De eerste zestig van Cees Buddingh
Handenvol dichtbundels
Limburg in
gedichten
r
Poëziekritiek door Jack J.Brokaar
Heruitgave meesterwerk Alfred Döblin, Berlijn Alexanderplatz
Oostduitse maatschappij
door Louis Ferron
VRIJBLIJVENDE
VINKENOOG
Werkelijkheid
15
19 7 8
DECEMBER
WOENSDAG
1 3
Rouw past niet alleen Elektra, maar ook uw nederige verslaggever uit het land
der Duitse letteren. Wie gezegend is met een ijzersterk geheugen kan zich
herinneren dat ik enige tijd geleden bezwaren aantekende bij de Nederlandse
vertaling van Kleists novelle Michael Kohlhaas. Ik achtte deze vertaling verouderd
en vroeg me af of het niet de taak van een Nederlandse uitgever was een
dergelijke „classic” de eer van een meer eigentijds vertaling te gunnen. Welnu het
gevolg was een licht verwijtend schrijven van de zijde van de uitgeverij Het
Spectrum die mij aanwreef geen gewag te hebben gemaakt van de in haar reeks
klassieken opgenomen bundeling novellen van diezelfde Heinrich van Kleist. Bij
deze dan. Dit fraai uitgegeven deel bevat Kleists gezamenlijke novellen -
waaronder natuurlijk Kohlhaas - in de op het eerste oog goede vertaling van Frits
Domes en Pim Lukkenaer. leder het zijne: hulde en ootmoed.
Drie Duitsers en
hun samenleving
Becker
Thomas Brasch
i
Cees Buddingh
>■*■1.111.1.111
JACK J. BROKAAT
nun 11 ii i in
l
l
Mijn ideaal werd: kaalheid tot op ’t bot,
maar wel ’t soort bot waarmee zelfs een
barzoi een hondeleven lang wil blijven
spelen.
Toen ik deze gedichten van Buddingh,
zestig sonnetten, voor de eerste keer las,
wist ik niet wat ik er van moest maken. De
rijmen deugden niet, de klank was soms
heel welluidend, dan botsten en hotsten
alle woorden weer tegen elkaar, en was ik
even gewend aan een aardig lopend vers
dan stokte in de laatste strofe het ritme
weer als een ongelukkig lokaalspoortje.
Uit de vele dichtbundels die de laatste
tijd zijn verschenen, heb ik een lijstje
gemaakt om aan u voor te leggen in de
hoop dat dat uw keuze wat kan motive
ren.
Prachtig in de hand gehouden grappen
springen achter de woorden tevoorschijn
als je ze ’t minst verwacht. Historische
anekdotes dragen zware knevels of spre
ken gebroken Duits. Het leven scheurt
als een krant. Een bundel, vol verrassin
gen, die ook bij herlezing met tegenvalt.
ƒ17,90, uitgegeven bij Querido Amster
dam.
elke gedachte spreekt mij evenzeer aan,
maar wel dat ook voor die gedachten geldt
wat voor de vorm geldt van deze sonnet
ten, dat ze tegendraads zijn. Buddingh
neigt er toe het onbelangrijke belangrijk,
het waardeloze waardevol, en het persoon
lijke publiek te maken. Op die revolutio
naire wijze wordt hij een soort volwassen
Tollens, een vereerder van de huiselijke
haard, vrouw en kinderen, de hond, de kat,
tevredenheid en voetballen.
Het Berlijn van Döblin is voor alle tijden
het Berlijn van de republiek van Weimar.
Beter dan in welk fotoboek ook wordt hier
een beeld geschetst van een grotestads-
jungle met zijn schreeuwerige reclameleu
zen, snolletjes, danstenten, politiek ge
schreeuw en muzikaal gezwijmel. Döblin
het individu niets vermag en dat alleen
solidariteit met de medemens de kans op
een beter leven biedt. Een even idealistisch
als simpel gegeven dat echter door het
scheppend vermogen van Döblin tot méér
wordt dan een heilsgeschiedenis alleen.
Een van de kanten van Buddingh die ik
erg aardig vind, is dat hij zo bewonderen
kan. Natuurlijk weer op de bekende on
derkoelde wijze en veelal met een verwij
zing naar een van de genoemde bedreigen-
uitgave van De Boer Maritiem en de
stichting Maritiem Centrum. De tekenin
gen zijn van Arne Zuidhoek. Zesentach
tig pagina's poëzie doortrokken van de
zee, soms schor en wat vals, maar altijd
verstaanbaar.
Bij dezelfde uitgever kwam uit: „Niet
verplichte figuren”, van Jules de Leeuwe
vol diergedichten, soms in de klassieke
situaties maar toch even anders, zoals De
aap en de katten en de kikker en de zon,
in de serie „fabelen”.
Loes Nobel schreef een bundel poëzie
over Indonesië: „En kraters sloten de
ogen”, waarin herinneringen van een
jong meisje verweven met de natuur en
zo ongerept één daarmee, dat zelfs de
kraters een oogje dicht knepen in berus
ting èn vervoering. De bundel is een
poging om levend in Holland de herfst te
verzoenen met de passaat. Een uitgave
van De Beuk Amsterdam ƒ8,50.
Döblin schreef over de Duitser en zijn
plaats in de samenleving. Het is een pro
blematiek die de Duitsers tot op de dag
van vandaag bezighoudt. Ook in de inmid
dels volgens socialistische maatstaven in
gerichte Oostduitse maatschappij blijkt de
aarde nog niet zo te draaien als zij dat zou
moeten doen. Een bittere constatering
voor wie, als eens Döblin, meent dat in de
solidariteit van de arbeidende klasse de
remedie tegen alle kwalen gegeven is. Bit
ter zijn dan ook de romans van Oostduitse
auteurs die, zonder het socialisme af te
wijzen, de stand van zaken in hun land
proberen te taxeren. Wat solidariteit had
moeten zijn zien ze verworden tot kleinzie
lige bemoeizucht en verstikkende bureau
cratie, de enige vorm van solidariteit die ze
nog kunnen constateren is die van de ge
bundelde geborneerdheid.
de onderwerpen, maar wel vijftien van de
zestig gedichten zijn bedoeld voor of heb
ben regels gewijd aan mensen die hij be
wondert of betreurt.
zelf heeft gezegd dat de vorm van zijn boek
bepaald werd door de inhoud. De vorm is
dus chaotisch, zoals de tijd chaotisch was.
Maar om de chaos literair gestalte te geven
is een helderziendheid nodig waarover Dö
blin in dit boek heel duidelijk beschikte; de
helderziendheid waarmee meesterwerken
geschreven worden. Berlijn Alexander
platz is zo'n meesterwerk.
Beckers in de DDR geweigerde roman
Slapeloze dagen verscheen in een verta
ling van Gerrit Bussink bij Bruna. Eerder
waren van hem Jakob de leugenaar en De
bokser in ons land verschenen. Beide be
wezen overduidelijk het feit dat Becker
best een potje schrijven kan. In Slapeloze
Tenslotte nog een paar opmerkingen
over zijn kundigheid in die tegendraadse
techniek.
In memoriam Gerrit Achterberg
„Laatst kwam ’k het plots weer tegen, het
briefkaartje
van Eddy Hoomik (2 december ’40,
A'dam, Station): „Wij zenden allemaal,
aan Gerrit Achterberg met Sinterklaas
En zo zijn er vele. Dat wat wordt geschre
ven is niet de eindfase van wat er echt is.
Een regel als: Boven is niemand meer te
zien maar daarmee is de rust nog niet
gegeven, maakt dat direct duidelijk. Een
mooie bundel met beheerst werk van
constante kwaliteit. Uitgever Querido,
prijs 13,90.
En dan ’t adres: „Gerrit Achterberg, p/a
dr. Falies, Directeur Rijksasyls
voor Psychopaten, Balkbrug-Avereest”.
Natuurlijk heb ik meegedaan: ’k was diep
vereerd. Alleen zou ik nog zo dolgraag
weten
welk merk. Maar ’t zal wel North State
zijn geweest”.
ANNEKE VAN LUXEMBURG
Van Rein Bloem kwam uit „Part en
deel", een keuze uit zijn werk. Voor wie
het werk van Bloem kent, kan ik zeggen
dat het erg sterk is en erg de moeite
waard. Voor de niet-kenners deze regels:
„Terwijl ik de hete deur loslaat, de ijze
ren greep sta ik voor een geluid waar
geen einde aan komt” en „Ik blijf staan
aan de rand van mijn adem, als bij een
deur om zijn schreeuw te horen”. Bloem
heeft een specifiek geluid en een eigen
symboliek, vaak doordrenkt van de mid
deleeuwen, wat aan zijn poëzie die speci
fieke energie geeft. Uitgever is Athe
naeum-Polak en Van Gennep, prijs 20.-.
Wie van verhalende poëzie houdt, moet
„De Naamgeving” van Johan van der
Woude bekijken. Een verhaal dat in pezi
ge taal de liefde vermeldt in schemer
duister en bedstee van Karin en de stuur
man. Een Beuk-uitgave ƒ17,50.
Dagboekfragmenten etc. van een in
uitersten levend fantastisch mens. Een
tonicum voor de geest. Voor reislustigen
dagen doet Becker meer dan een „potje
schrijven".
juist in een staat als de zijne het recht op
individualiteit een kwestie van levensbe
houd is.
Boven ons een hemel van staal door Thomas
Brasch, uitgeverij Bruna, prijs 16,90.
het gedicht zinkt
naar de bodem van de beek
vervloeit en verdrinkt
de woorden worden week”.
Deze roman is een boek met „meerwaar
de” om het maar eens in marxistisch jar
gon uit te drukken, omdat Becker hier,
meer nog dan in zijn vorige werk, verant
woording aflegt van zijn eigen positie als
intellectueel in een boeren- en arbeiders-
staat. Het gaat hier om de leraar Simrock
die zich, oprecht socialist als hij is, niet
gelukkig voelt met zijn situatie. Hij vraagt
verlof om op een fabriek te gaan werken
en ontdekt dan dat het dagelijks socialis
me anders werkt dan hij zich zo had voor
gesteld. Hij ontdekt ook, en dat is wellicht
nog belangrijker, dat hij het recht niet
heeft diegenen te veroordelen die aan een
vlucht uit de DDR de voorkeur geven
boven het meelopen. Waar Döblin nog, om
begrijpelijke redenen, het individualisme
afwees, daar moet Becker ontdekken dat
Van een soortgelijke problematiek is
sprake in Thomas Brasch’ verhalenbundel
Boven ons een hemel van staal, eveneens
verschenen bij Bruna en alweer in een
vertaling van Gerrit Bussink. Brasch is
een exuberanter talent dan Becker, hij
vertoont dan ook minder de neiging zich
zorgen te maken over de dingen die Bec
ker bezighouden. Becker vraagt zich nog
af waar de grenzen van zijn solidariteit
behoren te liggen, bij Brasch is daar al
geen sprake meer van. Uit zijn verhalen
blijkt dat hij ook meer dan Becker met de
alledaagse werkelijkheid van het systeem
geconfronteerd is geworden wat zijn stel-
lingname aanzienlijk zal hebben verge
makkelijkt.
Brasch’ verhalenbundel is nadrukkelijk
in drie delen ingedeeld. In ieder deel komt
een sprookjesachtige parabel voor die
ogenschijnlijk niets met de werkelijkheid
heeft uit te staan maar die, als iedere
parabel, in metaforische bewoordingen
verslag doen van de gruwelijkste werke
lijkheid. De vertaling van de metaforen
leest men in de meer realistische vertellin
gen. Parabels en vertellingen bij elkaar
zijn, naar mijn smaak, literair gezien inte
ressanter dan Becker. Maar wat voor een
belang valt er aan het literaire aspect te
hechten als het er een schrijver om gaat
uitdrukking te geven aan het onbehagen
dat hij in zijn samenleving ervaart? Dat is
een zorg voor later, als de literatuur haar
functie verloren heeft.
Döblin kan men nu lezen zonder het met
zijn uitgangspunten eens te zijn omdat hij -
achteraf gezien - de ideale vorm voor zijn
onbehagen heeft gevonden. Deze constate
ring houdt een dubbelzinnige houding ten
opzichte van de literatuur in waar men
mensen als Becker en Brasch niet het
slachtoffer van mag laten worden. Zij le
ven nog en staan in directe relatie met hun
tijdgenoten. Zij wenden zich met hun
noodkreet niet tot de literatuurhistorici
maar tot ons in onze tamelijk behaaglijke
situatie en men kan ervan overtuigd zijn
dat als Döblin ml in Oost-Duitsland zou
hebben geleefd, hij zich in ideologische zin
niet veel anders dan deze jonge schrijvers
zou hebben uitgelaten. De literatuur heeft
nu eenmaal vele gezichten, even veel als de
werkelij kheid
Bij uitgeverij Corrie Zelen versche
nen vier gedichtenbundeltjes. Drie er
van als heel kleine schriftjes, preten
tieloos en niet duur. Van Simon Vin
kenoog Made in Limburg een soort
opwekking tot liefde, mystiek en
openheid in fraaie zinnen; de vrijblij
vende, niet onaardige praat van een
jongerenpredikant. Nietzeggend dus.
De dichter wordt vijftig.
Van Paul Haimon De ballade van
het verzonken land in wat dreunerige
rijmen een beschrijving van het Lim
burgse boerenland rond een dorpje
aan de Maas, zó negentiende-eeuws,
dat ik het tragische einde: een grind-
afgraving met de daarbijbehorende
industrie, bijna tragikomisch vond.
Misschien vöor de omgeving en de
belanghebbenden een goede protest
song.
In Huis van bewaring beschrijft
Koos van den Kerkhof de reacties van
een gevoelig mens op opsluiting in een
cel. De observaties zijn duidelijk en
goed te volgen. Informatief voor wie
het nooit meemaakte: de gevoelens
van angst, frustratie, kwaadheid, ver
langen, machteloosheid, protest, heel
begrijpelijk. Hoewel dit allemaal heel
adequaat is opgeschreven, staat er
geen regel poëzie in dit werkje.
Bij Editions Rqpodi n.v., Amsterdam
verscheen „Een eerste liefde” van Anne-
tje Riel, met tekeningen van Liesbeth
Stolk. Een romantische serie gedichten
waarin de eerste geliefde verwordt tot
een verre vriend of een vijand. De ge
dichten zijn wat pratend, de compositie
simpel, wat niet altijd goed betekent.
Prijs ƒ7-
Ik zou zo graag willen weten waar
over dat gedicht ging dat nu net on
grijpbaar wordt. Spijtig zowel voor de
dichter als voor ons.
ANNEKE VAN LUXEMBURG
Poëzie en cabaretteksten staan ver van
elkaar zegt men. Wie daarover wil twis
ten kan terecht bij de bundel „Dat kan
een manser betalen" van Jaap Harten.
een pakje sigaretten. Doe ook mee.
’t Zal een verrassing voor hem zijn. Hij
kan
in dat gesticht, waar hij wel roken mag,
geen sigaretten krijgen. Doe het. Eddy.
In een van de sonnetten citeert hij een
paar regels uit een sonnet van Jacques
Bloem door de eigen tekst heen en hoewel
het geluid van Bloem onmiddellijk te ho
ren is, hoor je het geluid van Buddingh als
de bas naast de altviool in een strijkkwar
tet. Een dergelijk kunstje haalt hij uit als
hij de tekst van een briefkaart van Ed.
Hoornik in sonnetvorm zet. Die tekst loopt
dan als een trein. Het commentaar van
Buddingh vervolgens verloopt weer heel
stroef in de slotregels. Ter illustratie van al
het bovenstaande zal ik dit sonnet in zijn
geheel citeren:
Van schepen en varen op zee verscheen
van Jan Noordergraaf: „Luisteren naar
schelpen, gedichten en balladen", uitge
geven bij Unieboek n.v. Bussum, een
Die bedoeling vond ik het duidelijkst
uitgedrukt in de regels, die ik boven geci
teerd heb. Alles waarvoor je een kluif
koopt, ontbreekt bij het bot, alle vlees, alle
geur is verdwenen, het is een nutteloos
wegwerpding geworden, waarmee een
hond kan spelen, maar voor een hond is
het zowat het ideale speeltuig. Hij kan zijn
tanden er op oefenen en het herinnert hem
aan de kluif. Als hij heel goed doorbijt,
vindt hij bovendien: het merg, zowat het
allerlekkerste. In deze sonnetten is de
kern: een gedachte en een onverwachte
wending, in elk gedicht aanwezig. Niet
Het huiselijk leven, dat hij „bezingt”, is
niet het negentiende-eeuwse leven van ge
zapige tevredenheid maar de huiselijke
haard als bolwerk tegen dreigingen van
binnen en van buiten: angsten, gevoelens
van eenzaamheid, ziekten, de dood en
vijandschap.
wil ik wijzen op de herziene uitgave van
„Reizend achter het heimwee”, van Wil
lem Brandt. Het terugkeren naar Indone
sië was voor hem aanleiding tot deze
prachtige bundel, die al door velen is
geprezen als een klassiek werk. Vast
staat dat de bundel, een uitgave van
Hollandia B.V., Baarn, een dozijn prach
tige gedichten bevat, vol van de geur die
in de tropen zo doodgewoon is, hebben
kenners mij verzekerd. Ik geloof ze
graag, 14,90 kost dit boek. Na Indonesië
komt bij Willem Brandt China aan de
beurt. Het zijn geen reisgedichten maar
zeer verfijnde vertalingen van 1000 jaar
oude gedichten. De vertalingen zijn zo
perfect dat veel van het origineel behou
den blijft, zodat men wel spreekt van een
bres in de Chinese muur. Deze derde
druk is met een ruim aantal nieuwe her-
dichtingen aangevuld. Hollandia Baarn
heeft er een goed verzorgde uitgave van
gemaakt. „Hart van Jade” kost 15,90.
„Belichtingstijd” een bundel van Peter
Zonderland heeft als beeldkader de foto
grafie. Een gedicht is bij hem een
momentopname van de werkelijkheid.
Tja, hoe actueel moet de vertaling van
een klassiek werk zijn? Atheneum-Polak
Van Gennep hebben het niet geringe
initiatief genomen tot heruitgave van Al
fred Döblins meesterwerk Berlijn Alexan
derplatz. Dit boek is het absolute hoogte
punt van wat het Duitse literaire expres
sionisme vermocht, al is het niet alleen om
die reden dat het boek in 1936 op de
brandstapel geraakte. Het boek is versche
nen in de in 1930 eigentijdse vertaling van
Nico Rost. Die vertaling is nogal eigenzin
nig. al heeft de auteur er persoonlijk zijn
fiat aan verleend. Niettemin leven we
thans in 1978 en kan men zich afvragen of
deze vertaling niet bij de tijd had behoren
te worden gebracht. Welnu, na tien pagi
na’s geeft men zich gewonnen, de vertaling
is een evenaring van het origineel. De sfeer
van het nu wellicht als nostalgisch ervaren
vooroorlogse Berlijn is in de vooroorlogse
taal van Rost volledig behouden gebleven.
En omdat die taal nog niet zo gek ver weg
staat van onze huidige, komt het allemaal
volstrekt authentiek over. Nu zijn we nog
in staat de idiomatische eigenaardigheden
van Rost te waarderen, al blijft het natuur
lijk de vraag of dat over dertig jaar nog het
geval zal zijn.
Berlijn Alexanderplatz is de keeltoe-
schroevende wordingsgeschiedenis van
Franz Biberkopf, een arme drommel die
het op z’n eentje probeert te rooien in het
Berlijn van vóór de machtsovername door
Hitler en kornuiten. De in wezen welme
nende Franz trapt in de ene valkuil na de
andere die het kapitalisme voor hem ge
graven heeft en hij moet eerst letterlijk
sterven voor hij tot het inzicht komt dat
Het thema van de huiselijkheid, door de
tachtigers zo nadrukkelijk bestreden,
wordt in deze gedichten door Buddingh
weer aan de orde gesteld en bovendien op
een even ontachtigeriaanse onesthetische
wijze. Niet iedereen zal deze verzen dan
ook waarderen. Het is altijd even wennen
met veranderingen en ook houdt niet iede
reen van zo ontklede vormen, van zulke
droge sherry.
Neem nu Jurek Becker. Nog niet zo
vreselijk lang geleden liet deze Oostduitse
schrijver zich tijdens een bezoek aan ons
land in positieve zin uit over de in zijn
geboorteland gevolgde cultuurpolitiek
(censuur en uitwijzing). Aan te nemen valt
dat hij dat niet uit lafheid deed, aan deze
opstelling zullen eerder tactische overwe
gingen ten grondslag hebben gelegen. In
middels echter is ook Jurek Becker, trouw
door dik en dun, aan de Oostduitse cen
suur ten slachtoffer gevallen, waarop al
spoedig zijn vertrek naar West-Duitsland
volgde.
Toch intrigeerden ze me, niet alleen
doordat ik wel gehecht ben aan dat rare
sonore geluid van Buddingh dat ook bij
die eerste lezing al omhoog kwam uit de
gedichten, maar ook omdat de sonnetvorm
een zo opzettelijke vorm is, dat er wel een
bedoeling achter die tegendraadsheid
moest zitten.
Simon Vinkenoog
De bundel Achter de hand van Rein
van de Wetering is wat groter uitgege
ven, meer als een bundeltje poëzie,
zoals we dat gewend zijn. De titel
betekent voor mij zowel dat het dich
ten beschouwd wordt als iets wat men
achter de hand heeft, als andere be
zigheden minder voor de hand liggen,
als wel de gedachtenwereld, waar
men op terug kan vallen. Om bij die
laatste betekenis te beginnen: uit de
gedichten blijkt dat de natuur voor de
dichter/ik-figuur de mogelijkheid
biedt tot éénwording en herstel en tot
identificatie met die natuur of met
elementen eruit. Een aantal gedichten
zijn beschrijvingen van kleinsteeds
heid, stedelijke elementen of moder
niteiten. Worden de eerste gedichten
gered door de sfeer, uit de laatste
blijkt dat alliteratie en klankovereen
komsten, tegenstellingen en andere
middelen niet voldoende zijn om een
beeld dwingend te maken en commu
nicabel. Wat die eerste gedichten be
treft: de natuur is gezond, wie zal het
ontkennen en ook biedt de natuur
veel moois en is vaak heilzaam, maar
waarvan moet de dichter/ ik uitrusten
en genezen? „Natuur is voor tevrede
nen en legen” sprak reeds Jacques
Bloem.
Slapeloze dagen door Jurek Becker, uitgeverij
Bruna, prijs 17,00.
Berlijn Alexanderplatz door Alfred Döblin,
uitgeverij Atheneum-Polak Van Gennep, prijs