Maarten’t Hart t eigen ervaringen toetsen Als je maar niet zeurt over werk Bob den Uyl Trotzki begaafd beschrijver van Russische geschiedenis „Aan literatuur kun je je 1 ■UH ■I 99 door Diny Schouten Veellezer .TOEVALLIGHEDEN’ TIJDENS HET LEZEN Feminisme Vrouwenhaat J Analyse Vlucht regenwulpen 6 17 YC 19 7 8 NOVEMBER VRIJDAG 24 o van DOpt Het is las- ielin- n kado- bel n ten- jndere a kado. lijk Kr 1 I» 11 n 'A AN DAM I JACOB LOOSJES Nicolaas sg 29 en ren s avonds icember I Een vlucht regenwulpen lijkt de best verkochte roman van dit najaar te worden. De bioloog Maarten ’t Hart is daarmee nu niet alleen de meest belezen, maar ook de meest gelezen schrijver-essayist van dit moment. De 33-jarige 't Hart, die binnenkort promoveert in de biologie, staat niet alleen bekend als een „veellezer”, maar tevens als een „veelschrijver”. Desondanks heeft hij naast dit werk een volledige dagtaak op de universiteit van Leiden. Dat laatste vertelt hij heel rustig, alsof het niets verbazingwekkends betreft. Hij maakt een ontspannen indruk, en zegt dat hij blij is dat zijn dissertatie af is: „Het geeft natuurlijk wel fricties, ik zou graag al mijn tijd aan het schrijven besteden".- Dit lijkt niet toevallig: onder het lezen van Trotzki’s „Geschiedenis der Russi sche revolutie” meldt de radio-nieuws- dienst dat Ramon Mercader, moorde naar van Trotzki, op 65-jarige leeftijd is overleden aan kanker. Met een houweel had hij op 20 augustus 1940 in Mexico, vermomd als Jacques Mornard of Frank Jacson de schedel gekliefd van de ver bannen Russische bolsjewistenleider. Eén dag later was Lenins vroegere adju dant dood. ren gaan: in 1929 werd Leon Trotzki het land uitgezet. In Turkije, wachtend op politiek asiel elders, begon zijn zwerf tocht als banneling over de wereld. Trotzki’s revolutieverhaal begint na een bondig historisch overzicht met de Eerste Wereldoorlog „in wezen een striid den die daarover gaan, alleen de 19e-eeuwse auteur Jeremias Got- thelf schrijft er goed over, en Boris Pasternak, met Dr. Zjivago. Je ge bruikt literatuur om je eigen erva ringen te toetsen. Sommige mensen lezen daarom over psychologie, Eric Berne bijvoorbeeld over de spelle tjes die mensen met elkaar spelen. Ik kom veel verder met een roman, waarin je je veel meer kunt identifi ceren”. Maarten ’t Hart is het tot mijn verbazing onmiddellijk met me eens als ik zeg dat die identificatie met literatuur vóór vrouwen moeilijker is dan voor mannen, omdat het beeld dat mannelijke auteurs van vrouwen geven, vaak nogal eenzij dig is: óf ze zijn verpersoonlijkingen van zuiverheid (zoals in ’t Harts ei gen werk), óf ze zijn symbool voor al het kwaad van deze wereld (bijvoor beeld in het werk van Hugo Claus). Maarten ’t Hart was de enige man, die dergelijke stellingen van' de fe ministes Hannes Meinkema en An dreas Burnier bestreed. „Ik ben niet geneigd mijn standpunten in discus sies te verharden”, verklaart hij, „ik denk eerder mee met degene met wie ik discussieer, vandaar dat dis cussies in kranten niet zoveel ople veren. Inderdaad is er voor vrouwen waarschijnlijk niet zo’n boek als Ka rakter. om de wereldheerschappij”. Hij typeert de corruptie, de militaire janboel en prent voorgoed het getal van de 15 mil joen Russen in het geheugen van de lezer die als kanonnenvoer in dienst werden opgeroepen. Jawel, de volledige bevol king van Nederland op dit moment, plus één miljoen: mensen die de kazernes vulden, rondhingen, elkaar op de tenen trapten, elkaar verbitterden, vloekten. En verder: „Reusachtige vermogens ont stonden uit het bloedbad. De nachtkroe gen waren boordevol met helden van het achterland, legale deserteurs en andere dergelijke achtenswaardige lieden, te oud voor het front, maar nog jong genoeg voor de vreugden des levens. Een gouden regen stroomde onafgebroken neer. De society hield handen en zakken op, de aristocratische dames namen de rokken op, allen waden door het bloedbad, ban kiers, intendanten, industriëlen, hofda mes, frontgeneraals, radicale advocaten, doorluchtige femelaars van beiderlei kunne, allen haastten zich zoveel moge lijk bijeen te stelen en te verbrassen, uit angst dat de milde regen zou kunnen ophouden, en allen wezen de smadelijke gedachten aan een voortijdige vrede ver ontwaardigd van de hand.” Na de publikatie van Maarten 't Harts eerste twee romans, Stenen voor een ransuil (1971) en Ik had een wapenbroeder (1973), geloofde zijn uitgever, De Arbeiderspers, niet zo erg meer in een „doorbraak” voor zijn boeken, maar gaf toch nog, met enige aarzeling, de verha lenbundel Het vrome volk (1974) uit. Die verhalen, over zijn gere formeerde jeugd in Maassluis, trokken wel de aandacht. Maar ten t Hart, die tot dan het half- pseudoniem Martin Hart ge bruikte, kreeg er de Multatuli- prijs 1975 voor. Aandacht trok hij ook door zijn studie Ratten (Wetenschappelij ke Uitgeverij, 1973) en door zijn vele publikaties over literatuur, feminisme, diergedrag en mu ziek. Zijn essays zijn verzameld in De kritische afstand („agres sieve aantekeningen over mens en dier”) en in De som van misverstanden („over het lezen van boeken”). Na Het vrome volk verschenen nog Mammoet op zondag (verhalen, 1977) en Laatste zomernacht (novelle, ook van 1977). De roman Een vlucht regenwulpen verscheen dit najaar. een heel speculatieve verklaring, met mensen kun je geen experimen ten doen, je kunt de culturele factor niet uitschakelen”. Maarten ’t Hart heeft veel geschre ven over (en tegen) het feminisme: „Ik ben erin geïnteresseerd geraakt door vriendinnen en studentes die ermee bezig waren. Ik ben me erin gaan verdiepen. Maar er is een om mezwaai gekomen, waardoor ik het niet langer volgen kon. Eerst was het streven naar gelijkwaardigheid er, en dat was terecht. De nadruk op het anders-zijn van vrouwen, dat ze gevoeliger zouden zijn, die is later gekomen, en dat kan ik slecht vol gen. Misschien is het een natuurlijke ontwikkeling, die je ook kunt con stateren bij de emancipatie van de negers in de Verenigde Staten. Eerst ging het alleen maar om gelijke rechten, daarna werden de eigen unieke waarden hoog opgehemeld. Zoals Hannemieke Postma (Hannes Meinkema) nu schrijft, zo puur fe ministisch, daar stel ik me helemaal niets bij voor. Vrouwen zijn minder expansief dan mannen, ik heb de indruk dat zij zich ook gemakkelijker, zo laten ma ken. Ik ben altijd in alles tegenge- „Ja, inderdaad is er sprake van een zekere vrouwenhaat in Een vlucht regenwulpen, een soort ran cune. Verliefd zijn, dat is een groots soort van gevoel, en vrouwen zou den dat moeten accepteren, maar ze lachen je alleen maar uit. Ik werd vroeger altijd afgewezen, ik kon nooit een vriendinnetje krijgen, ze vonden me een saaie dooie diender. De hoofdpersoon uit Een vlucht re genwulpen is niet in staat tot een diepere verstandhouding, hij durft geen risico’s te lopen. Het is ook griezelig om iemand op wie je ver liefd bent, te leren kennen. Dat is meestal een aantasting van je verhe ven gevoelens, doordat de persoon in kwestie ook maar een gewoon iemand is. Hevig verliefd worden op een uiterlijk, op een manier van glimlachen of lopen, zonder dat die persoon is ingevuld, ja, dat is na tuurlijk wel onrechtvaardig. Maar die haat, die zit er nog steeds, van vroeger”. M. 't Hart staat bekend als „veelle zer”. Elke dag zo’n 200 bladzijden, vertelde hij eens in een interview. Wat „betekent” lezen voor je? „Dat staat eigenlijk in het eerste opstel uit De som van misverstan den. Ik hield me staande op de HBS door Van Schendel, en ik ging stude ren omdat ik Bordewijks Karakter had gelezen. Ja, en daarna als ik niet lees word ik humeurig, het is een soort verslaving. Zo rond je der tigste maak je een crisis door: je hebt wat bereikt, maar wat heb je daar eigenlijk aan? Om dan weer inhoud en betekenis aan het leven te geven, daar hebben Joseph Conrad en Proust me in gesteund. En ook in het huwelijk, de merkwaardige ver houding die je met elkaar krijgt, de moeilijke kanten van het huwelijk, je humeuren, je stemmingen, ik zou daarover graag willen lezen. Alleen zijn er maar weinig boeken te vin- werkt, van huis uit: een arbeiders milieu. Vroywen zijn daar gevoeli ger voor. Meisjes uit mijn milieu zullen het nooit ver brengen, ze wor den dubbel 'tegengewerkt, doordat ze niet aangemoedigd worden en doordat ze zich gauwer laten af schrikken. Hoe dat komt? Bezeten heid van iets, dat komt bij vrouwen minder voor. Bij mannen is de ran ge” het aantal gradaties tussen gek te en genialiteit groter, de wijzer slaat verder uit. Mijn verklaring is biologisch: het dubbele x-chromo- soom bij vrouwen maakt de kans op evenwichtigheid groter. Je kunt dat zien bij vogels, waar de situatie om gekeerd is: daar hebben de manne tjes een dubbel x-chromosoom, en de vrouwtjes de xy-combinatie. Het ge volg is inderdaad dat daar de vrouwtjes onevenwichtige eigen schappen vertonen zoals gekte, en dat ze eerder dood gaan. Maar het is Waarom bleef ’t zo lang liggen? „Ik had me zo geïdentificeerd met de hoofdfiguur, dat het idee on draaglijk was voor me, dat critici smalend over hem zouden doen, ik zou me dan op m’n eigen ziel getrapt voelen. Het is net zoals Catherine Earnshaw zegt over Heathcliff, in Wuthering Heights: „He is more my self than I am”. Daarom kon ik er niet toe komen het boek te laten uitgeven. Je raakt vervreemd van een boek, zodra er kritieken over geschreven zijn, het is dan niet meer van jou, je hebt een stukje van jezelf weggegeven. Er is maar één manier om weer een stukje van jezelf terug te krijgen, dat is: een nieuw boek te schrijven. Mijn eerste boeken, die staan nu mijlenver van me af. Ik schrijf omdat ik beelden zie, van personen, van een omgeving. Daaruit kristalliseert zich een ver haal. Ik schrijf maar gewoon zo wat, ik breng geen bewuste structuur aan, die ontstaat vanzelf. Meestal dijt ’t uit. Onder invloed van Maar ten Biesheuvels verhalen zijn de ver halen voor Het vrome volk ontstaan, ik ontdekte dat je in het korte bestek van een verhaal ook een boel kwijt kunt. Maar nu: ik vraag me af of ik nog verhalen zal schrijven, of ik ’t nog kan”. tuurlijk de oktoberrevolutie, waarbij Trotzki als een geniale toneelmeester de hoofdpersonen onder de schijnwerpers stelt en het Russische „schouwtoneel” belicht met alle voorhanden operakleu- ren of plotseling al het licht achterwege laat wanneer dat voor het contrast nodig is. Genadeloos gaat Stalin op de snijtafel: „Stalin deinst altijd voor grote proble men terugtengevolge van zijn be perkte blik en een tekort aan scheppende fantasie”. Een angstige voorzichtigheid, zegt Trotzki, brengt hem er toe zich zo mogelijk op twee ankers vast te leggen. Dit over de twijfels die Stalin had om tot opstand over te gaan. In een uitvoerig aanhangsel tenslotte behandelt Trotzki kwesties als „Socialisme in één land”, zijn eigen opvattingen over de „perma nente revolutie” en „officiële legenden”. Met een opsomming van partijen en poli tieke groepen plus biografische aanteke ningen is gestreefd naar optimale volle digheid. Speurders naar historische pro cessen hebben geen aanmoediging nodig bij de richtingaanwijzer „Trotzki”. Dank zij uitgever Van Gennep hoeven ze nu ook niet meer bibliotheken of antiquaria ten af te lopen. van de wetenschappelijke onderzoe ker die in zijn laboratorium nieuw leven wil creëren. In die ironische wetenschappelijke triomf wil hij zijn nederlaag maskeren. Eenzaamheid, levensangst, frus traties en doodsverlangen, diezelfde thema’s keren bij *t Hart voortdu rend terug. De roman sluit nauw aan bij de eerste twee, Stenen voor een ransuil en Ik had en wapenbroe der, die in dezelfde tijd zijn geschre ven. Een vlucht regenwulpen is overtuigender, door het suggestieve gebruik van beelden (de vlucht re genwulpen bijvoorbeeld, die over komt op het moment dat zijn moe der sterft) en de ontwikkeling naar de openlijke autobiografie. Maarten ’t Hart schrijft niet bijzonder „mooi”, hij streeft naar een onopval lende, natuurlijke stijl, zegt hij me, maar het is oprecht en zonder over maat van zelfbeklag. Waarom hij dan toch zijn baan niet opzegt? „Ik ben bang om me te veel te isoleren. Als ik mijn werk niet had zou ik niets hebben om over te schrijven, ik zou me opsluiten in mijn kamer en niets beleven. Een' soort claustrofobisch geschrijf krijg je dan". Beleef je dan zoveel op je werk? „Jawel hoor, door ’t onderzoek dat je doet, door de contacten met stu denten, en vooral op de congressen. Congressen zijn een bron van inspi ratie voor me. Er heerst daar een heel speciale sfeer, van opgewon denheid, wedijver, die heel stimule rend werkt. Elk congres levert me wel iets op om over te schrijven. Ach, en ’t valt erg mee hoor, die volledige dagtaak”. Omdat je naast je werk ook nog zoveel publiceert, word je vaak be ticht van ijdelheid en geldzucht. „Dat is onzin, ’t kan niet om het geld gaan, want ’t gaat toch allemaal naar de belasting. En ijdelheid, nee, dat geloof ik niet, want door veel te schrijven word je niet beroemd. Je kunt veel beter slechts een paar boe ken geschreven hebben. Mensen verwijten het je eerder dan dat ze er bewondering voor hebben. Het komt eigenlijk alleen maar door de voortdurende druk van redacties, ze willen graag artikelen hebben, en ’t ligt niet in mijn aard om nee te zeggen. En ik vind het natuurlijk I leuk om boeken toegestuurd te krij- I gen die ik graag lezen wil. En redac- I ties, die zijn dan blij en blijven maar boeken sturen”. Je kunt toch boeken weigeren, die je niet bespreken wilt? „Ik recenseer eigenlijk niet graag recente Nederlandse literatuur, van mensen die in dezelfde tijd leven, met wie je overeenkomsten hebt, ik ben bang om het dan te vergelijken met wat ik zelf doe. Het liefst be- In het eerste deel van zijn Geschiedenis analyseert Trotzki de februarirevolutie die uitliep op een greep naar de macht door de gegoede burgerij (bourgeoisie). Angst voor anarchie, zegt de schrijver, maakte dat de volksmassa de macht toen uit handen gaf. Beeldend en zeer gede tailleerd is in het hoofdstuk De Bolsjewi- ki en Lenin de reactie van de eerste leider der Sovjet-Unie op de gang van zaken na febfuari Lenin, begin april in Petro grad aangekomen, hield er zijn befaam de rede, door veel bolsjewiekenleiders, gekritiseerd, maar door Trotzki om schreven als „vervuld van onfeilbaar de Leo Bronstein, was tijdens de omver werping van het totaal verrotte tsarenre gime in Rusland na Lenin de tweede man van de bolsjewieken. Deze (meerder- heids)groepering tegenover de mensje wieken (minderheid) binnen de Russi sche Sociaal-Democratische Partij greep in oktober 1917 de macht nadat in febru ari van dat jaar de tsaar was verjaagd en Alexander Kerenski een republikeinse regering had gevormd. Trotzki was na de machtsgreep de grote organisator ge weest van het Rode Leger. Zo groot was zijn onfhankelijkheid destijds als opper bevelhebber in de burgeroorlog tegen de „Witten”, dat Lenin als hoofd van de Bolsjewistische Partij en van de Sovjet- regering hem „een blanco vel papier gaf waarop hij met zijn handtekening elk bevel, elke opdracht bekrachtigde die’ Trotzki verkoos er op te schrijven.” Maar ook was Trotzki leider geweest van de mislukte eerste revolutie in 1905. Tijdens de oktoberrevolutie twaalf jaar later was hij de uitvoerder van de plan nen onder het politieke leiderschap van Lenin die toen zelf was ondergedoken. Zijn latere doodsvijand, volgens velen ook degene die Trotzki heeft laten ver moorden, Josef Stalin, schreef in die dagen nog in het partijblad Pravda: „met zekerheid kan verklaard worden dat de partij het snelle over ga an van het garni zoen naar de zijde van de Sovjet en de doortastende uitvoering van het werk van het militaire revolutiecomité voorna melijk en in de allereerste plaats te dan ken heeft aan kameraad Trotzki”. Het lijkt onnodig daarbij aan te tekenen dat door de systematische herziening van het verleden van de communistische partij in Rusland dit standpunt in een wollige, ondoorzichtige mist is verdwenen. Trotz ki zelf omschrijft dit proces in eerste instantie als „politieke rui”. 1 Voor alle duidelijkheid kan nog wor den aangevuld dat na Lenins overlijden in 1924 niet Trotzki zijn opvolger werd, maar Stalin. De revolutie liet zijn kinde- N massa-instinct”. Deel twee gaat diep in op de periode tussen beide revoluties: de samenzweringen, belasteringen, politie ke intriges. En nog steeds bloedt het land leeg door de wereldoorlog. Een maat schappelijke hooibroei, met gevoel voor treffende details door Trotzki getypeerd. Hoogtepunt in het slotgedeelte is na spreek ik „klassieken”, zoals de Spectrum-serie, schrijvers als Dic kens en Defoe. Ik ben nogal onstui mig en partijdig in mijn oordeel, wat Aad Nuis in de Haagse Post doet, zo voorzichtig, dat kan ik niet, ik kan niet objectief en rechtvaardig over boeken schrijven. Een literair crite rium, dat heb ik eigenlijk niet. Het is meestal simpelweg: of het boek me gegrepen heeft. Het hangt af van de sfeer die een schrijver weet op te roepen, of de verwantschap die je voelt met een auteur. Ik kan dat eigenlijk alleen maar aan concrete voorbeelden illustreren. Vestdijk, Faulkner en Conrad zijn mijn schrijvers, ze ontroeren me. Maar dat is allemaal subjectief, emotio neel, ik zou ’t niet op een verstande lijke manier kunnen aangeven waarom ze me ontroeren. Een stilis tisch groot auteur als Nabokov ont roert me niet, ik vind hem steriel, bedacht, te verstandelijk”. Om van de verhalen en beschouwingen van Bob den Uyl naar waarde te genieten dient men - bij voorkeur - een paar van zijn meningen en vooroor delen te delen b.v. dat je herinneringen aan je kin derjaren voor je dient te houden, dat wedstrijd sport waar men er „voort durend op uit is de tegen stander een loer te draai en” fnuikend voor het ka rakter zal zijn en dat men met het toenemen van de jaren in bezadigdheid zal en wil groeien. der vreemd voor iemand als Den Uyl die zich wat blijft verbazen over de be krompenheden en onbe grijpelijkheden van zijn medemensen, die met mo toren over de Veluwe cros sen, ons land mooi vinden en tegen alle beter weten in blijven beweren dat op het slagveld van Verdun niets meer kan groeien. Den Uyl is daarbij overi gens nooit een belerende moralist, hij vindt zichzelf niet veel beter, hoogop wat beter uitgeslapen en wat meer bewust van alle rela tiviteit van alle bestaan. Een saaie visie? Niet nood zakelijk voor een lezer die gevoelig is voor de wat tra ge en droge humor van Den Uyl, die tijdens een redevoering waarin W. F. Hermans de Belgen de he mel in prijst, opmerkt dat alleen koning Boudewijn wat verlegen naar de grond zit te kijken, „ken nelijk had hij nog nooit gehoord dat België zo’n fijn land was”. Ook niet saai wanneer je achter Den Uyls laconieke be schrijvingen van honger tochten en zwarthandela- Wie zijn meningen niet erg deelt (of zich niet graag laat provoceren) zal, denk ik, wel eens geïrriteerd ra ken door wat erg gezapig verlopende beschouwin gen en door het gebrek aan werkelijk ingrijpende of opwindende gebeurtenis sen in de wereld die Den Uyl beschrijft. De meest opvallende gebeurtenis is het aanraken van de bor sten van juffrouw Nellie op de kleuterschool en over dergelijke jeugdher inneringen kun je volgens Den Uyl in feite beter zwij gen. Intussen zwijgt hij er niet over. Zijn vertellust en belangstelling voor men sen zijn sterker dan de leer en hij zal zelf de eerste zijn om zijn leerstellingen te re lativeren. Op de achterflap van Den Uyls recente verza melbundel Vreemde ver schijnselen staat opge- somd waarover allemaal in het boek geschreven wordt. Ik doe een greep: een wandeltocht over de Veluwe, onuitroeibare misverstanden, de slagvel den van Verdun, de plat heid van ons land en de grijsheid van de tegen woordige tijd. Vaak korte beschouwinkjes waarbij de verschijnselen nauwe lijks bizar zijn, maar eer- Verschillende van Den Uyls verhalen en schetsen zijn eerder in tijdschriften en kranten verschenen. Een paar ervan had ik al gelezen en enige vallen bij herlezen niet mee: zijn eer der vermelde beschou wing over Verdun en in verband daarmee de on- uitroeibaarheid van het menselijk misverstand vond ik de tweede keer minder leuk; zijn verhaal over een traploos hotel in Groningen waar hij tegen wil en dank twee bedden beslaapt is tegen herlezing meer dan bestand: de tweede keer heb je de voorpret extra! Als je aan Den Uyl be gint weet je al na een paar pagina’s wat voor man je voor je hebt. Daar is hij - of althans de verteller - erg duidelijk over. Als je je aan zijn opinies niet stoort zul je met erg veel plezier doorlezen; als je er wat moeite mee hebt dan is misschien nog maar de helft leuk, maar ik ver moed dat Den Uyl daar wel tevreden mee is, als je er maar niet teveel over zeurt. JAN VAN LUXEMBURG ’t Harts laatste boek, Een vlucht regenwulpen, geeft net als veel van het vorige werk, een problematische relatie met vrouwen te zien. De hoofdpersoon, Maarten, is erg ge bonden aan zijn moeder en slaagt er (daardoor, wordt gesuggereerd) niet in een relatie aan te gaan met een van de drie vrouwen, Martha, Marij ke en Adrienne, tot wie hij zich achtereenvolgens aangetrokken voelt. Maarten past niet in de man nenwereld, maar voor de gevoelswe reld van vrouwen is hij bang. Zijn onontkoombaar besluit is het afzien van leven, niet door zelfmoord, maar door het totale isolement, dat „Geschiedenis der Russische Revolutie" (drie delen) van Leo Trotzki; vertaald door dr. J. Valkhoff. Uitgegeven door Van Gennep, Am sterdam. Prijs: ƒ75. ren toch een moralist die daar niet luid over uitpakt. Ik vind de verhalen van Den Uyl die naar vroeger teruggrijpen b.v. naar zijn tijd als musicus, naar zijn oorlogservaringen toch wel het boeiendst. In een aantal schetsen over eigen tijd is hij soms wat erg uitgeslapen en een enkele keer - zoals wanneer hij over Nederlanders in het buitenland praat - vervalt hij wel wat tot borrelkout. Maar het is Den Uyl toe vertrouwd om de lezer dui delijk te zeggen dat hij zelf ook maar een Nederlander is. Kort daarop er restte nog een aan zienlijk deel van de 1462 bladzijden lange revolutiegeschiedenis te lezen een an der bericht: de houweel waarmee Trotzki werd vermoord is verdwenen uit het mu seum van de politieschool in Mexico- stad. Het moordwerktuig is, zo werd er bij gezegd, waarschijnlijk drie jaar gele den al „gestolen vanwege zijn grote histo rische waarde”. Opnieuw toeval? Wat wij toeval noemen is een toevluchtsoord van de onwetendheid, zegt in dat geval een diepe denker als Spinoza. Laat het in elk geval dan maar een bijzondere samen loop van omstandigheden zijn. „Geschie denis der Russische Revolutie”. Een oe verloos beschreven historisch onder werp. Maar wat wordt die wereldschok kende periode springlevend en heel spe ciaal gekleurd door de visie erop van een van de hoofdrolspelers. Trotzki was een begaafd schrijver, dat blijkt uit zijn wijze van rangschikken, zijfi bondige samen vattingen, zijn spitse ironie. In enkele zinnen weet hij de kern aan te boren: „De mensen houden noch van revolutie, noch van oorlogen. Het verschil is echter dat in een oorlog de dwang de beslissende rol vervult, terwijl er in een revolutie geen dwang is, afgezien van dwang der om standigheden.” Het boekwerk werd in 1932 door Trotzki voltooid. Dr. J. Valk hoff vertaalde het vier jaar later in het Nederlands voor uitgeverij Querido in Amsterdam. Nu, 42 jaar later, is het oorspronkelijk vijfdelige werk opnieuw verschenen, bij de Amsterdamse uitge ver en boekverkoper Van Gennep. Na het weglaten van de illustraties bleven er nog drie stevige banden over, aangevuld met het vertaalde voorwoord uit de Ame rikaanse uitgave van Max Eastman. Leo Trotzki, zijn werkelijke naam luid- „Vreemde verschijnselen’’ door Bob den Uyl; uitg Queri do, prijs ƒ22,50.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 17