DE WEG TERUG N. Jules Verne keek in de toekomst es es dames ten k JINATIF in Aldiss Stoommachine Computer Sloebers door Peter Wolfsbergen Stromingen WUi 24 FFICE I n voor- 4 $0$ KEES TOPS IJ en, die de zou Een paar regeltjes in de krant, een eigenlijk niet eens zo erg opvallend berichtje: „Straf voor meer dan twee kinderen aldus de kop en dan de mededeling dat het Filippijnse parlement het wetsvoorstel bespreekt om moeders die meer dan twee kinderen baren te bestraffen met geldboetes tot ongeveer 300 gulden. De bevolking van de Filippijnen neemt jaarlijks met drie percent toe. Einde bericht, maar daarachter zit een vaak beangstigend verhaal, dat op een willekeurig tijdstip in het verleden begon en tot in de verre toekomst zal doorlopen. Waar in de toekomst zullen we kunnen zeggen dat althans dit verhaal verteld is? Of zal dat nooit kunnen? A:t$ je eens tfe'Wfeg téfug .kón gaan Alte$w#8altijd pehjk vuortbj sfetwwn te gebeuren ate j» wmoop ld dw paar seeoaden. voordat je klei wrdfet «n wht „en"? Naar boven borréfcfe?, Je dteldé .'.jié de didgébseitud. 40 lihhathetijk vanr/ 's I- Technologie geen antwoord No id: 5 (Raymond >qra Yea Yes' B uren) Zo is het goed, nu de droom weldra sterven zal. Het kon niet an ders zijn. (Hubert Lampo) De man las de brief nog een keer over, stopte hem in de al geadres seerde envelop, likte deze dicht en gooide hem met een diepe zucht in de prullemand. Keek afwezig rond in de schamel gemeubileerde ka mer, vatte de kruik en verzonk in gepeins. Girl we gotta get out of here We gotta find a solu tion I’m a twentieth centu ry man but I don’t want to die here. Douglas Davies) Het Meulenhoff-boekje noemt, van na 1900, bij voorbeeld aan utopieën alleen Island van Huxley No Ye* Ie dagen es/ nistes nmelden. No Yes No No No Ye No No Wle over science fiction praat, kan niet om Jules Verne heen zeker niet In dit jaar 1978, waarin herdacht wordt dat Verne anderhalve eeuw gele den In Nantes geboren werd. Het aantal etiketten dat op deze beroemde schrijver Is geplakt Is ongelooflijk groot. Vader van de science fiction, klandestlen socia list, utopist, ziener, profeet, dromer enzovoorts enzovoorts. Veel van die omschrijvingen bevatten een kern van waarheid, maar veel ook niet. Een profeet kan je Verne eigenlijk niet noemen, al wordt er steeds weer op gewezen dat hij dan toch maar de duikboot, het reizen naar de maan en mogelijk zelfs de atoombom heeft „voorspeld”. Waar en niet waar: deze en andere zaken waren misschien In Verne’s tijd nog geen werkelijkheid, maar mensen die op de hoogte waren van de ontwikkelingen van de techniek konden hun con clusies trekken. Waarmee niets ten nadele gezegd wil zijn over de visie van Verne. Veel sf-schrljvers heden ten dage werken nog met gegevens als voorspelbare, maar nog niet gerealiseerde ontwik kelingen In de techniek. Ook waar Is, dat een deel van Verne’s werk science fiction avant la lettre genoemd kan wor den. Zijn werk heeft ongetwijfeld talrijke sf-schrlj vers beïnvloed, veel elementen („sence of won der”) die we bij hedendaagse sf-schrljvers vinden, treffen we heel duidelijk In veel werk van Verne aan. Maar lang niet alleen Verne mag een groot voorloper van de hedendaagse sf genoemd wor- Jen. Daar zijn, om slechts enkele namen te noe men, ook een Mary Shelley (Frankenstein), Edgar Allen Poe en Verne’s tijdgenoot Wells. Ook daarin Is Verne dus niet uniek. Een utopist dan? Ook alweer ja en neen. Verne schreef 64 romans, 15 toneelstukken en enkele didactische werken en een aantal daarvan zou je zeker utopisch kunnen noemen. Hl] prijst de ge weldloze anarchie aan in De schipbreukelingen, het verhaal van een groep schipbreukelingen die op een eiland een socialistische kolonie vormen. Het vrijheidsidee, strijd tegen de overheersing staat centraal In zijn Gezin zonder naam. Het geheimzinnige eiland is, In vervolg op 20.000 mijlen onder zee, een verhaal over een dood eiland dat wordt omgetoverd in een soort mechanisch paradijs. De stelling lijkt verdedigbaar dat Verne, zoals zovelen van zijn tijdgenoten, aanvankelijk geloofde in het heil dat het mechaniek over de mensheid zou uitstorten. Maar ook het besef dat de ontwikkeling van de techniek kan lelden tot het gebruik van de meest helse wapens was bij Verne wel degelijk aanwezig, getuige bijvoorbeeld uit zijn Uit liefde voor de vlag. In die roman laat een (uiteraard waanzinnige) ge leerde met gebruikmaking van geleide projectielen een soort atoombom op de mensheid los. :M FFICE odes remain ENDOCUTICl EXOCüTlCLE P1CUTICLE vith bact colony No No Yes Veel schrijvers verwachten nog steeds een bete re maatschappij, maar zeker niet meer een vol maakte samenleving. Lundwall: „Geen enkele we reld zal ooit volmaakt zijn, want de mens is niet volmaakt”. Maar een zeker even groot aantal ziet hoogstens een technisch volmaakte maatschappij met daarin een zeker niet gelukkige mens. Lundwall: „Toen de stoommachine was uitge vonden, dacht men dat hij de weg naar Utopia plaveide; wel, dat deed hij niet, en de elektriciteit evenmin, ook al maakte die het leven beslist aange namer. Later droegen atoomenergie, wereldwijde communicatie en ruimtevaart ieder op hun eigen manier bij aan het algemeen welzijn, maar Utopia is nog niet bereikt. Zo zal het altijd blijven. Utopieën zorgen af en toe voor interessante lectuur, maar ze hebben bepaald geen plaats in de werkelijkheid”. Zo gezien lijkt het dus een onbegonnen zaak vol te houden dat sf een utopische literatuur zou zijn. Bij bepaalde soorten sf zou die stelling, oppervlak- king gezien, nog wel even houdbaar lijken; maar dan alleen maar als men er van uit wil gaan dat technische vooruitgang parallel loopt met de gees telijke ontwikkeling van de mens. Lieve Rita, Ik verafschuw de mensen om me heen. Ze klitten maar samen en barricaderen met hun kleffe ge drag de trottoirs. Ze rijden je van de sokken met die venijnige wa gentjes waarin ze hun weerzin wekkende kinderen van snoepwin kei naar patatkraam rollen. Ze zien er allemaal even dom uit en schrijvers zien ook duidelijk de keerzijde van de medaille, te omschrijven met het cliché: „De com puter grijpt de macht”. Daarbij is het om het even, of die computer dat letterlijk alleen doet, alwijs en alwetend als hij is, of dat hij gebruikt wordt door een kleine groep schurkachtige, op macht beluste lieden of enkele futuristische regenten die vinden dat alleen zij het goede met de mensheid voor hebben. Het resultaat is in de sf feitelijk steeds hetzelfde: de mens wordt gemanipuleerd, hij is niet langer vrij, hij komt in opstand. Een tot in het oneindige ontwikkelde technologie is geen antwoord op de menselijke problemen, hoogstens een uitstekend hulpmiddel, misschien zelfs een bedreiging. Nog even terug naar Aldiss en zijn zienswijze betreffende More’s Utopia: „Zulke sobere en ach- tenswaardige plannen voor een beter leven op aarde als die van More, zijn tegenwoordig voor ons een ver verwijderd ideaal geworden; ons geloof in de volmaaktheid van de mens en in de overwin ning van het altruïsme op het eigenbelang is heel wat minder sterk dan dat in vroeger eeuwen het geval was; een wanhopige aandacht die op onze directe omgeving is gericht, is het nieuwe utopisme geworden” En: „Een teruggang van het algemene geloof in politieke systemen, een diepgaand onderzoek naar de effecten van de technologie, een weigering om zelfs maar lippendienst te verlenen ten behoeve van de gevestigde religies: dit zijn enkele factoren die het ontwikkelen van utopieën in de nabije toekomst onwaarschijnlijk maken” Wat Aldiss hier zegt met zoveel woorden is dat algemeen heersende opvattingen over mens en maatschappij ook de schrijvers van sf-verhalen niet onberoerd laten. Ligt een samenleving beverig van bewondering op de knieën voor de ontwikke ling van de techniek, in de sf-verhalen zal je daar de weerslag van aantreffen; breekt het besef door dat die techniek toch niet tot het aards paradijs zal leiden, ook in de sf zul je erover kunnen lezen. Nogmaals Aldiss: „Het probleem met Utopieën is dat ze te ordelijk zijn. Zij sluiten de irrationaliteit van de mens uit en die irrationaliteit is de grootste ontdekking van de laatste eeuw. Ze zijn misschien wel het produkt van de fantasie, maar ze verwer pen de fantasie als een deel van de mens De visie van Sam Lundwall, schrijver van het boek „Wat is science fiction?” op de utopie en die in de sf in het bijzonder; hij citeert daarbij Ches terton: „Het zwakke punt van alle utopieën is dat ze het moeilijkste probleem van de mens nemen en er van uitgaan dat het overwonnen is, en vervol gens geven ze een uitgebreid relaas van het over winnen van de kleinere problemen. Eerst nemen ze aan dat niemand meer dan zijn deel wil hebben en dan zijn ze heel vindingrijk in het uitleggen of zijn deel per auto of per ballon bezorgd zal worden”. De tweede tegenwerping en deze weegt mis schien nog zwaarder is dat utopieën onveran derlijk stomvervelend zijn. Ook dit kan niet an ders: het is de aard van de utopie. Als alles uitstekend in orde is, waar leef je dan nog voor? „Ik wil geen comfort”, roept Aldous Huxley’s John Savage tegen de Wereldregelaar. „Ik wil God, ik wil poëzie, ik wil echt gevaar, ik wil vrijheid, ik wil goedheid, ik wil zonde”. „Eigenlijk”, zei Mustapha Mond, „eis je het recht om ongelukkig te zijn”. Ook Lundwall ziet duidelijk dat de sf nog altijd bezig is met het scheppen van denkbeeldige, mis schien meer confortabele, toekomstige maat schappijen, maar dat deze nog maar weinig lijken op de escapistische utopieën van vroeger jaren. Met andere woorden: hoe slim sf-schrijvers ook mogen zijn in het bedenken van allerlei technische oplossingen voor welk probleem dan ook, een geheel geautomatiseerde samenleving waarin alle materiële kommer en kwel is uitgebannen, lijkt erg aardig voor wie zich niet wenst te verdiepen in de menselijke aard. Niet alleen lijkt deze vorm van samenleving (en in de sf blijft die uiteraard niet beperkt tot ons kleine wereldje, maar strekt zich uit tot intergalac tische rijken) niet het laatste woord, maar veel sf- grinniken de godganse dag Ze teisteren de atmosfeer met hun erbarmelijke uitspraak van de Ne derlandse taal. Ze verpakken hun vettige lichamen in afzichtelijke kunststoffen cocons en stinken een uur in de wind. Deodorants, bodylotions, vaginale sprays het kan niet op. J Ze pleisteren hun pokdalige ge zichten met grauwe mortel en stij ven hun dorre haar met snelver- hardende lijm. Ze ontlenen hun - en The shape of things to come van Wells( Maar aan anti-utopieën: Heerlijke nieuwe wereld van Huxley en 1984 van Orwell en Wij van Zamja- tin; verder 1999 van Harrison, The jagged orbit, Stand on Zanzibar, The sheep look up en Shock wave rider van John Brunner, allemaal rampzali ge werelden, waarbij vergeleken Orwell nog een paradijs schilderde. Twee vrolijker voorbeelden van een anti-utopie: De grote pianola van Vonne gut en De ruimtemagnaten van Pohl en Kornbluth. Orwell was lang niet de enige, wel de bekendste”. Deze voorbeelden zijn met wel tientallen andere uit te breiden. Brian Aldiss, een van de belangrijk ste Engelse sf-schrijvers, -critici en -kenners be steedt ook aandacht aan de utopie in de sf in zijn boek Het lichtjarenfeest, een van de zeldzame in het Nederlands vertaalde boeken die serieus de literatuurgeschiedenis van het genre behandelen. Hij zegt o.a.. „Net als onze stadsplanologen heb ben de utopisten de bedoeling iets te ontwerpen dat ordelijk is en goed functioneert. Net als in een stadsplan moeten de burgers in dit patroon pas sen More’s Utopia is een heel vriendelijke en verstandige staat, maar toch bezorgen een aantal beperkingen koude rillingen aan de hedendaagse lezer, die leeft in een wereld met enkele bloeiende politiestaten. Wanneer de Utopiërs van More naar buiten gaan, zijn ze allemaal gekleed in dezelfde soort mantel, allemaal van dezelfde kleur. Er is een aaptal steden in Utopia, maar ze zijn allemaal hetzelfde; „wie er een van kent, kent ze allemaal”. De burgers moeten een vergunning hebben om van de ene stad naar de andere te reizen. Verder kennen ze geen „dobbelspel en andere soortgelijke dwaze en verderfelijke spelen”. Vaarwel aards geluk! Adieu Las Vegas! Het is een schrale troost te horen dat zij slechts „twee spelen kennen die niet erg veel verschillen van het schaakspel”. More heeft belangrijker dingen te bieden. Zijn kleine wereld heeft verstandige wetten en wordt wijs geregeerd. De burgers hebben prachtige tui nen en hospitalen. Lijfeigenen verrichten al het geestdodende werk en huurlingen vechten alle oorlogen uit. Gesprekken, muziek en banketten zijn toegestaan, maar bierhuizen en bordelen zijn verboden, net als de astrologie”. Aldus Brian Aldiss over Utopia, waarbij het overigens opvalt dat deze utopische samenleving kennelijk niet geldt voor de sloebers (More’s vorm van „gastarbeid”?) die de oorlogen mogen uitvech ten en het geestdodende werk doen. Voor dat laatste probleem overigens hebben de hedendaag se sf-auteurs allang de meest ingenieuze oplossin gen bedacht. Geestdodende arbeid hoeft in de toekomst na tuurlijk niet meer gedaan te worden. Daar heb je allerhande praktische apparaatjes voor, gekop peld aan een computer of nog liever, aan DE COMPUTER, de alleswetende, allesbeheersende, die alle bestuur en beheer in de samenleving heeft overgenomen, zodat de mens zich verder rustig kan bezighouden met zijn hobby’s en speeltjes. Dit thema is op talloze manieren uitgewerkt, maar helaas, voor de luien van geest, ook hierin is al jarenlang een stroming te onderkennen, die ons het besef bij brengt dat zo’n samenleving toch niet je ware is. Wat blijft er in zo’n onbekommerde, de mens letterlijk van de wieg tot het graf koesteren de samenleving, nog aan werkelijk leven over? Als je eens de weg terug kon gaan. Alles was altijd zo onherroe pelijk voorbij. De weg terug het scheen te gebeuren als je verzoop. In die paar seconden voordat je ziel (Ajuu) je lichaam verliet en ja, wat „en”? Naar boven borrelde?. Je stelde je de dingen altijd zo lichamelijk voor. Die levensfilm, even voor je ver dronk. Drenkelingen die geen drenkelingen waren (omdat ze op het nippertje uit de plomp waren getakeld: makkelijk lullen) kon den er smakelijk over vertellen. Jij kon er alleen maar jaloers op zijn, al scheet je dan in je broek bij de gedachte aan de verdrinkings dood. De weg terug Een dromerige blik kwam in zijn ogen. X PRIVE 30-39335. stente. bruiloft: IEK (4è5 18.00 uur Het verleden kunnen we, grotendeels, reconstru eren aan de hand van feiten; naar de toekomst kunnen we raden. En dat gebeurt dan ook, op grote schaal, wetenschappelijk onderbouwd of puur intuïtief, op allerlei manieren en vanuit de meest uiteenlopende motiveringen. Raden naar de toekomst is een vak geworden voor professionals en amateurs en onder deze laatste groep mogen we ook de schrijvers rekenen zeker velen onder hen die science fiction (sf) produceren. Een door allen aanvaarde definitie van sf be staat niet en ook al daardoor bestaat er nauwelijks overeenstemming over de vraag wanneer de sf nu eigenlijk zijn intrede deed in de literatuur (weer anderen beweren dat dat nooit gebeurd is). Om een klein beetje uit deze verwarring te geraken wordt door fans en geïnteresseerden meestal gewezen op ene Hugo Gernsback, hande laar in elektrische spullen, Amerikaan, met een bijna fanatieke belangstelling voor alles wat de ontwikkeling van de techniek betreft. Enkele van zijn activiteiten: hij redigeerde een aantal radio- tijdschriften, stichtte een vereniging van radio zendamateurs, schreef een sf-roman, die praktisch alleen bestond uit voorspellingen op het gebied van technische ontwikkelingen, bedacht het woord televisie en ook het woord „scientifiction”, in 1926, en een paar jaar later de term „science fiction". Schrijvers als Wells, Poe en Jules Verne interes seerden hem zeer. Hij richtte het eerste echte Amerikaanse sf-tijdschrift op, Amazing Stories, dat. verhalen moest gaan bevatten waaraan hij drie voorwaarden stelde: ze moesten „amazing" (verba zingwekkend, verbluffend) zijn; ze moesten een wetenschappelijke achtergrond hebben en ze moesten oorspronkelijk zijn. Sinds Gernsback (naar wie de bekende Hugo Award, de Oscar voor sf-schrijvers, genoemd is) is de belangstelling voor het verschijnsel sf enorm toegenomen. De sf groeide zij het langzaam wat betreft de inhoudelijke ontwikkeling van het genre enorm in aantal lezers, bewonderaars, fanaten, schrijvers en tegenstanders. Binnen de sf groeide langzaam maar zeker een aantal stromingen. Een van die stromingen is de utopische sf. In een onlangs, ter gelegenheid van het twaalfjarig be staan van de Meulenhoff-sf-serie uitgegeven boek je, wordt daarover gezegd: „Een utopie is een beschrijving van een ideale samenleving. Utopieën zijn niet altijd sf en hoeven zelfs geen science fiction te zijn Meestal zijn het nachtmerries, hoe goed bedoeld het ideaal ook. Een utopie die met opzet als het tegendeel van ideaal wordt afgebeeld, is een anti-utopie of dystopie”. En even verder: „Utopieën geven aan hoe het zou moeten worden; anti-utopieën waarschuwen hoe het niet moet en voorspellen dat het nog veel erger wordt”. Hoewel veel mensen de sf nog steeds als een utopische literatuur zien, is het langzamer hand opvallend dat het aantal voorbeelden dat je in de sf kan geven van goede dystopieën heel wat groter is dan van goede utopieën. minuut vroeger langskomt dan in de dienstregeling die je uit je hoofd kent is aange geven. Het blijft tobben. Je moet de groeten hebben van Evelien. Ze kwam van avond onverwacht langs. Heel gezellig! Maarten, hou je goed en schrijf gauw terug. Je Steven Dgt was um! Opgewonden con troleerde Geert of hij de deur van zijn kamer wel goed op slot had gedaan. Pas daarna begon hij ner veus het in cursieve lettertjes afge drukte antwoord op zijn brief te lezen. Kop op, mevrouw Van G! We hebben allemaal wel eens een sombere bui en ik begrijp uw brief dan ook erg goed! Soms denken we dat de hele wereld tegen ons samen spant. Het is dan goed om er afstand van te nemen, het een dagje kalm aan te doen (laat dat stof maar eens een dagje liggen!) en eens rustig over de dingen na te denken. En u mag uzelf bést eens verwennen! Stap eens op de trein! Maak eens zo’n dagtocht je naar de Kaasmarkt! Néém het er eens van! Het leven is dl kort ge noeg! Ik merk aan uw brief dat u hem haastig, in drift mis schien, hebt neergepend. Het zat u even érg hoog, nietwaar? Die brief op zich zal u al wat opgelucht hebben en ik ver moed zelfs dat de sombere wolken inmiddels wel zijn overgetrokken en dat u zich nu afvraagt waarover u zich zo druk hebt gemaakt! Zo is het tóch goed dat u mij hebt geschreven. En mocht u weer eens in zo’n stemming verkeren, en het gaat niet snel over, raadpleegt u dan eens uw huisarts. Die zal u graag No Y“ V<’ Jf”. Y“ No i\. No 9 Vijf dagen later werd hij opge vist uit de vaart, waar op de woensdagmiddag altijd veel kin deren speelden. Het was de eerste dag na de schoolvakantie. Beste Maarten, Ben voor de zoveelste keer begonnen aan „De weg terug” zoals je weet een thema waar ik al jaren mee sukkel. Bomans heeft eens gezegd, dat elke beschaving die niet deugt teruggrijpt naar haar verleden. Ik geloof dat dat zo is. Die kwalijke hang naar vroeger wordt warm toege dekt met de donzige term nos talgie dat klinkt sympa thiek, maar het blijft een ziek verschijnsel. Ik wil daar in mijn boeken mee afrekenen, maar het kost me de grootste moeite. Waar om zijn wij in godsnaam schrijver geworden? Weet jij het? Iedere keer als ik een wit vel in mijn machine draai, valt er een transparante zak over mijn hoofd. De glazen stolp, die Sylvia genekt heeft. Ik merk nu dat haar dood (haar laatste, zoals ze kort ervoor schreef) overeenkomt met die in „De weg terug”. Toeval of noodlot; rekenen op iets dat bij uitzondering niet gebeurt. Onder een trein lopen die een Er trok een licht waas voor zijn ogen. Hij knipperde een paar keer tot het weg was, plantte de ellebo gen op zijn dijbenen en liet zijn hoofd zwaar op zijn vochtige han den rusten. Daar zat hij nou Veer tien jaar oud en de beste van de klas. Ik ga morgen niet naar school, dacht hij. In de zekerheid dat hij wèl zou gaan en weer flink gepest zou worden. Als hij maar eenmaal van school af was. Schrijver zou hij worden; als hij dan tóch verder moest in het leven Hij zou ze er allemaal van langs geven. En dan nóóit meer terugkijken. Daar z^t tój flfiv tién jüör oud en de beste de klas. gamófcgMt niet naar «dttxd, dacht ftfj. J» dé iwk-erbeid dat hy wèl «mWA da wr flink gepest tót) woeden af wbs. fiebniver- »ou worden, ■ais fdj dan tötfft vet'ddf fftoeat in hef «wen Jfi J er ahwnaat van •ldgeérti. twen lationale 8^2, rit *he rok. j I «h-ch untr^. O»)ou Company» like rec*n,|v. bee" >v 1 op menselij ke problemen 28.34 -0R0R 56/44 275 6 45x|4 26 0 2761 ,J': 55/45 Q b95«14( 20.0 jH 188 helpen. Wanneer u een af- spraak maakt, kunt u met hem misschien eens het spoor terug volgen, de weg terug gaan, om erachter te komen waardoor u ineens aan die pessimistische bui kwam. Hij kan u trouwens altijd aan een kalmerend mid deltje helpen! Mevrouw Van G., sterkte er mee! En schrijft u gerust wéér als er iets is. Liefs van Rita. JIJ - gespreksstof aan soortgenoten en roddelbladen, en leuteren je de oren van de kop met hun onbenul lige banketbakkersfilosofieën En ze hebben gelijk! Christenenziele, ze hebben altijd gelijk. Ze zijn het onveranderlijk met elkaar eens. Lieve Rita, ik ben geen kluize naar of zonderling, en ik ben even min eenzaam of a-sociaal. Ik kan alleen niet tegen die meute. Het vliegt me naar de strot! Wat moet ik doen? Mevrouw S. v. G. te H ..No. No No No Y„ Yr. No No Ye* Yeo 215 6.9 bodie* «re decon -nicroorganiama. centerby hyd adowa of nem J «o/- at

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 25