DE WEG TERUG
N.
Jules Verne keek
in de toekomst
es
es
dames
ten
k
JINATIF
in
Aldiss
Stoommachine
Computer
Sloebers
door Peter Wolfsbergen
Stromingen
WUi
24
FFICE
I
n voor-
4
$0$
KEES TOPS
IJ
en, die
de zou
Een paar regeltjes in de krant, een eigenlijk
niet eens zo erg opvallend berichtje: „Straf
voor meer dan twee kinderen aldus de kop
en dan de mededeling dat het Filippijnse
parlement het wetsvoorstel bespreekt om
moeders die meer dan twee kinderen baren te
bestraffen met geldboetes tot ongeveer 300
gulden. De bevolking van de Filippijnen neemt
jaarlijks met drie percent toe. Einde bericht,
maar daarachter zit een vaak beangstigend
verhaal, dat op een willekeurig tijdstip in het
verleden begon en tot in de verre toekomst zal
doorlopen. Waar in de toekomst zullen we
kunnen zeggen dat althans dit verhaal verteld
is? Of zal dat nooit kunnen?
A:t$ je eens tfe'Wfeg téfug .kón
gaan Alte$w#8altijd
pehjk vuortbj
sfetwwn te
gebeuren ate j» wmoop ld dw
paar seeoaden. voordat je klei
wrdfet «n
wht „en"? Naar boven borréfcfe?,
Je dteldé .'.jié de didgébseitud. 40
lihhathetijk vanr/ 's
I-
Technologie geen antwoord
No
id:
5
(Raymond
>qra
Yea
Yes'
B
uren)
Zo is het goed, nu de
droom weldra sterven
zal. Het kon niet an
ders zijn.
(Hubert Lampo)
De man las de brief nog een keer
over, stopte hem in de al geadres
seerde envelop, likte deze dicht en
gooide hem met een diepe zucht in
de prullemand. Keek afwezig rond
in de schamel gemeubileerde ka
mer, vatte de kruik en verzonk in
gepeins.
Girl we gotta get out
of here
We gotta find a solu
tion
I’m a twentieth centu
ry man
but I don’t want to die
here.
Douglas
Davies)
Het Meulenhoff-boekje noemt, van na 1900, bij
voorbeeld aan utopieën alleen Island van Huxley
No
Ye*
Ie dagen
es/
nistes
nmelden.
No
Yes
No
No
No
Ye
No
No
Wle over science fiction praat, kan niet om Jules
Verne heen zeker niet In dit jaar 1978, waarin
herdacht wordt dat Verne anderhalve eeuw gele
den In Nantes geboren werd. Het aantal etiketten
dat op deze beroemde schrijver Is geplakt Is
ongelooflijk groot.
Vader van de science fiction, klandestlen socia
list, utopist, ziener, profeet, dromer enzovoorts
enzovoorts. Veel van die omschrijvingen bevatten
een kern van waarheid, maar veel ook niet. Een
profeet kan je Verne eigenlijk niet noemen, al wordt
er steeds weer op gewezen dat hij dan toch maar
de duikboot, het reizen naar de maan en mogelijk
zelfs de atoombom heeft „voorspeld”.
Waar en niet waar: deze en andere zaken waren
misschien In Verne’s tijd nog geen werkelijkheid,
maar mensen die op de hoogte waren van de
ontwikkelingen van de techniek konden hun con
clusies trekken. Waarmee niets ten nadele gezegd
wil zijn over de visie van Verne. Veel sf-schrljvers
heden ten dage werken nog met gegevens als
voorspelbare, maar nog niet gerealiseerde ontwik
kelingen In de techniek.
Ook waar Is, dat een deel van Verne’s werk
science fiction avant la lettre genoemd kan wor
den. Zijn werk heeft ongetwijfeld talrijke sf-schrlj
vers beïnvloed, veel elementen („sence of won
der”) die we bij hedendaagse sf-schrljvers vinden,
treffen we heel duidelijk In veel werk van Verne
aan.
Maar lang niet alleen Verne mag een groot
voorloper van de hedendaagse sf genoemd wor-
Jen. Daar zijn, om slechts enkele namen te noe
men, ook een Mary Shelley (Frankenstein), Edgar
Allen Poe en Verne’s tijdgenoot Wells. Ook daarin
Is Verne dus niet uniek.
Een utopist dan? Ook alweer ja en neen. Verne
schreef 64 romans, 15 toneelstukken en enkele
didactische werken en een aantal daarvan zou je
zeker utopisch kunnen noemen. Hl] prijst de ge
weldloze anarchie aan in De schipbreukelingen,
het verhaal van een groep schipbreukelingen die
op een eiland een socialistische kolonie vormen.
Het vrijheidsidee, strijd tegen de overheersing
staat centraal In zijn Gezin zonder naam.
Het geheimzinnige eiland is, In vervolg op 20.000
mijlen onder zee, een verhaal over een dood eiland
dat wordt omgetoverd in een soort mechanisch
paradijs. De stelling lijkt verdedigbaar dat Verne,
zoals zovelen van zijn tijdgenoten, aanvankelijk
geloofde in het heil dat het mechaniek over de
mensheid zou uitstorten.
Maar ook het besef dat de ontwikkeling van de
techniek kan lelden tot het gebruik van de meest
helse wapens was bij Verne wel degelijk aanwezig,
getuige bijvoorbeeld uit zijn Uit liefde voor de vlag.
In die roman laat een (uiteraard waanzinnige) ge
leerde met gebruikmaking van geleide projectielen
een soort atoombom op de mensheid los.
:M
FFICE
odes remain
ENDOCUTICl
EXOCüTlCLE
P1CUTICLE
vith bact
colony
No
No
Yes
Veel schrijvers verwachten nog steeds een bete
re maatschappij, maar zeker niet meer een vol
maakte samenleving. Lundwall: „Geen enkele we
reld zal ooit volmaakt zijn, want de mens is niet
volmaakt”. Maar een zeker even groot aantal ziet
hoogstens een technisch volmaakte maatschappij
met daarin een zeker niet gelukkige mens.
Lundwall: „Toen de stoommachine was uitge
vonden, dacht men dat hij de weg naar Utopia
plaveide; wel, dat deed hij niet, en de elektriciteit
evenmin, ook al maakte die het leven beslist aange
namer. Later droegen atoomenergie, wereldwijde
communicatie en ruimtevaart ieder op hun eigen
manier bij aan het algemeen welzijn, maar Utopia
is nog niet bereikt.
Zo zal het altijd blijven. Utopieën zorgen af en
toe voor interessante lectuur, maar ze hebben
bepaald geen plaats in de werkelijkheid”.
Zo gezien lijkt het dus een onbegonnen zaak vol
te houden dat sf een utopische literatuur zou zijn.
Bij bepaalde soorten sf zou die stelling, oppervlak-
king gezien, nog wel even houdbaar lijken; maar
dan alleen maar als men er van uit wil gaan dat
technische vooruitgang parallel loopt met de gees
telijke ontwikkeling van de mens.
Lieve Rita,
Ik verafschuw de mensen om me
heen. Ze klitten maar samen en
barricaderen met hun kleffe ge
drag de trottoirs. Ze rijden je van
de sokken met die venijnige wa
gentjes waarin ze hun weerzin
wekkende kinderen van snoepwin
kei naar patatkraam rollen. Ze
zien er allemaal even dom uit en
schrijvers zien ook duidelijk de keerzijde van de
medaille, te omschrijven met het cliché: „De com
puter grijpt de macht”.
Daarbij is het om het even, of die computer dat
letterlijk alleen doet, alwijs en alwetend als hij is,
of dat hij gebruikt wordt door een kleine groep
schurkachtige, op macht beluste lieden of enkele
futuristische regenten die vinden dat alleen zij het
goede met de mensheid voor hebben.
Het resultaat is in de sf feitelijk steeds hetzelfde:
de mens wordt gemanipuleerd, hij is niet langer
vrij, hij komt in opstand. Een tot in het oneindige
ontwikkelde technologie is geen antwoord op de
menselijke problemen, hoogstens een uitstekend
hulpmiddel, misschien zelfs een bedreiging.
Nog even terug naar Aldiss en zijn zienswijze
betreffende More’s Utopia: „Zulke sobere en ach-
tenswaardige plannen voor een beter leven op
aarde als die van More, zijn tegenwoordig voor ons
een ver verwijderd ideaal geworden; ons geloof in
de volmaaktheid van de mens en in de overwin
ning van het altruïsme op het eigenbelang is heel
wat minder sterk dan dat in vroeger eeuwen het
geval was; een wanhopige aandacht die op onze
directe omgeving is gericht, is het nieuwe utopisme
geworden”
En: „Een teruggang van het algemene geloof in
politieke systemen, een diepgaand onderzoek naar
de effecten van de technologie, een weigering om
zelfs maar lippendienst te verlenen ten behoeve
van de gevestigde religies: dit zijn enkele factoren
die het ontwikkelen van utopieën in de nabije
toekomst onwaarschijnlijk maken”
Wat Aldiss hier zegt met zoveel woorden is dat
algemeen heersende opvattingen over mens en
maatschappij ook de schrijvers van sf-verhalen
niet onberoerd laten. Ligt een samenleving beverig
van bewondering op de knieën voor de ontwikke
ling van de techniek, in de sf-verhalen zal je daar
de weerslag van aantreffen; breekt het besef door
dat die techniek toch niet tot het aards paradijs zal
leiden, ook in de sf zul je erover kunnen lezen.
Nogmaals Aldiss: „Het probleem met Utopieën is
dat ze te ordelijk zijn. Zij sluiten de irrationaliteit
van de mens uit en die irrationaliteit is de grootste
ontdekking van de laatste eeuw. Ze zijn misschien
wel het produkt van de fantasie, maar ze verwer
pen de fantasie als een deel van de mens
De visie van Sam Lundwall, schrijver van het
boek „Wat is science fiction?” op de utopie en die
in de sf in het bijzonder; hij citeert daarbij Ches
terton: „Het zwakke punt van alle utopieën is dat
ze het moeilijkste probleem van de mens nemen en
er van uitgaan dat het overwonnen is, en vervol
gens geven ze een uitgebreid relaas van het over
winnen van de kleinere problemen.
Eerst nemen ze aan dat niemand meer dan zijn
deel wil hebben en dan zijn ze heel vindingrijk in
het uitleggen of zijn deel per auto of per ballon
bezorgd zal worden”.
De tweede tegenwerping en deze weegt mis
schien nog zwaarder is dat utopieën onveran
derlijk stomvervelend zijn. Ook dit kan niet an
ders: het is de aard van de utopie. Als alles
uitstekend in orde is, waar leef je dan nog voor?
„Ik wil geen comfort”, roept Aldous Huxley’s John
Savage tegen de Wereldregelaar.
„Ik wil God, ik wil poëzie, ik wil echt gevaar, ik
wil vrijheid, ik wil goedheid, ik wil zonde”.
„Eigenlijk”, zei Mustapha Mond, „eis je het recht
om ongelukkig te zijn”.
Ook Lundwall ziet duidelijk dat de sf nog altijd
bezig is met het scheppen van denkbeeldige, mis
schien meer confortabele, toekomstige maat
schappijen, maar dat deze nog maar weinig lijken
op de escapistische utopieën van vroeger jaren.
Met andere woorden: hoe slim sf-schrijvers ook
mogen zijn in het bedenken van allerlei technische
oplossingen voor welk probleem dan ook, een
geheel geautomatiseerde samenleving waarin alle
materiële kommer en kwel is uitgebannen, lijkt erg
aardig voor wie zich niet wenst te verdiepen in
de menselijke aard.
Niet alleen lijkt deze vorm van samenleving (en
in de sf blijft die uiteraard niet beperkt tot ons
kleine wereldje, maar strekt zich uit tot intergalac
tische rijken) niet het laatste woord, maar veel sf-
grinniken de godganse dag Ze
teisteren de atmosfeer met hun
erbarmelijke uitspraak van de Ne
derlandse taal. Ze verpakken hun
vettige lichamen in afzichtelijke
kunststoffen cocons en stinken
een uur in de wind. Deodorants,
bodylotions, vaginale sprays het
kan niet op. J
Ze pleisteren hun pokdalige ge
zichten met grauwe mortel en stij
ven hun dorre haar met snelver-
hardende lijm. Ze ontlenen hun
-
en The shape of things to come van Wells( Maar
aan anti-utopieën: Heerlijke nieuwe wereld
van Huxley en 1984 van Orwell en Wij van Zamja-
tin; verder 1999 van Harrison, The jagged orbit,
Stand on Zanzibar, The sheep look up en Shock
wave rider van John Brunner, allemaal rampzali
ge werelden, waarbij vergeleken Orwell nog een
paradijs schilderde. Twee vrolijker voorbeelden
van een anti-utopie: De grote pianola van Vonne
gut en De ruimtemagnaten van Pohl en Kornbluth.
Orwell was lang niet de enige, wel de bekendste”.
Deze voorbeelden zijn met wel tientallen andere
uit te breiden. Brian Aldiss, een van de belangrijk
ste Engelse sf-schrijvers, -critici en -kenners be
steedt ook aandacht aan de utopie in de sf in zijn
boek Het lichtjarenfeest, een van de zeldzame in
het Nederlands vertaalde boeken die serieus de
literatuurgeschiedenis van het genre behandelen.
Hij zegt o.a.. „Net als onze stadsplanologen heb
ben de utopisten de bedoeling iets te ontwerpen
dat ordelijk is en goed functioneert. Net als in een
stadsplan moeten de burgers in dit patroon pas
sen More’s Utopia is een heel vriendelijke en
verstandige staat, maar toch bezorgen een aantal
beperkingen koude rillingen aan de hedendaagse
lezer, die leeft in een wereld met enkele bloeiende
politiestaten.
Wanneer de Utopiërs van More naar buiten
gaan, zijn ze allemaal gekleed in dezelfde soort
mantel, allemaal van dezelfde kleur. Er is een
aaptal steden in Utopia, maar ze zijn allemaal
hetzelfde; „wie er een van kent, kent ze allemaal”.
De burgers moeten een vergunning hebben om
van de ene stad naar de andere te reizen. Verder
kennen ze geen „dobbelspel en andere soortgelijke
dwaze en verderfelijke spelen”. Vaarwel aards
geluk! Adieu Las Vegas! Het is een schrale troost
te horen dat zij slechts „twee spelen kennen die
niet erg veel verschillen van het schaakspel”.
More heeft belangrijker dingen te bieden. Zijn
kleine wereld heeft verstandige wetten en wordt
wijs geregeerd. De burgers hebben prachtige tui
nen en hospitalen. Lijfeigenen verrichten al het
geestdodende werk en huurlingen vechten alle
oorlogen uit. Gesprekken, muziek en banketten
zijn toegestaan, maar bierhuizen en bordelen zijn
verboden, net als de astrologie”.
Aldus Brian Aldiss over Utopia, waarbij het
overigens opvalt dat deze utopische samenleving
kennelijk niet geldt voor de sloebers (More’s vorm
van „gastarbeid”?) die de oorlogen mogen uitvech
ten en het geestdodende werk doen. Voor dat
laatste probleem overigens hebben de hedendaag
se sf-auteurs allang de meest ingenieuze oplossin
gen bedacht.
Geestdodende arbeid hoeft in de toekomst na
tuurlijk niet meer gedaan te worden. Daar heb je
allerhande praktische apparaatjes voor, gekop
peld aan een computer of nog liever, aan DE
COMPUTER, de alleswetende, allesbeheersende,
die alle bestuur en beheer in de samenleving heeft
overgenomen, zodat de mens zich verder rustig
kan bezighouden met zijn hobby’s en speeltjes.
Dit thema is op talloze manieren uitgewerkt,
maar helaas, voor de luien van geest, ook hierin is
al jarenlang een stroming te onderkennen, die ons
het besef bij brengt dat zo’n samenleving toch niet
je ware is. Wat blijft er in zo’n onbekommerde, de
mens letterlijk van de wieg tot het graf koesteren
de samenleving, nog aan werkelijk leven over?
Als je eens de weg terug kon
gaan. Alles was altijd zo onherroe
pelijk voorbij.
De weg terug het scheen te
gebeuren als je verzoop. In die
paar seconden voordat je ziel
(Ajuu) je lichaam verliet en ja,
wat „en”? Naar boven borrelde?.
Je stelde je de dingen altijd zo
lichamelijk voor.
Die levensfilm, even voor je ver
dronk. Drenkelingen die geen
drenkelingen waren (omdat ze op
het nippertje uit de plomp waren
getakeld: makkelijk lullen) kon
den er smakelijk over vertellen. Jij
kon er alleen maar jaloers op zijn,
al scheet je dan in je broek bij de
gedachte aan de verdrinkings
dood.
De weg terug Een dromerige
blik kwam in zijn ogen.
X PRIVE
30-39335.
stente.
bruiloft:
IEK (4è5
18.00 uur
Het verleden kunnen we, grotendeels, reconstru
eren aan de hand van feiten; naar de toekomst
kunnen we raden. En dat gebeurt dan ook, op
grote schaal, wetenschappelijk onderbouwd of
puur intuïtief, op allerlei manieren en vanuit de
meest uiteenlopende motiveringen. Raden naar de
toekomst is een vak geworden voor professionals
en amateurs en onder deze laatste groep mogen we
ook de schrijvers rekenen zeker velen onder hen
die science fiction (sf) produceren.
Een door allen aanvaarde definitie van sf be
staat niet en ook al daardoor bestaat er nauwelijks
overeenstemming over de vraag wanneer de sf nu
eigenlijk zijn intrede deed in de literatuur (weer
anderen beweren dat dat nooit gebeurd is).
Om een klein beetje uit deze verwarring te
geraken wordt door fans en geïnteresseerden
meestal gewezen op ene Hugo Gernsback, hande
laar in elektrische spullen, Amerikaan, met een
bijna fanatieke belangstelling voor alles wat de
ontwikkeling van de techniek betreft. Enkele van
zijn activiteiten: hij redigeerde een aantal radio-
tijdschriften, stichtte een vereniging van radio
zendamateurs, schreef een sf-roman, die praktisch
alleen bestond uit voorspellingen op het gebied
van technische ontwikkelingen, bedacht het woord
televisie en ook het woord „scientifiction”, in 1926,
en een paar jaar later de term „science fiction".
Schrijvers als Wells, Poe en Jules Verne interes
seerden hem zeer. Hij richtte het eerste echte
Amerikaanse sf-tijdschrift op, Amazing Stories,
dat. verhalen moest gaan bevatten waaraan hij drie
voorwaarden stelde: ze moesten „amazing" (verba
zingwekkend, verbluffend) zijn; ze moesten een
wetenschappelijke achtergrond hebben en ze
moesten oorspronkelijk zijn.
Sinds Gernsback (naar wie de bekende Hugo
Award, de Oscar voor sf-schrijvers, genoemd is) is
de belangstelling voor het verschijnsel sf enorm
toegenomen. De sf groeide zij het langzaam wat
betreft de inhoudelijke ontwikkeling van het genre
enorm in aantal lezers, bewonderaars, fanaten,
schrijvers en tegenstanders. Binnen de sf groeide
langzaam maar zeker een aantal stromingen.
Een van die stromingen is de utopische sf. In een
onlangs, ter gelegenheid van het twaalfjarig be
staan van de Meulenhoff-sf-serie uitgegeven boek
je, wordt daarover gezegd: „Een utopie is een
beschrijving van een ideale samenleving. Utopieën
zijn niet altijd sf en hoeven zelfs geen science
fiction te zijn Meestal zijn het nachtmerries, hoe
goed bedoeld het ideaal ook. Een utopie die met
opzet als het tegendeel van ideaal wordt afgebeeld,
is een anti-utopie of dystopie”.
En even verder: „Utopieën geven aan hoe het zou
moeten worden; anti-utopieën waarschuwen hoe
het niet moet en voorspellen dat het nog veel erger
wordt”. Hoewel veel mensen de sf nog steeds als
een utopische literatuur zien, is het langzamer
hand opvallend dat het aantal voorbeelden dat je
in de sf kan geven van goede dystopieën heel wat
groter is dan van goede utopieën.
minuut vroeger langskomt
dan in de dienstregeling die
je uit je hoofd kent is aange
geven. Het blijft tobben.
Je moet de groeten hebben
van Evelien. Ze kwam van
avond onverwacht langs. Heel
gezellig!
Maarten, hou je goed en
schrijf gauw terug.
Je Steven
Dgt was um! Opgewonden con
troleerde Geert of hij de deur van
zijn kamer wel goed op slot had
gedaan. Pas daarna begon hij ner
veus het in cursieve lettertjes afge
drukte antwoord op zijn brief te
lezen.
Kop op, mevrouw Van G!
We hebben allemaal wel
eens een sombere bui en ik
begrijp uw brief dan ook erg
goed! Soms denken we dat de
hele wereld tegen ons samen
spant. Het is dan goed om er
afstand van te nemen, het een
dagje kalm aan te doen (laat
dat stof maar eens een dagje
liggen!) en eens rustig over de
dingen na te denken. En u mag
uzelf bést eens verwennen!
Stap eens op de trein! Maak
eens zo’n dagtocht je naar de
Kaasmarkt! Néém het er eens
van! Het leven is dl kort ge
noeg!
Ik merk aan uw brief dat u
hem haastig, in drift mis
schien, hebt neergepend. Het
zat u even érg hoog, nietwaar?
Die brief op zich zal u al wat
opgelucht hebben en ik ver
moed zelfs dat de sombere
wolken inmiddels wel zijn
overgetrokken en dat u zich
nu afvraagt waarover u zich
zo druk hebt gemaakt!
Zo is het tóch goed dat u mij
hebt geschreven. En mocht u
weer eens in zo’n stemming
verkeren, en het gaat niet snel
over, raadpleegt u dan eens
uw huisarts. Die zal u graag
No
Y“
V<’
Jf”.
Y“
No
i\. No
9
Vijf dagen later werd hij opge
vist uit de vaart, waar op de
woensdagmiddag altijd veel kin
deren speelden. Het was de eerste
dag na de schoolvakantie.
Beste Maarten,
Ben voor de zoveelste keer
begonnen aan „De weg terug”
zoals je weet een thema
waar ik al jaren mee sukkel.
Bomans heeft eens gezegd,
dat elke beschaving die niet
deugt teruggrijpt naar haar
verleden. Ik geloof dat dat zo
is. Die kwalijke hang naar
vroeger wordt warm toege
dekt met de donzige term nos
talgie dat klinkt sympa
thiek, maar het blijft een ziek
verschijnsel.
Ik wil daar in mijn boeken
mee afrekenen, maar het kost
me de grootste moeite. Waar
om zijn wij in godsnaam
schrijver geworden? Weet jij
het? Iedere keer als ik een wit
vel in mijn machine draai, valt
er een transparante zak over
mijn hoofd. De glazen stolp,
die Sylvia genekt heeft. Ik
merk nu dat haar dood (haar
laatste, zoals ze kort ervoor
schreef) overeenkomt met die
in „De weg terug”. Toeval of
noodlot; rekenen op iets dat
bij uitzondering niet gebeurt.
Onder een trein lopen die een
Er trok een licht waas voor zijn
ogen. Hij knipperde een paar keer
tot het weg was, plantte de ellebo
gen op zijn dijbenen en liet zijn
hoofd zwaar op zijn vochtige han
den rusten. Daar zat hij nou Veer
tien jaar oud en de beste van de
klas. Ik ga morgen niet naar
school, dacht hij. In de zekerheid
dat hij wèl zou gaan en weer flink
gepest zou worden.
Als hij maar eenmaal van school
af was. Schrijver zou hij worden;
als hij dan tóch verder moest in het
leven Hij zou ze er allemaal van
langs geven.
En dan nóóit meer terugkijken.
Daar z^t tój flfiv
tién jüör oud en de beste de
klas. gamófcgMt niet naar
«dttxd, dacht ftfj. J» dé iwk-erbeid
dat hy wèl «mWA da wr flink
gepest tót) woeden
af wbs. fiebniver- »ou worden,
■ais fdj dan tötfft vet'ddf fftoeat in hef
«wen Jfi J er ahwnaat van
•ldgeérti.
twen
lationale 8^2,
rit *he rok.
j I «h-ch untr^.
O»)ou Company»
like rec*n,|v. bee" >v
1
op menselij ke problemen
28.34 -0R0R
56/44 275
6 45x|4 26 0
2761 ,J':
55/45 Q
b95«14(
20.0 jH
188
helpen. Wanneer u een af-
spraak maakt, kunt u met hem
misschien eens het spoor terug
volgen, de weg terug gaan, om
erachter te komen waardoor u
ineens aan die pessimistische
bui kwam. Hij kan u trouwens
altijd aan een kalmerend mid
deltje helpen!
Mevrouw Van G., sterkte er
mee! En schrijft u gerust wéér
als er iets is.
Liefs van Rita.
JIJ
-
gespreksstof aan soortgenoten en
roddelbladen, en leuteren je de
oren van de kop met hun onbenul
lige banketbakkersfilosofieën En
ze hebben gelijk! Christenenziele,
ze hebben altijd gelijk. Ze zijn het
onveranderlijk met elkaar eens.
Lieve Rita, ik ben geen kluize
naar of zonderling, en ik ben even
min eenzaam of a-sociaal. Ik kan
alleen niet tegen die meute. Het
vliegt me naar de strot! Wat moet
ik doen?
Mevrouw S. v. G. te H
..No.
No
No
No
Y„ Yr.
No
No
Ye*
Yeo
215
6.9
bodie* «re decon
-nicroorganiama.
centerby hyd
adowa of nem
J «o/-
at