia Calling” heette en dat nu nog voor enkele Haagse autoriteiten een onverteerbare bittere pil is. Maar zoals praktisch nie mand meer bezwaar kan maken tegen Ivens’ houding in de Vietnam-oorlog, ze ker niet nu Hollywood speelfilms maakt die de Amerikaanse oorlogsvoering in Z.W.-Azië fel en doelbewust ontluisteren als Ivens in zijn documentaires deed, zo kan nauwelijks iemand meer de houding van Ivens in het Indonesië-conflict onre delijk vinden. De situatie was als volgt. (dagelijks van 11 november t.m. 1 decem ber) de ontwikkeling in zijn werk te vol gen, te beginnen met de op 13-jarige leef tijd gemaakte Indianenfilm „De Wig wam”, ook wel „De brandende Straal” genoemd en eindigend met „De Olievel den” en „Impressies van een stad”, frag menten uit zijn recente China-film, de voorlopige afsluiting van zijn levenswerk. Tussen die twee uitersten speelt zich een. door onrust en filmbezetenheid gete kend leven af, een avontuurlijk leven dat hem praktisch in alle landen en werelden bracht en hem internationaal tót een au toriteit op het documentaire terrein maakte, een erkenning die pas veel later tot in Nederland doordrong. Terecht kon filmcriticus en Cinemanifestatie-organi- sator Hans Saaltink in een brochure van het Filmmuseum ter gelegenheid van de 65ste verjaardag van Ivens schrijven: „In Nederland is weinig over de filmmaker Joris Ivens bekend; zijn persoon en ook zijn werk zijn door onwetendheid onvol ledig en eenzijdig belicht. Bij tijd en wijle verschijnt er een artikel over hem in de Nederlandse dagbladen, gebaseerd op een buitenlands persbericht of in een gunstig geval op een interview, maar het nesische regering zich al startklaar be- rvond. Op 22 augustus 1945 kwam het bericht dat Indonesië zichzelf onafhankelijk had verklaard en de Republiek had uitgeroe pen. Per eerste gelegenheid vertrok de voorlopige Nederlands-Indische regering naar Java zonder Ivens daarbij uit te nodigen. Deze voelde zich daardoor niet langer meer aan zijn contract gebonden en maakte met de al samengestelde film ploeg een zogenaamde anti-Nederlandse documentaire over de staking van have narbeiders in Sydney die zich solidair verklaarden met de Indonesische natio nalisten. Resultaat: terwijl de New York Times op de frontpagina bericht „High Dutch official resigns for political rea sons”, houdt Den Haag vast aan de lezing dat Ivens contractbreuk heeft gepleegd en van het aan hem betaalde geld een hetze-film tegen Nederland heeft ge maakt, een onware geschiedenis die lang opgeld heeft gedaan en een sfeer van achterdocht in stand heeft weten te hou den die het voor Ivens jarenlang onmoge lijk heeft gemaakt naar zijn vaderland terug te keren. Ondanks zijn bij alle rei zen en rondzwervingen zorgvuldig, zuinig bewaarde Nederlandse paspoort. eerste en enige boek dat hier over hem werd uitgegeven, dateert van 1931 en werd door L. J. Jordaan geschreven. Sindsdien is daar wel het een en ander aan veranderd. Ivens’ autobiografie „The Camera and I”, uitgegeven in de DDR, verscheen in 1970 in Nederlandse verta ling bij uitgeverij Born en na zijn Viet- nam-films, die als strijdbaar filmmateri aal grote weerklank vonden bij een meer militant gerichte, jongere generatie, werd dat werk uitvoerig besproken en geanaly seerd in dagbladen en tijdschriften. Ivens was niet meer de grote onbekende in ons land die hij tot diep in de jaren vijftig was geweest. Het kwam zelfs zover dat in 1966 de Nederlandse Filmproductie Mij. van Joop Landré, die verschillende films van Fons Rademakers mogelijk had gemaakt, aan Ivens de opdracht gaf een film over Rotterdam te maken. Dat werd toen „Rot- terdam-Europoort” waarin de schim van de „Vliegende Hollander” na eeuwen zwerven over de oceanen terugkeert naar Rotterdam. Overdrachtelijk gebeurde hetzelfde met Ivens, die bijna veertig jaar na „De Brug” terugkeerde naar de stad waar hij ook gestudeerd had, om er zijn visie op deze Europoort te maken. Maar van de naam „Vliegende Hollander” die hem vaak in verband met zijn rusteloos rond trekken over de aarde gegeven werd, wil de hij niets weten: „Ik ben geen vliegende Hollander. Ik weet precies waar ik heen ga, wat ik terugbreng. De Vliegende Hol lander was gedoemd eeuwig te zwerven. In die tijd was God nog de sterkste”. Nederland ging zich dus eindelijk reali seren dat het in Joris Ivens een groot en internationaal hoog gewaardeerde filmer bezat. Maar de erkenning kwam wat laat. Ivens had inmiddels in Vietnam een nieuw front ontdekt, waar „de samenle ving brandt” en daarna waren het de gebeurtenissen in China, die zijn aan dacht trokken naar het land dat hij al enige malen bezocht had. Waardoor een voorstel van de toenmalige minister van CRM, Marga Klompé, geld beschikbaar te stellen voor een vrije opdracht aan Ivens om een film over Nederland te maken, voorlopig in de ijskast kwam te liggen. Wat tegelijk de reactie van Pa- rool’s hoofdredacteur overbodig maakte die in een televisie-interview naar aanlei ding van mevrouw Klompé’s plannen ver klaarde: de vraag is of er enig zinnig doel mee gediend is om iemand die zich zelf beschouwt als een internationale re volutionair, als een vijand van wat hij noemt het westers kapitalisme, en dus in zekere zin ook van het milieu waarin wij politiek en maatschappelijk leven, om zo iemand een opdracht te geven om een film te maken over Nederland. Ik geloof dat het zinloos is en dat het eigenlijk een ietwat merkwaardige vorm van pervers liberalisme is, als een regering vindt dat ze dat moet doen”. En een nieuw misver stand, vond de geïnterviewde gelegen in de mogelijkheid dat zo’n verzoek van het ministerie van CRM uitgelegd kon wor den als een erkenning achteraf van Ivens’ werk. Het was een zinnige tegenwerping, die I Het zijn onwaarschijnlijke getallen, die 1 nog ongeloofwaardiger worden als men de man ontmoet die pas terug van zijn zoveelste reis naar China zich royaal overgeeft aan alle huldigingen, perscon ferenties en feestelijke bijeenkomsten die het Nederlands Filmmuseum als centraal punt van samenkomst in overleg met de jarige georganiseerd heeft. Een belang rijk aspect van die huldiging is een uit overzichtelijke panelen samengestelde tentoonstelling, die in foto’s, tekeningen, curiosa, brieven en kranteteksten een glo baal overzicht geeft van een uniek leven, dat vol overgave gewijd was aan de film en dan vooral aan de provocerende film, die mee moest helpen aan de groei naar politieke bewustwording. De filmer, die vijftig jaar geleden begon met een eenvoudige, tien minuten duren de bewegingsstudie over een Rotterdam se hefbrug, zegt omstreeks 1970 als hij zijn Vietnam-Laos films „Le Ciel, La Ter re”, „De Zeventiende Breedtegraad” en „Het Volk en zijn Geweren” achter de rug heeft: „Ik trek naar de hoofdfronten in de wereld waar de samenleving brandt. Ik zoek de diepere waarheid. Ik wil dieper dan de actualiteit. Oorlogsbeelden zijn gruwelijke clichés geworden. De mensen zijn door televisiejournaals immuun ge maakt, hebben de ellende geabsorbeerd. Ze zien elke dag oorlog, doden, Vietname- zen. Tussen modeshows door. Er wordt in die journaals geen waarde-oordeel gege ven. Onze documentaire over Laos provo ceert Die groei van geïnteresseerd amateur uit 1928, die in z’n eentje iets probeert met een niet-automatische handcamera tot de revolutionaire filmer die zich poli tiek een levenstaak gesteld heeft, kan men op de tentoonstelling van het Film museum van paneel tot paneel, van fase tot fase zien. Om daarnaast via een re trospectief van praktisch al zijn films Op het einde van de Tweede Wereldoor log ontdekte de Nederlandse regering in Londen plotseling het bestaan van Joris Ivens, die op dat ogenblik in de VS ver toefde en al in 1940 zijn diensten als filmer aan diezelfde regering had aange boden. Maar toen al was Ivens verdacht door een verleden waarin films voorkwa men als „Borinage” (over een mijnwer- kersopstand in het Belgische kolenbek ken), als „Komsomol” (over de jeugdige arbeidersvoorhoede in Rusland) of als „Nieuwe Gronden., waarin de aanwinst van nieuwe gronden door de afsluiting van de Zuiderzee gerelativeerd werd door beelden van voedselvernietiging in die crisisjaren vanwege de geringe winstmar ge. En misschien zat Ivens zélfs in die tijd wel scheef door zijn „Spanish Earth” uit ’37 waarin hij weliswaar vroegtijdig het door Duitsland en Italië gesteunde fascis me in Spanje bestreed met de camera als wapen, maar niettemin zich door die strijd in het linkse kamp plaatste. Hoe dan ook, in die oorlogsjaren werd geen beroep gedaan op Ivens door de Nederlandse regering (wel door Amerika en Canada), maar toen de bevrijding van Nederlands Oost-Indië op het punt stond een feit te worden, voelde Londen de behoefte de historische ontwikkelingen daar op film vast te leggen en verzocht Ivens de leiding van een filmploeg op zich te nemen. Daartoe verhuisde deze naar Sydney in Australië, waar ook de uit Nederlanders bestaande voorlopige Indo- Terugblikkend op vijftig jaar filmacti viteit die hem naar Rusland, Spanje, de Verenigde Staten, Canada, China, Aus tralië, Oost-Europa, Cuba, Chili, Viet nam, Laos, opnieuw naar China en tens lotte terug naar zijn tweede vaderland, Frankrijk bracht, kan Joris Ivens de ba lans opmaken van een rijkgevarieerd en zinvol leven. Hij heeft nooit de „rijke kant” van het filmen opgezocht maar zich steeds daar opgesteld, waar onderdruk king dreigde en het recht van zelfbeschik king gevaar liep. Hij heeft daarbij ge zocht naar samenlevingen waar de revo lutie uitzicht gaf op een rechtvaardiger maatschappelijk bestel. Hij dacht een dergelijke ontwikkeling in de Sovjet-Unie te zullen vinden, later stond Cuba model voor zijn idealen, nu is het China dat hem hoopvol stemt. Dit zoeken naar een „aards paradijs” heeft hem grote teleur stellingen bezorgd, maar hij was voldoen de realist om te erkennen dat de beste systemen mensenwerk zijn en ten onder kunnen gaan aan menselijke tekorten. In perioden van ontgoocheling maakte hij zijn kleiner, lyrisch werk: „La Seine a rencontré Paris”, a Valparaiso”, „Le petit Chapiteau”, ’s werelds kleinste circus in Valparaiso, „Pour le Mistral” en putte daaruit kracht verder te gaan. Vijftig jaar wereldcineast heet de ten toonstelling in Amsterdam, dat de eer van de huldiging van een groot Nederlander te danken heeft aan het feit dat het com plete Ivens-archief in het Nederlands Filmmuseum is opgeslagen. Maar het is een reistentoonstelling die straks, samen met de belangrijkste films van Ivens een wereldtournee zal maken naar Italië, En geland, Frankrijk, West-Duitsland, Zwe den en tenslotte Amerika, Canada en Mexico. Met dit Nederlandse initiatief, dat binnen het onderbemande Filmmu seum in samenwerking met de firma Capi in Amsterdam gerealiseerd is, hopen Jan de Vaal en zijn mensen iets goed te maken aan de in'eigen land zo verwaarloosde en ondergewaardeerde filmreus Joris Ivens. tegelijk de houding verduidelijkte van officieel Nederland ten opzichte van zijn „verloren zoon”. De vrees dat een binnen laten van de marxistische Ivens tegelijk een erkenning van zijn werk zou inhou den heeft jarenlang na de oorlog diens terugkomst naar het vaderland geblok keerd. -J Joris Jvens

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 19