■m
ZWARTE GETTO’S IN AMERIKAANSE STEDEN
V
e
De ogen van Ans Wortel
LI
9
fffl
9 lift
Ma
Lei
Verplichting
Politiek vuiligheid
Straflijst
Doodsbang
Vaag benul
Bis
MB
9
■2
Willard Street, een stuk stedelijke wildernis
in Washington DC. Todd woont daar, in een
vuurrood geverfd huis van drie verdiepingen.
Het centrum van zijn wereld is een uiterst
schamele, slechts met enkele bedden en een
bank gemeubileerde kamer-en-suite. Aan de
muur een in opengewerkt koper gevat portret
van John Kennedy, Martin Luther King en
Robert Kennedy; tegen de muur de grootste
maat kleurentelevisie. Op de vloer kaalgelopen
planken, met nabij de plinten nog wat resten
van de oorspronkelijke bruine verf, die aan
betere tijden herinneren, alsmede enig
betrekkelijk ongehinderd voortkruipend
ongedierte. Te midden van dit alles: mamma.
Mamma is niet Todds moeder. Zij is zijn
64-jarige overgrootmoeder; vermoeid centrum
van een familie waarvan de opbouw geleidelijk
aan is ontsnapt aan traditionele opvattingen
omtrent het gezin. Mamma had zes dochters,
die zeventien kinderen hebben, waarvan de
oudste nu twintig is en de jongste anderhalf
jaar. Todd zelf is een van de elf jongens, zoon
van een kleinkind dat zestien was toen hij ter
wereld kwam: Sue. Haar thans 16-jarige zuster
Deborah is zwanger, maar gaat voorlopig nog
wel naar school.
Marl
«riser
F"-
Vijf
Wat z
denke
richzt
tegen
ken.
De
op
ran H
ran i
meen
Oor«f
itig i
mow
senbr
de sti
Kenn
tantes
Het jongetje Todd is
eigenlijk overbodig
De titelpagina van dit speciale nummer dat gewijd is aan het
kind, is getekend door de schilderes Ans Wortel. Als zij tekent
spelen er woorden en zinnen door haar hoofd; soms zomaar wat
hersenspinsels, soms flarden poëzie, soms kreten of hoogdravende
boodschappen. Al deze woorden vormen tenslotte een tekst, die
haar gouaches en tekeningen als motief meekrijgen. Tijdens het
tekenen van deze titelplaat schreef zij op: „het wezen dat ’t grootst
is in z’n dromen en ’t hoogst is in zijn idealen en ’t meest onze hulp
behoeft en ’t diepst ons hart kan raken, het kind...”
Ans Wortel die in het stranddorp Bergen aan de Noordhollandse
kust woont, heeft een zekere vermaardheid verworven als schilde
res van kinderen. „Dat is niet helemaal juist”, zegt zij met haar wat
schorre stem en bikkelharde Noordhollandse accent. „Ik schilder
niet alleen kinderen, eigenlijk teken ik vrouwen, wezens die
kinderen voortbrengen die gewoon doorgaan de keten te vormen
die het leven is. En als ik vrouwen schilder, dan doe ik dat niet
omdat ik feministe ben of wat voor soort propagandiste, nee, ik heb
gewoon mensen nodig in mijn voorstellingen, mensen die mijn
bedoelingen in zich dragen”. „Bij vrouwen horen die kinderen,
begrijp je”.
In haar tekeningen en gouaches nemen de ogen de belangrijkste
plaats in. „In al mijn prenten moet een oog zijn, die prent moet niet
alleen bekeken kunnen worden, moet ook zelf terug kunnen kijken.
De mensen die naar mijn werk kijken, worden door datzelfde werk
aangestaard, anders zou het niet eerlijk zijn”.
Zo kijkt ook het kind van de titelpagina van deze krant u aan.
Het kind dat in zich subliem is, maar hulpeloos afhankelijk van de
ouderen die de wereld maken, waarin dit kind moet opgroeien.
Welke toekomst mag het kind verwachten in die wereld die door de
ouderen is gemaakt? Een blije speelplaats is het niet altijd.
per dag. Deze werkloosheid heeft met opleiding
nauwelijks meer te maken. Er zijn zwarte jonge
mensen, die zich met de grootste volharding door
de middelbare-schoolopleiding hebben
geworsteld, tegen alle reden en waarschijnlijkheid
in. Zij worden niettemin werkeloos. Een blanke
zonder voltooide schoolopleiding maakt in de
Amerikaanse samenleving nog steeds een betere
kans op arbeid dan een zwarte met een diploma op
zak.
vijfjarige. Die cijfers, zo verzekeren sociale
werkers, zijn sedertdien niet verbeterd. Naar hun
oordeel moeten de officiële gegevens van de
politie, die een daling in het misdaadcijfer te zien
geven, met de uiterste argwaan worden
beschouwd. Zij zien er een aanwijzing in dat het
getto in feite zijn bastions heeft versterkt: de
misdaad wordt minder grijpbaar.
Een vierkante kilometer Washington in cijfers;
een vierkante kilometer zwart Washington:
Meers: „Deze cijfers van de politie zijn een zeer
conservatieve vertaling van de criminele activiteit.
Schattingen omtrent een te lage weergave
hanteren een marge van 30 tot 70 percent.
moorden
verkrachting
zware geweldpleging
beroving
wapenbezit
drugs
inbraak
prostitutie
sexmisdrijven
•diefstal
autodiefstal
vandalisme
brandstichting
andere misdrijven
totaal: 4107 misdrijven; een
gemiddelde van ruim 11 per dag.
17
16
320
568
117
371
794
30
4
1037
251
118
11
453
Bovendien, de meeste misdaden tegen of door
kinderen gepleegd, blijven onbekend, zelfs aan de
ouders. Maar de trots van de gezinnen uit het getto
beperkt tevens mededelingen over duidelijk
crimineel gedrag binnen de families. Diefstal,
afranselingen en verkrachting zijn mij ter kennis
gekomen in bijna elke familie waarmee ik klinisch
te maken kreeg, dat wil zeggen zonder dat
daarover een politierapport bestaat. Ongeacht de
mate waarin het getto-kind wordt blootgesteld aan
het trauma van het straatleven, is zijn
kwetsbaarheid het grootst in zijn jongste jaren, als
ellende en hysterie voorvallen binnen de
betrekkelijke bescherming van zijn eigen huis”.
Mamma verklaart kordaat dat het misdrijf in
haar familie niet voorkomt, ja, zelfs dat het roken
van sigaretten zo ongeveer de ergste zonde is. De
trots van het getto: twee van mamma’s dochters
zijn aan verdovende middelen verslaafd. Daar
heeft mamma de strijd verloren die zij dagelijks op
21 fronten tegelijk moet aanbinden. Er is al enige
tijd geen kruipend ongedierte meer gepasseerd,
maar mamma blijft naar de vloer staren.
Todd Wat gaat er met hem gebeuren straks’
Groeit hij, als zoveel kinderen, op aan de hand van
de voorbeelden die hij op de straathoeken vindt, en
zonder besef dat het verrichten van betaalde
arbeid een norm is? In een wereld zonder
vastgestelde beloning voor goed gedrag en zonder
duidelijke straf voor slechtheid is het allerminst
verwonderlijk dat de zwarte jeugd (gegeven de
goede kans nooit te worden gegrepen) het
profijtelijker vindt aan de misdaad een inkomen te
ontlenen, dan zich in eerlijkheid te verlaten op
schaarse miezerige arbeid, tegen een vele malen
geringere beloning. De mogelijkheden om de dans
te ontspringen zijn groot, ook al wijst een
landelijke peiling uit dat de zwarte jeugd 52
percent van de arrestaties voor zware
geweldsmisdrijven gestalte geeft.
Todd komt weer langs op zijn schier eindeloze
tocht langs de familieleden: een zeurderig
jongetje, dat wel, maar dat kan hij ook niet helpen.
Hij is er nu eenmaal. Zijn moeder begint hem hoe
langer hoe meer te zien als een verplichting, en
zodoende vormt mamma steevast het beginpunt en
eindpunt van zijn tomelozen ronden langs de
volwassenen. Mamma: het ijzeren middelpunt van
deze kleine wereld.
Mamma, die de ogen opslaat naar een groezelig
plafond en zegt: „The Lord up above als het
gaat om haar schier onuitputtelijke vermogen
steeds weer nieuwe kinderen in schoon gewassen
weggevertjes en zonder honger in bed te stoppen,
en ze al doende ook nog van enige waardigheid te
voorzien. De waardigheid van het verlangen naar
scholing en ontsnapping aan het getto.
Het zwarte getto; kleine, zeer gewelddadige
republieken in Amerika’s verkankerende
binnensteden. Wie daar niets te maken heeft, blijft
er weg uit pure angst. Wie er woont, is
doorgaans ook bang. Aan de periferie, op de grens
van het andere, stappen hoeren, hooggelaarsd en
in hot-pants, door een niemandsland van
eenzamen. De straten van het getto zijn deerlijk in
verval. Holle, dikwijls uitgebrande karkassen van
woningen, waar zo hier en daar nog mensen
verblijven in een onbeschrijfelijke armoede, die
met de winter een kans op verhaast sterven
naderbij brengt, van kou en honger. Sommigen
overleven onder een stapel vodden lang genoeg om
nog een lente mee te maken. Anderen worden na
verloop van tijd en vorst gevonden: dood in een
huis zonder verwarming, licht of eten.
Todd heeft wat dat betreft vooralsnog niet te
vrezen, hoewel de kansen gering zijn dat hij zich
uiteindelijk kan losmaken uit het rottingsproces
waarmee hij dag in, dag uit wordt geconfronteerd.
Maar, zijnde van het mannelijk geslacht, maakt hij
een betere kans dan meisjes. Van mamma's horde
hebben twee van de jonge mannen werk. De
jongere vrouwen en meisjes dragen net zo min als
het merendeel van hun broers bij aan mamma’s
inkomen van zo’n duizend dollar, zeg maar
tweeduizend gulden, per maand,
bijeengesprokkeld uit sociale bijstand.
Hoewel dit gezin, deze kleine vechtende kern, die
niet heeft opgegeven, in grote armoede leeft, staat
in de kamer toch een telefoon. De kinderen komen
naar huis als hun school is afgelopen. Ze behoren
nog niet tot het leger van verbitterde moedelozen
dat de straathoeken van het getto bemant, dag na
dag met uitdrukkingsloze ogen starend naar
passanten.
Voor Todd behoort dit alles nog niet tot zijn
werkelijkheid. Als zijn moeder hem apathisch
doorstuurt naar mamma, krijgt hij een kwart van
een sinaasappel in de hand gedrukt en dan is hij
weer even rustig. Een kakkerlak laat krakend het
leven onder mamma’s trefzekere linkervoet, als zij
zegt: „Van politiek moet ik niets hebben. Dat is
allemaal vuiligheid geworden. Politiek lost onze
problemen niet op”.
Moeder Sue onderdrukt een lachje. Een bestaan
als kennelijk misdeelde in een
welvaartsmaatschappij vol opzichtige
discriminatie, leidt kennelijk niet tot politieke
radicalisering, tot politieke actie, waaraan een
zwarte bevolking massaal kan deelnemen. En dat
komt dan vooral door de angst, hun zeer geringe
verworvenheden in de waagschaal te stellen,
onder degenen die, zoals de bewoners van het rode
huis, arm zijn maar te vreten hebben, en de totale
onverschilligheid van anderen, die lager dan dit
niveau overleven volgens het recht van de
sterksten onder de zwakken. Sue: Zwarte
kinderen thuis wel tevreden Leert al heel
vroeg Niet vergelijken met anderen Niet
verlangen naar wat anderen hebben Werken
om je te verbeteren”.
Sue heeft zich voor ogen gesteld, secretaresse te
worden in een veilige overheidsbaan. Dat is een
bescheiden doel, maar zij zal het nimmer bereiken.
De technisch hoog ontwikkelde economie van
heden en straks maakt een groot deel van de
zwarte jeugd bij voorbaat overbodig. Lichamelijke
arbeid, de zweetbanen, worden door machines
opgeknapt. Terwijl de zwarte bevolking in
toenemende mate naar de binnensteden bleef
trekken, vluchtte de industrie uit de binnensteden
naar de buitenwijken van de grote
bevolkingscentra, of verder nog, naar zonniger en
zuidelijker streken van de VS.
In een stad als Washington, onderdak voor de
enorme bureaucratie, die met regeren gepaard
gaat, is geen plaats voor zwarte jonge mensen, die
formeel wel kunnen lezen en schrijven, maar toch
tot de functionele analfabeten worden gerekend.
Wat de arbeidsmarkt betreft, zakken zij steeds
verder weg in een reservoir dat nimmer wordt
aangesproken en groeit met zulke maatregelen als
de afschaffing van de verplichte pensionering op
65-jarige leeftijd; verhoging van de minimumlonen
tot een niveau dat niemand wil betalen voor een
zwarte arbeidskracht met twijfelachtig potentieel;
het recht op overwerk, waaraan de vakbonden
onverminderd vasthouden, ongeacht het aantal
arbeidsplaatsen dat daarmee verloren gaat.
Het is dan ook niet verwonderlijk, dat in
sommige stukken binnenstad het merendeel van
In 1942 woonde mamma als 28-jarige moeder in
Little Rock, Arkansas, een kern van voortdurende
discriminatie. In 1968 was haar kleindochter Sue
zes jaar oud, in Washington, in de stad van Martin
Luther Kings „vrijheidsmars”, in de tijd vari een
vernielende zwarte opstand, die hele
huizenblokken plat brandde, nadat King was
vermoord. Mamma ging in die dagen niet uit
werken, maar bleef thuis op de kinderen passen.
Die opstand, waarvan de littekens nog steeds
bestaan, was zo besefte mamma voor haar
nog geen dageraad der volksbevrijding: „Ik was
doodsbang”.
King hangt nog steeds aan de overigens kale
muur van haar woning, maar tot dit getto klinken
de slogans van dominee Jesse Jackson, de meest
welsprekende zwarte voorman van deze dagen,
nauwelijks door. „Het zwarte volk”, zegt Jackson,
„kan niet op de blanken vertrouwen om zich te
verheffen. Het zwarte volk kan zichzelf uitsluitend
helpen door te werken en te leren”.
„Hopelijk zitten de banden nog aan je auto”, zegt
mamma hoopvol, terwijl zij Todd naast zich op het
bed plaatst. Hij ontworstelt zich onmiddellijk aan
haar greep en gaat voor het raam staan om naar
buiten te kijken. Daar is Willard Street. En iets
verderop een sociaal centrum. Dat zijn voor hem
momenteel de polen van zijn bestaan, al beseft hij
dat dan niet. In het sociale centrum liggen
pamfletten klaar om bij bejaarden in de bus te
worden gestopt: een aanbieding van gratis hang
sloten voor de deur. Want waar Todd leeft, smeken
de mensen „Ga alsjeblieft weg”, wanneer op een
ongebruikelijk tijdstip aan de deur wordt geklopt.
Want dan zijn de jonge roofdieren op zoek naar
prooi.
Mamma, overgrootmoeder van Todd, heeft de
palissaden nog overeind staan, doch dat is een
schrale zekerheid. Todd immers groeit op in een
land waar generaties van zwarte jeugd worden
verspild, in een samenleving die zo uitsluitend is
gericht op dagelijkse overleving, dat verwildering
niet kan uitblijven. Zijn bestaan is eigenlijk geheel
overbodig.
Todd bestaat in een wereld die slechts een zeer
vaag benul heeft omtrent de omvang van de
problemen, aangezien betrouwbare statistieken
slechts schaars voorhanden zijn. De wereld om het
getto heen weet niet precies wat er gebeurt, en vele
functionarissen zijn uiterst terughoudend
wanneer wordt gevraagd om nadere gegevens die
zo’n kereltje als Todd kunnen plaatsen tegen zijn
werkelijke achtergrond, en deze mestvaalt
vervolgens zijn juiste omvang kunnen geven in de
achtertuin van degenen voor wie „The American
Dream” nog enige inhoud schijnt te hebben.
Tegen het einde van de jaren ’60 werd als gevolg
van een „reorganisatie” een einde gemaakt aan
zelfstandige sociale programma’s voor kinderen.
Een van de gevolgen, zo vertelt een
overheidsfunctionaris, was het opdrogen van alle
gegevens. In rapporten aan het Congres werd
gewerkt met verzonnen cijfers: „Het was hier niet
minder erg dan in ontwikkelingslanden”. Sedert
1961 bestond geen samenvattend overzicht meer
van sociale zorg voor kinderen, totdat in 1977 een
nieuwe studie werd vervaardigd (publikatie in
1978) op basis van gegevens uit 25 staten omtrent
9597 kinderen van de naar schatting 1,8 miljoen
die daar sociale zorg genieten.
Zeventien jaar achtereen bestond in de VS geen
betrouwbaar antwoord op zulke vragen als:
hoeveel kinderen krijgen sociale bijstand; wie zijn
die kinderen; hoe zienjiun families eruit; waarom
komen ze naar de sociale dienst; welke bijstand
krijgen ze en hoe wordt ervoor gezorgd dat ouders
hulp krijgen bij het vervullen van hun taak als
opvoeders? Alleen met juiste antwoorden op zulke
vragen valt een realistisch beleid te ontwerpen, dat
verder gaat dan het plichtmatig vrijmaken van
grote bedragen, die gegeven de omstandigheden
niet eens ten volle kunnen worden benut. Amerika
heeft het zeventien jaar geen bezwaar gevonden
om in volstrekte duisternis te tasten omtrent de
omvang van een problematiek met consequenties
die verre opstijgen aan plichtmatig afgrijzen, en
een toenemend gevoel van onveiligheid bij
degenen die in mindere of meerdere mate
„bezitten”.
Gunnar Myrdal noteerde reeds in 1942: „Het
staat Amerika vrij, te kiezen of de neger een blok
aan het been zal blijven, dan wel kansen te bieden.
De ontwikkeling van het Amerikaanse
negerprobleem is daarom van doorslaggevende
betekenis, niet alleen voor Amerika zelf maar voor
de gehele mensheid. Als Amerika kiest voor de
tweede mogelijkheid, kan het niet blijven
afwachten. Er moet iets groots worden gedaan en
het moet spoedig geschieden”. Dat is 36 jaar
geleden, en het is nu zonneklaar dat er nog lang
niet genoeg wordt gedaan en dat voor velen elke
nieuwe ontwikkeling te laat zal komen.
Myrdal in 1968: „Een onderklasse die niet
noodzakelijk is en niet te werk kan worden gesteld,
wordt afgesnéden. Uit die onderklasse of
tenminste uit haar kinderen, moeten menselijke
wezens worden geschapen die passen in het
moderne Amerika, waaraan behoefte bestaat, die
produktief zijn, die een waarde hebben. Dat is het
probleem waarom alles draait”. Dit is tien jaar
geleden.
door Henk Kolb
Vat u
Jets i
Maar al
gen. Kij
gen. Gr
ken en I
echt do<
Zou ji
„Ik d
laar ’t
lerkenr
laar ze
lennen
Vat v
„De w
illerle’ i
mensen
ield als
s het ei
Hoe k
„Ze hi
h dooi
sen heb
ten min
ten ze
lenmm.-
ïjking i
Politi
„Met i
tr altiji
politiek
tondere
speelpk
in Oog i
ie Rivu
daar w<
soms n<
41 is he
Het n
„De 2
Todd is drie jaar. Met een boterham in de hand
geklemd, scharrelt hij in een groen pyjamaatje
door een hakhout van zwarte benen, in een
geluidsdecor waaraan schelle stemmen en de op
volle kracht werkende televisie om strijd
bijdragen. Mamma verzucht dat zij mager is
geworden, hoewel haar lijf nog steeds van indruk
wekkende proporties is. Voorovergebogen zittend
op het voeteneinde van het ver doorzakkende bed,
staart zij naar de planken en verplettert van tijd
tot tijd een insekt onder haar linkervoet, als het
toevallig in de buurt komt. De resten vormen
aanvankelijk een wat vochtige vlek, maar de
plaats van mamma’s handeling valt na korte tijd al
niet meer van de omgeving te onderscheiden.
Het rode huis in de Willard Street (drie
verdiepingen, zeven slaapkamers) biedt onderdak
aan 21, straks 22 mensen; een soort commune,
geregeerd door vrouwen, ongehuwde moeders,
voor wie een baby, „iets dat mamma zegt”, een
soort verheffing betekent uit de eigen ellende.
Ogenschijnlijk willen ze het kind eerst niet, doch
er is te zelfder tijd niets waarnaar zij meer
verlangen. Psychologen hebben een naam voor dit
verschijnsel:,het poppensyndroom”. Kinderen
die kinderen krijgen; die kinderen krijgen om
althans voor iemand iets te zijn van meer waarde
dan de samenleving deze stervelingen toekent.
1 Volgens schattingen van het bureau voor de
volkstellingen van juli 1977 waren er in de VS
ongeveer 3 miljoen zwarte kinderen van 0 tot 18
jaar. De gemiddelde leeftijd van de zwarte
kinderen is acht jaar, en lager dan die van enige
andere etnische groep (blank gemiddelde: 9,9
jaar). Ten naaste bij de helft van alle zwarte
kinderen wordt gebaard door een ongehuwde
moeder. Bijna 40 percent maakt deel uit van een
gezin zonder vader; ruim 30 percent leeft van de
steun.
Todd heeft een vader die hem soms komt
bezoeken en die negentien was toen hij werd
geboren. Zijn moeder echter heeft thans een
vriend, die timmerman is en hem bij tijden
meeneemt naar karweitjes. Todd wil dus
timmerman worden.
Moeder Sue hangt onderuit in de hoek van het
zitmeubel. Langs mamma’s borsten en tussen de
ruggen van een tante en haar zwangere zuster door
biedt die plaats nog net uitzicht op het
onophoudelijk drama van de televisiesmartlap
„General Hospital”. Haar ogen dwalen niet van het
scherm, en elke vraag krijgt onveranderlijk als
eerste antwoord een enigszins onthutst klinkend:'
Jiuh?” En na een vereenvoudigde herhaling volgt
dan een uiteenzetting, opgebouwd uit
onafhankelijk van elkaar te beoordelen zinsneden.
„Wist dat ik zwanger was? Wist niet
Mamma wistZaten te eten en mijn broek stond
open Te nauw geworden Mamma wist
waarom”. Trouwen? Sue krijgt een meewarige
trek rond de mond: Waarom „Meer
kinderen?” Nee Misschien nog een
meisje
„Kijk
valk di
hangen
Maar ’t
er lang
ook. II
havo is
Som?
Die ga<
houdse
„Die
Maan
schuld
En a
.Ban
°ok lei
dokter
Spel,
„Een
en dan
M sts
de jongeren al een straflijst heeft vanwege een of
meer misdrijven. De psychiater Dale R. Meers
heeft voor het jaar 1970 het misdaadniveau
onderzocht van een vierkante kilometer getto in
De officiële werkloosheid onder de zwarte
jongeren is 40 percent of daaromtrent en stijgt.
Onderzoekers zeggen echter dat het wel 60 percent
zou moeten zijn, als de verborgen werkloosheid