Maarten’t Hart t
eigen ervaringen toetsen
Als je maar niet zeurt
over werk Bob den Uyl
Trotzki begaafd beschrijver
van Russische geschiedenis
„Aan literatuur kun je je
1
■UH
■I
99
door Diny Schouten
Veellezer
.TOEVALLIGHEDEN’ TIJDENS HET LEZEN
Feminisme
Vrouwenhaat
J
Analyse
Vlucht regenwulpen
6
17
YC
19 7 8
NOVEMBER
VRIJDAG 24
o van
DOpt
Het is
las-
ielin-
n kado-
bel
n ten-
jndere
a kado.
lijk
Kr
1
I» 11
n
'A AN DAM
I
JACOB LOOSJES
Nicolaas
sg 29 en
ren
s avonds
icember I
Een vlucht regenwulpen lijkt de best verkochte roman van dit najaar
te worden. De bioloog Maarten ’t Hart is daarmee nu niet alleen de
meest belezen, maar ook de meest gelezen schrijver-essayist van dit
moment. De 33-jarige 't Hart, die binnenkort promoveert in de biologie,
staat niet alleen bekend als een „veellezer”, maar tevens als een
„veelschrijver”. Desondanks heeft hij naast dit werk een volledige
dagtaak op de universiteit van Leiden. Dat laatste vertelt hij heel rustig,
alsof het niets verbazingwekkends betreft. Hij maakt een ontspannen
indruk, en zegt dat hij blij is dat zijn dissertatie af is: „Het geeft
natuurlijk wel fricties, ik zou graag al mijn tijd aan het schrijven
besteden".-
Dit lijkt niet toevallig: onder het lezen
van Trotzki’s „Geschiedenis der Russi
sche revolutie” meldt de radio-nieuws-
dienst dat Ramon Mercader, moorde
naar van Trotzki, op 65-jarige leeftijd is
overleden aan kanker. Met een houweel
had hij op 20 augustus 1940 in Mexico,
vermomd als Jacques Mornard of Frank
Jacson de schedel gekliefd van de ver
bannen Russische bolsjewistenleider.
Eén dag later was Lenins vroegere adju
dant dood.
ren gaan: in 1929 werd Leon Trotzki het
land uitgezet. In Turkije, wachtend op
politiek asiel elders, begon zijn zwerf
tocht als banneling over de wereld.
Trotzki’s revolutieverhaal begint na
een bondig historisch overzicht met de
Eerste Wereldoorlog „in wezen een striid
den die daarover gaan, alleen de
19e-eeuwse auteur Jeremias Got-
thelf schrijft er goed over, en Boris
Pasternak, met Dr. Zjivago. Je ge
bruikt literatuur om je eigen erva
ringen te toetsen. Sommige mensen
lezen daarom over psychologie, Eric
Berne bijvoorbeeld over de spelle
tjes die mensen met elkaar spelen.
Ik kom veel verder met een roman,
waarin je je veel meer kunt identifi
ceren”.
Maarten ’t Hart is het tot mijn
verbazing onmiddellijk met me eens
als ik zeg dat die identificatie met
literatuur vóór vrouwen moeilijker
is dan voor mannen, omdat het
beeld dat mannelijke auteurs van
vrouwen geven, vaak nogal eenzij
dig is: óf ze zijn verpersoonlijkingen
van zuiverheid (zoals in ’t Harts ei
gen werk), óf ze zijn symbool voor al
het kwaad van deze wereld (bijvoor
beeld in het werk van Hugo Claus).
Maarten ’t Hart was de enige man,
die dergelijke stellingen van' de fe
ministes Hannes Meinkema en An
dreas Burnier bestreed. „Ik ben niet
geneigd mijn standpunten in discus
sies te verharden”, verklaart hij, „ik
denk eerder mee met degene met
wie ik discussieer, vandaar dat dis
cussies in kranten niet zoveel ople
veren. Inderdaad is er voor vrouwen
waarschijnlijk niet zo’n boek als Ka
rakter.
om de wereldheerschappij”. Hij typeert
de corruptie, de militaire janboel en
prent voorgoed het getal van de 15 mil
joen Russen in het geheugen van de lezer
die als kanonnenvoer in dienst werden
opgeroepen. Jawel, de volledige bevol
king van Nederland op dit moment, plus
één miljoen: mensen die de kazernes
vulden, rondhingen, elkaar op de tenen
trapten, elkaar verbitterden, vloekten.
En verder: „Reusachtige vermogens ont
stonden uit het bloedbad. De nachtkroe
gen waren boordevol met helden van het
achterland, legale deserteurs en andere
dergelijke achtenswaardige lieden, te
oud voor het front, maar nog jong genoeg
voor de vreugden des levens. Een gouden
regen stroomde onafgebroken neer. De
society hield handen en zakken op, de
aristocratische dames namen de rokken
op, allen waden door het bloedbad, ban
kiers, intendanten, industriëlen, hofda
mes, frontgeneraals, radicale advocaten,
doorluchtige femelaars van beiderlei
kunne, allen haastten zich zoveel moge
lijk bijeen te stelen en te verbrassen, uit
angst dat de milde regen zou kunnen
ophouden, en allen wezen de smadelijke
gedachten aan een voortijdige vrede ver
ontwaardigd van de hand.”
Na de publikatie van Maarten
't Harts eerste twee romans,
Stenen voor een ransuil (1971)
en Ik had een wapenbroeder
(1973), geloofde zijn uitgever,
De Arbeiderspers, niet zo erg
meer in een „doorbraak” voor
zijn boeken, maar gaf toch nog,
met enige aarzeling, de verha
lenbundel Het vrome volk (1974)
uit. Die verhalen, over zijn gere
formeerde jeugd in Maassluis,
trokken wel de aandacht. Maar
ten t Hart, die tot dan het half-
pseudoniem Martin Hart ge
bruikte, kreeg er de Multatuli-
prijs 1975 voor.
Aandacht trok hij ook door zijn
studie Ratten (Wetenschappelij
ke Uitgeverij, 1973) en door zijn
vele publikaties over literatuur,
feminisme, diergedrag en mu
ziek. Zijn essays zijn verzameld
in De kritische afstand („agres
sieve aantekeningen over mens
en dier”) en in De som van
misverstanden („over het lezen
van boeken”). Na Het vrome
volk verschenen nog Mammoet
op zondag (verhalen, 1977) en
Laatste zomernacht (novelle,
ook van 1977). De roman Een
vlucht regenwulpen verscheen
dit najaar.
een heel speculatieve verklaring,
met mensen kun je geen experimen
ten doen, je kunt de culturele factor
niet uitschakelen”.
Maarten ’t Hart heeft veel geschre
ven over (en tegen) het feminisme:
„Ik ben erin geïnteresseerd geraakt
door vriendinnen en studentes die
ermee bezig waren. Ik ben me erin
gaan verdiepen. Maar er is een om
mezwaai gekomen, waardoor ik het
niet langer volgen kon. Eerst was
het streven naar gelijkwaardigheid
er, en dat was terecht. De nadruk op
het anders-zijn van vrouwen, dat ze
gevoeliger zouden zijn, die is later
gekomen, en dat kan ik slecht vol
gen. Misschien is het een natuurlijke
ontwikkeling, die je ook kunt con
stateren bij de emancipatie van de
negers in de Verenigde Staten. Eerst
ging het alleen maar om gelijke
rechten, daarna werden de eigen
unieke waarden hoog opgehemeld.
Zoals Hannemieke Postma (Hannes
Meinkema) nu schrijft, zo puur fe
ministisch, daar stel ik me helemaal
niets bij voor.
Vrouwen zijn minder expansief
dan mannen, ik heb de indruk dat zij
zich ook gemakkelijker, zo laten ma
ken. Ik ben altijd in alles tegenge-
„Ja, inderdaad is er sprake van
een zekere vrouwenhaat in Een
vlucht regenwulpen, een soort ran
cune. Verliefd zijn, dat is een groots
soort van gevoel, en vrouwen zou
den dat moeten accepteren, maar ze
lachen je alleen maar uit. Ik werd
vroeger altijd afgewezen, ik kon
nooit een vriendinnetje krijgen, ze
vonden me een saaie dooie diender.
De hoofdpersoon uit Een vlucht re
genwulpen is niet in staat tot een
diepere verstandhouding, hij durft
geen risico’s te lopen. Het is ook
griezelig om iemand op wie je ver
liefd bent, te leren kennen. Dat is
meestal een aantasting van je verhe
ven gevoelens, doordat de persoon
in kwestie ook maar een gewoon
iemand is. Hevig verliefd worden op
een uiterlijk, op een manier van
glimlachen of lopen, zonder dat die
persoon is ingevuld, ja, dat is na
tuurlijk wel onrechtvaardig. Maar
die haat, die zit er nog steeds, van
vroeger”.
M. 't Hart staat bekend als „veelle
zer”. Elke dag zo’n 200 bladzijden,
vertelde hij eens in een interview.
Wat „betekent” lezen voor je?
„Dat staat eigenlijk in het eerste
opstel uit De som van misverstan
den. Ik hield me staande op de HBS
door Van Schendel, en ik ging stude
ren omdat ik Bordewijks Karakter
had gelezen. Ja, en daarna als ik
niet lees word ik humeurig, het is
een soort verslaving. Zo rond je der
tigste maak je een crisis door: je
hebt wat bereikt, maar wat heb je
daar eigenlijk aan? Om dan weer
inhoud en betekenis aan het leven te
geven, daar hebben Joseph Conrad
en Proust me in gesteund. En ook in
het huwelijk, de merkwaardige ver
houding die je met elkaar krijgt, de
moeilijke kanten van het huwelijk,
je humeuren, je stemmingen, ik zou
daarover graag willen lezen. Alleen
zijn er maar weinig boeken te vin-
werkt, van huis uit: een arbeiders
milieu. Vroywen zijn daar gevoeli
ger voor. Meisjes uit mijn milieu
zullen het nooit ver brengen, ze wor
den dubbel 'tegengewerkt, doordat
ze niet aangemoedigd worden en
doordat ze zich gauwer laten af
schrikken. Hoe dat komt? Bezeten
heid van iets, dat komt bij vrouwen
minder voor. Bij mannen is de ran
ge” het aantal gradaties tussen gek
te en genialiteit groter, de wijzer
slaat verder uit. Mijn verklaring is
biologisch: het dubbele x-chromo-
soom bij vrouwen maakt de kans op
evenwichtigheid groter. Je kunt dat
zien bij vogels, waar de situatie om
gekeerd is: daar hebben de manne
tjes een dubbel x-chromosoom, en de
vrouwtjes de xy-combinatie. Het ge
volg is inderdaad dat daar de
vrouwtjes onevenwichtige eigen
schappen vertonen zoals gekte, en
dat ze eerder dood gaan. Maar het is
Waarom bleef ’t zo lang liggen?
„Ik had me zo geïdentificeerd met
de hoofdfiguur, dat het idee on
draaglijk was voor me, dat critici
smalend over hem zouden doen, ik
zou me dan op m’n eigen ziel getrapt
voelen. Het is net zoals Catherine
Earnshaw zegt over Heathcliff, in
Wuthering Heights: „He is more my
self than I am”. Daarom kon ik er
niet toe komen het boek te laten
uitgeven. Je raakt vervreemd van
een boek, zodra er kritieken over
geschreven zijn, het is dan niet meer
van jou, je hebt een stukje van jezelf
weggegeven. Er is maar één manier
om weer een stukje van jezelf terug
te krijgen, dat is: een nieuw boek te
schrijven. Mijn eerste boeken, die
staan nu mijlenver van me af.
Ik schrijf omdat ik beelden zie,
van personen, van een omgeving.
Daaruit kristalliseert zich een ver
haal. Ik schrijf maar gewoon zo wat,
ik breng geen bewuste structuur
aan, die ontstaat vanzelf. Meestal
dijt ’t uit. Onder invloed van Maar
ten Biesheuvels verhalen zijn de ver
halen voor Het vrome volk ontstaan,
ik ontdekte dat je in het korte bestek
van een verhaal ook een boel kwijt
kunt. Maar nu: ik vraag me af of ik
nog verhalen zal schrijven, of ik ’t
nog kan”.
tuurlijk de oktoberrevolutie, waarbij
Trotzki als een geniale toneelmeester de
hoofdpersonen onder de schijnwerpers
stelt en het Russische „schouwtoneel”
belicht met alle voorhanden operakleu-
ren of plotseling al het licht achterwege
laat wanneer dat voor het contrast nodig
is. Genadeloos gaat Stalin op de snijtafel:
„Stalin deinst altijd voor grote proble
men terugtengevolge van zijn be
perkte blik en een tekort aan scheppende
fantasie”. Een angstige voorzichtigheid,
zegt Trotzki, brengt hem er toe zich zo
mogelijk op twee ankers vast te leggen.
Dit over de twijfels die Stalin had om tot
opstand over te gaan. In een uitvoerig
aanhangsel tenslotte behandelt Trotzki
kwesties als „Socialisme in één land”,
zijn eigen opvattingen over de „perma
nente revolutie” en „officiële legenden”.
Met een opsomming van partijen en poli
tieke groepen plus biografische aanteke
ningen is gestreefd naar optimale volle
digheid. Speurders naar historische pro
cessen hebben geen aanmoediging nodig
bij de richtingaanwijzer „Trotzki”. Dank
zij uitgever Van Gennep hoeven ze nu
ook niet meer bibliotheken of antiquaria
ten af te lopen.
van de wetenschappelijke onderzoe
ker die in zijn laboratorium nieuw
leven wil creëren. In die ironische
wetenschappelijke triomf wil hij
zijn nederlaag maskeren.
Eenzaamheid, levensangst, frus
traties en doodsverlangen, diezelfde
thema’s keren bij *t Hart voortdu
rend terug. De roman sluit nauw
aan bij de eerste twee, Stenen voor
een ransuil en Ik had en wapenbroe
der, die in dezelfde tijd zijn geschre
ven. Een vlucht regenwulpen is
overtuigender, door het suggestieve
gebruik van beelden (de vlucht re
genwulpen bijvoorbeeld, die over
komt op het moment dat zijn moe
der sterft) en de ontwikkeling naar
de openlijke autobiografie. Maarten
’t Hart schrijft niet bijzonder
„mooi”, hij streeft naar een onopval
lende, natuurlijke stijl, zegt hij me,
maar het is oprecht en zonder over
maat van zelfbeklag.
Waarom hij dan toch zijn baan
niet opzegt? „Ik ben bang om me te
veel te isoleren. Als ik mijn werk
niet had zou ik niets hebben om over
te schrijven, ik zou me opsluiten in
mijn kamer en niets beleven. Een'
soort claustrofobisch geschrijf krijg
je dan".
Beleef je dan zoveel op je werk?
„Jawel hoor, door ’t onderzoek dat
je doet, door de contacten met stu
denten, en vooral op de congressen.
Congressen zijn een bron van inspi
ratie voor me. Er heerst daar een
heel speciale sfeer, van opgewon
denheid, wedijver, die heel stimule
rend werkt. Elk congres levert me
wel iets op om over te schrijven.
Ach, en ’t valt erg mee hoor, die
volledige dagtaak”.
Omdat je naast je werk ook nog
zoveel publiceert, word je vaak be
ticht van ijdelheid en geldzucht.
„Dat is onzin, ’t kan niet om het
geld gaan, want ’t gaat toch allemaal
naar de belasting. En ijdelheid, nee,
dat geloof ik niet, want door veel te
schrijven word je niet beroemd. Je
kunt veel beter slechts een paar boe
ken geschreven hebben. Mensen
verwijten het je eerder dan dat ze er
bewondering voor hebben. Het
komt eigenlijk alleen maar door de
voortdurende druk van redacties, ze
willen graag artikelen hebben, en ’t
ligt niet in mijn aard om nee te
zeggen. En ik vind het natuurlijk
I leuk om boeken toegestuurd te krij-
I gen die ik graag lezen wil. En redac-
I ties, die zijn dan blij en blijven maar
boeken sturen”.
Je kunt toch boeken weigeren, die
je niet bespreken wilt?
„Ik recenseer eigenlijk niet graag
recente Nederlandse literatuur, van
mensen die in dezelfde tijd leven,
met wie je overeenkomsten hebt, ik
ben bang om het dan te vergelijken
met wat ik zelf doe. Het liefst be-
In het eerste deel van zijn Geschiedenis
analyseert Trotzki de februarirevolutie
die uitliep op een greep naar de macht
door de gegoede burgerij (bourgeoisie).
Angst voor anarchie, zegt de schrijver,
maakte dat de volksmassa de macht toen
uit handen gaf. Beeldend en zeer gede
tailleerd is in het hoofdstuk De Bolsjewi-
ki en Lenin de reactie van de eerste leider
der Sovjet-Unie op de gang van zaken na
febfuari Lenin, begin april in Petro
grad aangekomen, hield er zijn befaam
de rede, door veel bolsjewiekenleiders,
gekritiseerd, maar door Trotzki om
schreven als „vervuld van onfeilbaar
de Leo Bronstein, was tijdens de omver
werping van het totaal verrotte tsarenre
gime in Rusland na Lenin de tweede man
van de bolsjewieken. Deze (meerder-
heids)groepering tegenover de mensje
wieken (minderheid) binnen de Russi
sche Sociaal-Democratische Partij greep
in oktober 1917 de macht nadat in febru
ari van dat jaar de tsaar was verjaagd en
Alexander Kerenski een republikeinse
regering had gevormd. Trotzki was na de
machtsgreep de grote organisator ge
weest van het Rode Leger. Zo groot was
zijn onfhankelijkheid destijds als opper
bevelhebber in de burgeroorlog tegen de
„Witten”, dat Lenin als hoofd van de
Bolsjewistische Partij en van de Sovjet-
regering hem „een blanco vel papier gaf
waarop hij met zijn handtekening elk
bevel, elke opdracht bekrachtigde die’
Trotzki verkoos er op te schrijven.”
Maar ook was Trotzki leider geweest
van de mislukte eerste revolutie in 1905.
Tijdens de oktoberrevolutie twaalf jaar
later was hij de uitvoerder van de plan
nen onder het politieke leiderschap van
Lenin die toen zelf was ondergedoken.
Zijn latere doodsvijand, volgens velen
ook degene die Trotzki heeft laten ver
moorden, Josef Stalin, schreef in die
dagen nog in het partijblad Pravda: „met
zekerheid kan verklaard worden dat de
partij het snelle over ga an van het garni
zoen naar de zijde van de Sovjet en de
doortastende uitvoering van het werk
van het militaire revolutiecomité voorna
melijk en in de allereerste plaats te dan
ken heeft aan kameraad Trotzki”. Het
lijkt onnodig daarbij aan te tekenen dat
door de systematische herziening van het
verleden van de communistische partij
in Rusland dit standpunt in een wollige,
ondoorzichtige mist is verdwenen. Trotz
ki zelf omschrijft dit proces in eerste
instantie als „politieke rui”.
1 Voor alle duidelijkheid kan nog wor
den aangevuld dat na Lenins overlijden
in 1924 niet Trotzki zijn opvolger werd,
maar Stalin. De revolutie liet zijn kinde- N massa-instinct”. Deel twee gaat diep in
op de periode tussen beide revoluties: de
samenzweringen, belasteringen, politie
ke intriges. En nog steeds bloedt het land
leeg door de wereldoorlog. Een maat
schappelijke hooibroei, met gevoel voor
treffende details door Trotzki getypeerd.
Hoogtepunt in het slotgedeelte is na
spreek ik „klassieken”, zoals de
Spectrum-serie, schrijvers als Dic
kens en Defoe. Ik ben nogal onstui
mig en partijdig in mijn oordeel, wat
Aad Nuis in de Haagse Post doet, zo
voorzichtig, dat kan ik niet, ik kan
niet objectief en rechtvaardig over
boeken schrijven. Een literair crite
rium, dat heb ik eigenlijk niet. Het is
meestal simpelweg: of het boek me
gegrepen heeft. Het hangt af van de
sfeer die een schrijver weet op te
roepen, of de verwantschap die je
voelt met een auteur. Ik kan dat
eigenlijk alleen maar aan concrete
voorbeelden illustreren. Vestdijk,
Faulkner en Conrad zijn mijn
schrijvers, ze ontroeren me. Maar
dat is allemaal subjectief, emotio
neel, ik zou ’t niet op een verstande
lijke manier kunnen aangeven
waarom ze me ontroeren. Een stilis
tisch groot auteur als Nabokov ont
roert me niet, ik vind hem steriel,
bedacht, te verstandelijk”.
Om van de verhalen en
beschouwingen van Bob
den Uyl naar waarde te
genieten dient men - bij
voorkeur - een paar van
zijn meningen en vooroor
delen te delen b.v. dat je
herinneringen aan je kin
derjaren voor je dient te
houden, dat wedstrijd
sport waar men er „voort
durend op uit is de tegen
stander een loer te draai
en” fnuikend voor het ka
rakter zal zijn en dat men
met het toenemen van de
jaren in bezadigdheid zal
en wil groeien.
der vreemd voor iemand
als Den Uyl die zich wat
blijft verbazen over de be
krompenheden en onbe
grijpelijkheden van zijn
medemensen, die met mo
toren over de Veluwe cros
sen, ons land mooi vinden
en tegen alle beter weten
in blijven beweren dat op
het slagveld van Verdun
niets meer kan groeien.
Den Uyl is daarbij overi
gens nooit een belerende
moralist, hij vindt zichzelf
niet veel beter, hoogop wat
beter uitgeslapen en wat
meer bewust van alle rela
tiviteit van alle bestaan.
Een saaie visie? Niet nood
zakelijk voor een lezer die
gevoelig is voor de wat tra
ge en droge humor van
Den Uyl, die tijdens een
redevoering waarin W. F.
Hermans de Belgen de he
mel in prijst, opmerkt dat
alleen koning Boudewijn
wat verlegen naar de
grond zit te kijken, „ken
nelijk had hij nog nooit
gehoord dat België zo’n
fijn land was”. Ook niet
saai wanneer je achter
Den Uyls laconieke be
schrijvingen van honger
tochten en zwarthandela-
Wie zijn meningen niet
erg deelt (of zich niet graag
laat provoceren) zal, denk
ik, wel eens geïrriteerd ra
ken door wat erg gezapig
verlopende beschouwin
gen en door het gebrek aan
werkelijk ingrijpende of
opwindende gebeurtenis
sen in de wereld die Den
Uyl beschrijft. De meest
opvallende gebeurtenis is
het aanraken van de bor
sten van juffrouw Nellie
op de kleuterschool en
over dergelijke jeugdher
inneringen kun je volgens
Den Uyl in feite beter zwij
gen.
Intussen zwijgt hij er
niet over. Zijn vertellust en
belangstelling voor men
sen zijn sterker dan de leer
en hij zal zelf de eerste zijn
om zijn leerstellingen te re
lativeren.
Op de achterflap van
Den Uyls recente verza
melbundel Vreemde ver
schijnselen staat opge-
somd waarover allemaal
in het boek geschreven
wordt. Ik doe een greep:
een wandeltocht over de
Veluwe, onuitroeibare
misverstanden, de slagvel
den van Verdun, de plat
heid van ons land en de
grijsheid van de tegen
woordige tijd. Vaak korte
beschouwinkjes waarbij
de verschijnselen nauwe
lijks bizar zijn, maar eer-
Verschillende van Den
Uyls verhalen en schetsen
zijn eerder in tijdschriften
en kranten verschenen.
Een paar ervan had ik al
gelezen en enige vallen bij
herlezen niet mee: zijn eer
der vermelde beschou
wing over Verdun en in
verband daarmee de on-
uitroeibaarheid van het
menselijk misverstand
vond ik de tweede keer
minder leuk; zijn verhaal
over een traploos hotel in
Groningen waar hij tegen
wil en dank twee bedden
beslaapt is tegen herlezing
meer dan bestand: de
tweede keer heb je de
voorpret extra!
Als je aan Den Uyl be
gint weet je al na een paar
pagina’s wat voor man je
voor je hebt. Daar is hij - of
althans de verteller - erg
duidelijk over. Als je je
aan zijn opinies niet stoort
zul je met erg veel plezier
doorlezen; als je er wat
moeite mee hebt dan is
misschien nog maar de
helft leuk, maar ik ver
moed dat Den Uyl daar
wel tevreden mee is, als je
er maar niet teveel over
zeurt.
JAN VAN LUXEMBURG
’t Harts laatste boek, Een vlucht
regenwulpen, geeft net als veel van
het vorige werk, een problematische
relatie met vrouwen te zien. De
hoofdpersoon, Maarten, is erg ge
bonden aan zijn moeder en slaagt er
(daardoor, wordt gesuggereerd) niet
in een relatie aan te gaan met een
van de drie vrouwen, Martha, Marij
ke en Adrienne, tot wie hij zich
achtereenvolgens aangetrokken
voelt. Maarten past niet in de man
nenwereld, maar voor de gevoelswe
reld van vrouwen is hij bang. Zijn
onontkoombaar besluit is het afzien
van leven, niet door zelfmoord,
maar door het totale isolement, dat
„Geschiedenis der Russische Revolutie" (drie
delen) van Leo Trotzki; vertaald door dr. J.
Valkhoff. Uitgegeven door Van Gennep, Am
sterdam. Prijs: ƒ75.
ren toch een moralist die
daar niet luid over uitpakt.
Ik vind de verhalen van
Den Uyl die naar vroeger
teruggrijpen b.v. naar zijn
tijd als musicus, naar zijn
oorlogservaringen toch
wel het boeiendst. In een
aantal schetsen over eigen
tijd is hij soms wat erg
uitgeslapen en een enkele
keer - zoals wanneer hij
over Nederlanders in het
buitenland praat - vervalt
hij wel wat tot borrelkout.
Maar het is Den Uyl toe
vertrouwd om de lezer dui
delijk te zeggen dat hij zelf
ook maar een Nederlander
is.
Kort daarop er restte nog een aan
zienlijk deel van de 1462 bladzijden lange
revolutiegeschiedenis te lezen een an
der bericht: de houweel waarmee Trotzki
werd vermoord is verdwenen uit het mu
seum van de politieschool in Mexico-
stad. Het moordwerktuig is, zo werd er
bij gezegd, waarschijnlijk drie jaar gele
den al „gestolen vanwege zijn grote histo
rische waarde”. Opnieuw toeval? Wat wij
toeval noemen is een toevluchtsoord van
de onwetendheid, zegt in dat geval een
diepe denker als Spinoza. Laat het in elk
geval dan maar een bijzondere samen
loop van omstandigheden zijn. „Geschie
denis der Russische Revolutie”. Een oe
verloos beschreven historisch onder
werp. Maar wat wordt die wereldschok
kende periode springlevend en heel spe
ciaal gekleurd door de visie erop van een
van de hoofdrolspelers. Trotzki was een
begaafd schrijver, dat blijkt uit zijn wijze
van rangschikken, zijfi bondige samen
vattingen, zijn spitse ironie. In enkele
zinnen weet hij de kern aan te boren: „De
mensen houden noch van revolutie, noch
van oorlogen. Het verschil is echter dat in
een oorlog de dwang de beslissende rol
vervult, terwijl er in een revolutie geen
dwang is, afgezien van dwang der om
standigheden.” Het boekwerk werd in
1932 door Trotzki voltooid. Dr. J. Valk
hoff vertaalde het vier jaar later in het
Nederlands voor uitgeverij Querido in
Amsterdam. Nu, 42 jaar later, is het
oorspronkelijk vijfdelige werk opnieuw
verschenen, bij de Amsterdamse uitge
ver en boekverkoper Van Gennep. Na
het weglaten van de illustraties bleven er
nog drie stevige banden over, aangevuld
met het vertaalde voorwoord uit de Ame
rikaanse uitgave van Max Eastman.
Leo Trotzki, zijn werkelijke naam luid-
„Vreemde verschijnselen’’
door Bob den Uyl; uitg Queri
do, prijs ƒ22,50.