ÉTWjmR Gary Davis nog steeds wereldburger nummer één IOC blijft bolwerk van idealistisch doen en laten OLYMPIA, UTOPIE VAN DE SPORT door Jan Blijboom BUREAUTJE GEEFT 700 PASPOORTEN PER MAAND UIT Door Henk Kolb Manipulaties .Grande dame” Amateurbepalingen HET VERVOLG (1894 tot heden) »EN DE OUDHEID (776 vóór Christus tot 394 na Christus) 4 TL Ten kantore van de Amerikaanse ambassa de in Parijs deed Gary Davis op 25 mei 1948 formeel afstand van zijn Amerikaans staats burgerschap en riep zichzelf uit tot „wereldbur ger nummer één”. Als een formeel statenloze, zonder geldig reisdocument, doch gewapend met uitgebreide kennis omtrent de VN-statuten omtrent de rechten van de mensen, alsmede een zelfontworpen „wereldpaspoort” bouwde hij vervolgens in voortdurend conflict met auto riteiten aan een opmerkelijke carrière: hij zat 27 maal in 20 landen in de gevangenis. Davis (51 jaar) bleef zodoende jarenlang in het krantennieuws, maar hoewel hij zich anno 1953 tot leider van een wereldregering uitriep, scheen hij zich de laatste jaren toch betrekke lijk geruisloos tot de meer burgerlijke aspecten van het bestaan te hebben bekeerd. De hard nekkige beheerder van een vooralsnog niet te verwerkelijken ideaal echter, verkeert in goede gezondheid te Washington DC, in de Verenig de Staten, is nog steeds in voortdurende strijd gewikkeld met rechterlijke instanties in Zwit serland, Frankrijk en zijn voormalig vaderland, doch staat aan het hoofd van een bureel met negen man personeel, die dagelijks een sta peltje wereldpaspoorten naar alle windstreken van de aarde verzenden. In Chateau de Vidy, het hoofdkwartier van het Internationaal Olympisch Comité, hangt een gewijde, bijna hoorbare stilte. Het interieur ademt een sfeer waarin het ongepast is de stem te verheffen. Slechts de telefoniste moet zo nu en dan tegen de ongeschreven regel zondigen omdat een lijnverbinding met het buitenland niet zo best is. In de kleine hal die voor de bezoeker al meteen decorum-bepalend is, geeft een stijlvolle deur toegang tot een ruimte waarin onder meer borstbeelden van wijlen Pierre de Coubertin en Avery Brundage, een vitrine vol historische medailles en een oude Olympische vlag uit 1920 (Antwerpen) stille getuigen zijn van een nostalgisch verleden. •W 292 Olympisch» Spelen gehouden. MONIQUE BERLIOUX een I echte „Madame'' Maar tijden veranderen. En vrijwel nooit ten gunste Zo ook op een oudejaarsreceptie :ns ik Grenzenloze indealen nog overeind dan zijn ■erde i nog LORD KILLANIN: „Waar staat dat we geen Idealist mogen zl/n allerlei uitwassen die meer nog dan in het nabije verleden straks het Olympisch idealisme geweld zullen aandoen. De geest van deze gran deur, die in de harde werkelijkheid van alledag nauwelijks meer terug te vinden is, lijkt daar niet (meer) tegen opgewassen. een periode vóór, tijdens en na de wedstrijden alle vijandelijkheden te staken, de zogeheten „godsvre de”. Vóórdat de Spelen begonnen, zworen de atleten onder meer dat ze zich onverwijld In eerlijke strijd zouden onderwerpen aan de beslissingen van de scheidsrechters die op hun beurt eveneens een eed moesten afleggen dat ze de wedstrijden volkomen Eindelijk was het zover: na moeizame besprekingen besloten sportofficials uit alle hoeken van de wereld zich voor de Ideeën van de Franse baron Pierre de Coubertin, de aloude Griekse Spelen te doen herleven, gewonnen te geven en hun activiteiten te bundelen in lig achterwege laten. Van Monique Berlioux is bekend dat ze op officië le parties en dat zijn er nog al wat één grote, overkoepelende organisatie: het Internatio naal Olympisch Comité. In het amphitheater van de Parijs» Sorbonne werd overeengekomen dat de eerste moderne Spelen twee jaar later In Athene, als homma ge aan de bakermat, moesten worden gehouden. Ondanks veel (politieke) weerstand In Griekenland kreeg De Coubertin zijn zin. Het werd een grandioos succes, zó zelfs dat de Grieken er op aandrongen dat de Spelen voortaan uitsluitend in Athene zouden moeten plaatsvinden. Maar dit was tégen de bedoeling van het Idealistische IOC dat vanuit de verbroede- ringsgedachte het meest heil zag In het aanwijzen van telkens een andere stad, waar ook ter wereld. En dat alles onder het wijd en zijd bekende motto: deelnemen is belangrijker dan winnen. in een jaar de lord angstvallig in de gaten houdt en hem. als een ge sprek met deze of gene volgens haar te lang duurt, er telkens op wijst dat ook anderen graag een woordje met hem, de allerhoogste, willen wisse len in een van de allervoornaamste ho tels van Lausanne waar binnen- en buitenlandse genodigden dit jaar weer hun opwachting komen ma ken. Een Olympisch gebeuren in het representatieve vlak waar het het voornaamste is gezien te worden. In zo’n ambiance lijkt het onmogelijk met lord Killanin over schijn en wer kelijkheid van de Olympische Spe len van gedachten te wisselen. Dat het tóch lukt, moet voor een belang rijk deel worden toegeschreven aan de gevoelige snaar die bij hem wordt geraakt met het noemen van de naam Nederland. En dus: co- :1e- ige ek. ur. me len Ik ■ug nk. het ge- ijn van gevestigde Idealen. Zo wordt langzaam maar zeker ook de Olympische gedachte ondermljnd door politie ke en sinds jaren ook (para-)medlsche praktijken. Een keiharde, realistische ambiance waarin onder andere de Franse minister van jeugd, sport en vrije-tljdsbes- teding Jean-Plerre Solsson enige maanden geleden de Olympische gedachtenwereld op haar grondvesten liet schudden met zijn variant op De Coubertins lijfspreuk: winnen Is belangrijker dan deelnemen. Waarmee hij tevens de aloude waarde van de Olympi sche eed In twijfel trok: het zich onverwijld in eerlijke strijd onderwerpen aan de beslissingen van de scheidsrechters. Op hun beurt hoeven laatstgenoem den niet meer te zweren dat ze de wedstrijden correct zullen leiden. Hoeveel Olympische Spelen zullen In de toekomst nog (kunnen) worden gehouden? Het is ook duidelijk dat bijna over al in de internationale sportwereld gemanipuleerd wordt met het be grip amateur. Waarom wordt bin nen het Internationaal Olympisch Comité niet overwogen de Spelen open te stellen voor professionele en semi-professionele sportmensen? s sys- ivjet- naar t ide- ij ons en al ont- ding. insti- i van iede- stijl; kunt 1 die eheel et le- lit te erste liver- waar 1 lestu- I t kan Cho- Ten unies iet 10 Is nu ■n de jaar ijker- at ze nog rnati- ierde oeten erke- >n de zegen 1 zien sspel- Iwas- vrou- zich kken. over niet en Ik □p- len an. lad te er- eg. me iby ge- ioit nst de tan om la ree de ziet os. len zen les. het ete het eer nes uig rdt Op tel- blijft niet tot binnen de kasteelmu- ren beperkt. Die reikt namelijk tot ver buiten de grenzen van Zwitser land. Daar kan de hoogste baas van het Internationaal Olympisch Comi té, de 64-jarige Ierse lord Michael Killanin, over meepraten. Al zal hij dat als een hoffelijke Britse aristo craat zeker in gezelschap angstval- Lord Killanin: „Sinds 1956, de Olympische Spelen van Melbourne, roept de hele wereld dat sport en politiek niet meer los van elkaar kunnen worden gezien. Maar bete kent dat nu maar dat we dit in het IOC zonder slag of stoot moeten accepteren? Het leven loopt nu een maal niet zo glad als we graag zou den wensen. Helaas hebben we met veel onaangename zaken te maken. Maar dat houdt niet in dat we daar om alles over boord moeten zetten. Ik weet heel goed dat er veel opposi tie tegen de Olympische gedachte is. Maar juist daarom móeten we door gaan onze idealen uit te dragen.” reld ligt hierin dat ze geregeerd wordt door impresario’s. Die lui zijn er beroepshalve alleen op uit voor hun mensen en zichzelf zo voordelig mogelijk zaken af te sluiten. Heel respectabel. Maar dan is het gevaar voor honderd procent aanwezig dat de Spelen binnen de kortst mogelijk tijd door deze zakenlieden worden beheerst en gecontroleerd.” Enige tijd geleden heeft de inter nationale voetbalbond, de FIFA, de amateurbepalingen ruimer geïnter preteerd. Lord Killanin is daar wei nig gelukkig mee, maar weigert over dit onderwerp te spreken. Zijn re den daarvoor: „In januari heb ik over die zaak een gesprek met de voorzitter van de FIFA, de heer Ha- velange die ook lid van het IOC is. Het zou onjuist zijn als ik vóóraf al een mening zou geven.” En dan dreigt madame Berlioux het gesprek hinderlijk te doorkrui sen. Lord Killanin weet het dreigen de gevaar voor even af te wenden door twee vingers omhoog te steken: nog twee minuutjes. En hij vervolgt: „Ik weet hoe belangrijk een goede’ relatie met de pers is. Uit eigen erva ring, want in de Mantsjoerijnse oor log tussen Japan en China ben ik frontverslaggever geweest. De in vloed van de publicitiet wordt dik wijls onderschat. Vandaar dat het voor ons, het IOC, zo enorm belang rijk is de pers van de eerljke Olym pische idealen die we nastreven te overtuigen. Want waar staat ge schreven dat we geen idealist mogen zijn? Wat denkt de vriendelijk ogende, voortdurend pijprokende Ierse edel man bijvoorbeeld van de ireële kreet dat politiek en sport strikt gescheiden moeten blijven? Is dat geen utopie, zeker nu de komende Spelen in Rusland worden gehou den? Eindelijk was het zover: na moeizame besprekingen besloten Griekse officials van plaatselijke sportcomi tés hun regionale wedkampen te bundelen tot één grote vierjaarlijkse manifestatie die werd toegewijd correct zouden leiden. In totaal werden in de oudheid aan Zeus, de vader van alle góden, en voortaan uitsluitend In Olympia zou worden gehouden. Deze Spelen stonden al gauw in hoog aanzien bij het Griekse volk dat van heinde en ver toestroomde naar het rechthoekige amphitheater om vanaf de stenen zitplaatsen geboeid de wedstrijden te volgen. Om kunstenaars, filosofen en de atleten uit het hele land in staat te stellen leder op zijn eigen wijze de Spelen luister bij te zetten werd besloten gedurende CHATEAU DE VIDY, het voorname hoofdkwartier van het Internationaal Olympisch Comité in Lausanne Antwoord van lord Killanin: „Laat ik voorop stellen dat ik niét tegen professionele sportbeoefening ben. Dan zou ik namelijk tégen een van mijn zoons moeten zijn die joc key van beroep is. En ik kan u zeggen dat hij een voorbeeldige sportman is. Kijk, het grote pro bleem van de professionele sportwe- eerste show met gevarieerd amusement presen teerde en een grote toekomst leek te hebben als komediant, wenst als leider van de wereldbewe ging zonder meer ernstig te worden genomen. Zijn propaganda-pamfletten noemen als houders van een wereldpaspoort mensen met wie niet valt te spotten: Yehudi Menuhin, de geleerde Isaac Asi mov, de zwarte voorman Dick Gregory, voormalig president Gerald Ford, de burgemeester van Ra mallah op de Jordaanse Westoever Karim Khalef, acteurs zoals Peter Ustinov, de Franse president Giscard d'Estaing, Indira Ghandi en de verbannen Russische musicus Rostropovitch. Vanuit het kantoor in het National Press Buil ding te Washington gaan, zegt Davis, per maand 700 wereldpaspoorten de deur uit. Het totale aan tal dragers van dit identiteitsbewijs beloopt thans 40.000, uitgereikt aan inwoners van 155 landen. Een complete wereldburgeruitrusting, die regi stratiebewijs, geboortebewijs en paspoort omvat, kost ongeveer 150, maar wie met voldoende ge loofwaardigheid op het aanvraagformulier ver meldt armlastig te zijn, krijgt alles voor niets. Davis' organisatie, waaraan hij slechts een onkos- Eén wereld, één wereldregering, géén grenzen: een utopie, ontsproten aan een brein dat voor de alledaagse werkelijkheid geen plaats biedt, uto pisch denkwerk van een voormalig bommenwer- perpiloot, zoon van een befaamd leider van een society dansorkest, officieel genaamd Sol Garreth David, genoemd echter Garry Davis. Het woord „utopie”, zegt hij zonder aarzelen, „heeft voor mij geen betekenis. Immers de elektro nische revolutie van vandaag, was de utopie van gisteren. De geest vqn de mensen moet worden bevrijd. De mens aanvaardt wel een wereldwijd leven dank zij ogenblikkelijke communicatie, maar leeft politiek nog in de 18e eeuw”. Ander citaat: „De Verenigde Nates zijn een illusoire auto riteit. Oorlog moet worden verboden. Wij waren, Dit alles ressorteert onder de dis cipline van directrice Monique Ber lioux die duidelijk het team van vijf entwintig personeelsleden van haar aanwezigheid heeft weten te over tuigen. Een „grande dame”<wier ge baren, spreektrant en gezichtsex pressie aan duidelijkheid over*„ge zag is gezag” niets te wensen overla ten. En een gebroken arm, gevolg van een val, die gips en mitella nood zakelijk maakt, lijkt de ongenaak baarheid alleen maar te accentue ren. Eén enkele blik is al voldoende om te bereiken wat ze wil. Even feodaal als het „deelnemen is be langrijker dan winnen”. En dus op dit kasteeltje, opgetrokken in een uitgebreid, schitterend park aan een sprookjesachtig mooi meer, hele maal op haar plaats. Maar de invloed van deze vrouw destijds, voor op onze tijd. Onze gevoelens werden in beginsel gedeeld. Wij moesten uitvinden hoe wij als wereldburgers moeten handelen Dit heeft 30 jaar in beslag genomen”. De 30 jaar zijn aan Gary Davis niet onopgemerkt voorbijgegaan. Vele jaren geleden: kort geknipt haai- en een gladgeschoren gelaat. Thans: tot diep in de nek afhangend sterk vergrijsd haar en een baardje. De indruk van een tot op de draad kaal gereinigd donkerblauw kostuum wordt geheel te niet gedaan door een paar helder bruine schoenen. Niettemin geniet hij een onmiskenbaar gezag on der zijn negen personeelsleden, op een verfrom melde secretaresse na (die opzichtige diepe bewon dering koestert voor de meester) voorwaardelijk in vrijheid gestelden, wier salaris voor lichte admini stratieve arbeid voor de helft door de regering wordt bekostigd. Zo paart Gary Davis zuinigheid aan maatschappelijk hulpbetoon. Het zijn andere tijden vandaag de dag dan zijn gloriedagen in Parijs in 1948, toen hij een schamel tentje opsloeg voor het VN-hoofdkwartier op „in ternationaal grondgebied” en dwingende geschrif ten afleverde die „wereld-wetten” bepleitten. In die dagen betuigden mannen als Albert Camus, Jean-Paul Sartre, Richard Wright, Albert Einstein, Albert Schweitzer, Carlo Levi, André Gide, André Breton en Francois Mauriac hem hun steun en pakten 20.000- Parijzenaars zich samen om hem te horen spreken. In de straten van Berlijn marcheer den zijn aanhangers en bij zijn gemakkelijk ver plaatsbaar hoofdkwartier arriveerden duizenden brieven uit alle uithoeken van „zijn” wereld, met verklaringen van instemming. Davis’ wereldbeweging bestaat nog steeds. De naam is nu „World Service Authority”, een organi satie zonder winstoogmerk gesticht ter toepassing van de mensenrechten, met kantoren in Bazel, Londen en Washington. Van de „World Service Authority” vertegenwoordigt Gary Davis de auto riteit en gedachtig de woorden van McLuhan dat de wereld valt te organiseren tot het bereik van de communicatiemiddelen, is het kantoor te Washing ton sinds kort aangesloten op een computer, ter betere verwerking van de statistische gegevens. Vooralsnog is dit systeem niet meer dan een nogal onbetrouwbare chaos, een feit dat Gary Davis, die immers ook nog over een telex beschikt, alsmede grote stapels variërend drukwerk, niet in het minst uit het lood slaat. De voormalige acteur Davis, die ooit in het begintijdperk van de televisie namens CBS de vooral in onderontwikkelde delen van de aardbol worden aangetroffen. Gary Davis: „Wij zijn pragmatici. Wereld-prag- matici. Toen ik uit India terugkwam had ik 14 visa in mijn wereldpaspoort. Het werkt kennelijk. Grenzen zijn een mythe, die de mensen aanvaar den. Wij hebben vooral een opvoedende taak. Het paspoort, aanvankelijk gedrukt in Engels en Espe ranto, geeft nu toelichting in zeven talen, waaron der Russisch en Esperanto. Paspoorten...”. Davis staart een moment voor zich uit in het schamele vergezicht van zijn kantoor met sleets meubilair. Dan: „Paspoorten zijn grappen. Vogels en koeien hebben ook geen paspoorten. Die zijn allemaal vrij geboren, maar de mens legt zich aan de ketting”. Davis blijkt niet gevoelig voor de overweging dat één wereld niet zonder meer betekent dat dan ook de ideologische geschillen niet meer zullen bestaan en dat dan het in feite weinig verschil maakt of de mensheid als gevolg van die ideologische verschil len van mening te maken krijgt met een oorlog tussen blokken van staten of met een wereld- burgeroorlog. Hij doet een grote stap langs deze toch niet te overmeesteren materie en wijst op de 16 miljoen vluchtelingen, die officieel als zodanig worden erkend en de ongetelde miljoenen anderen die zelfs dat recht nog wordt ontzegd: de thuislozen, die zich in een baan om de aarde bevinden, de bootmensen die uit Vietnam zijn gevlucht om in Thailand of Maleisië te stranden of ergens op zee te verzuipen, de Afrikaanse vluchtelingen. „Ik krijg duizenden brieven van die mensen’, zegt Davis. „Mijn paspoort geeft ze in elk geval een document. Mijn organisatie is de enige die de artikelen van de algemene verklaring omtrent de rechten van de mens toepast en zodoende een gereedschap verschaft voor vluchtelingen om zich tot wereldburger te verklaren, ongeacht elke natio nale soevereiniteit”. Momenteel gaat twee derde van zijn paspoorten naar vluchtelingen en andere statenlozen. Naar de zwervers, de machtelozen en de hongerigen voor wie ook Davis niets kan doen, maar die hij terecht dank zij zijn fraai gedrukt maar nogal betekenis loos document, uitroept tot burgers van deze we reld, tegenover wie deze wereld verantwoordelijk heid draagt. Vluchtelingen, politieke gevangenen voor wie Davis gratis althans een stukje identiteit ter beschikking houdt. „Want”, zegt Davis, „zij zijn de slachtoffers van de wetteloosheid in de wereld. Wij proberen met onze beweging te overleven. De tijd voor ons idee is gekomen”. tenvergoedmg ontleent, heeft een inkomen van omstreeks een half miljoen gulden per jaar en dat is maar ternauwernood voldoende om de kosten van kantoren, personeel en vooral veel drukwerk (het paspoort heeft zojuist zijn derde druk beleefd) te dekken. Davis over zijn computer, die vooralsnog niet verder teruggaat dan 1974 waar het de verzamelde feiten betreft: „Alles over de afgelopen 30 jaar gaat erin. Als we de computer in 1949 hadden gehad, dan zouden we nu kunnen hebben beschik ken over de namen van 750.000 mensen die zichzelf wereldburger verklaarden”. Dat cijfer, geeft hij toe, is sindsdien aanmerkelijk gedaald, maar er is een harde kern overgebleven. „We maken geen propaganda, krijgen geen bijdragen, alles gaat via mondelinge overlevering”. De computer spuugt voor Nederland een cijfer uit. Ons land telt 305 wereldburgers. „Dat is”, zegt Davis wat zorgelijk, „vermoedelijk een te laag cijfer”. Het kunnen er duizenden zijn. De compu ter gaat maar tot 1974. Het baart hem kennelijk zorgen, ook al draagt hij de Nederlandse autoritei ten allerminst een warm hart toe blijkens zijn slordig gedrukt boekwerkje. „De wereld is mijn land”. In december 1956 is hij volgens zijn zeggen uiterst slordig en pijnlijk door de rijkspolitie op de luchthaven „Skipholt” behandeld, waar hij werd vastgehouden vanwege het niet in zijn bezit heb ben van een geldig reisdocument, en waar hij moest worden overmeesterd, nadat hij in het wachtlokaal enkele gordijnen van de muur had gerukt als protest tegen het feit dat het hem niet werd toegestaan een telefoongesprek te voeren. Davis laat brieven zien met aanvragen voor paspoorten. Het blijkt dat een rederij bedrijf uit Liberia voor een van zijn scheepsbemanningen de paspoorten wenst, andere aanvragen komen van handelsondernemingen in Afrikaanse landen als Nigeria. Davis verklaart dat zijn reisdocument soms van pas komt wanneer het oorspronkelijke paspoort om welke redenen dan ook problemen oplevert, zoals Rhodesische paspoorten bijvoor beeld. Het is in dit verband aardig te weten dat een land als Zambia Davis reisbewijs formeel als do cument van waarde en geldigheid heeft aanvaard. Wederom produceert Davis een computerstaat waaruit moet blijken dat personen met zo’n 100 eerbiedwaardige beroepen zijn paspoort gebrui ken. Hij schuift fotokopieën over de tafel van visa die in zijn paspoort werden afgedrukt („dat is een duidelijke vorm van erkenning”), maar er behoort wel bij te staan dat de landen waar het om gaat Temidden van deze oudheidkun dige zaken houden IOC-officials aan klassieke houten tafels, waarop kristallen karaffen en glazen elke binnenkomende zonnestraal twin kelend weerkaatsen, tussen meestal langdurige besprekingen hun lunch pauze. En de frequentie van de be raadslagingen neemt, naarmate de zomer- en winterspelen van 1980 I naderen, toe op een niet mis te ver- I stane wijze, aldus de beminnelijke perschef Jean-Louis Meuret die als omschrijving van zijn beroep op zijn visitekaartje voert: Attaché de pres- se et d’édition. Geheel in stijl, eve nals het lichtbruine colbertjasje met op het borstzakje de vijf Olympi- sche ringen, in de juiste kleuren Op weg naar de eerste étage hal- l verwege een bordes. Tegenover el- I kaar twee kopieën van Olympische I beelden zoals die nog te zien zijn in I het Griekse Olympia. Levensgrote I symbolen van een vergane glorie, l geheel passend in de rustieke voor- I naamheid waarbinnen het bijna on- I mogelijk moet zijn te spreken over I het nemen van maatregelen tegen Verder merkt lord Killanin op dat in Amerika pogingen om beroepsat- letiek van de grond te krijgen zijn mislukt. Waaraan hij de conclusie vastkoppelt: „Voor mij ook een vin gerwijzing dat het IOC met het toe laten van betaalde sportmensen de verkeerde kant op zou gaan. Daar om zijn we ook zéér voorzichtig met het aanpassen of veranderen van de Olympische regels. Als er maar éven ergens een speling zit, kan die met een tot fricties leiden. Vóór Montre al hebben we enige kleine correcties aangebracht. Na Moskou zullen we opnieuw bekijken of ergens mis schien wijzigingen noodzakelijk zijn.”

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1978 | | pagina 33