moet ministeriële
beschikking vervangen
MN
Jos Brink: De cabaretier als predikant
Regeling eigen reclame
IS
45
larlem
o I
I
J
nbv
I
door Paul Wolfswinkel
Beschouwelijk
NOVIB
door Peter Huysman
Senang
Pastoraat
Nuchter
-
n
im)
w
vr 31
755
nws
J
bijzonder aspect, dat tijdens het vraaggesprek uitgebreid aan de orde kwam.
schrijven is, ever zijn eerste soto-iangspeeiplaat, rijn musical, rijn relatie met Frank Sanders en zijn godsdienstige geaardheid Wat dat
laatste betreft weinigen zullen op de hoogte zijn van het fed dat Brink in een Haags bejaardenhuis een pastorsfunctie vervult Een
Voor het eerst in zijn carrière is cabaretier, kwisleider en zanger Jos Brink bezig met de
vervaardiging van een hoorspel. Het heet „Bloesems van vuur", het is een bewerking van „De
porseleinen Spiegel” van Olaf J. de Landell en het zal in maart worden uitgezonden Jos Brink:
„Ik ben moe Ik ben bekaf. Ik moet nog één deel van de twaalf. Je kunt net zo goed een
oorspronkelijk hoorwerk schrijven, hoor. Dat is net zoveel werk. Je hebt soms tien regels in een
boek, waar je wel vier scènes uit kunt maken. Ik heb veel research moeten doen over de nazitijd,
dus die hele pokke-oorlog komt me mijn neijs uit. Dat is toch niet leuk en je wroet in andermans
emoties Dat worden dan ook jouw emoties en ik speel die rol ook nog Ingewikkeld dus.”
Jös Brink is de laatste tijd in hootdzeak in het nieuws gekomen door zijn ruzie met Annie Schmidt over de teksten m hei
theaterprogramma „Van wie zou dat nou zijn?" Die hoog opgespeetele kwestie liep met een sisser af en de cabaretier zégt er
terogbUkkend over heeft een paar c»ifatseeriiijlicp aapeeten gehad, maar ach, het sop is de kooi niet waard”.
Daarover gaat onderstaand interview dus met. Boeiender is immers wat Jos Brink te melden heeft over het hoorspel dat hij aan het
«t.. v
C
W S I
r X
f
Als het nodig is
begeleid ik ook
en
Dat js in feite ook een avondvullend stuk.
50*
801
3
WELING
SING VAN
ET OPEN
aai 22-24.
istbus 170,
w
«i»
)l ij vend
i
mum vast op zeven minuten per week met dezelfde
beperking per dag per zendernet.
NOVITEI-
NUTTING
ROYALE
IA60M’)
DAK, DUS
3YKAMER
KLOEKE
E BADKA-
DOUCHE-
RUIMTE,
V KAST.
„Mijn emoties gaan nooit verder dan een
nummer van vier minuten. Ik vind dit
hoorspel erg interessant, maar veel te
moeilijk. Je wordt gedwongen om op je
tenen te lopen."
„Het was trouwens een idee van Jacques
Besan<?on van de AVRO, dat hoorspel. Een
fanaat, hoor. Hij kwam met dat idee en ik
dacht „Jezus, dat kan ik niet”. Nou, en
Jacques heeft iets van „kijk maar of je het
kan”. Hij geeft je een opdracht voor een
synopsis en dat laat je niet op je zitten. Hij
doet dat handig, hoor.”
Minister Van Doorn stak daar, zoals gemeld, een
stokje voor door een beschikking uit te vaardigen,
waarin de reclame voor de eigen omroeporganisatie
enigermate aan banden werd gelegd. Hij beriep zich
daarbij op artikel 11 van de Omroepwet, dat zegt dat
uitzendingen niet dienstbaar mogen zijn aan recla
medoeleinden, behoudens toestemming van de mi
nister. Welnu, die toestemming wilde hij wel geven,
mits de reclameboodschappen zouden worden uit
gezonden (telkens slechts een) in een onderbreking
tussen twee verschillende programma-onderdelen
en niet langer zouden zijn dan 30 seconden. De totale
duur van de boodschappen moest voor iedere om
roeporganisatie hooguit elf minuten per zes weken
bedragen (televisie); per dag en per zendernet moch
ten de boodschappen samen niet langer duren dan
twee minuten. Voor de radio stelde hij het maxi-
Hoeveel uur heeft een dag voor Jos
Brink? Zet het maar op een rijtje: het
Annie Schmidt-programma, het hoorspel.
Maskerade, de kwis, enzovoort, enzover-
der.
„Kijk, we zitten voor „Maskerade”, de
musical die we nu aan het schrijven zijn.
Met zang en dans, natuurlijk, maar het is
één rol die je daarin speelt. Die van een
jong acteur, die dreigt te mislukken. Met
dat hoorspel ben ik aan een vingeroefe
ning bezig, zou je kunnen zeggen.”
„Er moet iemand zijn, die hetzelfde tim
bre heeft, van wie de mensen denken dat
ik het ben. Ik heb er trouwens geen tijd
meer voor. Principieel ben ik er niet tegen,
maar ik heb geen tijd om er een hele dag
aan te vergooien. Ja, kijk, vroeger moest ik
ervan leven, toen lag het anders.”
Jos Brink: „Zestien tot achttien uur per
dag werk ik. Ik doe geen losse schnabbel
meer. Congressen openen en zo. Die kwis
kost me een dag, maar dan neem ik er
meteen twee op. Dat is niet zo vreselijk
veel. En de STER doe ik helemaal niet
meer. Je hoort me mischien nog weleens,
maar dat zijn meestal oude spotjes. Er
komen weleens mensen naar me toe, die
wel eens een kreet uit een spot roepen.
Nou, er schijnt toch een meneer te zijn die
me erg goed nadoet."
Niettemin ging de commissie-Mulder, nota bene
bestaande uit hoge functionarissen van zendge
machtigden, die aan de lopende band de beschik
king overtraden, onverdroten met zijn werkzaamhe
den voort. Er moest iets op tafel komen, wilde men
althans de problemen in eigen kring oplossen en
bevrijd worden van de overheidsgesel. Veel rucht
baarheid is er aan het zwaar juridisch zwoegen van
de commissie-Mulder nooit gegeven, maar nu blijkt
toch dat er enige tijd geleden een eigen regeling met
richtlijnen en sanctiebepalingen is geproduceerd
Een commissie, bestaande uit directeuren en be
leidsmedewerkers van de verschillende omroepor
ganisaties, onder leiding van Jaap Mulder, de secre-
taris-penningmeester van de VARA, toog aan het
werk. En dat was broodnodig, want de meeste
omroepverenigingen hadden er inmiddels weer een
potje van gemaakt en gaven te kennen de beschik
king van Van Doorn aan hun laars te lappen. Alleen
de KRO en vooral de TROS hielden zich aan de
ministeriële beschikking. De VARA en de VPRO
gedroegen zich daarentegen als de grootste kwajon
gens, die achter de rug van de veldwachter het
dapperste aan de (telefoon)bel trokken. Wat hun niet
eens zo erg kwalijk te nemen valt, omdat de ene
omroepvereniging nu eenmaal dikker in haar leden
zit dan de andere en omdat het op ledenaantallen
gegrondveste omroepbestel nu eenmaal vereist dat
er genoeg aanhangers zijn om erbij te blijven horen.
Het is allesbehalve een eenvoudig karwei gebleken,
omdat in het Gooi de ideeën en wensen van de
onderscheiden „componenten" nogal uiteen plegen
te lopen.
len onder mijn ogen, dan heb ik wallen
onder mijn ogen. Daar kan ik niks aan
doen. De mensen moeten me accepteren
zoals ik ben. Ik ben mezelf in die kwis.”
Een niet geheel onbegrijpelijke reactie van een
omroepfunctionaris, die zegt te hebben „ontdekt"
dat hij deel uitmaakt van een commissie, die, als
puntje bij paaltje komt, een ingewikkeld, jaren
vergend karwei wellicht ziet getorpedeerd door een
departement, waarvan geen enkel heil valt te ver
wachten als het gaat om de controle op de naleving
van de bestaande beschikking, die nu juist wel door
de TROS wordt geëerbiedigd. Ook binnen de eigen
omroeporganisatie kan dan wel eens een sfeer ont
staan, waarin een bestuurder, die zich aan de wet
wenst te houden, voor „al te goed is buurmans gek”
wordt versleten.
Of CRM van zins is zonder slag of stoot de
ministeriële beschikking van 1976 in te wisselen
tegen de conceptregeling van Hilversum, valt niet na
te trekken. In de hoogste beleidsregionen van de
departementale afdeling radio en televisie is bij
navraag niets over een commissie-Mulder bekend
Informeren naar eén rapport, al dan niet in een
eindstadium of al dan niet geamendeerd, ontlokt
een reactie alsof men het in Keulen hoort donderen
Een vreemde situatie, als er, zoals Mulder zegt, zeker
twee gesprekken met het departement zijn gevoerd
en minister Gardeniers hoogst persoonlijk in een
TROS-radioprogramma meedeelt gelukkig te zijn
dat het rapport er is.
Wil CRM wel of wil het niet? Komt er een eigen
Hilversums controleapparaat dat het kijkerspubliek
moet verlossen van ellenlange en voortdurende „op-
wekkings"-praatjes? Mulder is overtuigd van wel,
anders zou hij er al lang mee zijn gestopt. Er zijn nog
wat haken en ogen. Maar de regeling komt er. Voor
CRM lijkt het dienstig op de moeizaam tot stand
gekomen compromisoplossing van de commissie-
Mulder in te gaan, want erger dan met de huidige
CRM-beschikking kan met deze regeling de vloer
niet worden aangeveegd.
Hij kreeg op eigen initiatief van CRM echter te
horen, dat dit geenszins het geval was. „Waar zijn we
dan al die jaren in vredesnaam mee bezig?”, vroeg
hij zich ongeveer af en verliet de vergadering.
heb de Latijnse hoogmis meegemaakt.
Maar het lullige is dat ik geen kerk meer
kan inkomen."
„Maar goed, die stervensbegeleiding be
tekent ook de begrafenis of de crematie.
Dat ging goed. Maar dat is niet mijn ver
dienste. Ik heb, geloof ik, een alleraardigst
contact met mijn Schepper. Ik heb dat
houvast toch wel nodig. Frank is niks. Zegt
hij, maar gaat trouw mee. Is eigenlijk heel
gelovig, maar noemt dat anders.”
Volgende (logische) overstap. Jos Brink
en zijn „gefilosofeerde” solo-elpee „Leven
kan je leren”. Veel eigen teksten, enkele
vertaald door hemzelf. Een plaat die niet
tot nauwelijks verkoopt, maar wel 60.000
gulden aan produktiekosten heeft gekost
Jos Brink: „Niemand zit erop te wach
ten. Kan me ook niet schelen. Ik heb din
gen in huis die ik nooit kwijt kan.”
„Joh, ik heb op die televisiespecial brie
ven gekregen, zoveel. Ik ben net klaar met
het terugschrijven van die mensen. Want
dat moet je doen. Terugschrijven. Op dat
moment, als je ermee bezig bent, ben je op
zoek naar heerlijkheid hè?”
„Maar jee, die plaat is voor mij geen
prestige-object. Ik heb gezegd dat een deel
van de royalties naar het Bio-revalidatie-
oord gaat. Nou, want-eh. je weet het
wel. Dan komt er een rolstoel binnen met
alleen maar een hoofdje erop. Jahaa, maar
die moeten hele andere dingen uitzoeken
dan wij hoor. Vergis je niet.”
aes, Burg
18-59004
67. 1814 k
mnd
1.79
8.87
7.34
Kort geleden liep TROS-bestuurder Minderop
boos weg uit de commissie-Mulder. De reden was,
aldus Minderop, dat hem in de commissie was
voorgespiegeld dat een eigen controleregeling in elk
geval de ministeriële beschikking zou vervangen.
ook aan stervensbegeleiding Dat is een
gigantische klus."
„Toen ik voor de eerste keer die ster
vensbegeleiding deed, heb ik er met Frank
heel lang over gepraat. Want ieder mens
heeft toch een bepaalde pastorale be
voegdheid. De eerste keer was het een
oudere man, orthodox. Genesis was voor
hem Genesis. Hij begreep wel dat de waar
den in de loop van de tijd waren veran
derd, maar toch zat hij met een heleboel
vragen. Ik moest toen vanuit nul beginnen.
Want ik had zoiets nog nooit meegemaakt.
Ik heb het gedaan en ervaren dat het een
ontzaglijke ingreep op je leven is. Ontzag
lijk.”
„Ik had er natuurlijk heel veel over
gelezen en ik had mijn ideeën erover. Het
moeilijkste was, als die man vroeg of ik
met hem wilde bidden. Nou is bidden een
zó persoonlijke zaak, dat eh. kan haast
niet. Als ik iemand in een dienst hoor
voorbidden, dwalen mijn gedachten altijd
af. Ik kan het zelf heel moeilijk. Ik ben
lidmaat van de doopsgezinde kerk, maar
ga altijd naar de katholieke kerk. In feite
ben ik katholiek.”
„Ach, ik verdien geen tonnen per jaar.
Het hoeft ook niet. Ik zou het wel kunnen,
Jos Brink en het pastoraat. „Je hebt met
verbijstering naar mijn kerstpreek geluis
terd? Weet je, in dit land mag dat niet, dat
preken. Waarom zou het een niet met het
ander kunnen samengaan? Ik doe dat in
Den Haag, in een tehuis voor bejaarden.
Hele oude mensen. Ja, kijk, entre nous,
eigenlijk wil ik dit voor mezelf houden,
weet je. Maar ach, ze mogen het best
weten. Je mag het wel gebruiken.”
„Ik doe een soort pastoraat in dat tehuis.
De upper-class zit daar. Een admiraal, een
jonkheer meester zus-en-zo, een douarière.
De hele Couperus-sfeer wordt er in stand
gehouden. En een directrice die het feil
loos aanvoelt. Dus: wordt er iemand ziek,
dan probeert ze die mensen zo lang moge
lijk daar te houden; thuis. Want anders
gaan ze naar de steriele ziekenkamer om te
sterven. En dat is je opdracht niet; dat mag
je de mensen niet aandoen.”
„Met kerstmis had ik het er nog met pa
over. Mijn vader is de meest nuchtere man
van het westelijk halfrond. Die zei: „Als ik
de keus had, voel ik me toch meer aange
trokken tot de katholieke kerk.” Maar ja,
ach, vroeger al, voordat ik naar de kleuter
school ging, ging ik met de buurkindertjes
naar de vroegmis. We deden daar niet raar
over, thuis. Zij móesten, ik mócht. Het
hoorde erbij. Vrijblijvend dus. Aardig.
Leuk. Met kerstmis ben ik thuis geweest en
hoor. Wat moet ik met een gigantisch inko
men?”
„Ik voel me heel senang. Maar: we heb
ben een bedrijf en dat moet draaien en
daar verdienen mensen hun salaris mee.
Die hebben gezinnen en die krijgen kin
derbijslag. Het zijn er nu zes, het worden
er vijftien. Ik moet mijn liefde combineren
met bedrijvigheid. Letterlijk. Dat is een
combinatie waarin ik concessies moet
doen. Daar is niks aan te doen. Het publiek
dat voor je komt, moet je zo goed mogelijk
bedienen.”
„Even terugkomen op wat we daar
straks zeiden, STER en zo. Ik ben zo blij en
zo gerustgesteld dat ik er overheen ben.
Over die, over die.ik ben er overheen.
Dat scheelt een hoop ijdelheid. Er doen
zich veranderingen voor in een mens. Ik
ben nu 36 jaar. Door die hele televisie-
hausse die er is gekomen en die ik ook niet
heb voorzien, hoor, door die hausse wor
den dingen zó betrekkelijk. Daar word je
bloednuchter van. Je gaat na welke zaken,
wel en welke niet waardevol zijn.”
Jos Brink en de kwis. „Ja, Nederland
kijkt massaal naar een kwis. Dit jaar doe
ik „Puzzeluur” nog, volgend jaar niet
meer. Nee. Indertijd heb ik aangekondigd
dat ik het zou proberen. Het is gelukt. Ik
kan erg goed praten met de AVRO, hè. En
we hadden gezegd, dat één seizoen ook niet
goed was; je moet zoiets afmaken. Ik heb
er toch wel veel van opgestoken. Ik was
bang voor camera’s. Dat is nu helemaal
weg. Net zoals die enorme gespannenheid
van vroeger. Hè: oh God, hoe zal ik erop
komen?, dat is nu weg. Dat interesseert me
geen bal meer.”
„Of mijn haar goed zit en zo. Ik heb een
mooi AVRO-pak aan. Nou, en heb ik wal-
i granito
net fraaie
i opzet en
ntsoenen,
vindt men
rinkelcen-
i in aanleg
iscentrum
Over enkele maanden hoopt de commissie-Mulder
zo ver gevorderd te zijn, dat de regeling, die „het
eigen apparaat zelf moet controleren”, in werking
kan treden. De overeenkomst zal door alle 'omroe
porganisaties ondertekend moeten worden en ver
bindend moeten worden verklaard, opdat geen
zendgemachtigde zich aan de richtlijnen zal kunnen
onttrekken. Een onafhankelijk college van juristen
zal de naleving van de regeling moeten controleren
en bij overtreding straf moeten uitdelen. De TROS
zal óók moeten meedoen.
Een aardige bijzonderheid is, dat de hoofdmoten
van beschikking en „zelf-gevonden" regeling gro
tendeels overeenkomen. Er wordt volgens Mulder
bijvoorbeeld uitgegaan van dezelfde tijdshoeveelhe-
den, die in het stuk van Van Doorn werden ge
noemd Met de deskundigen van het departement
van CRM is al enkele keren overleg geweest. Met
name over het boetesysteem want zonder „straf"
komt men met zo’n regeling niet ver verschilt men
enigszins van mening. De commissie-Mulder leek
het een zmvolle gedachte de financiële consequen
ties van een boete in een potje te stoppen en dat
potje vervolgens in handen te stellen van een goe
dertieren instelling. De van huis uit minder charita
tief ingestelde ambtenaren in Rijswijk pleiten ech
ter voor een andere mogelijkheid: zendgemachtig
den die de regeling overtreden en de toegestane
zendtijd voor eigen reclame overschrijden, moeten
het te veel gebruikte „teruggeven”. Met andere
woorden: zullen de volgende keer minder wervings-
minuten ter beschikking krijgen.
„Dominees zie je nooit meer. Die hebben
het te druk of die vinden het niet nodig,
weet ik veel. Dat is allemaal weg. Maar er
zijn toch dingen waar die mensen over
willen praten. Ik geld daar als een heel
progressieve predikant. Ze vinden me
maar een losbol. Maar ze komen trouw
kerken. Een aantal mensen heeft behoefte
aan verder praatwerk. Ik ben er op alle
hoogtijdagen. Frank gaat mee. Die kerkt
bij me. Ik ga voor in diensten en doe
huisbezoeken. En, als het nodig is, doe ik
Omroepland laat zich echter niet graag iets voor
schrijven, zeker niet als het gaat om richtlijnen die
rechtstreeks betrekking hebben op het interne pro
grammabeleid. Al snel werd duidelijk dat de be-
stuurderen in Hilversum zichzelf uitstekend bij
machte achtten een eigen, betere, regeling ter beper
king van de eigen reclame te treffen. Van Doorn, die
toegaf dat de door hem vastgestelde maxima discu
tabel waren, vond dat de beschikking eventueel te
vervangen was door een, minder van bovenaf opge
legde, regeling van handzamer kwaliteit.
Jos Brink en het beschouwelijke dat
„Tekstpierement” meer en meer in zich
kreeg. Hoewel, volgend jaar bestaat het
gezelschap niet meer Eerst die musical en
dan Brink solo.
„De laatste jaren waren we wel beschou-
welijker, ja. Daarom zitten Frank en ik
wat -met dat Schmidt-programma. Want
het beschouwelijke is daar volkomen in
weggelaten. Daar was geen plaats voor.
Daarom hebben we er niet meer dan 30
voorstellingen van gepland Het is een
beetje uit de klauwen gelopen. Het enige
dat we nog kwijt kunnen is wat Schmidt
over homofielen heeft geschreven. Dat ge
bruiken we en maken er barre grappen
over. Want gans Nederland weet hoe
Frank en ik in elkaar zitten, dat wij die
relatie hebben. Dat is heerlijk.”
„Ja, ja, we zijn misschien de eersten
geweest die daar gewoon over hebben ge
sproken. Ja, klopt. Iedereen kent ons hu
welijk. En we zijn er nóóit op aangevallen.
Ook niet op straat. We worden nooit nage
roepen. We zijn toch heel gewone mensen.”
Als het een beetje meezit is er dit voorjaar van de
gezamenlijke omroeporganisaties een regeling te
verwachten, die de reclame die zij voor zichzelf
maken, binnen redelijke grenzen moet houden. Het
is inmiddels alweer bijna tweeëneenhalf jaar gele
den dat de toenmalige minister van CRM, mr.
Harry van Doorn, liet merken dat hem het preken
voor eigen parochie, zeker niet alleen door de KRO,
maar door alle zendgemachtigden, te bar werd.
Omroepsters waren drukker bezig met het aanprij
zen van de verlokkingen van de desbetreffende
zuil, dan met het verstrekken van inlichtingen over
het komende programma-onderdeel. Het scherm
werd overvoerd met wervende telefoonnummers
en wat stond het publiek niet allemaal te wachten
als het zich op dat-en-dat omroepblad abonneerde.
Daarnaast werd de mensen ingepeperd dat zij zich
toch onmetelijk gelukkig moesten voelen in het
bezit te komen van een of ander boek, naar aanlei
ding van een populaire televisieserie. Dat schreeu
wen om nieuwe leden, want dat was het, ging op
den duur alle perken te buiten.
„Als je kunt laten zien dat je als volwaar
dig mens, of je nou homofiel, heterofiel of
wat voor fiel dan ook bent, kunt functione
ren in de maatschappij, kun je misschien
een voorbeeld stellen. Nou, eh. dat is
geen goed woord, maar zoiets, hè? Er zijn
mensen die daar ontzaglijke problemen
mee hebben. Maatschappijproblemen. Dat
is natuurlijk ontzettend, maar als die men
sen zien dat Frank en ik er geen probleem
van maken, met dat middelpuntige dat je
toch hebt in de publiciteit op dit moment,
dan help je ze. Ik weet van mannen en
jongens, voorbeelden, die tegen hun moe
der zeiden: „Ja, maar hij is ook zo.” En die
moeders waren dan fans van me. Je wordt,
zal ik maar zeggen, gebruikt als pressie
middel. Nou, dat is goed
„Aan de ene kant is het een gigantische
klus, maar aan de andere kant is het leuk
om iets te doen dat je fijn vindt. Het is
ontdaan van alle commercialiteit name
lijk. Ik haal er echt geen jaarsalaris op
binnen. Het is wel een rol waar ik ontzag
lijk tegenaan hik. Waar ik met Jacques
heel goed over heb gedacht en gepraat en
waarin ik heel goed word begeleid ook.
Natuurlijk, want als cabaretier ben je ont-
r zettend kortademig hè?”
„Kijk, ik kan wel gaan roepen over de
doelstellingen van de NOVIB. Dat probeer
ik dan wel in drie zinnen. En ik schmink
me af, ga naar huis, neem een neut en ga
misschien een schrijfje bakken. En de
mensen? Die gaan ook naar huis. Hun
jassen halen, borreltje misschien, slapen,
neuken voor mijn part, in elk geval zijn ze
niet met de NOVIB bezig.”
„Als ik zeg: overal op de wereld gaan de
zaaldeuren open en overal op de wereld
gaan de celdeuren dicht, dan is daar geen-
speld tussen te krijgen. Ieder mens zal het
met me eens zijn. Ieder fatsoenlijk mens
Maar het helpt geen ene flikker. Niks. Het
enige dat ik wel kan doen, is dichter bij
huis blijven en, vanuit mijn homofiele po
sitie laten zien dat er een reële gelukskans
bestaat.”
„Ik kende het boek van het allereerste
begin; ik heb het manuscript van Olaf
(gecorrigeerd. Ik was verkocht; de uitda
ging alleen al: hoe zul je het gaan doen.
Hoe ga je het indelen: dat laat ik weg, dat
gebruik ik, ga zo maar door. Voor je het
weet, heb je al gebeld met de auteur. En ze
waren enthousiast. De dag nadat ik de
synopsis en de scènelijst had ingeleverd,
belde Jacques me al op.”
stervenden’
n
Jaap Mulder
VARA