DOOR DIENSTNEMING BIJ LANDSTORM NEDERLAND Damiate Pers Documenten laten geen ruimte voortwijfel J|H IJmuider Courant I ■■i D Ml 4 DINSDAG 7 N O V E M B E R 19 7 8 ■ta ■HF9 (Van onze redactie binnenland) DEN HAAG. „Uit het verdere onderzoek zou kunnen voortvloei en dat wij 20 jaar lang een Kamer lid hebben gehad en de laatste jaren een voorzitter van de groot ste fractie, die niet eens meer Ne derlander is”. ks M sil op de I II Kga v 1 Wim Aantjes wellicht Mi geen Nederlander meer Gisteravond gaven dr. L. de Jong (links) van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocu- 0,70 145,- 10. Op vrijdagmiddag 3 november voer den de minister-president en de ministers van onderwijs en wetenschappen en van justitie een gesprek met mr. H. P. J. Dolk. Later in de middag ontvingen de minister president en de minister van justitie mr. Aantjes, aan wie het gehele hem betreffen de materiaal voorgelegd werd. Daarop volgde, in aanwezigheid van beide minis ters, een gesprek van de heren De Jong en Van der Leeuw met mr. Aantjes, waarin deze zijn eigen zienswijze gaf op de hem voorgelegde gegevens en stukken. Hem werden een exemplaar van het rapport d.d. 2 november 1978 en afschriften van zijn correspondentie met mr. Dolk over handigd. 11. Nadat mr. Aantjes vertrokken was, werden op vrijdagavond 3 november de bevindingen van het onderzoek inzake mr. Aantjes door de heren De Jong en Van der Leeuw aldus geë3valueerd: a. houding in de periode mei 1940-juli 1942. Het lijkt niet waarschijnlijk dat de heer Aantjes lid van de Nationale Jeugd storm c.q. de NSB is geweest, maar zijn bezit gesteld van het persoonsdossier ten name van W. Aantjes uit het archief van het postdistrict Dordrecht en van enkele stukken hem betreffende uit het archief van de Centrale Directie van de PTT. In laatstgenoemd archief bevond zich o.m. een kaartje waarop geschreven stond: „Willem Aantjes Germaansche SS”. houding wekte bij anti-Duitse medeleerlin gen de indruk dat hij in politiek opzicht niet aan hun zijde stond; b. werkzaamheid in de periode juli 1942- juli 1943. Onduidelijk is waarom de heer Aantjes zich in september 1942 niet als student heeft laten inschrijven; het door hem in de onder 1 vermelde publicaties opgegeven motief (hij zou geweigerd heb ben de studenten-loyaliteitsverklaring te ondertekenen) kan niet juist zijn, aange zien van die loyaliteitsverklaring pas in maart 1943 sprake is geweest; c. arbeidsinzet in Duitsland Het staat vast dat de heer Aantjes gehoor heeft gegeven aan de eerste oproep voor tewerk stelling in Duitsland. De door hem in de onder 1 bedoelde publicaties gegeven le zing, dat hij als ongehuwde naar Duitsland zou zijn vertrokken teneinde uitzending naar Duitsland aan een gehuwde te bespa ren, moet voorshands betwijfeld worden. Het ligt meer voor de hand, aan te nemen dat hij per 1 juli 1943 bij de PPT in Dordrecht in vaste dienst gegaan is, nl. in de opleidingscursus, teneinde te bewerk stelligen dat hij in het kader van de uitzen ding van de jaargang-1923, waartoe hij behoorde (een uitzending die eind mei 1943 in de dagbladen was bekendgemaakt), als postambtenaar uitgezonden zou worden in plaats van als gewoon arbeider die op een door een Duits Arbeitsamt te bepalen wil lekeurige plaats zou belanden. d. opvattingen in de Duitse periode Er is slechts één gegeven: de mededeling van ir. Troost, aan wie mr. Aantjes gezegd zou hebben dat hij tijdens zijn verblijf in Duitsland sterk onder de indruk was geko men van de Duitse propaganda; mr. Aan- HOOFDREDACTIE: Jos L Lodewijks E. Koning als bewaker werkzaam was geweest en dat hij aldaar herhaaldelijk de Hitlergroet had gebracht. Voorshands meenden de heren De Jong en Van der Leeuw voorts aan 7b de verdere slotsom te moeten verbinden dat onderzocht moest worden of mr. Aan tjes op 12 oktober 1944 het Nederlander schap verloren heeft. De juridische en speciaal ook de strafrechtelijke conse quenties daarvan konden de heren De Jong en Van der Leeuw niet overzien, doch zij achtten zich verplicht de in het vooraf gaande vervatte gegevens en speciaal de onder 7 bedoelde documenten onverwijld aan de minister van onderwijs en weten schappen (onder wie het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie ressorteert), aan de minister-president en aan de minis ter van justitie voor te leggen. Een eerste bespreking met deze ministers vond op donderdagmiddag 2 november plaats op grondslag van een schriftelijk rapport d.d. 2 november, opgesteld door de heer De Jong. Met speciale machtiging van de mi nister van justitie kregen de twee onder zoekers die middag de beschikking over het dossier ten name van Willem Aantjes, van de Politieke Recherchedienst van het district Dordrecht, welk dossier blijkens een er op geplaatste aantekening op 19 augustus 1947 was geseponeerd namens de procureur-fiscaal bij het Bijzonder Ge rechtshof te ’s Gravenhage. 9. Op donderdagavond 2 november wer den de twee onderzoekers door mr. H. P. J. Dolk in het bezit gesteld van twee brieven van mr. Aantjes aan mr. Dolk, resp. d.d. 13 december 1966 en 9 maart 1967 en van een brief van mr. H. P. J. Dolk aan mr. Aantjes d.d. 13 maart 1967. Op vrijdagochtend 3 november werd de heer Van der Leeuw met speciale regeringsmachtiging in het DIRECTIE: Damiate Pers b.v. Mr. H. C. van der Mije ste< Sar ber der ’s a gen BUREAU: Redactie en administratie: Lange Nieuwstraat 427, IJmuiden postbus 18, 1970 AA Umuiden tel. redactie: 02550-15389 na kantoortijd: 02208-3577 tel. adm.: 02550-15437 en 16450 postgiro: 273107 telex: 41866 per maand per kwartaal per post per jaar per post tog lez: del eni het Sai uui cor sen 11 dec gra bo' vei bei 1 op vel be ter str vel na bli dn we jaa scl aar hei de I var liet on* vol de vo< ma on en Ms var BEZORGKLACHTEN: maandag t/m vrijdag van 18.30-19.00 uur zaterdags van 11.30-12.30 uur Uitsluitend telefoon: 02550-10519 voor Santpoort: 023 - 31 90 53 Oudeweg 12-14, Haarlem tel. 023 - 31 90 53 het formulier dat hij, als elke student, moest invullen, om te beginnen al te ver zwijgen dat hij in Duitsland had gewerkt; uit de vermelding van dat feit zou zijn voortgevloeid dat hij voor de zuiverings commissie had moeten verschijnen. 7. Bij voortgezet onderzoek, uitgevoerd volgens aanwijzing Van de heer Van der Leeuw en uitgaande van het feit dat de heer Aantjes bij de posterijen in Mecklen burg tewerkgesteld was, werden op woensdag 1 november in het archief van de Deutsche Dienstpost in den besetzten Niederlandischen Gebieten door drs. C. J. F. Stuldreher, hoofd van de afdeling be heer van het instituut, vier authentieke documenten gevonden die in fotokopie aan dit rapport zijn toegevoegd. Uit die documenten blijkt: a. dat de heer Aantjes zich op 20 juli 1943 heeft laten uitzenden in het kader van de Arbeitseinsatz, en wel naar Guestrow in Mecklenburg; b. dat de heer Aantjes op 12 oktober 1944 in Hamburg gemobiliseerd („eingezo- gen”) is door het SS-Hauptamt teneinde ingedeeld te worden bij de Landstorm Nederland, een onderdeel van de (Duitse) Waffen-SS. Daarbij zij aangetekend dat de Waffen-SS Nederlanders slechts als vrij willigers aannam. 8. De onder 7 bedoelde conclusies ver sterkten de waarschijnlijkheid dat de heer Aantjes in Port Natal als staflid dan wel I mentatie en zijn wetenschappelijk medewerker de heer A. J. van der Leeuw een persconferentie in Den Haag om hun rapport inzake de gegadigden van Wim Aantjes tijdens de tweede wereldoorlog toe te lichten. ADVERTENTIES: telefoon 023 - 31 90 53 GROENTJES: gerubriceerde advertenties, uitsluitend telefoon 023 - 31 92 72 ABONNEMENTEN: - bij vooruitbetaling - 14,35 :f 41,30 55,- 162,50 f 215,- losse nummers buitenland per kwartaal tjes had de juistheid van die mededeling ontkend; e. dienstneming bij de Waffen-SS Mr. Aantjes is op 12 oktober 1944 in werkelijke dienst geroepen doordat hij vrijwillig gere ageerd heeft op oproepen, uitgaande van Amtsgruppe D van het SS-Hauptamt, om zich aan te melden voor de militaire dienst in de Landstorm Nederland. De medede lingen welke hij dienaangaande in de on der 1 vermelde publicaties gedaan heeft, zijn onjuist. Daarentegen is aannemelijk dat hij, na naar Hoogeveen vervoerd te zijn, waar het depot lag van de Landstorm Nederland, geweigerd heeft als militair te velde te trekken. Vast staat dat de heer Aantjes, in Nederland aangekomen, niet ondergedoken is; f. periode in „Port Natal” Onduidelijk is vooralsnog of de heer Aantjes in dat kamp, zoals hij zelf beweerd heeft, gevan gene was temidden van de overige Neder landse gevangenen, dan wel bewaker of staflid. Vast staat dat sommige gevange nen getwijfeld hebben aan zijn vaderland se instelling. g. studentenzuivering Onduidelijk is of de heer Aantjes inderdaad valsheid in geschrifte gepleegd heeft; hijzelf stelde tijdens het gesprek op 3 november dat hij blijkens de vragen op het hem voorgelegde invulformulier geen melding behoefde te maken van zijn werken in Duitsland. h. uit het persoonsdossier van de PTT is komen vast te staan dat de heer Aantjes mogelijk na een kort zuiveringsonderzoek per 1 september 1945 eervol als ambte naar van de PTT is ontslagen. De ministerpresident en de ministers van onderwijs en wetenschappen en van justitie konden zich met deze evaluatie verenigen. De algemene conclusie was voorts dat, zo mogelijk, ten spoedigste drie punten opgehelderd moesten worden: de opvattingen van de heer Aantjes in de Duitse periode, zijn status in „Port Natal” en het punt van de studentenzuivering. Als directeur van het Rijksinstituut voor Oor logsdocumentatie aanvaardde de heer De Jong de verantwoordelijkheid voor het voortgezette onderzoek. 12. Op zaterdag 4 november besloten de heren De Jong en Van der Leeuw in de eerste plaats de status van de heer Aantjes in „Port Natal” te onderzoeken. 13. Wat de opvattingen van de heer Aan tjes in de Duitse periode betrof, bevestigde ir. Troost op zaterdagochtend 4 november in een gesprek met de heer De Jong met de meeste klem de juistheid van de weergave van het gesprek dat hij met mr. Aantjes had gevoerd. Mr. Aantjes had hem gezegd dat hij, doordat hij losgeraakt was van het Nederlandse milieu en zich als eenling in Duitsland bevond, sterk onder invloed was gekomen van de Duitse propaganda. Ir. Troost herhaalde, bereid te zijn, zijn mede deling onder ede af te leggen. 14.Op zaterdagavond 4 november ver wierf de heer De Jong een schriftelijke verklaring van de heer J. Mastebroek te De Krim (Overijssel) die in origineel (in het handschrift van de heer De Jong) aan dit rapport toegevoegd wordt: „Ik, Jantienus Mastebroek, geboren 2 juli 1925 in Gramsbergen, huidig adres: Hoofdweg 29, De Krim, Overijssel, ver klaar het volgende en ben bereid dit, als het moet, onder ede te herhalen. Ik ben begin december 1944 met een groep andere gevangenen uit Gramsber gen in Port Natal als gevangene binnenge voerd. Ik trof Wim Aantjes daar aan als functionaris van de kampleiding. De hoog ste leiding lag bij de OT, maar er was een bureau waar drie personen werkten: Aan tjes, Rudi Balten en een Duitser, Heinz, uit Rheine, van oorsprong Nederlander, wiens naam ik niet meer weet. Wij beschouwden Wim Aantjes niet als medegevangene. Wij droegen onze eigen kleding, hem herinner ik me slechts in de i— mentatie) achtte deze hem gerapporteerde mededelingen hoogst ernstig en besloot, na de zaak in het weekeinde overdacht te hebben, op maandag, na ook nog overleg te hebben gepleegd met enkele stafmede werkers, op eigen verantwoordelijkheid als directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie onverwijld een voorlopig onderzoek in te stellen; zou blij ken dat de jegens een zo vooraanstaande figuur geuite beschuldigingen onjuist wa ren, dan dienden zij onmiddellijk binnens kamers of publiekelijk weersproken te worden; waren zij daarentegen juist of zou van ernstiger misdragingen blijken, dan zou mr. Aantjes in de aan hem gewijde publikaties, onder 1 bedoeld, de publieke opinie hebben misleid en zou men boven dien moeten concluderen dat hij onmoge lijk vrij kon zijn in zijn staatkundig hande len doch eerder gezien zou moeten worden als een potentieel object van chantage, eventueel ook van de zijde van buitenland se inlichtingendiensten. 4. In het kader van dit onderzoek werden op maandag 30 en dinsdag 31 oktober alle daarvoor in aanmerking komende archief- delen van de NSB en de Nationale Jeugd storm, alsmede de daarvoor in aanmer king komende periodieken van beide orga nisaties, door medewerkers van het insti tuut grondig doorzocht; het onderzoek le verde niets op. Op vrijdag 3 november is het ten institute aanwezige, zeer fragmen tair archief van de Landstorm Nederland doorzocht; ook dit onderzoek leverde niets op. 5. Op maandag 30 oktober voerden de heren De Jong en Van der Leeuw een gesprek met de onder 2 bedoelde gebroe ders Dolk die de onder 2 met betrekking tot mr. Aantjes vermelde feiten met na druk bevestigden. Voorts voerde de heer De Jong op dinsdag 31 oktober een ge sprek met dr. G. Puchinger, wetenschap pelijk medewerker van de Vrije Universi- teit, eertijds lid van de zuiveringscommis sie voor Utrechtse studenten, die hem mee deelde dat de heer Aantjes niet voor die commissie verschenen was. De heer De Jong sprak die dag vervolgens nog met ir. L. Troost, agrarisch adviseur te Bloemen- daal, die mr. Aantjes een aantal jaren geleden schriftelijk geconfronteerd had met mededelingen van oud-gevangenen uit Port Natal, volgens wie mr. Aantjes aldaar herhaaldelijk de Hitlergroet had gebracht. Ir. Troost zei aan de heer De Jong dat mr. Aantjes jegens hem in een persoonlijk gesprek had erkend dat hij tijdens zijn verblijf in Duitsland sterk on der de indruk was gekomen van de Duitse propaganda en dat hij in Nederland een opleiding had gevolgd in het nationaal- socialistische politie-opleidingskamp Schalkhaar; mr. Aantjes zou daar volgens eigen zeggen geweigerd hebben de eed op Hitler af te leggen en zou deswege zijn gestraft. 6. Als gevolg van de onder 5 bedoelde gesprekken kwam, mede gelet op de vol strekt serieuze indruk die de zegslieden maakten met wie de heren De Jong en Van der Leeuw gesproken hadden (zegslieden die bereid waren hun mededelingen, mocht dat nodig zijn, onder ede te herha len), bij voorbaat reeds voor hen beiden het volgende vast te staan: a. Dat er aanwijzingen waren dat de heer Aantjes van januari 1941 af, toen hij achttien jaar werd, lid geweest was van de NSB c.q. sinds het begin van de Duitse bezetting blijk had gegeven van opvallen de Duitse sympathieën; b. dat er aanwijzingen waren dat de heer Aantjes in het strafkamp Port Natal niet opgesloten was geweest als gevange ne, maar er werkzaam was geweest als staflid dan wel als bewaker; c. dat, als de herinneringen van de heer Puchinger juist waren, het aan geen twij fel onderhevig was dat de heer Aantjes valsheid in geschrifte had gepleegd bij het begin van zijn studie te Utrecht door op gele jas van de OT. Toen we hem pas ontmoetten, zagen sommigen van ons hen als Duitser en constateerden met verba zing dat hij Nederlands sprak. Hij behooi- de dagelijks tot diegenen die ons appèl afnam en bracht dan met de Duitsers van de OT de Hitlergroet. Je kon uit het kamp ontsnappen. Ik schat dat er vijfhonderd tot duizend gevangenen waren en van hén zijn enkele tientallen ontsnapt. Aantjes nam, voorzovér ik me herinner, niet deel aan het graafwerk dat wij moes ten doen. Waar hij sliep en at, weet ik niei, maar niet temidden van de overige gevan genen. Hij vertelde ons dat hij door de Duitsers gestraft was omdat hij militaire dienst had geweigerd, maar in werkelijk heid merkten wij niets van enige bestraf fing. Ik en anderen hebben na de oorlog geen aangifte tegen hem gedaan omdat we aldus redeneerden: „Dit is een jongen van 21, hij is wel „fout”, maar hij heeft nie mand van ons kwaad gedaan of mishan deld”. (.w.g.) J. Mastebroek, 4 nov. 1978. Op zondagmiddag 5 november verwierf de heer De Jong een schriftelijke verkla ring van de heer ir. A. A. Weites te Apel doorn die eveneens in origineel (in het handschrift van de heer De Jong) aan dit rapport toegevoegd wordt: „Ik, Arend Anne Weites, geboren 23 sep tember 1920 in Onstwedde, woonachtig in Apeldoorn, hoofdingenieur bij de dienst: gemeentewerken, verklaar het volgende en ben bereid dit, als het moet, onder ede te bevestigen: Ik ben in december 1944 of januari 1945 in De Krim gearresteerd, waar ik als student bij mijn zwager onder-1 gedoken was. Ik ben eerst naar Hollandse Veld gebracht waar sommigen uit onze groep door Nederlandse SS’ers gruwelijk mishandeld zijn. Na twee dagen werden wij overgebracht naar „Port Natal”. We werden daar ingedeeld in kamers boven op zolder waar we op stro sliepen. Ik meen mij te herinneren dat Aantjes een van diegenen was die ons indeelde. Hij had een eigen kamertje. Wij als gevangenen heb ben hem hooit als medegevangene be schouwd. Hij stond aan de andere kant. Hij trad op als bewaker en verrichtte ook administratieve werkzaamheden. Als „der Willy” was hij bij de Politische Leiter, allen Duitse Nazi’s die met karabijnen i gewapend waren, zeer populair. Ik herin- ner me niet dat hij gewapend was. Hij liep in een zwarte jas, met een zwart overhemd en een zwarte das met een Duitse uniform pet op. Het kan zijn dat hij wel eens een gele jas aan had, maar dat moet dan de jas van Willy van der Steenhoven geweest zijn. Hij kreeg veel beter eten dan wij. Bij het appèl, ’s morgens vroeg, werd de Duit se vlag gehesen. Ik herinner me niet dat Aantjes daarbij de Hitlergroet bracht. In elk geval is mij in persoonlijke gesprekken die ik in die tijd met hem voerde, duidelijk j gebleken dat hij een grote verering voor Hitler had. Van deze was hij „begeistert’’; dat woord gebruikte hij in dat verband herhaaldelijk. Hij heeft mij niet verteld dat hij als strafgeval in „Port Natal” beland was. Hij zei dat hij tot de Germaanse SS behoorde die ik, zei hij, vooral als sportclub moest zien. In tegenstelling tot ons, gevangenen, was hij vrij om te gaan of staan waar hij wilde. Aantjes heeft mij en, voorzover ik weet, ook anderen nooit lichamelijk letsel berok kend. In dat opzicht was hij in het Duitse milieu, waartoe hij behoorde, een uitzon dering. (w.g.) A. A. Weites, 5 nov. 1978”. 15. De twee onderzoekers zijn van me ning dat de verklaringen van de heren Mastebroek en Weites die, naar zij de heer De Jong tevens meedeelden, tot aan hun bevrijding de heer Aantjes in de door hen geschetste functie meegemaakt hebben, in zoverre overeenstemmen dat zij aantonen dat de heer Aantjes van december 1944 af in het strafkamp „Port Natal” van de Organisation Todt blijk gegeven heeft van pro-Duitse opvattingen en dat hij in die periode en, naar de onderzoekers voors hands moeten veronderstellen, in „Port Natal” van de aanvang af geen gevangene is geweest maar een functionaris in Duitse dienst, waarbij voorshands in het midden gelaten moet worden, bij welk onderdeel van het Duitse staatsapparaat hij feitelijk en wellicht ook formeel in dienst was. Zie verder pagina 15 Met deze woorden omschreef dr. L. de Jong, directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie de betekenis van de ontdekking dat de voorzitter van de fractie van het CDA in de Tweede Kamer, mr. Willem Aantjes op 12 oktober 1944 in wer kelijke dienst is opgeroepen van de Waffen SS, om ingedeeld te worden bij de Land- storm-Nederland. Het feit dat mr. Aantjes daardoor in vreemde krijgsdienst is getre den zou kunnen betekenen dat hij het Nederlanderschap automatisch heeft ver loren. Het ministerie van Justitie zal zich over de strafrechtelijke consequenties van deze handelwijze van Aantjes tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog bera den. „Aantjes heeft”, aldus De Jong, „een politieke carrière opgebouwd op verzwij gen. Er was maar één man, die alles altijd heeft geweten, dat is mr. Aantjes zelf’. Wanneer hij openhartig over zijn oorlogs verleden zou hebben gepraat, dan zou hij direct na de oorlog ruim anderhalf jaar geïnterneerd zijn geweest in een van de kampen die waren ingericht voor Neder landers, die in Duitse militaire dienst zijn gegaan. Vervolgens zou hij wellicht voor tien jaar uit al zijn burgerrechten zijn ontzet en had hij daarna weer normaal in de samenleving kunnen functioneren. „Of hij ooit een zo indrukwekkende politieke carrière zou hebben kunnen maken, moet ik volstrekt uitgesloten achten. Dat is al leen mogelijk geweest, omdat hij het be langrijkste uit zijn verleden verborgen heeft weten te houden”, aldus dr. De Jong. Zelf heeft mr. Aantjes tegenover het Nieuwsblad van het Noorden verklaard dat hij tot de „Germaanse-SS in de Neder landen” is toegetreden tegen het einde van de oorlog om naar Nederland te kunnen terugkeren en daarna te kunnen „vluch ten”. Zowel volgens dr. De Jong als diens naaste medewerker prof. B. A. Sijes kan deze verklaring moeilijk op waarheid be rusten. Dr. De Jong zei hieraan geen enke le waarde te hechten. Prof. Sijes noemde het onaannemelijk dat iemand om aan de arbeidsinzet in Duitsland te ontkomen, de weg zou hebben gekozen van aanmelding bij de Waffen-SS. „Meer dan 100.000 dwan garbeiders zijn illegaal uit Duitsland te ruggekeerd. Velen namen gewoon de trein naar de Nederlandse grens. Anderen gin gen te voet terug nadat zij in Duitsland te werk waren gesteld. Weer anderen keer den niet meer terug na verlof op feestda gen. Het is ons niet bekend dat mensen daarvoor zich bij de SS gingen aanmel den.” Volgens dr. De Jong is de bewoording omtrent de gedragingen van Aantjes in het Rapport van het Rijksinstituut voor Oor logsdocumentatie uiterst zorgvuldig en voorzichtig gekozen. Dat wil niet zeggen dat in dit rapport alles is gezegd dat moge lijkerwijs nog boven water kan komen. De geruchten rond het lidmaatschap van de NSB zijn weliswaar nog niet bewezen, maar zijn ook niet weerlegd. Het Rijksin stituut heeft niet de mogelijkheden om getuigen te dwingen te verschijnen en beëdigde verklaringen af te leggen. Dat is een taak voor de justitie. Aangenomen wordt dat minister mr. De Ruiter een na der onderzoek zal gelasten. De letterlijke tekst van het rapport, dat werd opgesteld door directeur professor dr. L. de Jong en wetenschappelijk mede werker A. J. van der Leeuw van het Rijk sinstituut voor Oorlogsdocumentatie, luidt als volgt: 1. Op donderdag 26 oktober ontving de heer De Jong bezoek van mr. I. E. Hes, advocaat te Den Haag, die geschokt was door een mededeling die hem bereikt had, inhoudend dat in de wandelgangen van de Eerste Kamer verteld werd dat mr. Willem Aantjes lid zou zijn geweest van het Natio- nalsocialistische Kraftfahrkorps. Mr. Hes vroeg de heer De Jong of die mededeling juist was; de heer De Jong antwoordde dat hij nimmer ook maar bij geruchte verno men had dat er op mr. Aantjes’ gedrag tijdens de bezetting iets aan te merken viel. Na het bezoek van mr. Hes verdiepte de heer De Jong zich in wat mr. Aantjes zelf in de afgelopen jaren over zijn belevenis sen in de periode 1940-1945 had laten pu bliceren, t.w. in „De Haagse Post” van 24 mei 1975, in ,De Tijd” van 22 april 1977 en in het boek „Willem Aantjes” door Rob Vermaas. Uit deze publikaties bleek o.m. dat de heer Aantjes, geboren in januari 1923, in de jaren 1940-1942 het gerefor meerd Mamix-gymnasium te Rotterdam bezocht had, dat hij in 1943 door de direc tie van de PTT waarbij hij toen werkzaam was, uitgezonden was naar Duitsland, waar hij in Mecklenburg bij de posterijen tewerk was gesteld, dat hij eind 1944 naar Nederland was teruggegaan of terugge zonden en als gevangene zou zijn beland in het strafkamp voor „spitters” dat tijdens de hongerwinter gevestigd was in de in richting „Port Natal” te Assen en dat hij in september 1945 rechten was gaan studeren in Utrecht. 2. Op vrijdag 27 oktober werd aan de heer Van der Leeuw door mr. H. P. J. Dolk, advocaat te Amsterdam (een relatie van het instituut, die hij reeds vele malen ge sproken had), terloops meegedeeld dat hij en zijn broer, G. A. J. Dolk, eveneens advocaat te Amsterdam, die school - resp. klasgenoot van mr. Aantjes geweest wa ren, deze sinds kort na het begin van de Duitse bezetting hadden leren kennen als NSB’er c.q. als lid van de Nationale Jeugd storm. Mr. H. P. J. Dolk had voorts de stellige indruk dat in hoge politieke krin gen in Den Haag geenszins onbekend was dat op het bezettingsverleden van mr. Aantjes iets aan te merken viel; hij deelde ten slotte mede dat mr. Aantjes bij op zijn minst één gelegenheid (de formatie van het kabinet P. J. S. de Jong, dat begin april 1967 optrad) een hem aangeboden minis terschap had geweigerd uit vrees dat dan aan zijn lidmaatschap van de NSB rucht baarheid zou worden gegeven. 3. De heer De Jong (van Oorlogsdocu-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 4