N ent Kamerpraeses vindt macht van parlei toegenomen 1 VONDELING OVER KRITIEK OP REGERINGSPLOEG door Reinier van der Loo Van der Stee Praten praten 1 Geen grip meer Monopoliebedrijven Vertrek Actiegroepen Dominees Op de man spelen 1 eek ed. is, n gen slijk. en •diet skrediet leek De Tweede Kamer en ook zijn voorzitter Vondeling zijn de laatste tijd volop in het nieuws geweest. Allerlei zaken, die een omstreden karakter hadden, kwamen aan de orde. Maar ook duikt de laatste tijd een meer principieel aspect op: verliest de Kamer langzamerhand niet te veel aan macht? Maakt de regering eigenlijk niet te veel de dienst uit? Vondeling sprak daaro ver met enkele redacteuren, van wie Rei nier van der Loo de essentie van het gesprek hieronder weergeeft. bij de s over Tweede-Kamervoorzrtter Anne Vondeling is geen man die graag zijn mond houdt als het parlement onder vuur ligt: „Al onze staats rechtsgeleerden en jullie, journalisten, zijn dui delijk te kort geschoten: niemand heeft ooit de moeite genomen om eens te onderzoeken, te meten, wat ons parlement nou aan werkelijke macht heeft ingeboet. Waar het tekort schiet. Wanneer het onder het juk van het kabinet is doorgejaagd. Of het wel steeds meer achter de maatschappelijke ontwikkelingen aanloopt. Of het de actie- en pressiegroepen niet meer kan bijhouden. Of het zich door beter geïnformeer de ministers laat ringeloren en bij de neus laat nemen. Terlouw, Schakel, Van Thijn, ze heb ben er de laatste tijd de mond van vol. Ik zeg: al die beweringen over uitholling van de in vloed en de macht van het parlement, van het Nederlandse volk dus, berusten niet op feiten. Het is gewoon niet waar dat er nu meer door de Kamer aan de regering wordt overgelaten dan bijvoorbeeld voor de oorlog. Kijk eens naar ons budgetrecht, naar de algemene maatrege len van bestuur, die eerst door de Kamer gaan, naar juist de positieve invloed van maatschap pelijke groeperingen op de democratisering, kijk eens naar het vooroverleg dat er met de Kamer wordt gevoerd over wetsontwerpen (nota van wijzigingen) en vooral: zie eens hoeveel invloed het parlement tegenwoordig heeft op de totstandkoming van kabinetten. De invloed, de macht als je wilt, van de Kamer is juist groter geworden". Anne Vondeling, de optimist, de grote verdediger van „zijn" ka merleden, vaak betiteld als de gladstrijker van hun al dan niet vermeende schandalen. I 4 a blijven gewoon zitten’ leen ach Maar als het dan tóch eens gebeurt, blijft de man ijskoud op zijn stoel zitten. Neem staatsse cretaris Brokx met zijn mislukte circulaire, waar- ie niets meer van bleek te weten. „Te moe na mijn reis door China", of zoiets had hij als excuus. „Mij wordt vaak verweten dat ik de Kamer te snel de hand boven het hoofd houd. Zoals in de zaak met de koopsompolissen. Maar kijk eens naar jullie zelf bij de kranten. Na alle geroep over hele trossen schuldigen blijft er feitelijk niets over dat niet door de beugel kan. Okay, Westerterp. Die had wat beter moeten uitkijken”. En toch gebeurt dat meer in de pers dan in het parlement. De kranten hebben Van Agt destijds stevig gepakt toen de man zijn stukken in het eerste Menten-debat niet bleek te kennen. Herrie genoeg, maar d’r gebeurt niets. Ook niet in de Kamer. „Nee, zeker, 't Is geen kwaaie. Ik zeg hem wel eens als-ie weer wat zit weg te dommelen in de Kamer na een diner: „Pak nou ’ns een stuk papier en een potlood en schrijf eens wat op”, maar verder is er niks op ’m aan te merken”. „Ik vind het helemaal geen goeie journalistiek van zo’n Wijnen van het Parool die als informatie bron een dronken minister gebruikt. Had-ie toch wel wat voorzichtiger mee moeten zijn”. (Het betreft hier de kwestie van de koopsompolissen, red.) „Ons parlement wil ook eigenlijk in alles het laatste woord hebben. Zou helemaal niet moeten. Ik vind de toenemende invloed van zulke maat schappelijke organisaties als de SER helemaal niet verkeerd. De Kamer raakt daar echt geen macht door kwijt. Men zou, bij alle drukte, waar elk kamerlid terecht over klaagt, juist veel meer moe ten afstoten. Decentraliseren”. „Vooral ook bij de departementen. Het is, zoals u zegt, toch te gek dat een gemeente te biecht moet bij Verkeer en Waterstaat om een bushalte te mogen verplaatsen. Ze zijn daar, en trouwens ook op Volkshuisvesting, zo centralistisch als de pest. D’r zou veel meer gedelegeerd moeten worden”. „Ik zeg altijd: zorg dat je goed beslagen ten ijs komt, met feiten, zodat een minister je niet op details kan pakken; dan val je ook niet op je gezicht”. „Sommigen denken dat als ze maar vragen, vragen en nog eens vragen stellen, dat ze dan een leeuw voorstellen. Maar het zijn lammetjes zolang hun vraagstelling geen klauwen heeft”. U ontvangt ze bijna altijd, actievoerders of hun handtekeningenlijsten. Een paar duizend handte keningen heb je zo. Geeft u ze daarmee niet te veel gewicht tegenover „uw” eigen kamerleden? Zo kan democratie dus óók functioneren: de Kamervoorzitter die een minister aan z’n oor trekt! „Maar Terlouw, die klaagt dat het parlement geen grip meer heeft op de hoofdlijnen, alleen nog maar detailwerk mag doen en daarin door gebrek kige voorlichting tegen een met deskundige ambte naren omringde minister ook nog eens de boot in gaat. Dat is toch overdreven”. „Ja, dat een fractievoorzitter het werkelijk te druk heeft, daar ben ik het mee eens, en dat-ie daardoor wel eens gefrustreerd raakt omdat-ie nog zo veel meer zaken had willen aansnijden, goed. Maar wat let ’m om zelf voorstellen in die richting te doen? Laat-ie bij motie voorstellen hier eens een onderzoek naar te laten doen. Da’s nooit gebeurd”. „Het recht van petitie is bij de wet geregeld. Vervolgens ga ik er van uit dat een actie landelijke betekenis moet hebben of als ze toch lokaal is een unieke zaak moet vertegenwoordigen. Amelis- weerd, de Haagse Leidsebaan-actie, dergelijke. Ik haal er dan altijd de voorzitter van de desbetref fende kamercommissie en de griffier bij, zodat de ontvangst ook een functioneel karakter krijgt. Vergeet bovendien niet dat ik de public relations- man van de Kamer ben!” „Goeie actiegroepen, in sommige gevallen zelfs wel lobby’s te noemen, vond ik altijd jullie zelf, de media: jullie weten zo verdomd goed met je vak kennis en in de wetenschap dat anderen toch wel afhankelijk van jullie zijn, je zin te krijgen”. „Zeer sterk was destijds ook de studentenactie. Maar dat lijkt voorbij. Daar zit niet «meer die intelligentie van de jaren zestig. Ze hebben ook geen doelen meer”. „Vakbekwaam zijn doorgaans ook de milieu groepen. En niet te vergeten de sterke lobby van de ondernemers en de vakbeweging”. „En verder? Ja, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft een behoorlijk sterke invloed bij Binnenlandse Zaken, bij Justitie was dat bijvoor beeld de Coomhert Liga en zijn dat de vrouwen groepen zéér sterk! bij Landbouw met land bouwschap. Bij Financiën nota bene de staatslote- rijcollecteurs en bij Buitenlandse Zaken hooguit Sietze Bosgra”. „Maar voor het overige? Overdrijf hun invloed toch niet. Veel acties zijn erg interessant voor de bewustwording, maar de resultaten zijn dikwijls gering. Alleen een kleine sterke guerrilla brengt het ver. Kijk naar Nieuw Links in de PvdA”. „Een bedreiging voor het parlement? Nee hoor, ook bij ons is het gevoel van het alleenvertonings recht aan het wegebben”. „Ik wil overigens nog wel een paar nieuwe actiegebieden aanstippen. Daar zouden we nog eens wat aan moeten doen. De KLM, de PTT, de Spoorwegen. Monopoliebedrijven. Daar nipt al leen de Consumentenbond zo af en toe eens aan. Maar daar ligt een oceaan van actie voor werk groepen, zo mogelijk op universitair niveau. Waar om betaalt iemand die van Rotterdam-Noord naar Rotterdam-Zuid belt een eenheidstarief dat hem heel wat minder kost dan twee mensen in twee Friese dorpen die interlokaal moeten draaien? Ik vind zoiets onrechtvaardig, maar kom maar eens aan de PTT. Of aan de vreemde verschillen in tarieven bij het openbaar vervoer. Of zo’n ander taboe: wie doet er eens wat aan het verspillen van miljoenen bij de gezondheidszorg? Geen mens durft in de aanval. Je lijf en leden, de gezondheid, daar huiveren we voor, da’s ongepast om daar iets tegen te doen, hoor je dan”. En toch, terwijl u enerzijds zo blijmoedig en positief bent over ons parlement, over onze demo cratie en er anderzijds toch ook nog heel wat aan wilt verbeteren, gaat u nou plotseling naar het Europese Parlement in Straatsburg. Een trapje hoger op de parlementaire weg. Een vlucht? Toch niet echt tevreden met ons systeem? Maar toch: de meerderheid in de Tweede Kamer zit aan handen en voeten aan dit kabinet vast op basis van de formatieafspraken. Als er ook maar iemand zwaait met een zware motie krijgt-ie de wind van voren van het kabinet dat onmiddellijk met een crisis dreigt. En er zijn maar weinig parlementariërs die de verantwoordelijkheid daarvoor op zich willen nemen. Per slot duurt een kabinetsformatie in dit land langzamerhand ten minste een half jaar. Waar blijf je dan met je vrijheid van handelen? Het is nogal een verschil of een onafhankelijk parlement dagelijks namens zijn kiezers het doen en laten van vorst en kabinet controleert of dat de regering in feite het dagelijks bestuur is van de meerderheid in dat parlement. Vondeling: „Ik bestrijd dat de Kamer aan han den en voeten is gebonden door allerlei formatieaf spraken. De echte knelpunten zijn daar meestal uit weggelaten. Den Uyl had er destijds wel van alles instaan over de WIR, de Ondernemingsraden, de VAD, maar geregeld, echt vastgelegd was er niets. Nu is dat wéér zo, bijvoorbeeld met de abortus kwestie. De kamermeerderheid heeft nog steeds de handen vrij. Over beginseluitspraken kun je nog heel wel discussiëren. Alleen met concrete feitelijke afspraken ligt dat anders. En als u beweert, dat iedere parlementariër nu in feite onder de couveuse van het kabinet zit omdat de ministerploeg zo vlot met zijn „onaanvaard baar” zwaait als er een motie dreigt, dan zeg ik opnieuw: kom nou eens met bewijzen, met cijfers. Gebeurt dat meer dan vroeger? Kom nou”. De toenemende invloed van de zogenaamde buitenparlementaire oppositie, de actiegroepen. Ze bereiken meer dan de grijze, zwijgende meer derheid en hebben vaak rechtstreekse bindingen met sommige partijen. Zit daar geen aantasting in van wat het parlement hoort te zijn: een vertegen woordiger van het héle Nederlandse volk en niet van een kleine pressiegroep? „Maar jullie doen het één wel en laten het ander: iedereen op het Binnenhof weet dat die minister Van der Stee (CDA) was. Van Agt had tegen hem moeten zeggen: erken je fout, openlijk. Vervolgens heb ik als Kamervoorzitter mijn nek verder dan wie ook uitgestoken door alle feiten hog eens op een rijtje te zetten en leg voor jullie de bal vlak voor het doel, nog dichterbij dan de penaltystip. Als jullie hem dan niet inschieten is dat jullie zaak. Misschien zijn jullie te netjes of zeg je: „Ach, zo’n rotterd is die Van der Stee nou ook weer niet”. „Daar heeft u gelijk in. Ik vind het inderdaad belachelijk dat je voor zulke hoge posten niet gewoon de allerbeste mensen kunt vinden. Ik geef overigens toe dat het niet zo erg in de aard van de Nederlander ligt om op de man te spelen. Het wordt hier al gauw vertaald met pootje haken of rooie-kaartspel. Nee, fair, dat moet kunnen”. „O, daar kan ik je nog wel meer van vertellen. Wij hebben een typisch praat-parlement. Oever loos. Drie, vier man herhalen uitentreuren wat de vorige al heeft gezegd. Ik begrijp best dat sommige mensen dan zeggen dat ze in de Kamer alleen maar staan te praten om gehoord en gezien te worden. Prima wat die afgevaardigde mevrouw Muller- Van Ast (PvdA) begin november deed: mevrouw Veder-Smit de mantel uitvegen nadat ze twee uur had gepraat en bijna niets gezegd”. „Kijk, wij lopen hier altijd over van de kritiek. Wij zijn nu eenmaal een land van dominees, van moralisten, van 50 of meer kerkgenootschappen. Iedereen weet het beter. Wij zijn geen land van politici. Kijk eens om je heen. Britten, Scandina- viërs, zelfs de Belgen zijn heel wat pragmatischer dan wij”. „Neem nou die huiver voor het veroorzaken van een crisis, waaruit u afleidt dat niemand meer echt zijn mond durft open te doen tegen de regering. Nog niet zo lang geleden is als ongeschreven wet aanvaard dat we, als er dan al een crisis wordt veroorzaakt, ook verkiezingen moeten gaan hou den”. Enige aarzeling, dan: „Wel verdraaid, ga d’r maar aan staan, nieuwe verkiezingen. Dan moet je inderdaad wel erg goede redenen hebben”. „O nee, zeker geen vlucht. Ik wil om de vijf jaar wel wat anders. Ik heb er behoefte aan om op Europees niveau de samenwerking en vooral de openheid te bevorderen”. „En ik beloof u, ik ga daar niet voor spek en bonen zitten. Als iedere Europese parlementariër vindt dat meneer Haferkamp moet opstappen, omdat hij een slechte commissaris buitenlandse betrekkingen is, dan vind ik ook dat die Duitser weg moet Maar niemand doet wat. Ik zou wèl wat doen”. „En als Giscard d’Estaing onredelijk dwars gaat liggen in een Europese ontwikkeling, zou ik niet te beroerd zijn in Parijs zelf een parlementaire hoor zitting te laten organiseren”. Europa let op. Anne is in aantocht! „Ik zal u ’ns wat anders zeggen. Je kunt makke lijk uit die hele crisissfeer weg als dit land, als, inderdaad, ook wij parlementariërs, maar zeker ook jullie van de pers eens wat meer op de man durfden te spelen. Da’s gewoon slecht bij ons. Dat we d’r zo tegenop zien om een man of vrouw die het in de ministersploeg slecht doet te laten ver dwijnen. Niks crisis. Die man moet weg”. ,,’t Is toch te gek dat we voor de kernploeg van de schaatsers eerst selectiewedstrijden houden en er dan, pats, boem, één laten afvallen, terwijl zoiets bij ons hoogste team, de eredivisie van onze demo cratie, domweg niet gebeurt. Die incapabele figuur blijft gewoon zitten”. „Onze politiek is daarin volkomen onvolwassen. Je moet zaken niet van personen scheiden. De Nederlandse pers nou moet ik voorzichtig zijn, anders komt er weer zo’n frontale aanval is nog altijd ver onder de maat, want het gaat om de beoordeling van personen. Bij een debuut van een 20-jarige artieste wórdt zo iemand toch even ge kraakt, of kijk in de maandagkranten, de manier waarop een falende voetballer even de vernieling wordt ingeschreven, of kamerleden: het ene nep- schandaal na het andere; kritiek op de hoogste poten maar ministers, staatssecretarissen? Ho maar, daar blijft iedereen van af”. „Weet je dat ze in de Duitse Bondsdag niet eens avondvergaderingen kennen? Alleen bij zeer hoge uitzondering mag daar iemand langer dan 10 mi nuten aan het woord blijven. En hier bij ons bestaat er geen spreektijdbeperking voor een mi nister. Die kan, zo is dat in de Grondwet geregeld, altijd het woord krijgen. Dat kun je hem dan moeilijk weer afnemen”. „Alleen ben ik de laatste tijd toch wel rigoureus aan het inkrimpen. Ook bij ministers. Met die lampjestoestanden die ik heb laten aanbrengen, schieten we niet zoveel op, maar ik zeg tegenwoor dig makkelijker dan vroeger tegen een minister, als we tevoren hebben afgesproken dat-ie een uur krijgt en zijn tijd vol is: Nog vijf minuten, geef de rest maar schriftelijk. Dat is wel in strijd met de wet, maar och, niemand zegt er wat van, dus doe ik ’t”. „Soms wou ik dat ik meer macht had als voorzitter: soms zou ik die eindeloze praters wat graag tot stoppen willen dwingen. Maar het spreekrecht is een soort heilige koe. En de jongste kamerleden denken dat het zo hoort en gaan er vrolijk mee door. De meesten kunnen het gewoon niet: de sterkste punten uit hun betoog halen, daar een vlotte show mee maken en de rest schriftelijk afdoen”. „En Van Thijn, die klaagt over de matige „be straffing”, te weinig mensen om als kamerlid op terug te kunnen vallen. Heeft-ie ooit zelf een voor stel gedaan om er wat aan te veranderen?” „Ik vind het allemaal een beetje goedkoop ge klaag. D’r is niet zoveel feitelijk mis met de macht en de invloed van de Kamer. Waar ter wereld hebben ze hoorzittingen? In de VS en hier. Een geweldig machtsmiddel. En van het vereenvoudig de enquêterecht kan ook naar believen gebruik worden gemaakt. Ik geef toe, het is een hele rompslomp om zoiets op touw te zetten, maar als een speciale commissie er om vraagt omdat be paalde personen niet onder ede willen getuigen, dan kan het, altijd”. „Bovendien, elk Kamerlid kan naar een ambte naar lopen als-ie meer gegevens over een zaak nodig heeft. Die ambtenaren zijn niet meer zo moeilijk en terughoudend als vroeger. De slechte uitzonderingen daargelaten. Bij sommige ministe ries wordt elke vraag eerst nog aan een secretaris generaal voorgelegd. Maar een heleboel kamerle den weten de weg ook niet, zijn te ondeskundig of aarzelen te vaak”. „Er bestaat daar inderdaad wel wat onevenwich tigheid. Had je trouwens vroeger ook al. Hoewel ze maar een piepklein deel van ons volk uitmaken, krijgen vissers en schippers hier altijd, per tradi tie, een ongelofelijk stuk aandacht. Geldt ook wel voor sommige actiegroepen. Maar als het goeie zijn, bereiken ze veel”. Incapabele figuren

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1979 | | pagina 19