DOOR DIENSTNEMING BIJ LANDSTORM NEDERLAND
Damiate Pers
Documenten laten geen
ruimte voortwijfel J|H
IJmuider Courant
I
■■i
D
Ml
4
DINSDAG
7
N O V E M B E R
19 7 8
■ta
■HF9
(Van onze redactie binnenland)
DEN HAAG. „Uit het verdere
onderzoek zou kunnen voortvloei
en dat wij 20 jaar lang een Kamer
lid hebben gehad en de laatste
jaren een voorzitter van de groot
ste fractie, die niet eens meer Ne
derlander is”.
ks
M
sil
op
de
I
II
Kga
v 1
Wim Aantjes wellicht
Mi
geen Nederlander meer
Gisteravond gaven dr. L. de Jong (links) van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocu-
0,70
145,-
10. Op vrijdagmiddag 3 november voer
den de minister-president en de ministers
van onderwijs en wetenschappen en van
justitie een gesprek met mr. H. P. J. Dolk.
Later in de middag ontvingen de minister
president en de minister van justitie mr.
Aantjes, aan wie het gehele hem betreffen
de materiaal voorgelegd werd. Daarop
volgde, in aanwezigheid van beide minis
ters, een gesprek van de heren De Jong en
Van der Leeuw met mr. Aantjes, waarin
deze zijn eigen zienswijze gaf op de hem
voorgelegde gegevens en stukken. Hem
werden een exemplaar van het rapport
d.d. 2 november 1978 en afschriften van
zijn correspondentie met mr. Dolk over
handigd.
11. Nadat mr. Aantjes vertrokken was,
werden op vrijdagavond 3 november de
bevindingen van het onderzoek inzake mr.
Aantjes door de heren De Jong en Van der
Leeuw aldus geë3valueerd:
a. houding in de periode mei 1940-juli
1942. Het lijkt niet waarschijnlijk dat de
heer Aantjes lid van de Nationale Jeugd
storm c.q. de NSB is geweest, maar zijn
bezit gesteld van het persoonsdossier ten
name van W. Aantjes uit het archief van
het postdistrict Dordrecht en van enkele
stukken hem betreffende uit het archief
van de Centrale Directie van de PTT. In
laatstgenoemd archief bevond zich o.m.
een kaartje waarop geschreven stond:
„Willem Aantjes Germaansche SS”.
houding wekte bij anti-Duitse medeleerlin
gen de indruk dat hij in politiek opzicht
niet aan hun zijde stond;
b. werkzaamheid in de periode juli 1942-
juli 1943. Onduidelijk is waarom de heer
Aantjes zich in september 1942 niet als
student heeft laten inschrijven; het door
hem in de onder 1 vermelde publicaties
opgegeven motief (hij zou geweigerd heb
ben de studenten-loyaliteitsverklaring te
ondertekenen) kan niet juist zijn, aange
zien van die loyaliteitsverklaring pas in
maart 1943 sprake is geweest;
c. arbeidsinzet in Duitsland Het staat
vast dat de heer Aantjes gehoor heeft
gegeven aan de eerste oproep voor tewerk
stelling in Duitsland. De door hem in de
onder 1 bedoelde publicaties gegeven le
zing, dat hij als ongehuwde naar Duitsland
zou zijn vertrokken teneinde uitzending
naar Duitsland aan een gehuwde te bespa
ren, moet voorshands betwijfeld worden.
Het ligt meer voor de hand, aan te nemen
dat hij per 1 juli 1943 bij de PPT in
Dordrecht in vaste dienst gegaan is, nl. in
de opleidingscursus, teneinde te bewerk
stelligen dat hij in het kader van de uitzen
ding van de jaargang-1923, waartoe hij
behoorde (een uitzending die eind mei 1943
in de dagbladen was bekendgemaakt), als
postambtenaar uitgezonden zou worden in
plaats van als gewoon arbeider die op een
door een Duits Arbeitsamt te bepalen wil
lekeurige plaats zou belanden.
d. opvattingen in de Duitse periode Er
is slechts één gegeven: de mededeling van
ir. Troost, aan wie mr. Aantjes gezegd zou
hebben dat hij tijdens zijn verblijf in
Duitsland sterk onder de indruk was geko
men van de Duitse propaganda; mr. Aan-
HOOFDREDACTIE:
Jos L Lodewijks
E. Koning
als bewaker werkzaam was geweest en dat
hij aldaar herhaaldelijk de Hitlergroet had
gebracht. Voorshands meenden de heren
De Jong en Van der Leeuw voorts aan 7b
de verdere slotsom te moeten verbinden
dat onderzocht moest worden of mr. Aan
tjes op 12 oktober 1944 het Nederlander
schap verloren heeft. De juridische en
speciaal ook de strafrechtelijke conse
quenties daarvan konden de heren De
Jong en Van der Leeuw niet overzien, doch
zij achtten zich verplicht de in het vooraf
gaande vervatte gegevens en speciaal de
onder 7 bedoelde documenten onverwijld
aan de minister van onderwijs en weten
schappen (onder wie het Rijksinstituut
voor Oorlogsdocumentatie ressorteert),
aan de minister-president en aan de minis
ter van justitie voor te leggen. Een eerste
bespreking met deze ministers vond op
donderdagmiddag 2 november plaats op
grondslag van een schriftelijk rapport d.d.
2 november, opgesteld door de heer De
Jong. Met speciale machtiging van de mi
nister van justitie kregen de twee onder
zoekers die middag de beschikking over
het dossier ten name van Willem Aantjes,
van de Politieke Recherchedienst van het
district Dordrecht, welk dossier blijkens
een er op geplaatste aantekening op 19
augustus 1947 was geseponeerd namens de
procureur-fiscaal bij het Bijzonder Ge
rechtshof te ’s Gravenhage.
9. Op donderdagavond 2 november wer
den de twee onderzoekers door mr. H. P. J.
Dolk in het bezit gesteld van twee brieven
van mr. Aantjes aan mr. Dolk, resp. d.d. 13
december 1966 en 9 maart 1967 en van een
brief van mr. H. P. J. Dolk aan mr. Aantjes
d.d. 13 maart 1967. Op vrijdagochtend 3
november werd de heer Van der Leeuw
met speciale regeringsmachtiging in het
DIRECTIE: Damiate Pers b.v.
Mr. H. C. van der Mije
ste<
Sar
ber
der
’s a
gen
BUREAU:
Redactie en administratie:
Lange Nieuwstraat 427, IJmuiden
postbus 18, 1970 AA Umuiden
tel. redactie: 02550-15389
na kantoortijd: 02208-3577
tel. adm.: 02550-15437 en 16450
postgiro: 273107
telex: 41866
per maand
per kwartaal
per post
per jaar
per post
tog
lez:
del
eni
het
Sai
uui
cor
sen
11
dec
gra
bo'
vei
bei
1
op
vel
be
ter
str
vel
na
bli
dn
we
jaa
scl
aar
hei
de
I
var
liet
on*
vol
de
vo<
ma
on
en
Ms
var
BEZORGKLACHTEN:
maandag t/m vrijdag van 18.30-19.00 uur
zaterdags van 11.30-12.30 uur
Uitsluitend telefoon: 02550-10519
voor Santpoort: 023 - 31 90 53
Oudeweg 12-14, Haarlem
tel. 023 - 31 90 53
het formulier dat hij, als elke student,
moest invullen, om te beginnen al te ver
zwijgen dat hij in Duitsland had gewerkt;
uit de vermelding van dat feit zou zijn
voortgevloeid dat hij voor de zuiverings
commissie had moeten verschijnen.
7. Bij voortgezet onderzoek, uitgevoerd
volgens aanwijzing Van de heer Van der
Leeuw en uitgaande van het feit dat de
heer Aantjes bij de posterijen in Mecklen
burg tewerkgesteld was, werden op
woensdag 1 november in het archief van
de Deutsche Dienstpost in den besetzten
Niederlandischen Gebieten door drs. C. J.
F. Stuldreher, hoofd van de afdeling be
heer van het instituut, vier authentieke
documenten gevonden die in fotokopie
aan dit rapport zijn toegevoegd. Uit die
documenten blijkt:
a. dat de heer Aantjes zich op 20 juli
1943 heeft laten uitzenden in het kader van
de Arbeitseinsatz, en wel naar Guestrow in
Mecklenburg;
b. dat de heer Aantjes op 12 oktober
1944 in Hamburg gemobiliseerd („eingezo-
gen”) is door het SS-Hauptamt teneinde
ingedeeld te worden bij de Landstorm
Nederland, een onderdeel van de (Duitse)
Waffen-SS. Daarbij zij aangetekend dat de
Waffen-SS Nederlanders slechts als vrij
willigers aannam.
8. De onder 7 bedoelde conclusies ver
sterkten de waarschijnlijkheid dat de heer
Aantjes in Port Natal als staflid dan wel
I
mentatie en zijn wetenschappelijk medewerker de heer A. J. van der Leeuw een
persconferentie in Den Haag om hun rapport inzake de gegadigden van Wim Aantjes
tijdens de tweede wereldoorlog toe te lichten.
ADVERTENTIES:
telefoon 023 - 31 90 53
GROENTJES:
gerubriceerde advertenties, uitsluitend
telefoon 023 - 31 92 72
ABONNEMENTEN:
- bij vooruitbetaling -
14,35
:f 41,30
55,-
162,50
f 215,-
losse nummers
buitenland
per kwartaal
tjes had de juistheid van die mededeling
ontkend;
e. dienstneming bij de Waffen-SS Mr.
Aantjes is op 12 oktober 1944 in werkelijke
dienst geroepen doordat hij vrijwillig gere
ageerd heeft op oproepen, uitgaande van
Amtsgruppe D van het SS-Hauptamt, om
zich aan te melden voor de militaire dienst
in de Landstorm Nederland. De medede
lingen welke hij dienaangaande in de on
der 1 vermelde publicaties gedaan heeft,
zijn onjuist. Daarentegen is aannemelijk
dat hij, na naar Hoogeveen vervoerd te
zijn, waar het depot lag van de Landstorm
Nederland, geweigerd heeft als militair te
velde te trekken. Vast staat dat de heer
Aantjes, in Nederland aangekomen, niet
ondergedoken is;
f. periode in „Port Natal” Onduidelijk
is vooralsnog of de heer Aantjes in dat
kamp, zoals hij zelf beweerd heeft, gevan
gene was temidden van de overige Neder
landse gevangenen, dan wel bewaker of
staflid. Vast staat dat sommige gevange
nen getwijfeld hebben aan zijn vaderland
se instelling.
g. studentenzuivering Onduidelijk is
of de heer Aantjes inderdaad valsheid in
geschrifte gepleegd heeft; hijzelf stelde
tijdens het gesprek op 3 november dat hij
blijkens de vragen op het hem voorgelegde
invulformulier geen melding behoefde te
maken van zijn werken in Duitsland.
h. uit het persoonsdossier van de PTT is
komen vast te staan dat de heer Aantjes
mogelijk na een kort zuiveringsonderzoek
per 1 september 1945 eervol als ambte
naar van de PTT is ontslagen.
De ministerpresident en de ministers
van onderwijs en wetenschappen en van
justitie konden zich met deze evaluatie
verenigen. De algemene conclusie was
voorts dat, zo mogelijk, ten spoedigste drie
punten opgehelderd moesten worden: de
opvattingen van de heer Aantjes in de
Duitse periode, zijn status in „Port Natal”
en het punt van de studentenzuivering. Als
directeur van het Rijksinstituut voor Oor
logsdocumentatie aanvaardde de heer De
Jong de verantwoordelijkheid voor het
voortgezette onderzoek.
12. Op zaterdag 4 november besloten de
heren De Jong en Van der Leeuw in de
eerste plaats de status van de heer Aantjes
in „Port Natal” te onderzoeken.
13. Wat de opvattingen van de heer Aan
tjes in de Duitse periode betrof, bevestigde
ir. Troost op zaterdagochtend 4 november
in een gesprek met de heer De Jong met de
meeste klem de juistheid van de weergave
van het gesprek dat hij met mr. Aantjes
had gevoerd. Mr. Aantjes had hem gezegd
dat hij, doordat hij losgeraakt was van het
Nederlandse milieu en zich als eenling in
Duitsland bevond, sterk onder invloed was
gekomen van de Duitse propaganda. Ir.
Troost herhaalde, bereid te zijn, zijn mede
deling onder ede af te leggen.
14.Op zaterdagavond 4 november ver
wierf de heer De Jong een schriftelijke
verklaring van de heer J. Mastebroek te
De Krim (Overijssel) die in origineel (in het
handschrift van de heer De Jong) aan dit
rapport toegevoegd wordt:
„Ik, Jantienus Mastebroek, geboren 2
juli 1925 in Gramsbergen, huidig adres:
Hoofdweg 29, De Krim, Overijssel, ver
klaar het volgende en ben bereid dit, als
het moet, onder ede te herhalen.
Ik ben begin december 1944 met een
groep andere gevangenen uit Gramsber
gen in Port Natal als gevangene binnenge
voerd. Ik trof Wim Aantjes daar aan als
functionaris van de kampleiding. De hoog
ste leiding lag bij de OT, maar er was een
bureau waar drie personen werkten: Aan
tjes, Rudi Balten en een Duitser, Heinz, uit
Rheine, van oorsprong Nederlander,
wiens naam ik niet meer weet.
Wij beschouwden Wim Aantjes niet als
medegevangene. Wij droegen onze eigen
kleding, hem herinner ik me slechts in de
i—
mentatie) achtte deze hem gerapporteerde
mededelingen hoogst ernstig en besloot,
na de zaak in het weekeinde overdacht te
hebben, op maandag, na ook nog overleg
te hebben gepleegd met enkele stafmede
werkers, op eigen verantwoordelijkheid
als directeur van het Rijksinstituut voor
Oorlogsdocumentatie onverwijld een
voorlopig onderzoek in te stellen; zou blij
ken dat de jegens een zo vooraanstaande
figuur geuite beschuldigingen onjuist wa
ren, dan dienden zij onmiddellijk binnens
kamers of publiekelijk weersproken te
worden; waren zij daarentegen juist of zou
van ernstiger misdragingen blijken, dan
zou mr. Aantjes in de aan hem gewijde
publikaties, onder 1 bedoeld, de publieke
opinie hebben misleid en zou men boven
dien moeten concluderen dat hij onmoge
lijk vrij kon zijn in zijn staatkundig hande
len doch eerder gezien zou moeten worden
als een potentieel object van chantage,
eventueel ook van de zijde van buitenland
se inlichtingendiensten.
4. In het kader van dit onderzoek werden
op maandag 30 en dinsdag 31 oktober alle
daarvoor in aanmerking komende archief-
delen van de NSB en de Nationale Jeugd
storm, alsmede de daarvoor in aanmer
king komende periodieken van beide orga
nisaties, door medewerkers van het insti
tuut grondig doorzocht; het onderzoek le
verde niets op. Op vrijdag 3 november is
het ten institute aanwezige, zeer fragmen
tair archief van de Landstorm Nederland
doorzocht; ook dit onderzoek leverde niets
op.
5. Op maandag 30 oktober voerden de
heren De Jong en Van der Leeuw een
gesprek met de onder 2 bedoelde gebroe
ders Dolk die de onder 2 met betrekking
tot mr. Aantjes vermelde feiten met na
druk bevestigden. Voorts voerde de heer
De Jong op dinsdag 31 oktober een ge
sprek met dr. G. Puchinger, wetenschap
pelijk medewerker van de Vrije Universi-
teit, eertijds lid van de zuiveringscommis
sie voor Utrechtse studenten, die hem mee
deelde dat de heer Aantjes niet voor die
commissie verschenen was. De heer De
Jong sprak die dag vervolgens nog met ir.
L. Troost, agrarisch adviseur te Bloemen-
daal, die mr. Aantjes een aantal jaren
geleden schriftelijk geconfronteerd had
met mededelingen van oud-gevangenen
uit Port Natal, volgens wie mr. Aantjes
aldaar herhaaldelijk de Hitlergroet had
gebracht. Ir. Troost zei aan de heer De
Jong dat mr. Aantjes jegens hem in een
persoonlijk gesprek had erkend dat hij
tijdens zijn verblijf in Duitsland sterk on
der de indruk was gekomen van de Duitse
propaganda en dat hij in Nederland een
opleiding had gevolgd in het nationaal-
socialistische politie-opleidingskamp
Schalkhaar; mr. Aantjes zou daar volgens
eigen zeggen geweigerd hebben de eed op
Hitler af te leggen en zou deswege zijn
gestraft.
6. Als gevolg van de onder 5 bedoelde
gesprekken kwam, mede gelet op de vol
strekt serieuze indruk die de zegslieden
maakten met wie de heren De Jong en Van
der Leeuw gesproken hadden (zegslieden
die bereid waren hun mededelingen,
mocht dat nodig zijn, onder ede te herha
len), bij voorbaat reeds voor hen beiden
het volgende vast te staan:
a. Dat er aanwijzingen waren dat de
heer Aantjes van januari 1941 af, toen hij
achttien jaar werd, lid geweest was van de
NSB c.q. sinds het begin van de Duitse
bezetting blijk had gegeven van opvallen
de Duitse sympathieën;
b. dat er aanwijzingen waren dat de
heer Aantjes in het strafkamp Port Natal
niet opgesloten was geweest als gevange
ne, maar er werkzaam was geweest als
staflid dan wel als bewaker;
c. dat, als de herinneringen van de heer
Puchinger juist waren, het aan geen twij
fel onderhevig was dat de heer Aantjes
valsheid in geschrifte had gepleegd bij het
begin van zijn studie te Utrecht door op
gele jas van de OT. Toen we hem pas
ontmoetten, zagen sommigen van ons hen
als Duitser en constateerden met verba
zing dat hij Nederlands sprak. Hij behooi-
de dagelijks tot diegenen die ons appèl
afnam en bracht dan met de Duitsers van
de OT de Hitlergroet. Je kon uit het kamp
ontsnappen. Ik schat dat er vijfhonderd
tot duizend gevangenen waren en van hén
zijn enkele tientallen ontsnapt.
Aantjes nam, voorzovér ik me herinner,
niet deel aan het graafwerk dat wij moes
ten doen. Waar hij sliep en at, weet ik niei,
maar niet temidden van de overige gevan
genen. Hij vertelde ons dat hij door de
Duitsers gestraft was omdat hij militaire
dienst had geweigerd, maar in werkelijk
heid merkten wij niets van enige bestraf
fing. Ik en anderen hebben na de oorlog
geen aangifte tegen hem gedaan omdat we
aldus redeneerden: „Dit is een jongen van
21, hij is wel „fout”, maar hij heeft nie
mand van ons kwaad gedaan of mishan
deld”.
(.w.g.) J. Mastebroek, 4 nov. 1978.
Op zondagmiddag 5 november verwierf
de heer De Jong een schriftelijke verkla
ring van de heer ir. A. A. Weites te Apel
doorn die eveneens in origineel (in het
handschrift van de heer De Jong) aan dit
rapport toegevoegd wordt:
„Ik, Arend Anne Weites, geboren 23 sep
tember 1920 in Onstwedde, woonachtig in
Apeldoorn, hoofdingenieur bij de dienst:
gemeentewerken, verklaar het volgende
en ben bereid dit, als het moet, onder ede
te bevestigen: Ik ben in december 1944 of
januari 1945 in De Krim gearresteerd,
waar ik als student bij mijn zwager onder-1
gedoken was. Ik ben eerst naar Hollandse
Veld gebracht waar sommigen uit onze
groep door Nederlandse SS’ers gruwelijk
mishandeld zijn. Na twee dagen werden
wij overgebracht naar „Port Natal”. We
werden daar ingedeeld in kamers boven
op zolder waar we op stro sliepen. Ik meen
mij te herinneren dat Aantjes een van
diegenen was die ons indeelde. Hij had een
eigen kamertje. Wij als gevangenen heb
ben hem hooit als medegevangene be
schouwd. Hij stond aan de andere kant.
Hij trad op als bewaker en verrichtte ook
administratieve werkzaamheden. Als „der
Willy” was hij bij de Politische Leiter,
allen Duitse Nazi’s die met karabijnen i
gewapend waren, zeer populair. Ik herin-
ner me niet dat hij gewapend was. Hij liep
in een zwarte jas, met een zwart overhemd
en een zwarte das met een Duitse uniform
pet op. Het kan zijn dat hij wel eens een
gele jas aan had, maar dat moet dan de jas
van Willy van der Steenhoven geweest
zijn. Hij kreeg veel beter eten dan wij. Bij
het appèl, ’s morgens vroeg, werd de Duit
se vlag gehesen. Ik herinner me niet dat
Aantjes daarbij de Hitlergroet bracht. In
elk geval is mij in persoonlijke gesprekken
die ik in die tijd met hem voerde, duidelijk j
gebleken dat hij een grote verering voor
Hitler had. Van deze was hij „begeistert’’;
dat woord gebruikte hij in dat verband
herhaaldelijk.
Hij heeft mij niet verteld dat hij als
strafgeval in „Port Natal” beland was. Hij
zei dat hij tot de Germaanse SS behoorde
die ik, zei hij, vooral als sportclub moest
zien. In tegenstelling tot ons, gevangenen,
was hij vrij om te gaan of staan waar hij
wilde.
Aantjes heeft mij en, voorzover ik weet,
ook anderen nooit lichamelijk letsel berok
kend. In dat opzicht was hij in het Duitse
milieu, waartoe hij behoorde, een uitzon
dering.
(w.g.) A. A. Weites, 5 nov. 1978”.
15. De twee onderzoekers zijn van me
ning dat de verklaringen van de heren
Mastebroek en Weites die, naar zij de heer
De Jong tevens meedeelden, tot aan hun
bevrijding de heer Aantjes in de door hen
geschetste functie meegemaakt hebben, in
zoverre overeenstemmen dat zij aantonen
dat de heer Aantjes van december 1944 af
in het strafkamp „Port Natal” van de
Organisation Todt blijk gegeven heeft van
pro-Duitse opvattingen en dat hij in die
periode en, naar de onderzoekers voors
hands moeten veronderstellen, in „Port
Natal” van de aanvang af geen gevangene
is geweest maar een functionaris in Duitse
dienst, waarbij voorshands in het midden
gelaten moet worden, bij welk onderdeel
van het Duitse staatsapparaat hij feitelijk
en wellicht ook formeel in dienst was.
Zie verder pagina 15
Met deze woorden omschreef dr. L. de
Jong, directeur van het Rijksinstituut voor
Oorlogsdocumentatie de betekenis van de
ontdekking dat de voorzitter van de fractie
van het CDA in de Tweede Kamer, mr.
Willem Aantjes op 12 oktober 1944 in wer
kelijke dienst is opgeroepen van de Waffen
SS, om ingedeeld te worden bij de Land-
storm-Nederland. Het feit dat mr. Aantjes
daardoor in vreemde krijgsdienst is getre
den zou kunnen betekenen dat hij het
Nederlanderschap automatisch heeft ver
loren. Het ministerie van Justitie zal zich
over de strafrechtelijke consequenties van
deze handelwijze van Aantjes tegen het
einde van de Tweede Wereldoorlog bera
den.
„Aantjes heeft”, aldus De Jong, „een
politieke carrière opgebouwd op verzwij
gen. Er was maar één man, die alles altijd
heeft geweten, dat is mr. Aantjes zelf’.
Wanneer hij openhartig over zijn oorlogs
verleden zou hebben gepraat, dan zou hij
direct na de oorlog ruim anderhalf jaar
geïnterneerd zijn geweest in een van de
kampen die waren ingericht voor Neder
landers, die in Duitse militaire dienst zijn
gegaan. Vervolgens zou hij wellicht voor
tien jaar uit al zijn burgerrechten zijn
ontzet en had hij daarna weer normaal in
de samenleving kunnen functioneren. „Of
hij ooit een zo indrukwekkende politieke
carrière zou hebben kunnen maken, moet
ik volstrekt uitgesloten achten. Dat is al
leen mogelijk geweest, omdat hij het be
langrijkste uit zijn verleden verborgen
heeft weten te houden”, aldus dr. De Jong.
Zelf heeft mr. Aantjes tegenover het
Nieuwsblad van het Noorden verklaard
dat hij tot de „Germaanse-SS in de Neder
landen” is toegetreden tegen het einde van
de oorlog om naar Nederland te kunnen
terugkeren en daarna te kunnen „vluch
ten”.
Zowel volgens dr. De Jong als diens
naaste medewerker prof. B. A. Sijes kan
deze verklaring moeilijk op waarheid be
rusten. Dr. De Jong zei hieraan geen enke
le waarde te hechten. Prof. Sijes noemde
het onaannemelijk dat iemand om aan de
arbeidsinzet in Duitsland te ontkomen, de
weg zou hebben gekozen van aanmelding
bij de Waffen-SS. „Meer dan 100.000 dwan
garbeiders zijn illegaal uit Duitsland te
ruggekeerd. Velen namen gewoon de trein
naar de Nederlandse grens. Anderen gin
gen te voet terug nadat zij in Duitsland te
werk waren gesteld. Weer anderen keer
den niet meer terug na verlof op feestda
gen. Het is ons niet bekend dat mensen
daarvoor zich bij de SS gingen aanmel
den.”
Volgens dr. De Jong is de bewoording
omtrent de gedragingen van Aantjes in het
Rapport van het Rijksinstituut voor Oor
logsdocumentatie uiterst zorgvuldig en
voorzichtig gekozen. Dat wil niet zeggen
dat in dit rapport alles is gezegd dat moge
lijkerwijs nog boven water kan komen. De
geruchten rond het lidmaatschap van de
NSB zijn weliswaar nog niet bewezen,
maar zijn ook niet weerlegd. Het Rijksin
stituut heeft niet de mogelijkheden om
getuigen te dwingen te verschijnen en
beëdigde verklaringen af te leggen. Dat is
een taak voor de justitie. Aangenomen
wordt dat minister mr. De Ruiter een na
der onderzoek zal gelasten.
De letterlijke tekst van het rapport, dat
werd opgesteld door directeur professor
dr. L. de Jong en wetenschappelijk mede
werker A. J. van der Leeuw van het Rijk
sinstituut voor Oorlogsdocumentatie,
luidt als volgt:
1. Op donderdag 26 oktober ontving de
heer De Jong bezoek van mr. I. E. Hes,
advocaat te Den Haag, die geschokt was
door een mededeling die hem bereikt had,
inhoudend dat in de wandelgangen van de
Eerste Kamer verteld werd dat mr. Willem
Aantjes lid zou zijn geweest van het Natio-
nalsocialistische Kraftfahrkorps. Mr. Hes
vroeg de heer De Jong of die mededeling
juist was; de heer De Jong antwoordde dat
hij nimmer ook maar bij geruchte verno
men had dat er op mr. Aantjes’ gedrag
tijdens de bezetting iets aan te merken viel.
Na het bezoek van mr. Hes verdiepte de
heer De Jong zich in wat mr. Aantjes zelf
in de afgelopen jaren over zijn belevenis
sen in de periode 1940-1945 had laten pu
bliceren, t.w. in „De Haagse Post” van 24
mei 1975, in ,De Tijd” van 22 april 1977 en
in het boek „Willem Aantjes” door Rob
Vermaas. Uit deze publikaties bleek o.m.
dat de heer Aantjes, geboren in januari
1923, in de jaren 1940-1942 het gerefor
meerd Mamix-gymnasium te Rotterdam
bezocht had, dat hij in 1943 door de direc
tie van de PTT waarbij hij toen werkzaam
was, uitgezonden was naar Duitsland,
waar hij in Mecklenburg bij de posterijen
tewerk was gesteld, dat hij eind 1944 naar
Nederland was teruggegaan of terugge
zonden en als gevangene zou zijn beland in
het strafkamp voor „spitters” dat tijdens
de hongerwinter gevestigd was in de in
richting „Port Natal” te Assen en dat hij in
september 1945 rechten was gaan studeren
in Utrecht.
2. Op vrijdag 27 oktober werd aan de
heer Van der Leeuw door mr. H. P. J. Dolk,
advocaat te Amsterdam (een relatie van
het instituut, die hij reeds vele malen ge
sproken had), terloops meegedeeld dat hij
en zijn broer, G. A. J. Dolk, eveneens
advocaat te Amsterdam, die school - resp.
klasgenoot van mr. Aantjes geweest wa
ren, deze sinds kort na het begin van de
Duitse bezetting hadden leren kennen als
NSB’er c.q. als lid van de Nationale Jeugd
storm. Mr. H. P. J. Dolk had voorts de
stellige indruk dat in hoge politieke krin
gen in Den Haag geenszins onbekend was
dat op het bezettingsverleden van mr.
Aantjes iets aan te merken viel; hij deelde
ten slotte mede dat mr. Aantjes bij op zijn
minst één gelegenheid (de formatie van het
kabinet P. J. S. de Jong, dat begin april
1967 optrad) een hem aangeboden minis
terschap had geweigerd uit vrees dat dan
aan zijn lidmaatschap van de NSB rucht
baarheid zou worden gegeven.
3. De heer De Jong (van Oorlogsdocu-