Ik neem duizend kinderen Vijf Nederlandse Veel verbieden Pistool is al erg genoeg ,Soms minderwaardig behandeld kinderen is fout9 Riekje Staal: Valga Lamur: [enneth Jap A Joe: Hark Wolters: t -1 9 9 9 w Mark Wolters, elf jaar, Montes sorischool. Bioloog wil hij worden Berdien van de Broek op de volgende pagina Valga Lamur, dertien jaar, tweede klas gymnasium. Ze wil dokter worden, specialist, geen huisarts. die steeds meer wordt bevolkt door buitenlanders. In de klassen is dat te merken. Naast elkaar zitten er Neder landse, Turkse, Marokkaanse en uit Suriname afkomstige kinderen. Het leerlingental is klein, zodat er verscheidene combinatieklassen zijn. Ja renlang is de school verwaar loosd geweest. Nu is een enthousiast team bezig de achterstand in te halen. Pieter van de Vliet had een gesprek met de vijf kinderen. Vijf Nederlandse kinderen. Wat ze willen worden. Hoe ze denken over de toekomst van zichzelf en anderen. Hoe ze legen volwassenen aankij- ten. De oudste is dertien. Ze zit op de gymnasiumafdeling van Hendrik van der Vlist, een van de grotere scholenge meenschappen in Utrecht. Oorspronkelijk is ze afkom- rtig uit Suriname. Met haar moeder woont ze in Maars- zenbroek, een overloop van de stad Utrecht. De overigen Kenneth Jap A Joe, elf jaar, Montessorischool. zitten op basisscholen in Utrecht: de montessorischool G. A. E. B. Meijer en de Her- bartschool. De montessorischool ligt in Oog in Al, een wat saaie wijk voor de middenklasse. Be trekkelijk veel woongerief. Veel groen. Ogenschijnlijk zijn er weinig problemen, al lijkt het aantal echtscheidin gen vrll hoog. De Herbartschool is een ou de school in een ten dele ge sloopte oude arbeiderswijk, Riekje Staal, elf jaar. Ze wil schooljuffrouw worden. b'l 5 l kJ 1, als Kenneth Jap A Joe Mark Wolters en te jer Riekje Staal alle ,een i en steld, ce »n. „De tend ie eens Valga Lamur ;n 1 is ■ing heel zegt het aan ar lok den. volg n en. die het die ijn ks? Ivan it, en ider ist e inis lisch tde laan heel erg. Het ergste beeld vind ik van die vogels. Die liggen door de olie dood op het strand, hun veren helemaal aan elkaar gekleefd”. Wat is welvaart? „Dat is als alles goed gaat en er minder problemen zijn”. Zitten er ook problemen aan de welvaart? „Mensen worden vet. Dat is een probleempje. Ik neem ook wel eens wat, een koekje of een kauwgomme- tje. Maar niet echt zo dat ik zit te eten. Ik zou het niet leuk vinden om dik te zijn. Ik heb wel eens gelezen dat je dan eerder aan de kant wordt geschoven. En dat je wordt uitge scholden”. Kunnen mensen gemeen zijn? „In Zuid-Amerika hebben ze zo maar mensen opgepakt en gemar teld. Waarom weten ze zelf niet. Ze hebben het aan de regering ge vraagd, maar ze kregen er geen ant woord op”. Gekke dingen op de televisie. „Het verbranden van een lijk in India. De mensen er omheen zaten te wachten tot het vuur weg was. Toen raapten ze de kooltjes op en gingen die langs de weg verkopen. Daar moest ik wel eventjes om la chen”. Gezellige dingen. „Met z’n allen bij elkaar met de klas. Ook thuis is het gezellig, maar het moeten niet allemaal volwasse nen zijn”. Volwassenen. „Ze zijn altijd maar bezig met hun werk. Ze hebben geen tijd voor iets. M’n vader werkt altijd. Ik ben wel trots op m’n vader hoor. Dat wel. Hij is ook een beetje beroemd. Maar ik zou geen advocaat willen zijn. Dat is me te druk”. Je hoort steeds meer dat mensen gaan scheiden. „Het lijkt me niet zo leuk. Je bent je ouders kwijt dan. Misschien zie je één van ze heel lang niet meer. Maar als ze altijd ruzie hebben, da’s ook niet leuk”. Alcohol. „Dat is een soort verslaving als drugs. Ze gebruiken het en nog een keer en dan kunnen ze er niet meer afblijven. Dan moeten ze naar het ziekenhuis en dat kost te veel geld, dus daarom kunnen ze het maar beter niet doen”. Werkloosheid. „Dat is hartstikke vervelend. Ik zou het niet graag willen zijn. De mensen moeten naar andere landen gaan, waar het niet zo druk is. In Zweden kan je goeie baantjes krij gen”. uitgehold. Daarom zit ze nu met haar armen over haar hoofd als er een vliegtuig voorbij gaat.” Veel mensen hebben honger. „De mensen zijn zo knap. Ze zul len er vast wel wat op vinden. Ze zeggen dat we te veel vlees eten, maar als we het laten liggen, eten anderen het op. Ik vind het wel erg dat ze appels en groente aan de varkens geven. Ik denk dat de rege ring het vlees te duur vindt om dat helemaal naar de arme mensen te vervoeren.” Veel mensbn zijn ziek. „Kanker. Ik weet het niet precies, maar het is als je het heel erg aan je hart hebt. We moeten hopen dat ze pillen uitvinden waardoor het op houdt.” Hoe groot vind je je zelf? „Niet groot en niet klein. Thuis mogen we ook wat zeggen, ook een beetje beslissen. Zoals waar we met de vakantie naar toegaan en wat „Moeder zegt dat ’t wel leuk is als ik schooljuffrouw word. Ze zegt: ik wil dat je goed kan leren. Thuis ben ik de beste in rekenen. Ik moet altijd brieven schrijven thuis. Moeder kan niet zo mooi schrijven”. „Ik wil geen strenge juffrouw zijn. Maar rotzooi mag er ook niet zijn. Zoals de meester het doet is goed. Eerst hadden we een andere mees ter. We leerden toen niet veel, een hele dag tekenen is ook niks. Mees ter Gerard is leuk, daar kan je mee lachen. Een beetje dollen, niet als maar streng en stilte. Maar als we niet luisteren is-ie wel streng”. „M’n vader, daar kan je mee la chen. Dollen en stoeien met ons. Toch heeft-ie ’t druk. Hij is schilder, eigen baas. Ze zijn met z’n negenen. „Ik heb een broertje dat nou ze ventien zou moeten wezen. Toen hij vijf was is-ie onder een trein doodge reden. We hebben nog foto’s van hem; ik ben wel eens verdrietig dat ik 'm niet gezien heb. Ze vragen wel eens op school: ga je mee op het spoor spelen. Dat doe ik nooit. Ik denk wel eens: ik ga niet dood, ik haal het tot m’n duizendste jaar. Ik vind dood eng. Op televisie maken ze de dood spannend, maar in de oorlog worden mensen levend be graven. Weet je wat ik ook zielig vind: de mensen die hun kinderen in het water gooien. Of in een draaien de wasmachine - heb ik van m’n vader gehoord - daar word ik misse lijk van”. Trouwen. „Ik neem duizend kinderen. Daar Oorlog „Dat komt doordat landen de baas willen zijn over het gebied van ande ren en over andere mensen. Veel mensen willen macht; ze willen dat veel andere mensen doen en denken wat zij willen dat ze doen en den ken”. Iedereen oefent wel eens macht uit „Als ik bij m’n oma ben, moet ik op allerlei neefjes en nichtjes letten. Dan verbied ik ze te vechten. Als ik dat niet doe, krijg ik op m’n kop. Die vaders en moeders van die kinderen zeggen dan: jij bent de oudste, dus.Daarom moet ik dan wel een beetje macht gebruiken”. ook. Als je goed kan dansen kan je later zaterdag naar dansen”. En misschien vind je daar wel een man. „Hoe komen Adam en Eva op de wereld? M’n moeder zegt: je bent niet goed wijs om dat te vragen. Maar als Adam en Eva er niet wa ren, waren wij er dan ook niet ge weest? En was God dan in de hemel gekomen?” God? „M’n vader en moeder weten niet of God bestaat. Ik weet 't ook niet hoor, maar ik denk van wel. God staat voor je en achter je en boven je. Maar niet onder je. Daar staan je voeten.” Zuid-Afrika „Als de zwarten wapens krijgen, kunnen ze de blanken daar gemak kelijk vermoorden. De zwarten wa ren daar het eerst. Toen kwamen de blanken. Die zeiden dat ze gods dienst kwamen brengen, maar vol gens mij hadden ze die mensen daar gewoon met rust moeten laten”. rin ‘nde ue rtin en r as le voor 3 De weg bij de school „Die is veel te druk, die zou buiten de stad om moeten. Bij de school zouden verkeersdrempels moeten komen.” Misschien gebeurt dat in de toe komst. Vertel eens wat over de toe komst. „Science fiction is wat in de toe komst kan gebeuren. Als ik dat zie. denk ik wel eens: zo knap worden wij nog wel. Er worden steeds meer proeven gedaan. Misschien kunnen we nog eens op Mars kamperen.” Dan moet er geen oorlog komen. „Als de atoombom valt, kunnen wij hier 24.000 miljoen jaar niet meer wonen. Maar nu zijn we nog in vrede. Als de oorlog komt, zien we wel weer. Over de oorlog heb ik wel eens van m’n oma gehoord. De Duit sers vochten in Rotterdam. Mijn oma zat in de kelder. Er viel een bom en al het servies en ook alle pannen vielen op de grond. Mijn oma is er g re zijn •om d ders ,,’t Mojet wel een Hollander zijn. Want als je een Marokkaan neemt kan je niet met ’m praten, zegt m’n vader. Die man moet ook een beetje vrolijk en vriendelijk zijn, niet kat tig. ’t Moet een gezellige man zijn, ’t Is altijd gezellig als er in de kroeg op de hoek iemand jarig is. Dan dansen ze om de auto’s heen, ze zingen en dan krijgen we alles voor niks. Moeder zegt: er is altijd wel een jochie voor je op de wereld. M’n vader pesten: jij krijgt later nooit een jochie want jij bent niet knap. Nou, zeg ik dan, daar kom jij achter. Ik wil later een meisje en een jonge tje. Dat vind ik leuk. M’n man moet ervoor zorgen want ik word school juffrouw. Baby’s vind ik lief. Ze lachen zo leuk als je ze kietelt. En wat hebben ze een leuke gezichies. ’t Is leuk om klein te zijn. Ik wil wel trouwen, maar nooit oud worden eigenlijk. Ik wil jong blijven zoals nu”. Ze denkt na over het zijn. ;m hij ken De rs r ks op ige d, ig- sken ;n opt. r Berdien van de Broek De neutronenbom. „Dat is niet leuk voor de mensen. Want ook de bomen gaan dood. Al leen de stad blijft staan. Die is dan helemaal leeg. In Hiroshima in Ja pan hebben ze een-atoombom ge gooid. De mensen daar zijn nog steeds misvormd. We moeten geen atoombommen maken. Een pistool is al erg genoeg”. Macht. „Dat zijn mensen die de baas wil len zijn over alles. Ze hebben de joden bijna helemaal uitgeroeid. Je zou de baas moeten zijn over jezelf zonder dat anderen er onder lijden. Je moet je mond open kunnen doen, en dat kan niet overal. Dat is niet goed”. Geld. „Alle geld moeten ze bij elkaar brengen en dan verdelen, iedereen evenveel”. Zouden er na een tijdje niet weer mensen zijn die meer hebben dan de anderen? nde ’etto ten !St i, :on, niet »rt er ;en i *nt n an lans a de :an jn n het vele ulke i, dat a en irika an e ties an „Het gebeurde wel eens. Bruine aap, bruine boon. In het begin werd ik heel kwaad, schold terug: witte kaaskop. Maar een tijdje later zei ik gewoon niets meer. Ik had daar een blanke vriendin die me hielp en be schermde. Ik geloof niet dat de meesten scholden om te pesten. Ze deden het omdat ze in dat kleine dorp niet gewend waren aan men sen met een donkere huid. Met twee jongens, die eerst scholden, zijn we de beste vrienden geworden. We voetbalden met ze. Ik vind het onzin dat meisjes niet zouden kunnen of mogen voetballen”. Vakantie „Dit jaar ben ik in New York ge weest, hartstikke leuk. Heel gezellig en heel goedkoop. Er is daar veel meer te doen dan hier. Een kermis zo groot als een dorp. En de hele dag televisie met veel leukere program ma’s dan hier. Meer kinder- en speelfilms, quizes, shows, ook veel tekenfilms”. Ze houdt van gezelligheid. Bij oma in Rotterdam is het altijd ge zellig, vindt ze. „Er zijn daar altijd veel familiele den. We praten veel, draaien platen. Soulmuziek. Oma is 75 maar, ze ziet er veel jonger uit, is heel sportief. Ze zit in een kerkvereniging en een be jaardenclub. En ze reist veel, naar Israël, Amerika, Groningen, België en andere plaatsen in Nederland”. Ze woont nu met haar moeder in Maarssenbroek. Straks verhuist ze naar een groter huis in Nieuwegein. Ze heeft ook in het veel kleinere dorpje Meerkerk gewoond. Werd ze daar wel eens uitgescholden om haar huidskleur? Ze dreigt soms weg te lopen. kamer, zeg ik dan. Maar ik kom altijd terug hoor. Ga gewoon een paar uurtjes bij oma zitten. Eén maal ben ik echt kwaad geweest. Toen heb ik m’n kleren gepakt en m’n vader dacht dat ’t nou echt was. Waar ben je geweest, vroeg-ie, toen ik weer thuis was. Weggelopen! Dat zie je toch wel, zei ik”. „Dan is het toch een poosje uitge steld”. Kanker. „Als ik wist dat ik het zou krijgen, zou ik liever niet willen bestaan. Ik heb gezien dat ze een aapje kanker gaven. Toen was ik heel verdrietig. Het is net als de bio-industrie waar ze dieren opsluiten en vetmesten. De dieren kunnen zich niet bewegen en ze zien geen andere dieren. Dat vind ik martelen”. Trouwen. „Ik denk wel dat ik het doe. Het meisje moet aardig zijn en ook niet echt lelijk. Die lelijk zijn, hebben eigenlijk pech gehad hè”. Vrienden. „Daar kan je echt alles mee bepra ten. Die heb ik nog niet”. Unicef. „Dat is een organisatie die kinde ren over de hele wereld helpt. Die kinderen hebben het minder goed. Ze zijn er ook in Nederland wel”. gehad heeft. Hij gebruikt dan wel eens moeilijke woorden; dan vraag ik wat het is of zoek het op in het woordenboek.” Noem eens een heel moeilijk woord. „Hóttentottententoonstellirig. voor straf we ergens voor moeten hebben.” En ais je groot bent, ga je dan trouwen? „Ja. En als ze wil gaan werken, mag ze van mij gaan werken hoor. Dan gaan we wonen in een huis met een schuin dak en een garage en een grote tuin met groente en kruiden en bloemen en gras. Een huis met een zolder vind ik leüRT’ lédéreen krijgt een eigen kamer. Nu zit ik met m’n zusje van negen op één kamer. Soms kan ik niet met haar opschieten, dan krijgen we ruzie over onbenullige dingen.” Volwassenen. „Ze kunnen je soms minderwaar dig behandelen. Als ze voordringen bij het boodschappen doen. Sommi ge kinderen durven dan niks terug te zeggen. Een mens is een mens en of ie nou oud of jong is mag niks uitmaken. M’n vader geeft les aan mensen en als hij thuis komt, zegt hij tegen m’n moeder hoe hij het gaat m’n moeder van lachen. Dan mag je er nog een paar stoelen bij halen, zegt ze. Ze vindt dat ik een rijke jongen moet zoeken. De meeste meisjes willen knappe mannen. Wat wil je worden? I „Iets in het luchtruim, piloot of zo. Maar als dat niet kan: onderzoekin gen. Kijken hoe dingen zich gedra gen. Grote dingen in het klein ma ken en kijken of 't klopt met wat ’t echt doet”. Zou je beroemd willen zijn? „Ik denk niet dat het gebeurt, laar ’t zou wel leuk zijn hè. Mensen erkennen je meteen op straat, laar ze moeten je niet te veel ber ennen natuurlijk”. Wat vind je van de wereld? „De wereld is niet zo goed. Er zijn illerlei oorlogen en zo. Een heleboel tiensen worden niet zo goed behan- ield als wij hier. In de arme landen i het erg”. Hoe komt dat? „Ze hebben daar niet zo veel geld. En door de huidskleur die de men ai hebben, worden ze door de blan- ten minderwaardig behandeld. Hier ten ze dat niet zo. Nederland is tenminste een beetje goed in verge- lijking met andere landen”. Politiek. „Met de verkiezingen gaan we het altijd over hebben. We zoeken politieke dingen in de krant die met ónderen te maken hebben. Over teelpleintjes die beter kunnen. Niet in Oog in Al hoor, daar is genoeg. In ie Rivierenwijk is minder. Al kan je laar wel leuk spelen, want het is er soms nog verwilderd. Hier in Oog in 41 is het groen allemaal zo netjes”. Het milieu. zee wordt vergiftigd. Dat is „Als schooljuffrouw wil ik dicht bij school gaan wonen. Dan wil ik op een brommer rijden of in een auto. Dat is handiger dan eet} fiets. M’n vader betaalt de auto. Maar eerst ga ik naar dansles. Betaalt m’n vader Maar ik ben zelf ook niet zo knap, veel te dik. Ik moet afslanken. Vroe ger at ik wel drie karbonaden als ze over waren, nu maar één. Ook patat met mayonaise, broodjes hambur gers, kroketten. Maar het lekkerste is saté. M’n broertje is op karate. Twintig is-ie. Als je wil afslanken moet je op m’n buik springen, zegt- ie. Daar word ik hard van en jij slankt af, zegt-ie.” „Ik ga weglopen. Ik wil een eigen „Al heel lang weet ik dat ik arts wil worden. Toen ik een jaar of acht was, speelde ik ziekenhuisje, met zo’n kindersetje. Ik lees ook veel boeken over doktoren en ziektes. Er staan veel Latijnse woorden in. Niet alles begrijp ik, maar ik heb nu Latijn. Ik denk dat ik later naar een ontwikkelingsland ga. Daar hebben ze veel doktoren en verpleegsters nodig. In Samsam (een uitgave over ontwikkelingssamenwerking van de overheid voor kinderen) lees ik ero ver. Die mensen daar hebben niet zo’n goeie ontwikkeling, moeten nog veel dingen leren, hebben nog niet zo veel machines als wij. Er is veel droogte, er zijn veel besmettelijke ziektes. De kinderen daar hebben van die grote buikies, omdat ze geen vitamines krijgen”. Kanker „Ik geloof dat het in je bloed zit. Sommige soorten kunnen ze wat te gen doen. Maar er is nog geen tegen gif voor”. Dood „Het is heel moeilijk je in te den ken: dit op deze wereld zie ik nooit meer. De zus van m’n vriendin is doodgegaan nadat ze een bal tegen haar hoofd kreeg. M’n vriendin was erg verdrietig. Ik heb haar mee naar buiten genomen, eerst wilde ze niet, later wel. Gewoon mee praten, niet te veel laten merken dat je medelij den hebt. Ik geloof dat ’t zo het beste helpt. Toen mijn vader doodging was ik pas vijf. Ik kan me alleen herinneren van de kist. Als ik kinde ren over hun vader hoor praten, word ik wel eens jaloers”. „Met m’n moeder praat ik over alles; ze is ook m’n vriendin. Ze geeft me een vrije opvoeding. Je hebt ook van die ouders die blijven maar drammen. Het is niet goed om heel veel te verbieden. Als ik je één keer met een jongen betrap, vlieg je de deur uit, zeggen sommige ouders. Ze hebben het beste met hun kinderen voor, maar ze begrijpen niet dat hun kinderen zo eerder verslaafd raken of weglopen of dingen juist doen, stiekem”. Een goeie vriendin „Iemand die veel met je omgaat, die je komt helpen als het echt nodig is. Ze mag niet hebberig zijn. Ze moet tegen een grapje kunnen, niet gauw kwaad worden”. „Kijken hoe dieren het doen. Een ’alk die een tijd in de lucht blijft tangen. Je verdient er goed mee. Maar ’t is wel erg moeilijk. Je moet er lang voor studeren en heel hard °ok. Ik wil naar het gymnasium, tavo is te laag.” Sommigen kunnen dat niet halen. Die gaan bijvoorbeeld naar de huis houdschool. „Die hebben niet zo goed hun best Maan. Het is een beetje hun eigen schuld.” En als jij het niet haalt? „Dan neem ik een beroep dat ik °°k leuk vind: architect, tandarts of dokter.” Spelen „Eerst maak ik m’n huiswerk af dan ga ik spelen. Dan maak ik M stad met een weg.” J J

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 25