rn J r ia Vl« 1 fey' O Hans Kresse leest nooit strips: zonde van de tijd" ti NIEUWELINGEN EN INTERESSANTE HERDRUKKEN 'H .«3 L i I 925 f ij E r 51-25 a £1 door Margot Waegemaekers Vidocq door Wim Arends Dit was de eerste, ietwat stugge kennismaking met Hans G. Kresse, één van Nederlands bekendste striptekenaars. Van de thans in West-Brabant woonachtige striptekenaar is in bijna ieder Nederlands gezin wel een boek te vinden. Mocht de naam Hans Kresse u niets zeggen, Eric de Noorman beslist wel, of anders klinken de namen Matho Tonga, Zorro, Alain d'Arcy of Vidocq wel bekend in de oren. Hij is de tekenaar en/of schrijver van deze verhalen. „Ja, niet Kresse. Hoe komt u aan mijn adres? Waar wilt u over spreken? Over stripverhalen? Nou, daar weet ik niets van, maar als u dan toch wilt komen dan maar morgen om twee uur.” 24 - I Balloonstrip Indianen Hans Kresse neemt al meteen zelf de leiding van het gesprek. „Je wilt natuurlijk weten hoe ik begonnen ben? Ja, want dat vraagt namelijk iedereen. Nou, ik begon met het schrijven èn tekenen van strips toen ik bij de verkenners zat. Ik was padvinder en strips vond ik gewoon verschrikkelijk leuk en ik wilde striptekenaar worden. Tijdens de oorlog heb ik in de Toonder-studio’s gewerkt. Ook tekenfilms en zo, maar dat was helemaal niet belangrijk. Het was meer een mooie dekmantel. Naderhand ben ik wel verder gegaan met strips. Toonder was een groot liefhebber van Atlantis. Hij wilde een strip hebben die hierom draaide met als hoofdfiguur Atlantide. Ik zag dat eigenlijk helemaal niet zo zitten, maar heb er toch wel een paar strips over gemaakt. Een cadeautje dat al jaren lang een hoge plaats inneemt op verlanglijstjes, niet alleen van kinderen, maar ook van ouderen, is het stripboek. De herfst van 1978 brengt een stortvloed van nieuwe uitgaven waaronder herdrukken van zeer oude en niet meer verkrijgbare verhalen, nieuwe delen uit een bestaande serie en ook enkele nieuwelingen die het gigantische striparsenaal nog eens doen uitbreiden. Door het enorme aanbod is het onmogelijk alle nieuw verschenen albums op te nemen. Hieronder een selectie die toch enige indicatie geeft van wat er zoal voor nieuws op de stripmarkt te verkrijgen is. wji l*r /W*1 Eric is eigenlijk /'z :S •f een brave jongen Een lawine van strips Baard en Kale Lucky Luke (Verschenen bij Uitgeverij Oberon en Dargaud-Oberoni Luitenant Blueberry Duuyve Dabbert Donald Duck tekst zie ik als een mini-feuilleton. Als dat in een krant verschijnt is het voor de lezer ook een stuk gemakkelijker tot de volgende dag te onhouden dan drie van die kleine pestwolkjes waar een beetje tekst in staat. Het is me dan ook een raadsel hoe sommige mensen dat tot de volgende dag kunnen ont houden, laat staan tot de volgende hebben me zelfs eens verteld dat Eric onderwerp van gesprek is geweest in de loge van de Haagse vrijmetselarij. Voor mij bleef Eric toch een gok. Je weet immers nooit of het al dan niet aanslaat. In de verhalen vond ik zelf de bijfiguren altijd het belangrijkste. Eric was voor mij de kapstok waar ik alles aan op kon hangen. Toch zijn er 67 Eric’s (zo’n 5000 strips) verschenen. En weet je wat nu nog het mooiste is? Eric was eigenlijk helemaal geen Noorman! Noormannen zijn rovers, bruten, onbeschoft en Eric daarente gen was een hele brave jongen. Een nieuweling aan het strip front is de verwaande geleerde Leonardo, die zijn onnozele leer ling als proefkonijn gebruikt bij zijn werkelijk geniale uitvinden. Het tweede deel uit de nieuwe Sjors en Sjimmie serie, getiteld „De brokkenmakers” roept de sfeer van vroegere Sjorsboeken op. Een prima prestatie van de 26- „Sammy lijfwachtverhalen” is alweer het elfde deel uit de Sam- my-serie, humoristische verhalen die zich afspelen in de gangsterwe- reld van het Chicago uit de jaren dertig, achtervolgingen, schietpar tijen en een flinke dosis humor. De katamarom is een grappig, buitenaards wezentje, dat in het hand, terwijl hij tussen de bedrij ven door scenario’s schreef voor „De Baard en de Kale”, „Bram Jager” en „Jess Long". nieuwe deel „De Katamarom gaat op stap" het dorpje Hazelaarsbeek op stelten zet. Dan zijn er als laatste nog twee nieuwelingen te melden: Papyrus, een stoer jong Egyptenaartje en Dokter Zwitser. Vooral de laatste valt op door de leuke, frisse pente- Kleine Haiwatha Rakker Dombo Tom Poes Bloedig spoor en de man uit het duister ih Midden-Amerika Het dodenmeer De Titanen Lij f wachtverhalen De duivel met engelenhaar De verdwenen mummie Middernacht Ford T Fortissimo keningetjes, die wat doen denken aan de stijl van Franquin (Guust en Robbedoes). Een verdienstelijk debuut van Dokter Zwitser. Om het geheel wat overzichtelijk te maken volgt hier een lijst van de genoemde, en ook andere nieuwe uitgaven, compleet met prijs: Voor de jongere generatie strip lezers is er een aantal verhalen uit het weekblad Donald Duck in boekvorm verschenen. Allereerst natuurlijk Donald Duck zelf waar van een serie prachtige verhalen uit de vijftiger jaren werd her drukt. Het zijn stuk voor stuk meesterwerkjes van de, bij strip- kenners befaamde, tekenaar Carl Barks. Barks was de man die Duckstad ontwierp en daarin een aantal van haar meest prominente inwoners plaatste, zoals Oom Da- gobert, Guus Geluk en Willy Wor tel. Dan hebben we het kleine indi aantje Hiawatha, die zo graag een groot jager wil zijn, het ondeugen de hondje Rakker en Dombo, het vliegende olifantje. Tom Poes beleeft samen met Jess Long Baard en Kale Paul Panter Yoko Tsuno Sammy Archie Cash Papyrus Dokter Zwitser Bram Jager Mr. Kweeniewa en geniale Olivier De blauwbloezen De katamarom Sophie Isabel Jaap kr Vj f 5.25 J 5.25 J 5.25 f 5.25 J 5,25 J 5,25 J 5.25 I 5,50 I 5.50 I 5,50 I 5,50 J 5,25 J 5.50 J 5,50 J 5,50 J 5.50 J 5,50 J 5.50 J 5,95 5.50 J 5.25 I 5,50 J 5.25 .1 5,50 .1 5,50 J 5,50 J 5.50 I 6,50 f 5.25 .1 5,25 5,25 J 5,50 .1 5.50 5.50 J 5,50 5.25 J 5,25 J 5,25 I 5,25 5.50 J 5,25 5,50 I 5.25 5.25 Eric was een tekststrip. Je weet wel een paar tekeningetjes met het ver haal eronder. Ik maak veel liever tekst- dan balloonstrips (balloon tekstwolkje dat uit de mond van de stripfiguur komt). Dat ligt niet alleen aan het feit dat ik graag schrijf, maar de tekst onder de tekening biedt ook veel meer mogelijkheden. Zo’n stukje Van Dargaud-Oberon komt de nieuwe Blueberry. „Angel Face" is voorlopig het laatste deel van de grandioze Blueberry-serie, die als een geweldige kleurenfilm aan het oog voorbijtrekt. De serie van achttien albums is nu herdrukt en speciaal voor de verzamelaar, ook in hard cover. „Ja, dat krijg je dan”, vertelt Kresse verder, „Je werkt lekker aan een ver haal, er komt een nieuwe hoofdredac teur met een ander beleid en je kunt stoppen en met een ander verhaal beginnen. Zo was dat ook met Zorro. Er werd voorgesteld dat ik een ver haal zou maken over een stel woon wagenkinderen. Maar daar vond ik niets aan. Toen vroeg die hoofdredac teur, die zelf een liefhebber van de Franse tijd was, of ik een verhaal wilde maken over Vidocq. Hij leefde in de tijd van de pluche stoelen en de veldwachters met pluizi ge snorren. Nu ben ik ook weer bezig met een verhaal van Vidocq. De valse heelmeester De poort naar oost als kangoeroe als muzikant vaart er wel bij Het is zo fijn een hond te zijn Het vliegende olifantje en de paspoort en de krakers no. 2 Angel Face Pinkie is niet te verslaan Het geheim van oom Robert (Monique) Het meesterwerk Onthutsende onthullingen De zingende draad De vleugels van de vampier Het hol van de vampier no. 1 Alle hens aan dek is een genie De brokkenmakers Het complot De helleschuit De geest van Wah-kee De vale schepper Detective-verhalen no. 1 De familie Achterop Blueberry Tina Topstrip Tina Topstrip Franka Olivier Blunder Lucky Luke Tangy en Laverdure Flippie Flink De leukste Amerikanen Leonardo Sjors en Sjimmie Lowietje Roodbaard Jonathan Gartland Ravian Kuifje „special" Rip Kirby „zijn” Ollie B. Bommel fantasti sche avonturen in twee nieuwe deeltjes. Het tekenwerk is erg goed, zoals we gewend zijn van de Toonder-studio’s. Douwe Dabbert van tekenaar Piet Wijn (bekend van o.a. Aram, koning Hollewijn, Holle Pinkel en Frank, de vliegende Hollander) is een vreemd kabouterachtig baas je, dat met zijn toverknapzak de wereld door trekt en daarbij pro beert misstanden uit de weg te ruimen. Uit het weekblad Margriet komt de familie Achterop van tekenaar Richard (Dik) Browne (van de be kende krantenstrip Hagar de ver schrikkelijke). Al deze verhalen verschenen bij uitgeverij Oberon. Van een zelfde kaliber het twee de deel van „Jonathan Gartland”, een ruige harde western, getekend door M. Blanc-Dumont. Een' derde verhaal uit het wilde westen betreft het zoveelste deel, uit de succesvolle Lucky Luke-se- rie. „De zilveren draad” is zoals gewoonlijk weer een kostelijk boek waarin nog gezonde humor schuilt. Als vervolg op „De vleugels van de vampier”, nu „Het hol van de vampier”, een compleet avontuur van de Franse luchtmachtpiloten Tangy en Laverdure, die ditmaal „De vampier”, een misdadigersor- ganisatie, moeten bestrijden. Tan gy en Laverdure werd getekend door Jije, de man die alles tekenen kan. Flippie Flink, het slome soldaa tje. De korte grappen in het nieu we Flippie-album zijn dermate zouteloos, dat het beter „Flippie Flauw” had kunnen heten. In het eerste deel van deze realis tische western, lijkt de hoofdper soon nog erg op de toen populaire filmheld Jean-Paul Belmondo, maar later wordt het gezicht rui ger en ontwikkelt zich duidelijk een eigen karakter. De tekenaar Giraud (1938) begon als 16-jarige te tekenen aan een western, erg geïnspireerd door Franquin, de te kenaar van Robbedoes en Guust, en door Morris, die Lucky Luke tekende. Later was Giraud leerling bij de beroemde tekenaar Gilliain (Jije) en werkte met hem aan de strip Jerry Spring, die Jije toen voor het weekblad Robbedoes maakte. Hierna ontwierp Giraud zijn eigen cowboyheld „Blueber ry”, die in het Franse stripweek- blad „Pilote" verscheen en een groot succes werd. Wat opvalt als je de strips van Hans Kresse op een rijtje legt, is dat een groot aantal in zwart/wit is uitge voerd. „Kijk hier heb je weer zo iemand die iets achter mijn werk zoekt. Ik bedoel er helemaal niets mee. Ik zie de strips wel veel liever in zwart/wit maar het is gewoon toevallig dat het zo is. Ik bepaal dat niet. Als ze inge kleurd worden doe ik dat ook niet zelf. Weet je welke strips ik wèl in kleur? Dat zijn mijn indianenverha len (uitgegeven in Nederland, België, Zweden, Denemarken, Ijsland, Duits land, Frankrijk, Portugal en Canada). Ik ben gek op geschiedenis en voor al op de geschiedenis van de indianen. Dit heeft mij al van jongsaf geboeid, het is mijn grootste liefhebberij. De indiaan is altijd al slecht gebracht. Een indiaan is immers een wilde. Maar wat is dat nou voor onzin. Wat is een wilde? Er is eens gezegd: „Er is een volk uitgeroeid dat duizend maal zo goed is als het onze”, en ik ben het daar volkomen mee eens. Ik wil een geschiedkundig verslag maken over de indianen dat gaat tot en met Woun ded Knee. Maar als ik in dit tempo doorga, moet ik minstens driehon derd jaar oud worden. De geschiedenis in het algemeen heeft me altijd enorm geboeid, ik ben er gek op. Ik ben nu al jaren bezig met de reizen van Odysseus. Daar wil ik een verhandeling over maken. Schrijven vind ik leuk, eigenlijk veel leuker dan tekenen. Na al die Toen heb ik zelf een strip bedacht over een viking. Leif had ik hem ge noemd. Maar toen ik hem aan Toon der liet zien haalde hij er een streep door. Leif veranderde in Eric, Eric de Noorman. Ik heb toen de gegevens over Atlantis gecombineerd met mijn eigen ideeën. De eerste vijf verhalen van Eric de Noorman gingen dan ook over Atlantis. En toen maakte ik een grote fout. In het deel „Schipbreuke lingen in Rome” liet ik Eric een enor me sprong in het verleden maken. Je kunt natuurlijk een stripfiguur geen tweehonderd jaar laten worden. Daarom heb ik ook de herdruk van dat boek verboden. Ik heb overigens nooit het idee gehad dat Eric zo’n succes zou worden. Nog minder dat de strip voor het grootste gedeelte door ouderen gelezen werd, want het is nooit mijn bedoeling geweest een strip voor volwassenen te maken. Ze jarige, in Haarlem geboren teke naar Robert van der Kroft. Vooral kinderen zullen smullen van dit boek, zoals hun ouders dit vroeger van de Piët-verhalen deden. Een opvallende verschijning is de nogal dikke herdruk van een Rip Kirby-verhaal uit 1946. Eigen lijk zijn het een aantal kortere ver halen die echter in elkaar overlo pen. De tekenaar Alex Raymond, die in 1956 bij een verkeersongeluk om het leven kwam, is een van de bekendste striptekenaars. Zijn prachtige stijl van tekenen resul teerde eerder in de SF-strip Flash Gordon. Het in zwart-wit uitge voerde Rip Kirby-album is een be geerd object voor stripverzame- laars, wat blijkt uit de snelheid waarmee de vaak grote hoeveelhe den over de toonbank glijden. Stripverhalen met een vrouwe lijke hoofdpersoon zijn over het algemeen vrij dun gezaaid, maar hier zijn dan toch weer zes nieuw verschenen deeltjes. Uit het weekblad Tina afkomstig Pinkie, die zich als nieuweling op de kostschool moet waarmaken en het daar niet gemakkelijk mee heeft. Eveneens uit de Tina het verhaal van Monique en het ge heim van oom Robert. Een ander pittig dametje is Franka, een soe pel sexy vrouwtje, dat ditmaal op zoek is naar een vermist schilderij. Het decor bestaat uit diverse plek ken in Nederland en de aandacht die hieraan is besteed geeft het verhaal een extra dimensie. (Uitge verij Oberon). Uitgeverij Dupuis, de werkgever van Guust, kwam met nieuwe afle veringen uit de avonturen van Sophie en van Isabel. Yoko Tsuno, de vrouwelijke elektro-technische ingenieur in deze science-fiction- strip, doorklieft het heelal in een ruimteschip en komt in dit achtste deel uit de serie tegenover de Tita nen te staan, een soort reuzekre- kels, die een hoge technische be schaving hebben bereikt. Tenslotte nog enkele nieuwe, bij Dupuis verschenen albums. „Bloe dig spoor” en „De man in het duis ter” zijn de titels van het derde deel uit de Jess Long-serie. Vooral het tweede deel is erg spannend, waarbij Jess Long, agent bij de FBI, en zijn collega Sullivan jacht maken op een krankzinnige ont voerder. De serie herdrukken, op de markt gebracht onder de naam „reeks jeugdzonden”, kent nu zijn vijfde deel, een tweetal verhalen Een ingenieus ingenieur De blauwen in de puree gaat op stap en de vier seizoenen De hekserij van oom Hermes vliegt eruit de zee in (Verschenen bij Uitgeverij Dupuis) J’S jaren begin je er wel eens genoeg van te krijgen. Maar het allerleukste van een verhaal is wel de research. Als de strips getekend zijn en het is een bal loonstrip is het ook nog moeilijk om een goede dialoog te vinden. Deze moet passen; de essentie mag niet verloren gaan en het moet natuurlijk levendig zijn. Opvallend is dat als ik nu terugkijk naar mijn vorige strips, ik vaak niet achter de tekeningen sta, maar wel altijd achter de tekst. Ik vind ook van mezelf dat ik eigenlijk helemaal niet zo goed teken. Mijn dochter, ja die kan tekenen. Hier kijk maar eens”, en hij geeft een paar schilderijtjes met fijne kinderfiguurtjes erop. Zijn antwoord op de vraag wat zijn favoriete striptekenaars zijn is niet zoals je zou verwachten. „Ik lees nooit strips.” Ik vind ze geen van alle boeiend, ik vind het zelfs zonde van mijn tijd. Natuurlijk heb ik wel een stel stripboeken maar mijn kinderen weten je er beslist meer over te vertellen dan ik. Ik snap ook niets van strips en nog minder van die stripfanaten. Die men sen worden helemaal dol als ze tot de ontdekking komen dat er nog een eerste druk van bijvoorbeeld een Eric in de handel is. Ze betalen dan ook grif zo’n honderd gulden voor een oud, vies lellerig blaadje. Maar ja, het is een hobby. van De Baard en de Kale, die in 1950 in het weekblad Robbedoes werden gepubliceerd. Het boek is ook al zo’n kwart eeuw geleden verschenen, toen met een andere voorplaat. Stripverzamelaars, die de oude uitgave nooit te pakken hebben kunnen krijgen, zullen met dit werkje erg blij zijn, en terecht want het is de moeite waard. Het voorlaatste deel uit de „reeks jeugdzonden” bevat een grandioos verhaal van Paul Panter, „Het do denmeer”. De onlangs bij een au- to-ongeluk om het leven gekomen schrijver/tekenaar Max Tillieux (1922) begon zijn carrière in 1944 bij het weekblad Bimbo. Vanaf 1948 maakte hij verhalen voor „Heroic Albums”, een Belgisch blaadje, waarbij veel grote stripte kenaars zijn begonnen. In 1955 be gon hij aan het verhaal „Paul Pan ter" voor het blad „Sprint” (een bijlage van Robbedoes). Ook de figuur „Guus Slim” kwam van zijn i week. Ik zou het meteen al vergeten zijn! Ik ben ook meer voor een tekst strip omdat je op die manier beter een bepaalde sfeer kunt oproepen. Toch hebben balloons wel een voordeel. Je kunt de figuren beter laten acteren en de lezer kan ze op de voet volgen. Ik heb er dan ook erg veel gemaakt.” Een bekende balloonstrip 'yan hem was Zorro, die echter maar kort ver schenen is. Deze werd opgevolgd door de nog bekendere Vidocq. xyu a V'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 25