ÉTWjmR
Gary Davis nog steeds wereldburger nummer één
IOC blijft bolwerk van
idealistisch doen en laten
OLYMPIA, UTOPIE VAN DE SPORT
door Jan Blijboom
BUREAUTJE GEEFT 700 PASPOORTEN PER MAAND UIT
Door Henk Kolb
Manipulaties
.Grande dame”
Amateurbepalingen
HET VERVOLG (1894 tot heden)
»EN
DE OUDHEID (776 vóór Christus tot
394 na Christus)
4
TL
Ten kantore van de Amerikaanse ambassa
de in Parijs deed Gary Davis op 25 mei 1948
formeel afstand van zijn Amerikaans staats
burgerschap en riep zichzelf uit tot „wereldbur
ger nummer één”. Als een formeel statenloze,
zonder geldig reisdocument, doch gewapend
met uitgebreide kennis omtrent de VN-statuten
omtrent de rechten van de mensen, alsmede
een zelfontworpen „wereldpaspoort” bouwde
hij vervolgens in voortdurend conflict met auto
riteiten aan een opmerkelijke carrière: hij zat
27 maal in 20 landen in de gevangenis.
Davis (51 jaar) bleef zodoende jarenlang in
het krantennieuws, maar hoewel hij zich anno
1953 tot leider van een wereldregering uitriep,
scheen hij zich de laatste jaren toch betrekke
lijk geruisloos tot de meer burgerlijke aspecten
van het bestaan te hebben bekeerd. De hard
nekkige beheerder van een vooralsnog niet te
verwerkelijken ideaal echter, verkeert in goede
gezondheid te Washington DC, in de Verenig
de Staten, is nog steeds in voortdurende strijd
gewikkeld met rechterlijke instanties in Zwit
serland, Frankrijk en zijn voormalig vaderland,
doch staat aan het hoofd van een bureel met
negen man personeel, die dagelijks een sta
peltje wereldpaspoorten naar alle windstreken
van de aarde verzenden.
In Chateau de Vidy, het hoofdkwartier van het Internationaal
Olympisch Comité, hangt een gewijde, bijna hoorbare stilte. Het
interieur ademt een sfeer waarin het ongepast is de stem te verheffen.
Slechts de telefoniste moet zo nu en dan tegen de ongeschreven regel
zondigen omdat een lijnverbinding met het buitenland niet zo best is.
In de kleine hal die voor de bezoeker al meteen decorum-bepalend is,
geeft een stijlvolle deur toegang tot een ruimte waarin onder meer
borstbeelden van wijlen Pierre de Coubertin en Avery Brundage, een
vitrine vol historische medailles en een oude Olympische vlag uit 1920
(Antwerpen) stille getuigen zijn van een nostalgisch verleden.
•W
292 Olympisch» Spelen gehouden.
MONIQUE BERLIOUX een I
echte „Madame''
Maar tijden veranderen. En vrijwel nooit ten gunste
Zo ook op een oudejaarsreceptie
:ns
ik
Grenzenloze indealen nog overeind
dan
zijn
■erde
i nog
LORD KILLANIN: „Waar staat
dat we geen Idealist mogen zl/n
allerlei uitwassen die meer nog dan
in het nabije verleden straks het
Olympisch idealisme geweld zullen
aandoen. De geest van deze gran
deur, die in de harde werkelijkheid
van alledag nauwelijks meer terug
te vinden is, lijkt daar niet (meer)
tegen opgewassen.
een periode vóór, tijdens en na de wedstrijden alle
vijandelijkheden te staken, de zogeheten „godsvre
de”. Vóórdat de Spelen begonnen, zworen de atleten
onder meer dat ze zich onverwijld In eerlijke strijd
zouden onderwerpen aan de beslissingen van de
scheidsrechters die op hun beurt eveneens een eed
moesten afleggen dat ze de wedstrijden volkomen
Eindelijk was het zover: na moeizame besprekingen
besloten sportofficials uit alle hoeken van de wereld
zich voor de Ideeën van de Franse baron Pierre de
Coubertin, de aloude Griekse Spelen te doen herleven,
gewonnen te geven en hun activiteiten te bundelen in
lig achterwege laten. Van Monique
Berlioux is bekend dat ze op officië
le parties en dat zijn er nog al wat
één grote, overkoepelende organisatie: het Internatio
naal Olympisch Comité. In het amphitheater van de
Parijs» Sorbonne werd overeengekomen dat de eerste
moderne Spelen twee jaar later In Athene, als homma
ge aan de bakermat, moesten worden gehouden.
Ondanks veel (politieke) weerstand In Griekenland
kreeg De Coubertin zijn zin. Het werd een grandioos
succes, zó zelfs dat de Grieken er op aandrongen dat
de Spelen voortaan uitsluitend in Athene zouden
moeten plaatsvinden. Maar dit was tégen de bedoeling
van het Idealistische IOC dat vanuit de verbroede-
ringsgedachte het meest heil zag In het aanwijzen van
telkens een andere stad, waar ook ter wereld. En dat
alles onder het wijd en zijd bekende motto: deelnemen
is belangrijker dan winnen.
in een jaar de lord angstvallig in
de gaten houdt en hem. als een ge
sprek met deze of gene volgens haar
te lang duurt, er telkens op wijst dat
ook anderen graag een woordje met
hem, de allerhoogste, willen wisse
len
in een van de allervoornaamste ho
tels van Lausanne waar binnen- en
buitenlandse genodigden dit jaar
weer hun opwachting komen ma
ken. Een Olympisch gebeuren in het
representatieve vlak waar het het
voornaamste is gezien te worden. In
zo’n ambiance lijkt het onmogelijk
met lord Killanin over schijn en wer
kelijkheid van de Olympische Spe
len van gedachten te wisselen. Dat
het tóch lukt, moet voor een belang
rijk deel worden toegeschreven aan
de gevoelige snaar die bij hem wordt
geraakt met het noemen van de
naam Nederland. En dus:
co-
:1e-
ige
ek.
ur.
me
len
Ik
■ug
nk.
het
ge-
ijn
van gevestigde Idealen. Zo wordt langzaam maar zeker
ook de Olympische gedachte ondermljnd door politie
ke en sinds jaren ook (para-)medlsche praktijken. Een
keiharde, realistische ambiance waarin onder andere
de Franse minister van jeugd, sport en vrije-tljdsbes-
teding Jean-Plerre Solsson enige maanden geleden de
Olympische gedachtenwereld op haar grondvesten
liet schudden met zijn variant op De Coubertins
lijfspreuk: winnen Is belangrijker dan deelnemen.
Waarmee hij tevens de aloude waarde van de Olympi
sche eed In twijfel trok: het zich onverwijld in eerlijke
strijd onderwerpen aan de beslissingen van de
scheidsrechters. Op hun beurt hoeven laatstgenoem
den niet meer te zweren dat ze de wedstrijden correct
zullen leiden. Hoeveel Olympische Spelen zullen In de
toekomst nog (kunnen) worden gehouden?
Het is ook duidelijk dat bijna over
al in de internationale sportwereld
gemanipuleerd wordt met het be
grip amateur. Waarom wordt bin
nen het Internationaal Olympisch
Comité niet overwogen de Spelen
open te stellen voor professionele en
semi-professionele sportmensen?
s
sys-
ivjet-
naar
t ide-
ij ons
en al
ont-
ding.
insti-
i van
iede-
stijl;
kunt
1 die
eheel
et le-
lit te
erste
liver-
waar 1
lestu- I
t kan
Cho-
Ten
unies
iet 10
Is nu
■n de
jaar
ijker-
at ze
nog
rnati-
ierde
oeten
erke-
>n de
zegen
1 zien
sspel-
Iwas-
vrou-
zich
kken.
over
niet
en
Ik
□p-
len
an.
lad
te
er-
eg.
me
iby
ge-
ioit
nst
de
tan
om
la
ree
de
ziet
os.
len
zen
les.
het
ete
het
eer
nes
uig
rdt
Op
tel-
blijft niet tot binnen de kasteelmu-
ren beperkt. Die reikt namelijk tot
ver buiten de grenzen van Zwitser
land. Daar kan de hoogste baas van
het Internationaal Olympisch Comi
té, de 64-jarige Ierse lord Michael
Killanin, over meepraten. Al zal hij
dat als een hoffelijke Britse aristo
craat zeker in gezelschap angstval-
Lord Killanin: „Sinds 1956, de
Olympische Spelen van Melbourne,
roept de hele wereld dat sport en
politiek niet meer los van elkaar
kunnen worden gezien. Maar bete
kent dat nu maar dat we dit in het
IOC zonder slag of stoot moeten
accepteren? Het leven loopt nu een
maal niet zo glad als we graag zou
den wensen. Helaas hebben we met
veel onaangename zaken te maken.
Maar dat houdt niet in dat we daar
om alles over boord moeten zetten.
Ik weet heel goed dat er veel opposi
tie tegen de Olympische gedachte is.
Maar juist daarom móeten we door
gaan onze idealen uit te dragen.”
reld ligt hierin dat ze geregeerd
wordt door impresario’s. Die lui zijn
er beroepshalve alleen op uit voor
hun mensen en zichzelf zo voordelig
mogelijk zaken af te sluiten. Heel
respectabel. Maar dan is het gevaar
voor honderd procent aanwezig dat
de Spelen binnen de kortst mogelijk
tijd door deze zakenlieden worden
beheerst en gecontroleerd.”
Enige tijd geleden heeft de inter
nationale voetbalbond, de FIFA, de
amateurbepalingen ruimer geïnter
preteerd. Lord Killanin is daar wei
nig gelukkig mee, maar weigert over
dit onderwerp te spreken. Zijn re
den daarvoor: „In januari heb ik
over die zaak een gesprek met de
voorzitter van de FIFA, de heer Ha-
velange die ook lid van het IOC is.
Het zou onjuist zijn als ik vóóraf al
een mening zou geven.”
En dan dreigt madame Berlioux
het gesprek hinderlijk te doorkrui
sen. Lord Killanin weet het dreigen
de gevaar voor even af te wenden
door twee vingers omhoog te steken:
nog twee minuutjes. En hij vervolgt:
„Ik weet hoe belangrijk een goede’
relatie met de pers is. Uit eigen erva
ring, want in de Mantsjoerijnse oor
log tussen Japan en China ben ik
frontverslaggever geweest. De in
vloed van de publicitiet wordt dik
wijls onderschat. Vandaar dat het
voor ons, het IOC, zo enorm belang
rijk is de pers van de eerljke Olym
pische idealen die we nastreven te
overtuigen. Want waar staat ge
schreven dat we geen idealist mogen
zijn?
Wat denkt de vriendelijk ogende,
voortdurend pijprokende Ierse edel
man bijvoorbeeld van de ireële
kreet dat politiek en sport strikt
gescheiden moeten blijven? Is dat
geen utopie, zeker nu de komende
Spelen in Rusland worden gehou
den?
Eindelijk was het zover: na moeizame besprekingen
besloten Griekse officials van plaatselijke sportcomi
tés hun regionale wedkampen te bundelen tot één
grote vierjaarlijkse manifestatie die werd toegewijd correct zouden leiden. In totaal werden in de oudheid
aan Zeus, de vader van alle góden, en voortaan
uitsluitend In Olympia zou worden gehouden. Deze
Spelen stonden al gauw in hoog aanzien bij het
Griekse volk dat van heinde en ver toestroomde naar
het rechthoekige amphitheater om vanaf de stenen
zitplaatsen geboeid de wedstrijden te volgen.
Om kunstenaars, filosofen en de atleten uit het hele
land in staat te stellen leder op zijn eigen wijze de
Spelen luister bij te zetten werd besloten gedurende
CHATEAU DE VIDY, het voorname
hoofdkwartier van het Internationaal
Olympisch Comité in Lausanne
Antwoord van lord Killanin:
„Laat ik voorop stellen dat ik niét
tegen professionele sportbeoefening
ben. Dan zou ik namelijk tégen een
van mijn zoons moeten zijn die joc
key van beroep is. En ik kan u
zeggen dat hij een voorbeeldige
sportman is. Kijk, het grote pro
bleem van de professionele sportwe-
eerste show met gevarieerd amusement presen
teerde en een grote toekomst leek te hebben als
komediant, wenst als leider van de wereldbewe
ging zonder meer ernstig te worden genomen. Zijn
propaganda-pamfletten noemen als houders van
een wereldpaspoort mensen met wie niet valt te
spotten: Yehudi Menuhin, de geleerde Isaac Asi
mov, de zwarte voorman Dick Gregory, voormalig
president Gerald Ford, de burgemeester van Ra
mallah op de Jordaanse Westoever Karim Khalef,
acteurs zoals Peter Ustinov, de Franse president
Giscard d'Estaing, Indira Ghandi en de verbannen
Russische musicus Rostropovitch.
Vanuit het kantoor in het National Press Buil
ding te Washington gaan, zegt Davis, per maand
700 wereldpaspoorten de deur uit. Het totale aan
tal dragers van dit identiteitsbewijs beloopt thans
40.000, uitgereikt aan inwoners van 155 landen.
Een complete wereldburgeruitrusting, die regi
stratiebewijs, geboortebewijs en paspoort omvat,
kost ongeveer 150, maar wie met voldoende ge
loofwaardigheid op het aanvraagformulier ver
meldt armlastig te zijn, krijgt alles voor niets.
Davis' organisatie, waaraan hij slechts een onkos-
Eén wereld, één wereldregering, géén grenzen:
een utopie, ontsproten aan een brein dat voor de
alledaagse werkelijkheid geen plaats biedt, uto
pisch denkwerk van een voormalig bommenwer-
perpiloot, zoon van een befaamd leider van een
society dansorkest, officieel genaamd Sol Garreth
David, genoemd echter Garry Davis.
Het woord „utopie”, zegt hij zonder aarzelen,
„heeft voor mij geen betekenis. Immers de elektro
nische revolutie van vandaag, was de utopie van
gisteren. De geest vqn de mensen moet worden
bevrijd. De mens aanvaardt wel een wereldwijd
leven dank zij ogenblikkelijke communicatie,
maar leeft politiek nog in de 18e eeuw”. Ander
citaat: „De Verenigde Nates zijn een illusoire auto
riteit. Oorlog moet worden verboden. Wij waren,
Dit alles ressorteert onder de dis
cipline van directrice Monique Ber
lioux die duidelijk het team van vijf
entwintig personeelsleden van haar
aanwezigheid heeft weten te over
tuigen. Een „grande dame”<wier ge
baren, spreektrant en gezichtsex
pressie aan duidelijkheid over*„ge
zag is gezag” niets te wensen overla
ten. En een gebroken arm, gevolg
van een val, die gips en mitella nood
zakelijk maakt, lijkt de ongenaak
baarheid alleen maar te accentue
ren. Eén enkele blik is al voldoende
om te bereiken wat ze wil. Even
feodaal als het „deelnemen is be
langrijker dan winnen”. En dus op
dit kasteeltje, opgetrokken in een
uitgebreid, schitterend park aan een
sprookjesachtig mooi meer, hele
maal op haar plaats.
Maar de invloed van deze vrouw
destijds, voor op onze tijd. Onze gevoelens werden
in beginsel gedeeld. Wij moesten uitvinden hoe wij
als wereldburgers moeten handelen Dit heeft 30
jaar in beslag genomen”.
De 30 jaar zijn aan Gary Davis niet onopgemerkt
voorbijgegaan. Vele jaren geleden: kort geknipt
haai- en een gladgeschoren gelaat. Thans: tot diep
in de nek afhangend sterk vergrijsd haar en een
baardje. De indruk van een tot op de draad kaal
gereinigd donkerblauw kostuum wordt geheel te
niet gedaan door een paar helder bruine schoenen.
Niettemin geniet hij een onmiskenbaar gezag on
der zijn negen personeelsleden, op een verfrom
melde secretaresse na (die opzichtige diepe bewon
dering koestert voor de meester) voorwaardelijk in
vrijheid gestelden, wier salaris voor lichte admini
stratieve arbeid voor de helft door de regering
wordt bekostigd. Zo paart Gary Davis zuinigheid
aan maatschappelijk hulpbetoon.
Het zijn andere tijden vandaag de dag dan zijn
gloriedagen in Parijs in 1948, toen hij een schamel
tentje opsloeg voor het VN-hoofdkwartier op „in
ternationaal grondgebied” en dwingende geschrif
ten afleverde die „wereld-wetten” bepleitten. In
die dagen betuigden mannen als Albert Camus,
Jean-Paul Sartre, Richard Wright, Albert Einstein,
Albert Schweitzer, Carlo Levi, André Gide, André
Breton en Francois Mauriac hem hun steun en
pakten 20.000- Parijzenaars zich samen om hem te
horen spreken. In de straten van Berlijn marcheer
den zijn aanhangers en bij zijn gemakkelijk ver
plaatsbaar hoofdkwartier arriveerden duizenden
brieven uit alle uithoeken van „zijn” wereld, met
verklaringen van instemming.
Davis’ wereldbeweging bestaat nog steeds. De
naam is nu „World Service Authority”, een organi
satie zonder winstoogmerk gesticht ter toepassing
van de mensenrechten, met kantoren in Bazel,
Londen en Washington. Van de „World Service
Authority” vertegenwoordigt Gary Davis de auto
riteit en gedachtig de woorden van McLuhan dat
de wereld valt te organiseren tot het bereik van de
communicatiemiddelen, is het kantoor te Washing
ton sinds kort aangesloten op een computer, ter
betere verwerking van de statistische gegevens.
Vooralsnog is dit systeem niet meer dan een nogal
onbetrouwbare chaos, een feit dat Gary Davis, die
immers ook nog over een telex beschikt, alsmede
grote stapels variërend drukwerk, niet in het minst
uit het lood slaat.
De voormalige acteur Davis, die ooit in het
begintijdperk van de televisie namens CBS de
vooral in onderontwikkelde delen van de aardbol
worden aangetroffen.
Gary Davis: „Wij zijn pragmatici. Wereld-prag-
matici. Toen ik uit India terugkwam had ik 14 visa
in mijn wereldpaspoort. Het werkt kennelijk.
Grenzen zijn een mythe, die de mensen aanvaar
den. Wij hebben vooral een opvoedende taak. Het
paspoort, aanvankelijk gedrukt in Engels en Espe
ranto, geeft nu toelichting in zeven talen, waaron
der Russisch en Esperanto. Paspoorten...”. Davis
staart een moment voor zich uit in het schamele
vergezicht van zijn kantoor met sleets meubilair.
Dan: „Paspoorten zijn grappen. Vogels en koeien
hebben ook geen paspoorten. Die zijn allemaal vrij
geboren, maar de mens legt zich aan de ketting”.
Davis blijkt niet gevoelig voor de overweging dat
één wereld niet zonder meer betekent dat dan ook
de ideologische geschillen niet meer zullen bestaan
en dat dan het in feite weinig verschil maakt of de
mensheid als gevolg van die ideologische verschil
len van mening te maken krijgt met een oorlog
tussen blokken van staten of met een wereld-
burgeroorlog.
Hij doet een grote stap langs deze toch niet te
overmeesteren materie en wijst op de 16 miljoen
vluchtelingen, die officieel als zodanig worden
erkend en de ongetelde miljoenen anderen die
zelfs dat recht nog wordt ontzegd: de thuislozen,
die zich in een baan om de aarde bevinden, de
bootmensen die uit Vietnam zijn gevlucht om in
Thailand of Maleisië te stranden of ergens op zee
te verzuipen, de Afrikaanse vluchtelingen.
„Ik krijg duizenden brieven van die mensen’,
zegt Davis. „Mijn paspoort geeft ze in elk geval een
document. Mijn organisatie is de enige die de
artikelen van de algemene verklaring omtrent de
rechten van de mens toepast en zodoende een
gereedschap verschaft voor vluchtelingen om zich
tot wereldburger te verklaren, ongeacht elke natio
nale soevereiniteit”.
Momenteel gaat twee derde van zijn paspoorten
naar vluchtelingen en andere statenlozen. Naar de
zwervers, de machtelozen en de hongerigen voor
wie ook Davis niets kan doen, maar die hij terecht
dank zij zijn fraai gedrukt maar nogal betekenis
loos document, uitroept tot burgers van deze we
reld, tegenover wie deze wereld verantwoordelijk
heid draagt. Vluchtelingen, politieke gevangenen
voor wie Davis gratis althans een stukje identiteit
ter beschikking houdt. „Want”, zegt Davis, „zij zijn
de slachtoffers van de wetteloosheid in de wereld.
Wij proberen met onze beweging te overleven. De
tijd voor ons idee is gekomen”.
tenvergoedmg ontleent, heeft een inkomen van
omstreeks een half miljoen gulden per jaar en dat
is maar ternauwernood voldoende om de kosten
van kantoren, personeel en vooral veel drukwerk
(het paspoort heeft zojuist zijn derde druk beleefd)
te dekken.
Davis over zijn computer, die vooralsnog niet
verder teruggaat dan 1974 waar het de verzamelde
feiten betreft: „Alles over de afgelopen 30 jaar
gaat erin. Als we de computer in 1949 hadden
gehad, dan zouden we nu kunnen hebben beschik
ken over de namen van 750.000 mensen die zichzelf
wereldburger verklaarden”. Dat cijfer, geeft hij
toe, is sindsdien aanmerkelijk gedaald, maar er is
een harde kern overgebleven. „We maken geen
propaganda, krijgen geen bijdragen, alles gaat via
mondelinge overlevering”.
De computer spuugt voor Nederland een cijfer
uit. Ons land telt 305 wereldburgers. „Dat is”, zegt
Davis wat zorgelijk, „vermoedelijk een te laag
cijfer”. Het kunnen er duizenden zijn. De compu
ter gaat maar tot 1974. Het baart hem kennelijk
zorgen, ook al draagt hij de Nederlandse autoritei
ten allerminst een warm hart toe blijkens zijn
slordig gedrukt boekwerkje. „De wereld is mijn
land”. In december 1956 is hij volgens zijn zeggen
uiterst slordig en pijnlijk door de rijkspolitie op de
luchthaven „Skipholt” behandeld, waar hij werd
vastgehouden vanwege het niet in zijn bezit heb
ben van een geldig reisdocument, en waar hij
moest worden overmeesterd, nadat hij in het
wachtlokaal enkele gordijnen van de muur had
gerukt als protest tegen het feit dat het hem niet
werd toegestaan een telefoongesprek te voeren.
Davis laat brieven zien met aanvragen voor
paspoorten. Het blijkt dat een rederij bedrijf uit
Liberia voor een van zijn scheepsbemanningen de
paspoorten wenst, andere aanvragen komen van
handelsondernemingen in Afrikaanse landen als
Nigeria. Davis verklaart dat zijn reisdocument
soms van pas komt wanneer het oorspronkelijke
paspoort om welke redenen dan ook problemen
oplevert, zoals Rhodesische paspoorten bijvoor
beeld. Het is in dit verband aardig te weten dat een
land als Zambia Davis reisbewijs formeel als do
cument van waarde en geldigheid heeft aanvaard.
Wederom produceert Davis een computerstaat
waaruit moet blijken dat personen met zo’n 100
eerbiedwaardige beroepen zijn paspoort gebrui
ken. Hij schuift fotokopieën over de tafel van visa
die in zijn paspoort werden afgedrukt („dat is een
duidelijke vorm van erkenning”), maar er behoort
wel bij te staan dat de landen waar het om gaat
Temidden van deze oudheidkun
dige zaken houden IOC-officials aan
klassieke houten tafels, waarop
kristallen karaffen en glazen elke
binnenkomende zonnestraal twin
kelend weerkaatsen, tussen meestal
langdurige besprekingen hun lunch
pauze. En de frequentie van de be
raadslagingen neemt, naarmate de
zomer- en winterspelen van 1980
I naderen, toe op een niet mis te ver-
I stane wijze, aldus de beminnelijke
perschef Jean-Louis Meuret die als
omschrijving van zijn beroep op zijn
visitekaartje voert: Attaché de pres-
se et d’édition. Geheel in stijl, eve
nals het lichtbruine colbertjasje met
op het borstzakje de vijf Olympi-
sche ringen, in de juiste kleuren
Op weg naar de eerste étage hal-
l verwege een bordes. Tegenover el-
I kaar twee kopieën van Olympische
I beelden zoals die nog te zien zijn in
I het Griekse Olympia. Levensgrote
I symbolen van een vergane glorie,
l geheel passend in de rustieke voor-
I naamheid waarbinnen het bijna on-
I mogelijk moet zijn te spreken over
I het nemen van maatregelen tegen
Verder merkt lord Killanin op dat
in Amerika pogingen om beroepsat-
letiek van de grond te krijgen zijn
mislukt. Waaraan hij de conclusie
vastkoppelt: „Voor mij ook een vin
gerwijzing dat het IOC met het toe
laten van betaalde sportmensen de
verkeerde kant op zou gaan. Daar
om zijn we ook zéér voorzichtig met
het aanpassen of veranderen van de
Olympische regels. Als er maar éven
ergens een speling zit, kan die met
een tot fricties leiden. Vóór Montre
al hebben we enige kleine correcties
aangebracht. Na Moskou zullen we
opnieuw bekijken of ergens mis
schien wijzigingen noodzakelijk
zijn.”