5 RUUD LUBBERS VERWIERF ALS MINISTER VEEL RESPECT ■K3 Stormachtige debatten in Engeland Franse tegenhanger sra tjas K*rk p? bf’ï 1 Mt VI 15 DINSDAG 1 2 DECEMBER 19 7 8 BINNEN- EN BUITENLAND r tas ras! (Van onze parlementsredactie) DEN HAAG. Men kan niet zeggen dat de nieuwe fractielei der van het CDA - de politieke leider van de grootste regering spartij en dus buiten het kabinet de machtigste politicus van Ne derland - een geheel onbespro ken figuur is. Nog geen jaar gele den werd Ruud Lubbers serieus de vraag gesteld of hij niet dien de af te treden als (kersvers) Ka merlid. Begin maart van dit jaar werd immers in de pers onthuld dat Lubbers in de jaren ’74 tot en met ’76 zijn ministerschap had gecombineerd met de portefeuil le van een zakenman. Via allerlei transacties genoot hij een belas tingvoordeel van zes ton. Ge schrokken door de golf van pu bliciteit, zegde Lubbers gehaast toe het voordeel alsnog naar de fiscus terug te zullen brengen. De zaak ebde weg. se 34,01 32,01 60,51 76,5# 40,50 30,00 595,00 47,00 56,00 45,00 40,60 45,50 135,50 34,20 38,® 126,00 52,20 34,70 5,50 55,50 145,50 61,50 98,50 180,00 53,50 51,00 124,00 45,50 28,10 69,50 56,00 88,00 50.00 32,00 119,00 84,00 54,50 50,60 171,50 32,00 75,00 114,00 49,50 51.50 37,00 38,20 275,00 n elets ■Hf*- ■I Nieuwe CDA-fractieleider geen onbesproken figuur it'. fonds» enoteer Verliest Charles troon met roomse aanstaande? «SS» De volgorde van de gebeurtenissen is als volgt. Verleden week donderdag was prins Charles de gast van de Vereniging van Buitenlandse Correspondenten op een lunch in het Savoy-hotel in Londen. LONDEN. Gedurende het weekein de is in Engeland een storm opgestoken over de vraag of kroonprins Charles met een katholieke vrouw zou kunnen trou wen zonder zijn rechten op de troon te verliezen. De vraag is pikant, omdat al geruime tijd geruchten de ronde doen dat hij, zowel als zijn moeder, koningin Elizabeth, een goedkeurend oog hebben laten vallen op de rooms-katholieke prinses Marie-Astrid van Luxemburg. De kwestie lijkt door een samenloop van omstandigheden, al of niet toevallig, een stroomversnelling te hebben bereikt. Tijdens de lunch, die anderhalf uur duurde, hield prins Charles een luchthar tige toespraak en gaf daarna de gelegen heid voor het stellen van vragen op zichzelf een onverwacht gebaar dat door de aanwezige journalisten dan ook op prijs werd gesteld. Het was met enige verwondering dat de correspondenten prins Charles, in antwoord op een zeer algemeen gestelde vraag over zijn rol in het Britse koninkrijk, hoorden uitweiden (Van onze redacteur in Engeland, Henk Leffelaar) Twee dagen later hield het omstreden Ierse conservatieve en protestantse la gerhuislid Enoch Powell een verrassende toespraak in zijn kiesdistrict, waarin hij stelde dat een huwelijk van het lid van de koninklijke familie met een rooms-ka- tholiek het einde zou kunnen betekenen van het Britse koninkrijk. Powell’s toe spraak, die niet los gezien kan worden van zijn politieke positie, wekte de woede op van andere lagerhuisleden. Zij stelden dat Powell zich bemoeide met zaken waar hij niets mee te maken had, dat hij op een onbehoorlijke manier was doorgedrongen tot particuliere aan gelegenheden van het hof. Zelfs het Vati- caan reageerde op Powell’s uiteenzetting met een ongebruikelijke verklaring van een niet nader genoemde functionaris, die Powell’s toespraak „totale nonsens” noemde. ilMG 25 .EM >4532 ■claim, aten. 4.00 4.70 BO 60 50 00 00 00 50 00 30 10 00 00 00 00 00 00 10 40 00 00 00 00 Lubbers heeft een duidelijke regel maat gevolgd met het maatschappelijk in opspraak komen. In maart 1974 reed hij in Den Haag - zelf achter het stuur van een ministersauto - een paaltje omver na een bezoek aan een receptie. Precies twee jaar later - in maart 1976 - werd hij in de Tweede Kamer door de WD’er Van Aardenne beschuldigd van „ver strengeling van functies” in de zaak-Bre- derode. En weer precies twee jaar daar na - in maart 1978 - kwam de zaak van zijn belastingvoordeel boven water. Ook in politiek opzicht is Lubbers een omstreden figuur geweest. Hij komt uit een ondernemersfamilie, die als zeer so ciaal bekend stond. Toen Lubbers begin 1973 werd gepolst voor de post van minis ter van Economische Zaken (hij was toen pas 33 jaar oud), was van hem niet meer bekend dan dat hij in kleine kring werd gezien als een „tamelijk vooruitstrevend georiënteerd ondernemer”. Hij genoot in geheel andere kleine kring ook bekend heid door zijn rol bij de CAO-onderhan- delingen voor de grootmetaal. Hij was daarbij de man op de achter grond - direct achter FME-topman Prins. In die rol maakte hij kennis met bijvoor beeld Arie Groenevelt. De jonge onder nemer Lubbers maakte op deze vak bondsman kennelijk geen slechte indruk, want toen Den Uyl aan het eind van de formatie ’73 bij Groenevelt te rade ging, gaf deze Lubbers zelfs een aanbeveling. FNV-voorzitter Wim Kok (één jaar ouder dan Lubbers) zei over hem in 1974: „Als er dan toch een ondernemer moet zitten over het delicate vraagstuk van een hu welijk van een lid van het koninklijk huis met een rooms-katholieke partner. De prins zei, ter illustratie van de be perkingen van zijn rol in de monarchie, dat hij volgens de bestaande wetten niet met een rooms-katholieke vrouw zou kunnen trouwen omdat hij dan zowel juridisch als politiek uitgerangeerd zou zijn. Hij had ook niet de minste behoefte om daarvoor een martelaar te worden. Maar, voegde hij daaraan toe, ik ben in de eerste plaats een christen en het is niet uitgesloten dat er in de toekomst andere regels zullen komen. De indruk bij het gezelschap journalis ten was dat prins Charles zich buiten de beperking van de anglikaanse kerk wilde opstellen en zich niet alleen in de eerste plaats als een anglikaan zag, lid van de moederkerk van Engeland waarvan de Britse monarch nominaal het hoofd is, maar als een christen die de oecumeni sche gedachte is toegedaan. Al tijdens zijn schooltijd hield Lubbers van opschieten. Hij doorliep het gymna- sium-bèta in Nijmegen en ging in 1957 in Rotterdam economie studeren. Na vier en een half jaar deed hij zijn doctoraal- sexamen. De functionaris zei ook dat het Britse hof gebonden was aan wetten die uit een ander tijdperk dateerden, en hij was van mening dat deze wetten gewijzigd dien den te worden om een huwelijk met een rooms-katholiek mogelijk te maken. De ze opmerkingen uit het Vaticaan zijn des te opmerkelijker, omdat prins Charles nog niet zo lang geleden, naar aanleiding van het huwelijk van prins Michael van Kent met een rooms-katholieke Oosten rijkse barones, het Vaticaan berispte dat het geen medewerking had willen verle nen omdat prins Michael geen document wilde ondertekenen waarbij hij verklaar de dat zijn kinderen in het rooms-katho lieke geloof zouden worden opgevoed. Er is geen bewijs dat Enoch Powell in zijn toespraak reageerde op wat prins Charles ten overstaan van de buitenland se verslaggevers had gezegd, maar weini gen zijn daarvan niet volledig overtuigd. Inmiddels heeft een verslaggever van het weekblad The Observer de Britten voor gehouden dat wanneer prins Charles dan inderdaad geen rooms-katholiek tot echt genote kan nemen, hij in ieder geval wel kan trouwen met een heiden, een hindoe of een boeddhist. Hoewel hij aanvankelijk de weten schap in wilde, koos hij - mede in ver band met de dood van zijn vader - voor het ondernemerschap. In het bedrijf zet te hij de sociale koers van zijn vader voort. Enkele gegevens in de privé-sfeer: getrouwd, vader van twee zonen en een dochter. Zijn vrouw over hem: „Een fi guur om nooit ruzie mee te krijgen. Ik geloof dat je al de vier de banden van zijn auto en zijn jas aan repen moet snijden om hem echt kwaad te krijgen. Eerder wordt hij verdrietig. In de geest van: mensen, begrijp het dan toch eindelijk eens, het is allemaal zo logisch. Ja, je kunt lang over hem heenlopen, maar plotseling is het uit. Dan zie je hem spierwit worden, hij bergt zijn papieren in zijn tas en vertrekt. Dan is er ook niets meer dat hem kan tegenhouden”. In het kabinet-Den Uyl konden ze daar later van meepraten. Lubbers kreeg al snel een zekere naam door zijn tuinwan delingen rond het Catshuis, niet nadat de deur met een forse klap was dichtgesla gen. Zijn vrouw: „Die boosheid, die kan hij ook wel spelen”. Toen Lubbers pas minister was, heer ste de verwachting dat Den Uyl zich actief zou gaan bezighouden met Lub bers’ portefeuille. De ploegleider had van nature al enige aanleg om zich bij geen van de vijftien ministers erg op de ach tergrond te houden, maar voor Economi 163,00 131,00 300.00 421,1 4,1 Tekenend voor zijn hoge ambitie is de anecdote dat hij na afloop van dat exa men zijn familie tegemoet trad met een sombere duim omlaag. Maar juist toen de familieleden geschrokken dachten dat hij was gezakt, deelde Ruud mee dat hij alleen maar somber was over het feit dat hij niet cum laude geslaagd zou zijn. Een vergissing overigens. Hij slaagde wel met het erepredikaat en met een zeldzaam mooie cijferlijst, met o.a. twee tienen voor de hoofdvakken. Zijn leermeester, prof. Lamberts - bij wie Lubbers in de hoofdvakken economische orde en eco nomische organisatie de tienen haalde - zei later over zijn student: „Een heel intelligente vent met de opvallende com binatie van zowel praktische- als analyti sche intelligentie”. witje AGBLAD 111,1 42,1 152,1 1,1 149,1 42; 6; 85,1 20,5 49,i no; 332 53,1 48,5 68,5 27,f 54.1 129,0 103,2 86,1 32,1 101,0 65,1 119,0 irterinu ,00 !,00 1,40 ,11 1,00 :,60 ,30 1,10 1,50 ,40 ,00 ,00 ,50 i,00 ,40 ,50 ,50 ,20 ,00 ,50 ,00 ,40 ,50 nische iten ersen. or dit en euvel s aan. ,00 ,00 ,20 ,00 ,00 ,50 ,50 ,00 ,50 ,30 ,60 ,60 ,20 ,50 ,20 .70 ,00 ,00 ,00 ,50 .00 ,00 .50 .70 ,00 ,00 00 00 op economische zaken, dan liever Lub bers dan een andere”. In eigen werkgeverskring werd de toe treding tot het centrum-linkse kabinet- Den Uyl echter wel als een soort verraad gezien, hoewel de topmannen uit die re gio dat nooit met zoveel woorden hebben uitgesproken. De toenmalige voorzitter van de christelijke werkgevers, Van Bo ven: „Ik kan me niet voorstellen dat de regeringsbesluiten allemaal stroken met zijn eigen denkbeelden”. In politiek opzicht kwam Lubbers uit de lucht vallen. Zo zeer zelfs, dat KVP- fractieleider Andriessen, die uit hoofde van zijn functie kandidaat-ministers moest zoeken, tot vlak voor zijn eerste telefoontje nog nooit van de man had gehoord. Maar Lubbers had aanbevelin gen vanuit eigen kring en ook van daar buiten, met name van de PPR. De achter grond van deze - nu wat vreemd klinken de - ruggesteun was dat Lubbers in 1967 behoorde tot de groep KVP-radicalen, waaruit de kern van de latere PPR zou ontstaan. Eind februari 1968 besloot hij niet te breken met de KVP en wat dat betreft een andere lijn te volgen als overige kem-radicalen als Aarden, Van Doom en Jurgens. In een vergadering verdedig de hij zijn besluit met het argument dat hij niet in splinterpartijen geloofde en dat hij als PPR-lid niet meer in werkge verskring zou kunnen functioneren. Hoe onbekend Lubbers ook bij An driessen geweest moge zijn, het is over dreven te zeggen dat hij tot mei 1973 zich alleen had beziggehouden met het fami liebedrijf Hollandia in Krimpen aan de IJssel, waar hij na de dood van zijn vader in 1963 samen met zijn broer Rob de directiezetel deelde. Hij was o.a. be stuurslid van de FME (metaalwerkge- vers) en van de protestant-christelijke werkgevers. Hij was daarnaast lid van de programmaraad van de KRO en KVP-lid van de Rijnmondraad. promotie in Amsterdam van een zekere meneer Willems op een proefschrift „ARPH kunstfilosofische onderzoekin gen” verklaarde een lid van de promotie commissie, prof. Brouwer: Ik heb van dit proefschrift niets begrepen, maar er wel verschillende keren om moeten lachen”. Het komt mij voor - om in academische taal te blijven - dat woordgebruik en begrippen in een proefschrift als dit een onuitputtelijke bron voor de heren Koot en Bie moeten zijn.) De „typische” zucht tot in-spreken van de Nederlander (het eeuwige zich met de ander bemoeien) vindt zijn tegenpool bij de achterdochtige Italianen, waar een ieder voortdurend zijn uiterste best doet niets met de ander te maken te hebben en zich er uitkletsend, van een ontzagwek kende (en grammaticaal brandschone) vocabulaire bedient die op zich al het bescheuren waard is. Humor in Italië beperkt zich ook tot anecdotes over de verschillen die de ene volksgroep van de andere scheidt. (In de trant van de ro- mein-die-de-Milanees-die-de-Siciliaan in een vliegende sneeuwstorm op de Alpen ontmoet en wat doet dan ieder om het vege lijf te redden). Het is niet nieuw te zeggen dat de Nederlandse humor het meest verwant is aan de Britse. Wat heb ik als kind niet geleden bij het beluisteren van die einde loze reeksen bescheur-shows via de BBC waarvan ik de clou nooit kon verstaan. Ik draai nu wel eens Wim Kan als er buiten landers op bezoek zijn, om me te revan cheren. Het was een informele bijeenkomst waaraan 180 buitenlandse verslagge vers deelnamen. Een voorwaarde voor de deelnemers was geweest dat zij er niet over zouden schrijven. Bij wijze van ex tra waarschuwing liet de Vereniging van Buitenlandse Correspondenten tot twee keer toe een mededeling in haar bulletins verschijnen dat de Britse ambassades in het buitenland de dagbladen zouden uit pluizen of men zich daar wel aan gehou den had. (Van onze redacteur in Frankrijk, Rudolf Bakker) PARIJS. De bescheurkalender van de heren Koot en Bie heeft een Franse tegenhanger die zijn tweede jaar is inge gaan en „De Mergpijp” („L’os a moelle”) heet. Het is een almanak vol met de grappigste invallen en grollen die het mergpijp-team heeft weten gaar te ko ken, maar bij nadere bestudering viel deze mergpijp me al gauw uit de van flauwheid slap geworden handen. Als de 100.000 exemplaren van dit op wc-papier gedrukte produkt van collec tieve ongein werkelijk de deuren van de boekhandelaren („les libraires”) uit moet vliegen, dan weten of de Fransen niet wat leuk is, of wij hebben ons altijd in de vertaling van het woord „humour” ver gist. Wie vrijwillig dan wel daartoe gedwon gen karakteristieken probeert te geven of typische eigenschappen wil aanduiden van een volk, of van zijn humor, bevindt zich op glad ijs. Alle beweringen in die richting blijven theorie en er kunnen handenvol voorbeelden worden aange dragen die het tegendeel bewijzen. In een bijlage over ons land in het Franse dag blad „Le Monde” schrijft Rudy Kous broek - de winnaar van de PC Hooftprijs: „Gesticht door een zwijgzame prins, heeft Nederland nooit leren praten”. Dat is wel humoristisch, maar in de noodzaak tot schematiseren heeft Kous broek het historisch feit over het hoofd gezien dat Willem de Zwijger een aan- spraakzame en vlotte seigneur was, en dat hij zijn bijnaam slechts ontleende aan het feit dat hij over de politiek zijn mond stijf dicht hield. Het grapje van de zwijgzame prins vind ik een gallisch grapje. Kousbroek heeft niet voor niets jaren in Parijs ge woond, terwijl hij in het dagblad „Le Monde” bekent dat hij in Nederland nog steeds niet gewend is. Het zou eerder in het satirische week blad „Le canard enchainé” hebben kun nen staan, dat bitter is als gal, kortom excelleert in zwarte humor en een bijna teutoons tandenknarsen a la Tucholsky (de Duitse auteur die zich in ’35 verhing) en dat het behoort tot ’t Nederlands van de bevrijdende lach (het zogenaamde zich bescheuren) om in wezen niets, zoals F sche Zaken had hij wel een speciale belangstelling. Tenslotte had Den Uyl in het kabinet-Cals-Vondeling (1966-1967) zelf deze portefeuille beheerd. Maar ter wijl de grenzen van het krachtenveld nog aan het verschuiven waren, werd ons land overvallen door de oliecrisis. De meest betrokken minister was die van Economische Zaken: Ruud Lubbers. Hij had de energievoorziening in zijn porte feuille. Hij doorstond de vuurproef en verwierf daarmee veel respect. Maar aan het einde van de kabinetsrit had Lubbers o.m. door genoemde affaire veel van de goodwill bij de PvdA ver speeld. Den Uyl had hem graag in het tweede kabinet-Den Uyl willen opnemen. In de lijsten die in de eindfase van de formatie-Den Uyl circuleerden stond hij hoog genoteerd als minister van Econo mische Zaken, nadat hij eerder - tegen zijn zin in - ook was genoemd als minister van Ontwikkelingssamenwerking. Toen echter de ruzie tussen CDA en PvdA eind vorig jaar in volle omvang uitbrak, koos Lubbers overduidelijk voor het CDA. Hij schreef Van Agt een keurig briefje, waarin hij stelde dat het feit dat Den Uyl hem had opgevoerd als kandidaat voor Economische Zaken moest berusten op een misverstand. „Immers, de CDA-kan- didaat voor deze portefeuille is Andries sen”. Toen na de roerige formatiefase Aan- tjes werd gekozen tot fractievoorzitter, werd Lubbers tweede man. Hij kon toen niet vermoeden dat deze - op papier tamelijk onbelangrijke functie - binnen zo korte tijd zou leiden tot het uiteindelij ke fractievoorzitterschap. Aantjes was over „zijn pupil” erg te spreken. Natuur lijk had Lubbers vier jaar lang als minis ter de sfeer van de Tweede Kamer kun nen proeven, maar Aantjes werkte hem in als volwaardig parlementariër. Niet alleen zijn taalgebruik doet den ken aan de dagen van KVP-leider Rom- me. Ook zijn partij-politieke instelling wijst op overeenkomsten. „Door mijn contacten met de vakbeweging begreep ik dat het de hoogste tijd werd dat de grootste partij in de regering kwam”, zei hij ooit in een interview. In dezelfde alinea twee tegenstellingen, die kunnen helpen bij het zoeken naar een verkla ring hoe een man, die „overtuigd” in het kabinet-Den Uyl zat, nu de politieke lei der moet worden die het CDA-WD-ka- binet in het zadel moet houden. In dat interview zei hij namelijk: „Ik sta in het centrum meer aan de linkse kant” en enkele regels verder: „Ik ben een kapita list pur sang”. Het interview besluit hij met de opmer king: „Weet je wat vroeger mijn ideaal was? In een klein oud winkeltje eigen baas zijn en alleen boeken verkopen, die ik had gelezen”. Daar zal voorlopig weinig van terecht [komen. 0,95 7,10 407,0 Wim Kan minister Van der Klaauw op roept: de nieuwe minister van buiten landse zaken, hij heeft een snor van het haar van Van Agt”). De titel „bescheurkalender” doet me eraan denken dat ik behalve in Engeland nooit mensen zich zo collectief heb zien bescheuren van het lachen als in Neder land. Een Fransman bescheurt zich nooit met andere Fransen van het lachen (al thans: ik heb dit verschijnsel nooit waar genomen). En de enig werkelijk grote humorist die het bittere Gallië heeft voortgebracht ging in 1905 al dood. Hij heette Alphonse Allais en ging door voor een meester van de Engelse humor. (Drie jongens komen een café binnen en zeg gen tegen de ober: we zijn hier gekomen om ons dood te lachen, breng drie lijkkis ten). Uit de dorre „Mergpijp” heb ik met een heel lang dun vorkje een heel dun mopje kunnen wringen: „Een pessimist is ie mand die zijn broek met een riem en met bretels omhoog houdt. Een super-pessi mist is iemand die dat allemaal nog eens aan zijn slip vastmaakt en dan zijn broek thuislaat omdat hij bang is dat hij zal afzakken”. Het lijkt op „De Lach” van voor de oorlog. „De Mergpijp” werd in 1938 als tijd schrift opgericht door een monsieur Pierre Dac. In de oorlogsjaren sprak Dac via de BBC zijn volk komisch toe en dat schijnt geholpen te hebben. Dac overleed kort geleden, maar na ’45 wilde het met De Mergpijp niet meer vlotten. Een ty pisch Dac-grapje: „Een mevrouw schreef me op klagende toon dat het bij haar thuis 35 graden in de schaduw was. Ik schreef terug: „Mevrouw, niemand ver plicht u in de schaduw te blijven zitten”. Het succes van de bescheurkalender van de heren Koot en Bie berust voor een deel op het Willem de Zwijger-syndroom. Een volk dat in zijn taal woorden en uitdrukkingen toelaat als „een probleem invullen”, „een brok melancholie” of „in spraak” mag zich om zichzelf bescheu ren. Het Frans staat sinds eeuwen als een rots in de branding en de literatuur uit de vorige eeuw is er nog even levend als die uit de 18e of de 17e eeuw. De Franse vertaling van iets als „een brok melan cholie” is dan ook praktisch onmogelijk omdat het om on-zin gaat. (Naar aanleiding van een omstreden ,De M^gPÜPl van collectieve ongein De allergrootste op het gebied van de non-sense (die de Fransen niet begrijpen, soms „zijn” ze het zelf en daarmee object van bescheuren „Le génie Francais”, „Une certaine idéé de la France”, „La France profonde”) is de Brit Beachcom- bes. Jammergenoeg zijn er weinig boe ken van hem in omloop. Even wezenloos als raak is deze door Beachcombes be dachte ingezonden brief, als parodie op wat er echt in Britse bladen verschijnt: „Dear Sir, gisterochtend stelde ik vast dat een blauwkopgorgel de dop van mijn melkfles had weggepikt. De melk in de fles was bevroren en het beestje reed op kleine schaatsjes op de melk alsmaar in het rqpd. Hoogachtend, Mrs. Emily Gif thorse”. Het kopje boven de brief luidt: „Een Vreemd Voorval”. i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 15