m oito-volta ho Meest voor mannen Emaille uit Frankrijk Tkip ttruumyoop liriFrlw «Af JeSkSTJL J&JESvSJEk JLJK ,Het witte bloedwm de blanken, dat kinderen doodt’ 777 ireau KT 1 >r: door Tony van der Meulen Zuigfles Pinda’s Bescheidenheid Ave Maria Fabrikanten F 1 Wr' <i en vrl.) erichte jzake- nijn van erk- 124. I I I Om te bevorderen dat je je toch nog in Afrika voelt, zijn rond het zwembad een soort hutjes gebouwd. Opper-Volta in de Sahel is een van de armste landen ter wereld, maar „het eerste huis ter plaatse", het westerse hotel (’Independence in de hoofdstad Oua gadougou, zorgt ervoor dat het ongerief voor de blanke zeer beperkt blijft. Samen met de heren van Ham en Van Dijk, die in Opper-Volta kunst en nijverheid opkopen voor de verkooptentoonstellingen van de Witte Paters, ge bruik ik een lichte lunch. Bij een temperatuur van boven de 40 graden reikt de Oppervoltaanse ober (maandloon: 210) correct gekoeld bier aan. Af en toe trekken we een verfrissend baantje door het blauwe bassin en dan praten we onder het schaduw rijke hutdakje weer ontspannen verder over wat de blanken in Afrika hebben aangericht. terdam. ten ge- g kun- ereed- kman. oLe° jj (togo/; SOPPER Pcmo föv K 17865 MALI Dori NIGER GHANA Gooed' IVOORKUST ook Een primitieve, maar toch heel bruikbare manier van weven lericht zijn. trekken tot n op zater- tsleider de afdeling ijfsleider vragen De oogst wordt opgeslagen in grote lemen hutten ende af- full-time ^’Dioetosso /Bonlora |0rii DiopogtP basis wil Haarlem, met ons „We hadden er natuurlijk af moe ten blijven”, concludeert Van Ham, en na alles wat ik in Opper-Volta heb gezien knik ik gretig. „Konink rijken in Ghana en Nigeria hadden stedenbouw en kleding toen de Por tugezen er op hun blote poten kwa men om de zaak te ontwikkelen. Toen wij nog door de plaggenhut kropen, hadden zij al riolering. Maar wij hadden het wiel en het buskruit, zij niet, en dat werd het belangrijkste punt.” Een koppel vieze vette gieren flad dert over het hotel. Ze zullen op weg zijn naar de naburige markt waar bokken in de open lucht worden geslacht onder het toeziend oog van talrijke vliegen. Het stinkt er. Niet alleen naar dat vlees, voornamelijk ook naar de gevolgen van het feit dat een groot deel van de zes miljoen Oppervoltanen gedurig aan de diar ree is. Maar daar komt de ober alweer. Een schrille tegenstelling, heet zoiets. Daar lees je vaak over: het airconditioned hotel temidden van de hutten. Het doet het ook goed op de foto. Maar het is de oppervlakte, het is iets dat je makkelijk ziet. De werkelijke problemen van een land als Opper-Volta zitten veel dieper: slechte, uitgeputte grond, droogte, geen eigen grondstoffen, nauwelijks wegen, verrot water, een zeer be scheiden gezondheidszorg en een volk dat voornamelijk bestaat uit ongeletterden. hulp en goede naam. In het kader van de verbroedering van beide vol keren hebben de Amerikanen zelfs de hoogbejaarde moeder van presi dent Carter, miss Lilian, naar Op per-Volta gehaald. Op grote kleu renfoto’s in de vitrines bij het ge bouw van de Amerikaanse hulp in Ouagadougou kun je zien hoe ze het oude mens door het uitgedroogde land hebben gesleept. Je wordt er echt niet goed van. De vrouwen in Opper-Volta gaan hun traditionele plaats in de landbouw en de voedselbereiding gedeeltelijk verliezen visie. Als dat waar is, blijkt maar weer wat je als arm land moet doen om onze welwillende aandacht te trekken. Er kwam veel voedsel. Dat stilt op zo’n moment de honger. Maar boe ren die altijd gewend waren pas graan te verkopen, als ze zelf een voorraad voor drie jaar hadden, slaan nu zelf weinig meer op, want je kunt het toch wel krijgen. Een volgende droogteperiode wordt zo nog rampzaliger. Ik hoorde het steeds weer: „Eigenlijk zou je geen voedselhulp moeten geven als je niet tegelijkertijd de landbouwmetho den verbetert. Anders is die hulp maar een tijdelijke, op dat moment een aangename injectie, die de situa tie op de lange termijn echter alleen maar slechter maakt.” In hulp zit ook handel. Dat heeft met name de westerse zuivelindu strie goed begrepen. Na het Nestlé- proces van enkele jaren geleden was ik die hele melkpoeder alweer ver geten, toen ik in Opper-Volta in een krantje een artikel las met als kop: „Het witte bloed van de blanken dat de kinderen doodt”. Dat ging over melkpoeder uit Leeuwarden. Het Nestlé-proces betrof een ge ding dat de Zwitserse melkreus Nestlé in 1975 heeft aangespannen tegen een actiegroep die aan een brochure over de gevaren van melk- f OPPEfl\ -VOLTA Ssafrika! Spoorweg ----- Belangrijke weg km 300 In hulp zit handel De oorspronkelijke grote potten en kruiken verdwijnen. In plaats daarvan komen uit Frankrijk geïmporteerde emaille attributen poeder in de derde wereld de bondi ge titel had meegegeven: „Nestlé doodt baby’s.” Dat mocht niet van de rechter, maar de firma kreeg wel te horen: „Dit betekent geen vrij spraak voor Nestlé. De maatschap pij zal haar verkoopmethoden voor babyvoeding in ontwikkelingslan den drastisch moeten herzien om te voorkomen dat de voeding die het leven van baby’s moet behouden, levensgevaarlijk wordt.” Niet dat de melkpoeder op zich niet deugt. Het zijn allerlei bijver schijnselen die de melkpoeder in ontwikkelingslanden tot een beden kelijk produkt maken. Het grootste gevaar zit in de zuigflessen die door de slechte hygiënische situatie niet goed kunnen worden schoonge maakt. De bacteriën die in de fles en de speen achterblijven voelen zich in de melk zeer op hun gemak en zo zuigt de baby een zeer verderfelijk drankje naar binnen. Resultaat: vre selijke diarree en dat kan met name in een heet tropisch land voor een zuigeling dodelijk zijn. Maar ook al wordt de melkpoeder met de grootste zorg bereid, dan zijn er nog tal van nadelen. Door de blikken melk met mooie namen als De Hollandse Baby raakt borstvoe ding in onbruik, maar de dure wes terse melkpoeder slorpt wekelijks bijna een derde van een gezinsinko men op. Mevrouw C. A. M. Wennen-Van der Mey heeft als arts jaren in Afri ka gewerkt en zag daar de gevaren van melkpoeder. Ze is nu in Neder land druk in de weer om belangstel ling voor het onderwerp te kweken. „Een frustrerende zaak. Steeds weer worden gevaren gebagatelli seerd. Er zitten kennelijk grote be langen achter. In eigen kring krijg je weinig bijval omdat medici ook nog al eens boter op hun hoofd hebben als adviseurs van zuivelfabrieken. En als je kritiek grote concerns raakt, hoor je gauw: dat is politiek, wij houden ons alleen met weten schap bezig.” „Maar ik voel het als mijn plicht vervelend te blijven doen. Want ik ben er heilig van overtuigd dat borstvoeding in een ontwikkelings land het enig juiste is. Te meer daar in die borstvoeding ook allerlei af weerstoffen voor de zuigeling zit ten.” „Maar hoe gaat dat: een vrouw in Afrika geeft borstvoeding, haar kindje wordt ziek, op die blikken ziet ze een wolk van een baby en ze denkt: dat mijn kind niet zo’n wolk sie en zending doen goede dingen op het gebied van onderwijs, hygiëne, gezondheidszorg. Ze kunnen je pre cies uitleggen dat een land als Op per-Volta hulp moet krijgen die hen onafhankelijk van ons maakt: goede putten, wegen, betere landbouwme thoden, zodat ze op den duur niet meer afhankelijk zijn van voedsel hulp. Maar als ik dan aan een pater vraag wat er in al die jaren dat hij in Opper-Volta werkt is veranderd, be gint hij met: „Ze hebben nu allemaal een broek aan en dat was in het begin niet zo.” Blanken in Opper-Volta. Voor het grootste deel zijn het Fransen. Maar de Amerikanen zitten er ook en dus ook de Russen, en dus ook de Chine zen. Ze bieden tegen elkaar op in „Je zou dit land alleen al enorm helpen door hun produkten voor normale prijzen te kopen”, hoorde ik van een Nederlandse ontwikke- lingswerkster. „De pinda’s worden hier door de Fransen voor een krats gekocht en wat kosten ze wel niet als ze in Frankrijk zijn gebrand en in van die kleine cellofaanzakjes zijn gestopt? Het was veel beter als dat hier gebeurde. Het geeft werkgele genheid en pinda’s zouden zo ook veel meer opbrengen.” De vrouw die me dit vertelde woont op een afgelegen dorp in Op per-Volta. Ze heeft zich een rashaan aangeschaft. Het fiere beestje heeft de plicht, die die aanschaf recht vaardigde, gedaan: de kippen leg gen nu raseitjes. Die verkoopt ze voor een luttel bedrag als broedei- tjes aan de mensen in de omringende dorpen en zo wordt de kippenstand in de streek veredeld. Een klein, maar aardig voorbeeld van zinnige hulp. En zo doet de een dit, de ander dat. Maar misschien is dat ook wel weer het probleem: veel blanke hulpver leners zitten maar een paar jaar in Opper-Volta en dat is niet zo bevor derlijk voor de continuïteit in het werk. Een voedseldeskundige: „Wij zogenaamde deskundigen maken de mensen hier natuurlijk horendol. Want steeds weer komt er iemand met dè oplossing voor het Oppervol taanse probleem. Je hoort: wat hier moet gebeuren is: goed ploegen. Ben je gek zegt een ander dan, dan ver pest je de grond. Nee, wat je moet doen is: om de paar meter een geul tje. Een geultje, ben je gek, zegt een derde dan, daar blijft het water in staan en dat is juist hartstikke slecht. Dit is zomaar een voorbeeld om aan te geven hoe zoiets ongeveer gaat. En weet je waar je zo vreselijk moe van wordt: dat iedereen steeds weer dezelfde fouten maakt.” In 1974 kwam Opper-Volta bijna dagelijks in fraaie kleuren op de televisie vanwege de grote droogte. Het was er toen inderdaad extra droog, maar gewoon droog is het treurig genoeg bijna elk jaar. Je hoort vertellen dat er in 1974 extra veel magere koeien bijeen zijn ge dreven terwille van de westerse tele- Aribintfo O „Ons siert bescheidenheid”, zei een blanke me die al jaren in Opper- Volta woont. Dat betekent: hier niet als een overwinnaar rondlopen, maar luisteren, veel luisteren. Het gebeurt zo weinig. Er is hier een witte vent geweest die de taal wou bestuderen, maar hij wist er eigen lijk al het nodige van. Hij ging de dorpen in en begon werkwoorden te vervoegen. Iedereen knikte, het boek kwam uit en ze hebben zich hier rot gelachen, want er klopte geen zak van. Die man had niet geluisterd, hij had vanuit zijn wijs heid gezegd hoe het in elkaar zit en als je het zo doet, knikken ze hier wel.” Ook in een armzalig land als Op per-Volta kun je als blanke best een tijd rondhangen zonder veel van de ellende te merken en zonder je te realiseren wat een kindersterfte van 50 procent betekent. Grote steden als Ouagadougou en Bobodioulasso hebben uitstekende restaurants met ’s avonds gekleurde lampjes in de boom. De blanke kolonie eet er grote biefstukken voor 7,50. De wijn is wat prijziger, want die komt hele maal uit Frankrijk, en dat is een eind weg. Een curieus gebruik ter plaatse wil dat je bijna uitsluitend door hoe ren wordt bediend, een vorm van branchevervaging die in Afrika meer voorkomt. Serveerster en prostituée is hetzelfde vak en hoe meer blanken, hoe meer hoeren. Het is voor meisjes vaak de enige manier om geld te verdienen. Je komt ook in Opper-Volta de klacht steeds weer tegen: de meeste ontwikkelingshulp is hulp voor mannen. Er komen fabrieken, en daar kunnen vooral mannen in werken. De landbouw wordt verbeterd, mannen leren met trek-ossen omgaan, en de vrouwen verlie zen hun plaats in de landbouw. Ze mogen gaan wieden ja, maar met hun financiële onaf hankelijkheid is het dan wel gedaan. Negerinnen, die houden vast van mooie kleuren, moet een Franse emaille-fabrikant ge dacht hebben. Hij maakte een grote collectie bont beschilder de pannen en stuurde ze naar Opper-Volta, een arm Afri kaanse land, vlak onder de Sa hara. Op de markt in de hoofdstad Ouagadougou liggen die pan nen nu in enorme stapels te koop. Waterpotten, drinkbe kers, grote schalen voor de meelpap: allemaal emaille. Ze zijn zeer in trek, want emaille, dat is de vooruitgang. In een dorp in Opper-Volta zette een blanke een emaille waterbakje in zijn kippenhok en het hele dorp dacht dat het hem in het hoofd was geslagen: emaille in het kippenhok is hetzelfde als wanneer je in Nederland een karaf van kristal tussen de hoenders zet. Maar wat is er geworden van alle stenen pannen die het vóór de komst van het Franse emaille in Opper-Volta toch zo uitstekend deden? Op diezelf de markt in Ouagadougou kun je stenen potten alleen nog als een soort souvenir krijgen, zo als in Nederland melkkrukjes alleen nog door stedelingen worden gekocht. De handel in stenen potten is ingestort. Dat is voor veel vrouwen in Opper- Volta een zorgelijke zaak. Want zij waren het die als bij verdienste de stenen pannen bakten. Door de komst van het kleurige Franse emaille raken ze hun stenen pannen niet meer kwijt. Maar doordat deze bijverdienste is opgedroogd, hebben ze zelf ook geen geld om de moderne emaille pan te kopen. Bleef het alleen maar bij die pannen. Veel Oppervoltaanse vrouwen hadden een leuke handel in eigen gemaakt bier, de dolo. Maar die wordt steeds meer verdrongen door de Wes terse pils die in een Coca-cola- fabriek in Opper-Volta wordt gemaakt. Alle gerst daarvoor moet worden ingevoerd, ook al bedenkelijk voor een land met nauwelijks deviezen. Maar door dat „nieuwe bier” raken de vrouwen hun dolo niet meer kwijt. Weven, dat konden veel Op pervoltaanse vrouwen ook heel mooi. Ze maakten op een smal weefgetouw banden van katoen, die later aan elkaar worden genaaid tot een kleuri ge lap. De meeste lappen op de markt komen nu uit westerse fabrieken, met name uit Ne derland. Mooie stof, daar niet van, maar weer ging een aan trekkelijke bijverdienste voor de eigen vrouwen van Opper- Volta verloren. Voedselhulp, daar hebben veel vrouwen mee te maken. Maar als die voedselhulp be perkt blijft tot het uitdelen van de westerse overschotten, dan maakt dat de vrouw niet alleen afhankelijk van de eigen man, maar ook nog van de westerse hulpverlener. Niet dat het meel de magen van de kinderen niet vult, maar als de hulp ophoudt door transportproblemen of door een verslechtering van de economische situatie in het Westen is er in wezen niets ver anderd. Daarom wordt al hier en daar aan vrouwen geleerd om bijvoorbeeld sojabonen te verbouwen. Een gewas dat in Opper-Volta niet voorkomt, maar dat er uitstekend wil groeien. Van die soja kan een voedzame pap voor de kinde ren worden gemaakt en via een vernuftig recept kunnen de vrouwen het sojameel ook om kneden tot een soort maggi- blokjes die de saus een lekker pittige smaak geven. WAGADQEGOESfc In Ouagadougou proberen non nen daar wat aan te doen. Ze exploi teren het restaurant „Levend Wa ter”, waarin zij door Oppervoltaan se meisjes laten bewijzen dat je een uitstekend bord warm eten kunt ser veren zonder van bedenkelijk allooi te zijn. Wel moet je je als gast erin kunnen vinden om ’s avonds rond de klok van tien het bestek terzijde te leggen en massaal het Ave Maria aan te heffen. Oppervoltaanse meisjes, opge groeid in de cultuur van de Mossi- stam, die het Ave Maria zingen. Op een missiepost bleef ik plotseling met ingehouden adem staan voor een foto in fraaie kleuren; een groep Oppervoltanen voor de grot te Lour des. Op een avond ben ik achter een pater aan tussen allerlei hutten doorgelopen tot het geroezemoes steeds dichterbij kwam: in het hart stikke donker stonden zo’n 100 dorpsbewoners in hun eigen taal de rozenkrans te bidden. Een schilde rijtje van Maria tegen een hut, een olielamp ernaast. In gesprekken met zeer vriendelij ke en gastvrije paters word je ook weer bevangen door twijfels over de blanke aanwezigheid in Afrika. Mis- O’oegon Koyi^ SebboS?.<-‘-.‘\ o 0 Koolo Fodon boérm^nantsii ~°<-^Ienkodogo DAHOMEY Po) is, komt vast door mijn borstvoe ding.” „Ik heb een aantal Nederlandse zuivelbedrijven opgebeld om te in formeren hoe zij als fabrikanten te gen deze gevaren aankijken, de vraag dus: hoe voelt het dat baby's in ontwikkelingslanden zich aan uw produkt dooddrinken? Het werden veelal wat moeizame gesprekken, de heren wekten ook niet de indruk de vraagstelling te waarderen. Twee aspecten kwamen steeds te rug. Onze poeder is goed, zeggen de fabrikanten, en voor het slechte wa ter zijn wij niet verantwoordelijk, de plaatselijke autoriteiten moeten voor goed water zorgen. Maar wie iets van Afrika weet, kan je uitleggen dat dit een gigan tisch probleem is. Intussen blijft de melkpoeder binnenstromen. Daarnaast hechten de fabrikanten eraan een onderscheid te maken tus sen melkpoeder en babymelkpoe- der. Het laatste is, zoals dat zo mooi heet, gehumaniseerd, vermenselijkt dus, en dat betekent dat ze hebben geprobeerd van koeiemelk vrouwe- melk te maken. Mevrouw Wennen: „Dat kan nooit helemaal. Ik heb in de clinch gelegen met de Condensfa- briek te Leeuwarden (/die in een blaadje schreef dat het gelukt was de moedermelk voor 99 procent na te bootsen. Dat hebben ze moeten intrekken. Maar ook de gehumani seerde melk heeft dezelfde nadelen en gevaren. En in de praktijk wordt ook veel gewone melkpoeder in de flesjes gedaan.” „Als je de verpakkingen bekijkt zit dat er ook wel in. Op een blik Gitana melkpoeder van Domo-Bei- len geeft een zo te zien erg aardig meisje een baby de fles. Met gewone melkpoeder dus. Commercieel-di- recteur A. A. S. van Bemmel van Domo-Beilen: „Dat plaatje is recent veranderd. Want onze Gitana is ge wone gedroogde melk en niet gehu maniseerde babyvoeding. Ja, je kunt het natuurlijk wel voor baby’s gebruiken.” Hij voegt er nog aan toe: „Voor alle oplosbare produkten geldt dat er plaatselijk water bijkomt.” Mevrouw Wennen: „Jawel, maar op oploskoffie doe je gekookt water, op melkpoeder niet.” De heer L. Weiss, directiesecreta ris van de Coöperatieve Condensfa- briek Friesland te Leeuwarden heeft me uitgelegd dat de melkpoe der die ik in Opper-Volta was tegen gekomen van het merk De Holland se Baby (die er ook vet en wel op staat) geen babyvoeding is maar ge wone melkpoeder. Is dat nou niet verwarrend? De heer Weiss: „Nou nee, het is al een merknaam uit de jaren dertig en onze afnemers weten dat wel.” Dan stel ik me even een Oppervoltaanse vrouw voor die niet kan lezen, alleen plaatjes kan kij ken, op een blik een dikke baby ziet en zich dan moet realiseren dat het hier inderdaad niet om specifieke babyvoeding gaat. De heer Katje van het Friese zui velbedrijf Lijempf laat weten dat hun specifieke babymelk Bebelac uitsluitend via medici wordt ver spreid. Mevrouw Wennen: „Dat is nu juist het probleem. Want een arts in een ontwikkelingsland die hele maal niks heeft, laat zich al gauw inpakken met wat gratis monsters.” Ter verdediging van de melkpoe der heeft de firma Nestlé een bro chure gemaakt met zinnen als: „Blanke vrouwen zijn niet de enigen die recht hebben op gemakkelijke babyvoeding en een goed figuur.” Een managing-director, dr. A. Fu rer, redeneert: „We verkopen al 100 jaar babyvoeding. We doen dat al 50 jaar in ontwikkelingslanden. In die periode is de kindersterfte opmerke lijk gedaald en onze produkten heb ben daar zeer toe bijgedragen.” De Oppervoltaanse auteur van het artikel „Het witte bloed van de blan ken dat de kinderen doodt” is zo vrij het daar niet mee eens te zijn. jL'Dêdoegóé'T^^ TT/ -s/ Koettoego^g fc;.Wife*.»’ J v i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1979 | | pagina 25